2-1458/2

2-1458/2

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

19 FEBRUARI 2003


Wetsontwerp betreffende de werving van de militairen en het statuut van de militaire muzikanten en tot wijziging van verschillende wetten van toepassing op het personeel van Landsverdediging


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN C.S.

Art. 53bis (nieuw)

Een artikel 53bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 53bis. ­ In afwijking van de vorige artikelen en als aanvulling erbij zijn op de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen de volgende bepalingen van toepassing :

§ 1. De toelating tot de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen vindt plaats na een vergelijkend examen, zowel voor het Trompetterkorps als voor het Grote Harmonieorkest. De minister van Landsverdediging stelt nadere regels vast voor de organisatie van die examens.

§ 2. De muzikant die tot het Groot Harmonieorkest van de Gidsen wordt toegelaten :

­ wordt benoemd tot sergeant-muzikant op de dag waarop hij in dat orkest wordt opgenomen;

­ wordt benoemd tot eerste sergeant-majoor op de eerste dag van de maand volgend op deze opneming.

§ 3. De eerste sergeant-majoor-muzikant van het Groot Harmonieorkest van de Gidsen kan tot adjudant-muzikant worden benoemd zodra hij de functie bekleedt van tweede of eerste solist bij de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen. De aanwijzing voor één van die functies vindt plaats na een vergelijkend examen waarvan het programma en de nadere regels door de minister van Landsverdediging zijn vastgelegd en waaraan de muzikanten die sedert ten minste één jaar deel uitmaken van het orkest van de muziekkapel der Gidsen kunnen deelnemen.

Een adjudant-muzikant die de functie van tweede of eerste solist uitoefent in het Groot Harmonieorkest van de Gidsen, kan alleen in een lagere functie worden teruggeplaatst indien hij erom verzoekt.

Hij kan echter in een lagere functie worden teruggeplaatst wanneer hij, volgens het advies van een beoordelingscommissie, waarvan de samenstelling door de minister van Landsverdediging wordt bepaald, onbekwaam wordt geoordeeld de functie van eerste of van tweede solist uit te oefenen. Deze maatregel wordt door de minister van Landsverdediging genomen op voorstel van de kapelmeester van de Koninklijke Muziekkapel der Gidsen.

§ 4.De adjudant-muzikant-eerste solist van het Groot Harmonieorkest van de Gidsen kan in de graad van adjudant-chef lessenaaraanvoerder worden benoemd indien hij ten minste tien jaar anciënniteit als onderofficier-muzikant heeft, en indien hij slaagt voor een examen.

De Koning bepaalt de proeven van dat vergelijkend examen, de voorwaarden om te slagen, evenals de voorwaarden die dienen vervuld te zijn om eraan te mogen deelnemen en de nadere regels inzake de organisatie ervan. »

Verantwoording

Onderhavig wetsontwerp stelt onder zijn titel II een eenheidsstatuut in voor de muzikanten van de drie militaire muziekkapellen, die op dezelfde voet worden behandeld. Ongetwijfeld is dat nieuwe statuut een verbetering voor de muziekkapel van de Lucht- en de Zeemacht en voor het Trompetterkorps van de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen, maar voor het Groot Harmonieorkest van de Gidsen is het werkelijk een sociale achteruitgang, vooral op het gebied van de rekrutering, de promoties, de bekwaamheid en de waarde, en het loon van de muzikanten.

Dat is vooral ontoelaatbaar omdat dat orkest, als erfgenaam van een roemrijk verleden, zich van de andere militaire muziekkapellen onderscheidt door zijn orkestleden, door zijn interne organisatie als groot harmonieorkest, door zijn rijk en uitgebreid repertorium, door de bekwaamheid en het artistieke peil van al zijn muzikanten, door de mogelijkheid die het hen biedt tweede en vervolgens eerste solist te worden, door het voorbeeld en de aantrekkingspool die het vormt voor de jonge muzikanten die uit onze koninklijke conservatoria komen. Het is één van de beste, misschien wel het beste harmonieorkest ter wereld.

De waarde ervan mag in geen geval worden aangetast. Indien titel II niet volledig wordt herschreven, is het aangewezen toch ten minste voor het Groot Harmonieorkest van de Gidsen de belangrijkste bepalingen van zijn huidig statuut in het wetsontwerp op te nemen, zoals het koninklijk besluit van 25 oktober 1963 dat vermeldt. Daarover gaat dit amendement.

Nr. 2 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN C.S.

Art. 59

In het eerste lid van dit artikel, de woorden « met terugwerkende kracht tot 17 april 2001 » vervangen door de woorden « met terugwerkende kracht tot een datum die wordt vastgesteld tien dagen na de bekendmaking van de wet van 20 mei 1994 in het Belgisch Staatsblad ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

De betrokken personen wachten immers niet op hun benoeming in de graad van eerste sergeant-chef muzikant sedert de wet van 22 maart 2001 maar wel sedert de wet van 20 mei 1994.

Nr. 3 VAN MEVROUW WILLAME-BOONEN C.S.

Art. 61

In dit artikel, de woorden « op de dag van inwerkingtreding van deze bepaling » vervangen door de woorden « met terugwerkende kracht tot een datum die wordt vastgesteld tien dagen na de bekendmaking van de wet van 20 mei 1994 in het Belgisch Staatsblad ».

Verantwoording

Zie amendement nr. 1.

De betrokken personen wachten immers op hun benoeming in de graad van adjudant-majoor onderkapelmeester sedert de wet van 20 mei 1994.

Magdeleine WILLAME-BOONEN.

Nr. 4 VAN DE HEER D'HOOGHE C.S.

Art. 2

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De bepaling in dit artikel is niet echt regelgevend. Zij vermeldt enkel de inhoud van titel I van ontwerp van wet. Daarom stelt ook de Raad van State in zijn advies voor om dit artikel te schrappen.

Nr. 5 VAN DE HEER D'HOOGHE C.S.

Art. 8

In 2º van dit artikel, de woorden « ..., of burger zijn van een lidstaat van de Europese Unie » doen vervallen.

Verantwoording

Dit amendement komt duidelijk tegemoet aan de kritiek van de Raad van State dat duidelijk stelt : « De bepalingen van het voorontwerp waarbij militaire betrekkingen algemeen worden opengesteld voor niet-Belgen, in het bijzonder voor burgers van de Europese Unie, moeten vervallen. »

Dit artikel druist in tegen artikel 10, tweede lid, van de Grondwet, alsook tegen artikel 39 van het Verdrag van Rome dat het beginsel van het vrij verkeer van werknemers vastlegt.

Artikel 10, tweede lid, van de Grondwet bepaalt dat alleen Belgen tot de burgerlijke en militaire bedieningen benoembaar zijn, behoudens de uitzonderingen die voor bijzondere gevallen door een wet kunnen worden gesteld. Die Grondwetsbepalingen beperken de toegang tot de Krijgsmacht dus tot personen met de Belgische nationaliteit, hoewel bij de wet van dat principe kan worden afgeweken, maar alleen voor bijzondere gevallen. Het ontwerp heeft evenwel een ruimere strekking en heeft betrekking op alle soorten betrekkingen die bij de Krijgsmacht worden uitgeoefend.

Indien het dus de bedoeling is van de wetgever om, in het algemeen, niet-Belgen toegang te verlenen tot militaire betrekkingen, moet eerst artikel 10, tweede lid, van de Grondwet worden gewijzigd.

Artikel 8, 2º, druist ook in tegen artikel 39 van het Verdrag van Rome. Het beginsel van vrij verkeer van werknemers wordt hierin vastgelegd. Maar het vierde lid van dit artikel voorziet evenwel in een afwijking van dat beginsel wanneer het gaat om de toegang tot betrekkingen in overheidsdienst. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft een restrictieve interpretatie gegeven aan die afwijking. Uit een arrest van 17 december 1980 van het Hof blijkt dat de lidstaten het beginsel van het vrije verkeer van werknemers niet mogen belemmeren, ook niet voor betrekkingen in overheidsdienst, behalve wanneer wordt aangetoond dat bepaalde van die betrekkingen verband houden met specifieke werkzaamheden van een overheidsdienst, namelijk wanneer die bevoegd is om openbaar gezag uit te oefenen of verantwoordelijk is voor de bescherming van de algemene belangen van de Staat.

In 1988 heeft de Europese Commissie in een mededeling dit arrest meer geconcretiseerd. De afwijking van artikel 39, vierde lid, heeft meer in het bijzonder betrekking op betrekkingen bij de Krijgsmacht, bij de politie of andere ordetroepen, bij de magistratuur, bij de belastingsadministratie en in de diplomatie. Die betrekkingen vallen niet onder het beginsel van het vrije verkeer van werknemers dat gehuldigd wordt in artikel 39, eerste lid, van het Verdrag van Rome.

Nr. 6 VAN DE HEER D'HOOGHE C.S.

Art. 12

In dit artikel, het derde lid doen vervallen.

Verantwoording

De sollicitanten die deelnemen aan een selectietest kunnen gratis verzorging krijgen als ze, tijdens en wegens die test, een ongeval krijgen, ziek of ongesteld worden. In het derde lid evenwel beperkt men deze medische verzorging tot een spoedonderzoek, ambulant of niet. Om verschillende interpretaties van dit derde lid te vermijden, wil de indiener van dit amendement het derde lid schrappen. Zo kan er geen discussie bestaan of de Belgische Staat al dan niet vrijgesteld is van zijn burgerlijke aansprakelijkheid wanneer die in het geding zou zijn.

Nr. 7 VAN DE HEER D'HOOGHE C.S.

Art. 13

In dit artikel, na het woord « voeding », de woorden « ... en vervoer ... » invoegen.

Verantwoording

Dit artikel zegt enkel iets over de kosten van eten en eventueel het logement maar spreekt niet over de vervoerskosten, in het bijzonder wanneer deze tests in het buitenland plaatshebben. Met dit amendement wenst de indiener te verduidelijken dat het leger wel degelijk het vervoer van de sollicitanten naar het buitenland zal bekostigen.

Nr. 8 VAN DE HEER D'HOOGHE C.S.

Art. 20

Aan dit artikel, een paragraaf 4bis (nieuw) toevoegen, luidende :

« § 4bis. De ontvoogde minderjarigen onder de 18 jaar worden ertoe verplicht om, voordat ze de dienstnemingsakte ondertekenen, de voorafgaande toestemming te krijgen van hetzij hun wettelijke vertegenwoordigers, hetzij de vrederechter. Deze toestemming wordt verleend in de vorm van een getuigschrift waarvan het model bepaald wordt door de Koning. »

Verantwoording

Paragraaf 4 spreekt enkel over de niet-ontvoogde minderjarige. Volgens artikel 3, derde lid, van het Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind (wet van 29 april 2002) moet een minderjarige, zelfs als hij ontvoogd is, tot de leeftijd van 18 jaar het bewijs leveren dat zijn ouders of zijn wettelijke vertegenwoordigers ermee instemmen dat hij vrijwillig dienst wil nemen bij de Krijgsmacht. In dit verband dient ook verwezen te worden naar de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende de regeling van de ontvoogding en meer bepaald naar de artikelen 476 tot 486. Met dit amendement wenst de indiener niet alleen tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Raad van State maar ook aan de wettelijke bepalingen van artikel 3, derde lid, van het Facultatief Protocol bij het Kinderrechtenverdrag.

Nr. 9 VAN DE HEER D'HOOGHE C.S.

Art. 53bis (nieuw)

Een artikel 53bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 53bis. ­ § 1. De toelating tot de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen heeft plaats na een vergelijkend examen, zowel voor het Trompetterkorps als voor het Groot Harmonieorkest. De minister van Landsverdediging legt de nadere regels van deze vergelijkende examens vast.

§ 2. De muzikant die bij het Groot Harmonieorkest wordt opgenomen,

­ wordt tot sergeant-muzikant benoemd op de dag dat hij bij dit orkest wordt opgenomen;

­ wordt tot eerste sergeant-majoor benoemd op de eerste dag van de maand welke op deze opneming volgt.

§ 3. De eerste sergeant-majoor muzikant van het Groot Harmonieorkest van de Gidsen kan tot adjudant-muzikant worden benoemd vanaf het ogenblik waarop hij de functie van eerste of tweede solist bij de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen waarneemt. De aanwijzing voor een van deze beide functies heeft plaats na een vergelijkend examen waarvan het programma en de nadere regels door de minister van Landsverdediging zijn vastgelegd en waaraan de muzikanten die sedert ten minste één jaar deel uitmaken van het orkest kunnen deelnemen.

De adjudant-muzikant die de functie van eerste of tweede solist uitoefent bij het Groot Harmonieorkest van de Gidsen kan slechts in een lagere functie worden teruggeplaatst indien hij erom verzoekt.

Hij kan echter van ambtswege in een lagere functie worden teruggeplaatst wanneer hij, volgens het advies van een beoordelingscommissie, waarvan de samenstelling door de minister van Landsverdediging wordt bepaald, onbekwaam wordt geoordeeld de functie van eerste of van tweede solist uit te oefenen. Deze maatregel wordt door de minister van Landsverdediging genomen op voorstel van de kapelmeester van de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen.

§ 4. De adjudant-muzikant eerste solist bij het Groot Harmonieorkest van de Gidsen kan tot de graad van adjudant-chef lessenaaraanvoerder worden benoemd indien hij ten minste tien jaar anciënniteit als onderofficier-muzikant heeft en indien hij slaagt voor een vergelijkend examen.

De Koning bepaalt de proeven van dit vergelijkend examen, de voorwaarden om te slagen, evenals de voorwaarden die dienen vervuld te worden om eraan te mogen deelnemen, en de nadere regels inzake de organisatie ervan. »

Verantwoording

Het huidige wetsontwerp voert een eenheidsstatuut in voor de drie militaire kapellen, die aldus op gelijke voet geplaatst worden. Indien dit nieuwe statuut ontegensprekelijk een verbetering betekent voor de muziekkapellen van de Luchtmacht en van de Marine, en voor het Trompetterkorps van de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen, betekent het daarentegen een echte sociale regressie voor het Groot Harmonieorkest van de Koninklijke Muziekkapel van de Gidsen, in het bijzonder op het vlak van de rekrutering, de bevordering, de competentie, de waarde en de bezoldiging van de muzikanten.

Dit is des te meer onaanvaardbaar omdat dit orkest, erfgenaam van een prestigieus verleden, zich van de andere militaire kapellen onderscheidt, door zijn bezetting, door zijn interne organisatie als groot harmonieorkest, door de rijkdom en omvang van zijn repertoire, door de competentie en het artistieke niveau van al zijn muzikanten, door de mogelijkheden die het hen biedt om tweede en daarna eerste solist te worden, door zijn voorbeeldfunctie en zijn aantrekkingskracht voor de jonge muzikanten die aan onze koninklijke conservatoria afstuderen. Dit alles maakt de muziekkapel tot een unicum in België. De faam van dit orkest reikt tot ver buiten onze grenzen en het wordt als een der allerbeste harmonieorkesten ter wereld beschouwd.

Dit orkest mag in geen geval in waarde noch aanzien dalen. Daarom is het noodzakelijk dat wat het Groot Harmonieorkest van de Gidsen betreft, de voornaamste bepalingen uit het huidig statuut in het wetsontwerp worden opgenomen, zoals zij zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 25 oktober 1963.

Nr. 10 VAN DE HEER D'HOOGHE C.S.

Art. 59

In het eerste lid van dit artikel, de woorden « met terugwerkende kracht tot 17 april 2001« vervangen door de woorden « met terugwerkende kracht tot 15 augustus 1994 ».

Verantwoording

De graad van eerste sergeant-chef werd ingevoerd bij de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel, die in werking trad op 15 augustus 1994.

De terugwerkende kracht voor de belanghebbenden die wachten op hun benoeming tot de graad van eerste sergeant-chef dient dan ook terug te werken tot 15 augustus 1994 en niet tot 17 april 2001 (inwerkingtreding van de wet van 22 maart 2001).

Nr. 11 VAN DE HEER D'HOOGHE C.S.

Art. 61

In het eerste lid van dit artikel, de woorden « op de dag van de inwerkingtreding van deze bepaling » vervangen door de woorden « met terugwerkende kracht tot 15 augustus 1994 ».

Verantwoording

De graad van adjudant-majoor werd ingevoerd bij de wet van 20 mei 1994 inzake de rechtstoestanden van het militair personeel, die in werking trad op 15 augustus 1994.

De terugwerkende kracht voor de belanghebbenden die wachten op hun benoeming tot de graad van adjudant-majoor onderkapelmeester dient dan ook terug te werken tot 15 augustus 1994.

Jacques D'HOOGHE.
Erika THIJS.
Theo KELCHTERMANS.