2-1437/2

2-1437/2

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

11 MAART 2002


Wetsontwerp tot invoeging van een artikel 328bis en tot wijziging van de artikelen 328 en 331bis van het Strafwetboek

Wetsvoorstel tot wijziging van de artikelen 328 en 331bisvan het Strafwetboek met het oog op de bestraffing van daden die aanslagen veinzen tegen personen of eigendommen


Evocatieprocedure


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE JUSTITIE UITGEBRACHT DOOR MEVROUW TAELMAN


I. PROCEDURE

Voorliggend optioneel bicameraal wetsontwerp werd op 23 januari 2003 door de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen met 113 stemmen bij 1 onthouding, en op 24 januari 2003 overgezonden aan de Senaat.

Het werd op 10 februari 2003 geëvoceerd, op verzoek van 15 senatoren. De onderzoekstermijn verstrijkt op 21 april 2003.

De commissie voor de Justitie heeft het wetsontwerp besproken tijdens haar vergaderingen van 26 februari en 11 maart 2003.

Het wetsvoorstel van de heer P. Monfils, tot wijziging van de artikelen 328 en 331bis van het Strafwetboek met het oog op de bestraffing van daden die aanslagen veinzen tegen personen of eigendommen (stuk Senaat, nr. 2-925/1), werd gelijktijdig behandeld.

II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN JUSTITIE

De minister stipt aan dat het oorspronkelijke wetsontwerp is terug te vinden in artikel 3.

Artikel 2 vloeit voort uit een wetsvoorstel van de heer Giet (stuk Kamer, nr. 50-2053/002, amendement nr. 3). Artikel 4 vloeit voort uit een wetsvoorstel van de heren Bourgeois en Van Hoorebeeke (stuk Kamer, nr. 50-1470/001).

Artikel 3 voegt een nieuwe strafbaarstelling in, naar aanleiding van de ettelijke meldingen, na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten, van verdachte briefomslagen, die een poeder bevatten waarvan vermoed werd dat het de miltvuurbacterie bevatte.

In het bijzonder wordt in een nieuw artikel 328bis voorzien dat het verspreiden van stoffen, die de indruk geven gevaarlijk te zijn en die ernstige gevoelens van vrees kunnen teweegbrengen voor een aanslag op personen of op eigendommen, strafbaar stelt.

Aanvankelijk diende de aanslag strafbaar te zijn met een criminele straf. De heer Bourgeois stelde voor deze bepaling te doen vervallen (stuk Kamer, nr. 50-2053/002, amendement nr. 2). Inderdaad kan de angst variabel zijn in functie van de persoon die de angst heeft, en zou het artikel onwerkbaar zijn. Er zou steeds worden gepleit dat de vrees nooit een crimineel feit kan bevatten. Via een regeringsamendement, werden de woorden « waarop een criminele straf is gesteld » vervangen door de woorden « waarop een gevangenisstraf van ten minste twee jaar is gesteld ».

Artikel 4 strekt ertoe artikel 331bis van het Strafwetboek aan te vullen, zodat ook de biologische en chemische wapens hier zijn opgenomen.

Artikel 2 breidt de strafbaarstelling bepaald in artikel 328 uit tot elke handeling.

III. ALGEMENE BESPREKING

Mevrouw de T' Serclaes meent dat het feit dat bepaalde personen misbruik maken van een zekere sfeer om misplaatste grappen uit te halen, niet nieuw is. Aldus bestaan er waarschijnlijk reeds bepalingen in het Strafwetboek om zulke handelingen strafbaar te stellen. Moet er echt een nieuwe bepaling worden ingevoegd om het verzenden van « poeder » strafbaar te stellen ?

Bovendien lijken de voorziene straffen (gevangenisstraf van drie maanden tot twee jaar en geldboete van 50 tot 300 euro) haar nogal zwaar.

Spreekster heeft de indruk dat deze bepalingen dode letter zullen blijven en geen aanleiding zullen geven tot daadwerkelijke vervolgingen.

De heer Monfils verwijst naar zijn wetsvoorstel (stuk Senaat, nr. 2-925/1) dat een analoge doelstelling heeft.

Er moet een duidelijk signaal worden verschaft door de wetgever dat zulke grappen volkomen misplaatst zijn en niet straffeloos kunnen blijven. Indien de wetgever deze praktijken ongemoeid laat, loopt men immers het risico dat zij zich gaan vermenigvuldigen. Bij bepaalde gevoelige personen lokken zulke grappen echte paniekreacties uit, zodat zij het huis niet meer uit durven. Dit is onaanvaardbaar.

Misschien kan wel onderhandeld worden over de zwaarte van de voorziene straffen.

Mevrouw Taelman wijst erop dat deze misplaatste grappen meestal gepaard gaan met hoge kosten (onderzoeken ter plaatse, labo-analyse, enz). De beste en de meest efficiënte bestraffing van de dader is hem ongetwijfeld te laten opdraaien voor deze kosten. Zijn er in ons rechtsysteem niet reeds voldoende middelen om de daders te bestraffen ?

De heer Monfils antwoordt dat de kosten, bij een vervolging, uiteraard op de dader kunnen worden verhaald. Vaak is er echter het probleem van de insolvabiliteit.

Spreker begrijpt echter niet waarom de invoeging van deze strafbaarstelling op kritiek stuit. Er is immers reeds artikel 328 van het Strafwetboek, dat een vals bericht over het bestaan van gevaar voor een aanslag op personen of eigendommen strafbaar stelt.

Aangezien het strafrecht eng moet worden geïnterpreteerd, moet het bijzondere geval van het verspreiden van stoffen uitdrukkelijk worden voorzien. Het voorgestelde artikel 328bis volgt, ook voor de voorziene straffen, dezelfde logica als deze van het bestaande artikel 328 van het Strafwetboek, dat nooit aanleiding heeft gegeven tot problemen.

Een signaal van de wetgever naar de bevolking is absoluut noodzakelijk, zeker in tijden van oorlogsdreiging.

Men gaat trouwens niet systematisch over tot bestraffing met een gevangenisstraf van twee jaar. Het parket kan oordelen dat er niet moet worden vervolgd. Bovendien zijn er een hele waaier maatregelen voorhanden, waartoe de rechter kan beslissen (bijvoorbeeld opschorting van de uitspraak).

De heer Mahoux beaamt dat het verspreiden van stoffen inderdaad kan worden gelijkgesteld met het verspreiden van een vals bomalarm, of bedreiging met een vals wapen.

Gelet op de gegeven verduidelijking, kan de commissie zich akkoord verklaren met de voorgestelde formulering van artikel 328bis. Wel zal de rechter rekening moeten houden met de concrete omstandigheden van de feiten.

IV. STEMMINGEN

Het wetsontwerp in zijn geheel is aangenomen met 7 stemmen bij 1 onthouding.

Ten gevolge van deze aanneming vervalt het wetsvoorstel nr. 2-925/1.

Het verslag wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Martine TAELMAN. Josy DUBIÉ.

De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als het door
de Kamer van volksvertegenwoordigers
overgezonden ontwerp
(zie stuk Kamer, nr. 50-2053/3)