2-1004/4 | 2-1004/4 |
18 MAART 2003
Dit wetsontwerp, waarop de verplicht bicamerale procedure van toepassing is, werd door de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen op 10 januari 2002 met 115 stemmen bij 19 onthoudingen en werd op 11 januari 2002 aan de Senaat overgezonden.
De commissie voor de Justitie heeft het ontwerp behandeld tijdens haar vergaderingen van 6 en 13 maart 2002, 26 februari 2003 en 18 maart 2003, in aanwezigheid van de minister van Justitie.
In zijn brief van 12 maart 2002 vraagt de Voorzitter van de Senaat de Raad van State om advies uit te brengen over de amendementen nrs. 1 tot 6 van de regering (stuk Senaat, nr. 2-1004/2).
Dat advies is gegeven op 27 mei 2002 (stuk Senaat, nr. 2-1004/3).
De minister wijst erop dat de wet van 4 juli 2001, bedoeld om een eind te maken aan de controverse over de plaats van het beslag bij beslag onder derden, in artikel 633 van het Gerechtelijk Wetboek een lid heeft ingevoegd dat de territoriale bevoegdheid van de rechter inzake bewarende beslagen wijzigde en die bevoegdheid verleende aan de rechter van de woonplaats van de beslagen schuldenaar.
De door de wetgever voorgestelde oplossing stemde niet overeen met de rechtspraak van het Hof van Cassatie, dat in een arrest van 26 november 1982 stelde dat de territoriale bevoegdheid van de beslagrechter wordt bepaald door de woonplaats van de derde-beslagene.
Spreker merkt op dat de wet van 4 juli 2001, door het toekennen van de territoriale bevoegheid aan de rechter van de woonplaats van de beslagen schuldenaar, ook zorgt voor een betere verdeling van de zaken over de verschillende rechtsgebieden in ons land. De oplossing van het Hof van Cassatie kwam daarentegen neer op een concentratie van de geschillen in de grote gerechtelijke arrondissementen, en met name in Brussel.
De toepassing van de wet van 4 juli 2001 vormt een probleem als de beslagen schuldenaar in het buitenland woont of geen gekende woonplaats heeft. De heren Bourgeois en Van Hoorebeke hebben op 10 oktober 2001 een wetsvoorstel ingediend om in die twee gevallen de bevoegdheid toe te kennen aan de rechter van de woonplaats van de beslagene.
Na advies te hebben ingewonnen van de professoren Broeckx, Dirix en De Leval, heeft de Kamer de oorspronkelijke tekst geamendeerd. Het voorliggend ontwerp behoudt de achterliggende logica van de wet van 4 juli 2001 aangezien het bevestigt dat de rechter van de woonplaats van de beslagen schuldenaar bevoegd wordt bij beslag onder derden. Daarnaast wordt artikel 633 van het Gerechtelijk Wetboek aangevuld met een regel voor de toekenning van de territoriale bevoegdheid aan de rechter van de plaats waar het beslag wordt uitgevoerd, dus de rechter van de woonplaats van de derde-beslagene wanneer de beslagen schuldenaar in het buitenland woont of geen gekende woonplaats heeft.
De minister wijst er eveneens op dat de regering de draagwijdte van het ontwerp wenst te verruimen en daartoe amendementen nrs. 1 tot 6 indient die ertoe strekken de territoriale bevoegdheid van de politierechtbanken bij verkeersongevallen te wijzigen.
Het huidige systeem voor de toekenning van de territoriale bevoegdheid is gebaseerd op de algemene principes van het Gerechtelijk Wetboek en op de contractuele bedingen voor de toekenning van de territoriale bevoegdheid. Dat heeft tot gevolg dat de meeste gedingen die met verkeer te maken hebben, behandeld moeten worden door de politierechtbanken van Brussel. Die krijgen op die manier een veel te grote werklast in verhouding tot het grondgebied waarvoor zij bevoegd zijn. Om de werklast beter te kunnen verdelen over de veschillende politierechtbanken van het land, wenst de regering te voorzien in een territoriale bevoegdheid van openbare orde voor de politierechtbank van de plaats van het ongeval met betrekking tot de geschillen bedoeld in artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek.
De heer Steverlynck verwijst naar de adviezen van de drie professoren over de territoriale bevoegdheid van de rechter inzake bewarende beslagen. Hij merkt op dat het volgens professor Broeckx aangewezen is zowel de interne territoriale bevoegdheid als de internationale rechtsmacht bij derden-beslag te verbinden aan de vestigingsplaats van de derde-beslagene (stuk Kamer, nr. 50-1436/005, blz. 13). Zij waarschuwde voor de mogelijke incoherentie tussen de interne en de Europese bevoegdheidsregels waartoe dit ontwerp kan leiden. Welk standpunt neemt de minister hierover in ?
De minister antwoordt dat het overdreven is te spreken over incoherentie tussen interne en Europese bevoegdheidsregels. België is niet verplicht de Europese regels terzake te volgen.
Professor Broeckx volgt met haar standpunt de lijn van het arrest van het Hof van Cassatie van 1982, terwijl de wet van 4 juli 2001 dat niet doet. Bij de bespreking van dit ontwerp heeft de Kamer geoordeeld te moeten vasthouden aan de optie van de wetgever in 2001 omdat op die manier de gedingen beter gespreid kunnen worden over de gerechtelijke arrondissementen.
De heer Vandenberghe protesteert tegen de werkwijze van de regering die in de vergadering amendementen indient die de draagwijdte van het voorliggend ontwerp aanzienlijk uitbreiden. Het gaat niet op om de bespreking van een wetsontwerp tot wijziging van de bevoegdheid van de rechter inzake bewarende beslagen te gebruiken om de territoriale bevoegdheid van de politierechtbanken te wijzigen.
Spreker steunt de doelstelling om de werklast beter te verdelen over de verschillende gerechtelijke arrondissementen. Hij betreurt echter dat diezelfde logica niet op alle domeinen wordt gevolgd. Hij verwijst bijvoorbeeld naar de wet van 16 juni 1993 betreffende de bestraffing van ernstige schendingen van het internationaal humanitaire recht, waarin de Belgische rechtbanken universele bevoegdheid krijgen. Aangezien de meeste slachtoffers klacht indienen in Brussel veroorzaakt ook de wet van 1993 aanzienlijk meer werk en een gerechtelijke achterstand in het arrondissement Brussel. Waarom zou men zich dan beperken tot de problemen waarmee beslagrechters en rechters bij politierechtbanken te maken krijgen ? Spreker pleit voor een totaalaanpak van het probleem en wil streven naar een oplossing voor alle gerechten.
De minister antwoordt dat binnen de politierechtbanken van het arrondissement Brussel de hoge werklast door geschillen naar aanleiding van verkeersongevallen, het minst in verhouding staat tot de grootte van het gerechtelijk arrondissement. Door de rechter van de plaats van het ongeval bevoegd te maken, zoals voorgesteld in amendement nr. 2, wenst de regering te zorgen voor een betere verdeling van de geschillen over alle arrondissementen van het land en de politierechtbanken van Brussel gedeeltelijk te ontlasten.
Ook al steunt zij de doelstelling van de amendementen, toch vindt ook mevrouw Taelman het eigenaardig dat op het ontwerp amendementen worden ingediend die de regels voor de territoriale bevoegdheid van de politie wijzigen. Zij betreurt de manier van werken van de regering, die de bespreking in commissie van de wetsvoorstellen om de gerechtelijke achterstand weg te werken in burgelijke zaken, heeft vertraagd met als argument dat een wetsontwerp wordt voorbereid en dat het probleem van de gerechtelijke achterstand op een gecoördineerde manier moet worden aangepakt. Het is dan ook niet logisch het Parlement een wijziging te doen goedkeuren inzake de bevoegdheid van de politierechters die geen afdoend antwoord biedt op het probleem van de gerechtelijke achterstand.
Ook mevrouw de T' Serclaes heeft kritiek op de werkwijze van de regering. Volgens spreekster is de hervorming als voorgesteld in de amendementen nrs. 1 tot 6 (stuk Senaat, nr. 2-1004/2) niet ongevaarlijk voor de rechtzoekende. Deze wijzigingen waren beter aangebracht via een apart wetsontwerp dat voor advies aan de Raad van State werd voorgelegd.
Mevrouw De Schamphelaere stelt vast dat de regering op een wetsvoorstel dat oorspronkelijk bedoeld was om een juridische controverse inzake territoriale bevoegdheid van de beslagrechter te regelen, amendementen ent die een ingrijpende wijziging inhouden van het systeem van bevoegdheden rationae loci van de politierechtbanken. Het verband tussen de amendementen en het ontwerp zoals de Kamer het heeft goedgekeurd, is nogal vaag.
Spreekster schaart zich wel achter de doelstellingen van de amendementen nrs. 1 tot 6 (stuk Senaat, nr. 2-1004/2), ook al kan zij zich niet van de indruk ontdoen dat de regering overhaast tewerk is gegaan. Mevrouw De Schamphelaere zou niet willen dat deze weinig orthodoxe werkwijze systematisch zou worden gevold om teksten niet voor advies aan de Raad van State te hoeven voorleggen. Zij stelt voor dat de Senaat het advies van de Raad van State vraagt.
Volgens de heer Mahoux is het probleem niet zozeer het ontbreken van een advies van de Raad van State. Als de commissie dat wenst kan zij de Voorzitter van de Senaat vragen de amendementen voor advies aan de Raad van State voor te leggen.
Volgens spreker is het probleem van de juridische achterstand, en meer in het bijzonder in het gerechtelijk arrondissement Brussel, niet nieuw. Waarom moeten er nu plots in allerijl amendementen worden ingediend die niet rechtstreeks verband houden met de doelstelling van de basistekst ? Spreker wenst in ieder geval dat de commissie de tijd neemt om rustig te bestuderen welke gevolgen wijzigingen in de territoriale bevoegdheid van de politierechtbanken kunnen hebben. Hij denkt bijvoorbeeld aan het gebruik van talen in procedures buiten het arrondissement Brussel, aan de gevolgen voor de verzekeringsmaatschappijen, ...
Hij vraagt cijfers over de gevolgen van de eventuele goedkeuring van de amendementen nrs. 1 to 6 voor de werklast van de politierechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel. Wat is het resultaat, in aantal behandelde gevallen, voor de Brusselse politierechtbanken ?
De minister antwoordt op de opmerkingen over de uitbreiding van de draagwijdte van het ontwerp door de indiening van de amendementen nrs. 1 to 6 door erop te wijzen dat het ontwerp dat de Kamer op 10 januari 2002 heeft goedgekeurd, artikel 633 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt. Dit artikel, dat de bevoegdheid rationae loci van de beslagrechter regelt, is een onderdeel van titel III van het derde deel van het Gerechtelijk Wetboek, dat handelt over de territoriale bevoegdheid van de rechter.
Het Koninklijk Verbond der vrede- en politierechters heeft met aandrang gevraagd dat spoedig maatregelen zouden worden getroffen om het probleem van de gerechtelijke achterstand weg te werken, met name voor het arrondissement Brussel. In 1999 al werd in een verslag over de gerechtelijke achterstand in Brussel gepleit voor meer personeelsleden voor de politierechtbanken en voor een aanpassing van de regels inzake territoriale bevoegdheid van de politierechtbanken in verkeersgeschillen.
Het is dan ook logisch nu gebruik te maken van de bespreking van dit wetsvoorstel om amendementen in te dienen om de territoriale bevoegdheid van de politierechtbank te wijzigen, aangezien ook die bepalingen thuishoren in titel III van het derde deel van het Gerechtelijk Wetboek.
De minister wijst erop dat in de huidige stand van de wetgeving de territoriale bevoegdheid van de politierechtbanken beheerst wordt door de algemene regel dat de vordering naar keuze van de eiser wordt gebracht voor een van de rechters bedoeld in artikel 624 van het Gerechtelijk Wetboek.
Artikel 18 van de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering, bepaalt dat vanaf het ogenblik dat de maatschappij tot het geven van dekking gehouden is en voor zover deze wordt ingeroepen, zij verplicht is zich achter de verzekerde te stellen.
Hetzelfde artikel bepaalt dat ten aanzien de burgerrechtelijke belangen en in zover de belangen van de maatschappij en van de verzekerde samenvallen, de maatschappij het recht heeft om, in de plaats van de verzekerde, de vordering van de benadeelde te bestrijden.
Aangezien veel verzekeringsmaatschappijen hun zetel in Brussel hebben, wordt een groot deel van de geschillen bij de gerechten van Brussel aanhangig gemaakt.
Ten slotte kan, met uitzondering van de gevallen bepaald door de wetgever, de territoriale bevoegdheid worden toegekend door middel van een contractueel beding tussen de partijen die de overeenkomst hebben gesloten. In dit geval ontzegt geen enkele wetsbepaling de partijen bij een geding dat behoort tot de bevoegdheid bedoeld in artikel 60bis van het Gerechtelijk Wetboek het recht overeen te komen omtrent een dergelijk beding.
In de overeenkomsten gesloten door de verzekeringsmaatschappijen komt bijgevolg zeer vaak een beding voor krachtens welk de bevoegdheid wordt toegekend aan de politierechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel.
Daarom heeft de minister in samenwerking met het Koninklijk Verbond der vrede- en politierechters de amendementen nrs. 1 tot 6 opgesteld. Die bieden antwoorden op de zorgen van de politierechters en strekken ertoe de rechter van de plaats van het ongeval territoriaal bevoegd te maken voor gevallen bedoeld in artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek.
De minister stelt voor dat de commissie vertegenwoordigers hoort van het Koninklijk Verbond der vrede- en politierechters, die zullen bevestigen dat zij de door de regering voorgestelde wijzigingen steunen. Hij heeft er niets op tegen dat de amendementen voor advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State worden voorgelegd.
Mevrouw de T' Serclaes schaart zicht achter de idee om vertegenwoordigers van de betrokken magistraten te horen. Zij stelt voor eveneens vertegenwoordigers van de verzekeringsmaatschappijen te horen; die sector is immers rechtstreeks betrokken partij als de regels voor de territoriale bevoegdheid van de politierechtbanken worden gewijzigd.
Met betrekking tot de evaluatie van de voorgestelde maatregel over de werklast van de Brusselse politierechtbanken, meent de minister dat van de burgerlijke zaken die nu in Brussel worden behandeld, met de nieuwe bevoegdheidscriteria een derde zou worden overgeheveld naar andere arrondissementen.
De amendementen nrs. 1 tot 6 van de regering willen de regels inzake territoriale bevoegdheid van de politierechtbanken voor verkeersongevallen wijzigen. De regering stelt voor een exclusieve territoriale bevoegdheid toe te kennen aan de rechtbank van de plaats waar het ongeval heeft plaatsgevonden.
Volgens de heer Desmecht schaart de Commissie van de politierechtbanken van het Koninklijk Verbond van de Vrede- en Politierechters zich unaniem achter de voorgestelde wijziging. Twee argumenten pleiten voor deze maatregel :
hij zorgt voor een betere spreiding van de geschillen over de verschillende gerechtelijke arrondissementen van het land;
hij bevordert de efficiëntie van het gerecht omdat de rechter van de plaats van het ongeval de natuurlijke rechter is. Een grondige kennis van de omgeving is een troef om een verkeersongeval goed te beoordelen. Spreker wijst ook op de gunstige gevolgen van de nieuwe territoriale bevoegdheidsregel voor de gerechtelijke plaatsopneming. Doordat het ongeval zich altijd zal hebben voorgedaan in het gerechtelijke arrondissement van de rechtbank die het geschil onderzoekt, moet de rechter niet langer een beroep doen op de techniek van de rogatoire commissie, een zware procedure die hem ervan kan weerhouden een gerechtelijke plaatsopneming te verrichten.
Spreker dringt erop aan dat de nieuwe bevoegdheidsregel van openbare orde zou zijn zodat de rechter van ambtswege zijn bevoegdheid kan vaststellen en de geschillen kan afwijzen die niet onder zijn territoriale bevoegdheid vallen. Als de maatregel niet van openbare orde is, zullen de partijen kunnen afwijken van de bevoegdheidsregel en zal de hervorming haar doel missen.
De heer Desmecht is echter veel terughoudender wat betreft de terugwerkende kracht van de maatregel als bepaald in amendement nr. 3 van de regering (stuk Senaat, nr. 2-1004/2). Het voorgestelde artikel 4 bepaalt dat de nieuwe bevoegdheidsregel van toepassing is op de aanhangig zijnde rechtsgedingen waarvan geen beslissing tot vaststelling van de bevoegdheid is genomen. Binnen een maand na de inwerkingtreding van deze wet, moet de griffier van de rechter bij wie de vordering eerst aanhangig is gemaakt, het dossier van de rechtspleging bezorgen aan de griffier van de politierechtbank van de plaats van het ongeval (zie artikel 6 voorgesteld door amendement nr. 5).
Voor spreker zal de voorgestelde oplossing in de praktijk vele problemen met zich meebrengen. Het is materieel onmogelijk dat de griffiers alle dossiers onderzoeken om na te gaan of ze volgens de nieuwe regel al dan niet aan de territoriaal bevoegde politierechtbank overgezonden moeten worden. De heer Desmecht schat dat de politierechtbank van Doornik in dat geval zo'n 2 500 dossiers zou moeten onderzoeken. Bovendien kan een verwijzing naar een andere rechtbank ertoe leiden dat de taal van de rechtspleging verandert, waardoor alle reeds neerlegde stukken vertaald moeten worden. Spreker acht het dan ook beter het gemene recht te volgen wat de inwerkingtreding van de wet betreft.
De heer Lenvain is het volledig eens met de uiteenzetting van de vorige spreker. Op een staal van honderd dossiers die momenteel bij de Brusselse politierechtbank hangende zijn, zouden 19 door een andere rechtbank behandeld zijn geweest als men de nieuwe territoriale bevoegdheidsregel had toegepast. Spreker meent dat de voorgestelde hervorming de werklast van de politierechtbanken van het Brusselse arrondissement met 15 tot 20 % zou verminderen. Precies in dat arrondissement is de achterstand het grootst. Ondanks de uitbreiding van de personeelsformatie tot 13 rechters, blijven 2 betrekkingen open bij gebrek aan kandidaten. De tweetaligheid die van de rechters van de politierechtbank vereist wordt is daar niet vreemd aan.
De heer Lenvain merkt op dat de voorgestelde wijziging gevolgen kan hebben voor de taal waarin een zaak behandeld zal worden. Voor burgerlijke zaken kunnen de partijen in Brussel de taalrol kiezen. In de praktijk is het veeleer de taal van de advocaat bij burgerlijke geschillen wordt bijna systematisch een advocaat ingeschakeld dan die van de rechtzoekende die bepaalt in welke taal de rechtspleging wordt ingesteld. In de toekomst zal er geen taalkeuze meer zijn voor ongevallen die buiten het gerechtelijk arrondissement van Brussel hebben plaatsgevonden.
Ten slotte vestigt spreker de aandacht van de leden op een andere bijzonderheid van de Brusselse politierechtbank. De rechters houden er zitting in de twee talen. Voor de hoven van beroep is dat echter niet het geval. Het kan dus gebeuren dat een dossier in eerste aanleg in één of gedeeltelijk in twee talen behandeld werd, en in beroep vertaald moet worden.
De heer Soetemans deelt de mening van de eerste spreker over de voorgestelde wijziging inzake de territoriale bevoegdheid van de politierechtbank bij verkeersongevallen.
Door de invoering van de regel dat uitsluitend de rechter van de plaats van het ongeval bevoegd is, maakt de wetgever het « forum shoppen » onmogelijk. De partijen kunnen niet langer kiezen welk rechtsgebied hen het « best » lijkt om het geschil te beslechten. Bovendien wordt het aantal bevoegdheidsgeschillen dat aan de eveneens overbelaste arrondissementsrechtbanken wordt voorgelegd, beperkt.
Spreker merkt op dat de voorgestelde maatregel alleen slaat op ongevallen op Belgisch grondgebied. Voor verkeersongevallen die in het buitenland plaatsvinden, kan de eiser de behandeling vragen voor de rechter van de zetel van de verzekeringsmaatschappij of voor de rechter van de woonplaats van de benadeelde.
Tenslotte stelt de heer Soetemans voor dat de regel inzake territoriale bevoegdheid die voor de verkeersongevallen bedoeld in artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek wordt voorgesteld, ook wordt toegepast voor geschillen inzake veiligheid bij voetbalwedstrijden, bedoeld in artikel 601ter, 3º, van hetzelfde Wetboek. De wet van 13 mei 1999 heeft de politierechter een materiële bevoegdheid gegeven wanneer beroep wordt ingesteld tegen de beslissing om een administratieve geldboete op te leggen voor hooliganisme. Spreker zou willen dat samen met dit wetsontwerp, de territoriale bevoegdheid van de politierechtbank op dit punt wordt aangepast. De rechter van de plaats van de feiten zou de enige moeten zijn die territoriaal bevoegd is om te voorkomen dat de feiten op uiteenlopende wijze worden behandeld door de politierechters van de woonplaatsen van de daders.
De heer Rogge wijst erop dat de amendementen van de regering volgens de verantwoording worden ingegeven door het streven naar een betere verdeling van de burgelijke geschillen inzake verkeersongevallen over de gerechtelijke arrondissementen, omdat de Brusselse politierechtbanken in het huidige systeem veel te veel werk hebben in verhouding tot de oppervlakte van hun rechtsgebied.
Spreker vindt dat deze situatie niet de schuld is van de verzekeringsmaatschappijen. De eiser kiest de rechtbank die het burgerlijk geschil zal behandelen.
Hij maakt die keuze met toepassing van de algemene regels voor territoriale bevoegdheid bepaald in artikel 624 van het Gerechtelijk Wetboek.
Inzake verzekeringen heeft de wetgever zich steeds laten leiden door het streven naar bescherming van de zwakste, door bevoegdheidsregels uit te vaardigen die diens belangen beter dienen dan de algemene regels.
Spreker verwijst bijvoorbeeld naar artikel 13 van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijksheidsverzekering inzake motorrijtuigen. Dat bepaalt dat de verzekeraar door de benadeelde in België kan worden gedagvaard, hetzij voor de rechter van de plaats van het feit waaruit de schade is ontstaan, hetzij voor de rechter van de woonplaats van de benadeelde, hetzij voor de rechter van de zetel van de verzekeraar.
Op basis van de artikelen 9 en 10 van Verordening EG nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, kan de verzekeraar worden opgeroepen voor de gerechten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft, voor het gerecht van de woonplaats van de eiser, of voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan.
De voorliggende amendementen passen allerminst in de logica dat het slachtoffer kan kiezen voor welke territoriaal bevoegde rechtbank hij de zaak wil brengen. De heer Rogge vraagt zich af of de voorgestelde oplossing geen afbreuk doet aan de rechten van de zwakste partij door die te verplichten haar vordering in te stellen voor de rechtbank van de plaats van het ongeval, een bevoegdheidsregel die reeds in het strafrecht wordt toegepast.
Anderzijds houdt het huidige systeem in dat heel wat geschillen aanhangig worden gemaakt bij de Brusselse rechtbanken, wat tweetalige procedures voor tweetalige magistraten mogelijk maakt. Wat zal er in de toekomst gebeuren als een slachtoffer dat in Aarlen woont een geding aanspant tegen een Gentenaar na een ongeval dat in Oostende plaatsvond ? De procedure zal in het Nederlands gevoerd worden en het slachtoffer zal een beroep moeten doen op een Nederlandstalige advocaat : is dat dan in het belang van de zwakste partij ?
Ondanks deze opmerking is de BVVO niet gekant tegen de toekenning van de exclusieve territoriale bevoegdheid aan de politierechtbank van de plaats van het ongeval. Voor de verzekeraars biedt deze oplossing twee voordelen :
de kostprijs van de procedures zal verlaagd worden omdat minder zaken in Brussel behandeld zullen worden, waar de erelonen van advocaten beduidend hoger liggen dan bij advocaten uit de provincies;
het is immers « ter plaatse » dat men over de meeste deskundigheid beschikt om over het ongeval te oordelen.
De BVVO is wel gekant tegen de onmiddelijke inwerkingtreding van de nieuwe bevoegdheidsregel omdat dat de afhandeling van de lopende dossiers fel zal bemoeilijken. Het is wenselijk de wet alleen toe te passen op ongevallen die plaatsvinden na de inwerkingtreding ervan.
De heer Mahoux vraagt zich af of het terecht is dat bij een ontwerp tot wijziging van de territoriale bevoegdheid van de rechter inzake bewarende beslagen, waarover een brede consensus bestaat, bepalingen worden gevoegd die de territoriale bevoegdheid van de politierechtbanken wijzigen. Uit de hoorzittingen is duidelijk gebleken dat de wijzigingen waarvan sprake is in de amendementen van de regering niet zonder gevolgen blijven voor de rechten van het slachtoffer en het taalgebruik.
Spreker denkt dat de oplossing die wordt voorgesteld in de amendementen nrs. 1 tot 6 van de regering (stuk Senaat nr. 2-1004/2) ook problemen van communautaire aard kan doen rijzen voor de Brusselse rand.
Tot slot wenst hij dat er aan de leden nauwkeurige statistische gegevens worden meegedeeld over de weerslag van de nieuwe regel inzake territoriale bevoegdheid op het netto percentage van zaken dat, ten opzichte van de huidige situatie, niet meer in het arrondissement Brussel zal worden behandeld. Is het cijfer van 20 %, zoals door één van de sprekers vermeld, betrouwbaar en nauwkeurig ? Heeft men bij die raming rekening gehouden met de dossiers die momenteel in andere arrondissementen worden behandeld en waarvoor de rechtbanken van Brussel in de toekomst bevoegd zullen zijn ?
Mevrouw de T' Serclaes vraagt of de nieuwe bevoegdheidsregel de rechtzoekende ten goede komt : zal zijn zaak beter worden berecht door de rechter van de plaats van het ongeval ? Tevens betwijfelt spreekster, op basis van gegevens die haar werden meegedeeld, of er een belangrijke gerechtelijke achterstand bestaat bij de politierechtbanken van het arrondissement Brussel. Is het bijgevolg juist het wegwerken van de gerechtelijke achterstand, vooral dan in het gerechtelijk arrondissement Brussel, aan te voeren ter verantwoording van deze maatregel ?
Mevrouw De Schamphelaere is gewonnen voor het idee om de rechter van de plaats van het ongeval de territoriale bevoegdheid te geven om kennis te nemen van geschillen inzake het verkeer. Hij is het meest met de plaatselijke toestand vertrouwd en zal bijgevolg het best rechtspreken.
De heer Vandenberghe vraagt welke specifieke eigenschap de politierechtbanken in vergelijking met de andere rechtscolleges zouden hebben, die verantwoordt dat men voor hen een regeling inzake territoriale bevoegdheid invoert die afwijkt van het gemeen recht. Het probleem van de concentratie van de zaken en van de gerechtelijke achterstand is geen typisch probleem van de politierechtbanken. Het feit dat zeer veel handelsvennootschappen hun zetel in Brussel hebben, veroorzaakt eveneens meer werk voor de rechtbanken van koophandel van het gerechtelijk arrondissement Brussel. Waarom de voorgestelde hervorming beperken tot de politierechtbanken alleen en de zaak niet opentrekken naar de problematiek van de concentratie van geschillen in het gerechtelijk arrondissement Brussel ?
Wat de problematiek van het taalgebruik betreft, merkt de heer Vandenberghe op dat de regeling die werd ingesteld door de wet van 15 juni 1935, volledig van kracht blijft.
Volgens mevrouw Nyssens is de voorgestelde hervorming gerechtvaardigd omdat men de gerechtelijke achterstand in Brussel wil inhalen. Kennen de magistraten de toestand bij de politierechtbanken in de andere arrondissement van het land ? Het heeft immers geen zin dossiers uit Brussel naar andere arrondissementen over te hevelen, indien die eveneens met een belangrijke achterstand worden geconfronteerd. Tevens behelzen de amendementen van de regering uitsluitend de vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval (artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek). Liggen die geschillen aan de basis van de gerechtelijke achterstand ? Moeten er geen maatregelen worden getroffen voor de andere materiële bevoegdheden van de politierechtbanken ?
Spreekster vraagt zich ook af of er wat betreft de kosten van de rechtspleging voor de rechtzoekenden, geen averechts effect moet worden gevreesd. Ze besluit met de vraag of de balies niet naar hun standpunt over voorliggende amendementen moet worden gevraagd.
Mevrouw Taelman denkt dat er heel wat argumenten zijn voor de nieuwe regel inzake territoriale bevoegdheid van de politierechtbanken voor verkeersongevallen. Ze komen bovenop de argumenten van het Koninklijk Verbond van Vrede- en politierechters. De oplossing die de regering voorstelt heeft het voordeel dat ze duidelijk is. Bovendien past ze in de lijn van de toewijzingsregel « lex loci delicti », die in het internationaal privaatrecht geldt.
Spreekster vraagt zich echter af hoe het voorgestelde artikel 633bis van het Gerechtelijk Wetboek dat de rechter van de plaats van het ongeval exclusieve territoriale bevoegdheid toekent, kan worden gecombineerd met artikel 628, 10º van het hetzelfde wetboek. Krachtens die bepaling is alleen de rechter van de woonplaats van de verzekeringnemer bevoegd wanneer het gaat om geschillen over een verzekeringscontract. Dezelfde vraag kan worden gesteld over de territoriale bevoegdheidsregel waarin artikel 13 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen voorziet en die de benadeelde de keuze laat tussen een dagvaarding voor de rechter van zijn eigen woonplaats, voor die van de zetel van de verzekeraar of voor die van de plaats van het ongeval.
De heer Desmecht wijst erop dat de vermindering van de gerechtelijke achterstand het eerste argument is in de verantwoording van de amendementen nrs. 1 tot 6 van de regering. Voor de vereniging die hij vertegenwoordigt is het feit dat de rechter van de plaats van het ongeval de natuurlijke rechter van dat geschil is het fundamentele argument voor de nieuwe bevoegdheidsregel. De dagelijkse praktijk van de rechters in de politierechtbanken toont aan hoezeer het feit dat men een oordeel moet vellen over een ongeval dat zich buiten het arrondissement heeft voorgedaan, de opdracht van de magistraten bemoeilijkt. Dankzij de voorgestelde oplossing zal dus beter recht kunnen worden gesproken. Bovendien zal ze de mogelijkheid bieden om de geschillen in verband met verkeersongevallen beter te spreiden over alle politierechtbanken, wat een bijkomend voordeel is.
Tevens meent de heer Desmecht dat de balans van de voorgestelde wijziging zeer voordelig is voor de rechtzoekende. Spreker meent dat men de gevolgen van de nieuwe bevoegdheidsregel voor het gebruik der talen in de politierechtbanken niet moet overdrijven.
Politierechtbanken hebben inzake verkeersongevallen een dubbelle bevoegdheid : een strafrechtelijke en een burgerrechtelijke.
Strafrechtelijk is steeds de rechter van de plaats van het ongeval bevoegd. Indien het parket vervolgt, is de proceduretaal die van het gewest van de zetel van de rechtbank. De beklaagde die de taal niet kent waarin de rechtspraak normaal verloopt, kan de verwijzing van de zaak vragen naar het dichtstbijzijnde gerecht waar de rechtspleging in de door de beklaagde gevraagde taal verloopt. Zo'n verwijzing bestaat niet in het burgerlijk recht.
De verweerder kan zich uiteraard in zijn eigen taal uitdrukken, met vertaling, maar de procedure wordt voortgezet in de taal van de rechtbank. Er bestaat wel een uitzondering op dat principe, voor de politierechtbanken waarvan de zetel in het arrondissement Brussel gelegen is : daar kan de verweerder een verandering van taal aanvragen.
Het is inderdaad zo dat, indien de amendementen van de regering aangenomen worden, een reeks zaken die op basis van de huidige regels iznake territoriale bevoegdheid in Brussel zouden voorkomen, voortaan door rechtbanken in een ander arrondissement behandeld zouden worden, waar een verandering van taal niet mogelijk is. Die gang van zaken strookt echter volledig met de algemene regeling inzake het gebruik der talen in gerechtszaken, zoals bepaald in de wet van 15 juni 1935. Spreker ziet niet hoe dat de rechten van de rechtzoekenden kan aantasten. Men mag ook de praktische gevolgen van de nieuwe bevoegdheidsregel niet overdrijven : de partijen worden voor de burgerrechtelijke zittingen van de politierechtbanken bijna altijd vertegenwoordigd door een advocaat.
Wat betreft de weerslag van de voorgestelde wijziging op de procedurekosten, verwijst de heer Demecht naar de verklaringen van de heer Rogge, vertegenwoordiger van de Beroepsvereniging der verzekeringsondernemingen.
De heer Lenvain wil graag iets verduidelijken met betrekking tot de uitspraken van de heer Rogge, volgens wie de te grote werklast van de politierechtbanken in Brussel niet aan de verzekeringsmaatschappijen te wijten is : het is de eiser die beslist voor welke rechtbank hij de zaak zal brengen, op basis van de bevoegdheidscriteria die bepaald zijn in artikel 624 van het Gerechtelijk Wetboek. Volgens spreker zijn er heel wat gevallen waarin de verzekeringsmaatschappijen eisende partij zijn (bijvoorbeeld wanneer het gaat om regresvorderingen) en waarin zij bepalen door welke rechtbank het geschil zal worden behandeld.
Om de vraag van de heer Vandenberghe te beantwoorden over de specifieke kenwerken van de politierechtbanken die zouden verschillen van de andere rechtscolleges, zegt de heer Lenvain dat in het arrondissement Brussel, alle politierechters tweetalig moeten zijn. Voor de magistraten die zitting hebben bij de rechtbank van eerste aanleg of de rechtbank van Koophandel van Brussel is die tweetaligheidsregel soepeler en moeten tweederde van de benoemden de andere landstaal beheersen. Er bestaat dus wel degelijk een verschil dat verklaart waarom er een aparte maatregel komt voor de politierechtbanken, waar men er niet meer in slaagt de personeelsformatie op te vullen. Spreker begrijpt niettemin dat de wetgever eigenlijk een ruimere aanpak had gewenst van het probleem van de gerechtelijke achterstand in Brussel.
Wat het gebruik der talen in gerechtszaken betreft, herinnert de heer Lenvain aan de grote principes die in deze materie gelden :
voor strafzaken kan de in verdenking gestelde de taal kiezen en heeft hij de mogelijkheid om de verwijzing te vragen naar een rechtscollege met een andere voertaal;
voor burgerrechtelijke zaken is, behalve in het arrodissement Brussel, geen taalkeuze mogelijk. De rechtspleging vindt plaats in de taal van de rechtbank met, indien nodig, de bijstand van een tolk, om de partijen in staat te stellen zich in hun eigen taal uit te drukken.
Spreker maakt van de gelegenheid gebruik om te wijzen op een leemte die bestaat sinds de oprichting van de politierechtbanken en de wijzigingen die in de wet van 15 juni 1935 zijn aangebracht door de wet van 11 juli 1994. Voor de faciliteitengemeenten Linkebeek, Drogenbos, Sint-Genesius-Rode en Wemmel, kon de verweerder de verandering van taal aanvragen voor de vrederechter die zitting hield als politierechter. Dat is nu niet meer mogelijk, aangezien de bevoegdheid nu ligt bij de politierechters van Halle en Vilvoorde, die niet tweetalig zijn. Dat leidt tot een aantal praktische problemen.
Met betrekking tot de gerechtelijke achterstand, herinnert de heer Lenvain eraan dat de personeelsformatie voor het arrondissement Brussel twee rechters omvatte, die de bevoegdheden moesten overnemen van 25 vrederechters, 4 kamers van de rechtbank van eerste aanleg en 2 kamers van de rechtbank van koophandel. Dat heeft zeer snel geleid tot een grote, structurele gerechtelijke achterstand die men ondanks de benoeming van bijkomende rechters niet heeft kunnen wegwerken. Er zijn momenteel ongeveer 1 600 zaken in gereedheid gebracht, waarvoor gewacht wordt tot een rechtsdag wordt bepaald voor de pleidooien. De termijn voor het bepalen van een rechtsdag bedraagt ongeveer twee jaar.
Wat de andere arrondissementen betreft, schat de heer Desmecht dat er achterstandsproblemen zijn in 7 of 8 van de 30 gerechtelijke arrondissementen. Spreker meent dat 1 politierechter voor 100 000 inwoners nodig is om alle zaken aan te kunnen. Dat criterium is zeker niet dwingend men moet ook rekening houden met de plaatselijke toestand maar het is wel opvallend dat de achterstand het grootst is op de plaatsen waar die verhouding niet bereikt wordt. Spreker verheugt er zich trouwens over dat de personeelsformaties, sinds de politierechtbanken ingesteld zijn als arrondissementsrechtbanken, aangepast zijn om rekening te houden met de uitbreiding van de bevoegdheden.
De politierechtbank van het gerechtelijk arrondissement Doornik telt twee rechters, wat onvoldoende is voor 300 000 inwoners. Voor de burgerrechtelijke zaken geldt nu een termijn van een jaar voor de bepaling van de rechtsdag, wat abnormaal is. In strafzaken is voor 2 500 dossiers nog geen rechtsdag bepaald.
De heer Soetemans wijst erop dat de vier rechters van het arrondissement Brugge in 2001 12 000 dossiers (burgerrechtelijke en strafrechtelijke geschillen) hebben behandeld. Die werklast is onhoudbaar als men de rechtzoekende een efficiënte en kwalitatief hoogstaande rechtspleging wil bieden binnen redelijke termijnen. Spreker herinnert eraan dat de instelling van de politierechtbanken tot doel had de verkeersgeschillen over te laten aan gespecialiseerde rechters. Het doel van de hervomring wordt evenwel gedwarsboomd door de jurisprudentie van het Hof van Cassatie en van de arrondissementsrechtbanken die de politierechtbanken geschillen opdragen waarvoor ze niet de meest geëigende rechter zijn. De heer Soetemans geeft het voorbeeld van CMR-geschillen die volgens hem voor de rechtbanken van koophandel moeten komen. Een nauwkeurigere afbakening van de materiële bevoegdheden van de politierechtbanken kan dit fenomeen tegengaan.
Mevrouw de T'Serclaes leidt uit de antwoorden van de vorige sprekers af dat de regeringsamendementen geen structurele oplossing bieden voor het probleem van de gerechtelijke achterstand in bepaalde politierechtbanken.
De heer Vandenberghe wijst er ook op dat de werklast van de politierechtbanken, wat het strafrechtelijk contentieux betreft, rechtstreeks wordt beïnvloed door het vervolgingsbeleid van de parketten en door de strafrechtelijke beleidskeuzes. Een repressief beleid in verkeerszaken zal zonder enige twijfel leiden tot een overrompeling van de politierechtbanken, die het hogere aantal dossiers dat het parket hen toezendt, niet zullen kunnen verwerken.
Volgens de minister is de echte oplossing voor het probleem dat de vorige spreker heeft aangestipt, de administratieve behandeling van verkeersovertredingen.
De heer Mahoux benadrukt dat er nood is aan nauwkeurige statistische gegevens om de impact te meten van de nieuwe territoriale bevoegdheidsregels op de verdeling van de verkeersgeschillen. Spreker meent overigens dat de vertegenwoordigers van het Koninklijk Verbond der Vrede- en Politierechters het taalprobleem en de gevolgen van de amendementen voor de taal van de procedure, een beetje hebben geminimaliseerd.
De heer Desmecht vindt niet dat hij het taalprobleem geminimaliseerd heeft. In principe heeft de voorgestelde wijziging tot gevolg dat de algemene wetgeving op het gebruik van de talen zoals die geldt voor alle geschillen, ook van toepassing wordt op de verkeersgeschillen. Spreker wijst erop dat in de praktijk vanwege de technische aard van de verkeersgeschillen in burgerrechtelijke zaken meestal alleen de advocaten de rechtszaal betreden, behalve in uitzonderlijke situaties zoals onderzoeksprocedures of wanneer de rechter de persoonlijke verschijning van de partijen heeft bevolen.
De heer Lenvain verduidelijkt dat, in tegenstelling tot wat de heer Mahoux laat doorschemeren, in het huidige stelsel niet het slachtoffer van het ongeval de taal van de procedure kiest. Nemen we het voorbeeld van een ongeval in Oudenaarde, waarbij het slachtoffer (met woonplaats in Namen) besluit de aansprakelijke voor het ongeval (met woonplaats in Gent) te dagvaarden voor de politierechtbank in Brussel en de procedure te starten in het Frans. Dan kan de verweerder vragen dat van taal wordt gewisseld. Het is dus niet het slachtoffer de eiser die beslist in welke taal de procedure zal verlopen.
De heer Rogge wil terugkomen op de kwestie die mevrouw Taelman heeft aangestipt, nl. het verband tussen de in amendement nr. 2 van de regering voorgestelde bevoegdheidsregel en artikel 13 van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.
Het voorgestelde artikel 633bis van het Gerechtelijk Wetboek (amendement nr. 2) stelt een specifieke bevoegdheidsregel vast voor vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan uit een verkeersongeval : zij behoren tot de exclusieve bevoegdheid van de rechter van de plaats van het ongeval. De wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen bevat evenwel een andere specifieke bevoegdheidsregel die het slachtoffer de keuze laat tussen de rechter van de plaats van het ongeval, de rechter van de woonplaats van de benadeelde en de rechter van de zetel van de verzekeraar.
Moet men er, vraagt spreker, van uitgaan dat de bevoegdheidsregel van artikel 13 van de wet van 21 november 1989 van toepassing is als bij het ongeval een verzekerd motorrijtuig betrokken is, terwijl de bevoegdheidsregel van het voorgestelde artikel 633bis geldt voor alle andere verkeersongevallen ? De verantwoording bij amendement nr. 2 brengt daarover geen opheldering.
Volgens de heer Vandenberghe moet deze kwestie worden uitgeklaard om een massa dagvaardingen voor een territoriaal niet-bevoegde rechter te voorkomen.
Volgens de minister is het de bedoeling dat de exclusieve bevoegdheidsregel die het ontwerp wil invoeren in het Gerechtelijk Wetboek ook van toepassing wordt op het contentieux met betrekking tot de wet van 21 november 1989.
Mevrouw Nyssens stelt vast dat in de amendementen geen sprake is van ongevallen waarbij buitenlanders betrokken zijn. Welke bevoegdheidsregels zijn dan van toepassing ?
De heer Rogge antwoordt dat de bevoegdheidsregels voor verkeersongevallen met een element van binding met het buitenland (woonplaats of nationaliteit van een van de partijen) vervat zijn in EG-verordening nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000, die sinds 1 maart 2002 het Verdrag van Brussel van 27 september 1968 vervangt. De verordening heeft rechtstreekse werking, zodat de hierboven genoemde situaties niet meer moeten worden behandeld in de amendementen op dit ontwerp.
De amendementen nr. 3 en volgende voorzien in de onmiddellijke toepassing van de nieuwe bevoegdheidsregel met onttrekking aan de rechtbanken van zaken die al aanhangig zijn gemaakt, maar waarover nog geen beslissing tot vaststelling van de bevoegdheid is genomen. De voorzitter wijst erop dat iedereen het er tijdens de hoorzittingen over eens was dat dit geen werkbare oplossing.
De minister antwoordt dat de voorgestelde overgangsmaatregel tot doel heeft de werklast van de meest overbelaste rechtscolleges zo snel mogelijk te verlichten door een deel van de dossiers over te hevelen naar de rechtbanken van de plaats van het ongeval.
Hoewel hij overtuigd blijft dat het een goed idee is om een territoriale bevoegdheid van openbare orde toe te kennen aan de politierechtbank van de plaats van het ongeval voor de geschillen bedoeld in artikel 601bis van het Gerechtelijk Wetboek, besluit de minister naar aanleiding van de bespreking om de amendementen nrs 1 tot 6 van de regering in te trekken.
De artikelen 1 en 2 worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Het wetsontwerp in zijn geheel wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Dit verslag is eenparig goedgekeurd door de 9 aanwezige leden.
De rapporteur, | De voorzitter, |
Martine TAELMAN. | Josy DUBIÉ. |
De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als de tekst
van het door de Kamer
van volksvertegenwoordigers
overgezonden ontwerp
(zie stuk Kamer, nr. 50-1436/6)