2-271 | 2-271 |
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Op 22 september 2002 is de euthanasiewet in werking getreden.
Dokter Distelmans werd door de Senaat aangewezen als lid van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie inzake euthanasie en daarna tot voorzitter van die commissie verkozen. Een tweetal weken geleden lanceerde hij het initiatief voor de oprichting van een `Levenseinde Informatie-Forum' voor artsen. De zogenaamde LEIF-artsen krijgen volgens de berichtgeving een opleiding om collega's te adviseren bij beslissingen over het levenseinde van hun patiënten, en bieden hun diensten aan om als tweede of derde adviserende arts op te treden bij de procedure die euthanasie vooraf moet gaan.
Die artsengroep zou naar eigen zeggen het voorbeeld van de Nederlandse SCEN-artsen volgen. Er is een belangrijke verschil: de Nederlandse groep werd ingesteld op initiatief van de Koninklijke Maatschappij voor de Bevordering van de Geneeskunde.
Naar aanleiding van het initiatief van dokter Distelmans heb ik een aantal vragen over de toepassing van de euthanasiewet in al haar grond- en zorgvuldigheidsvoorwaarden.
Vindt de minister het verantwoord dat de voorzitter van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie die bij uitstek een neutrale rol heeft, het initiatief neemt tot een dergelijk forum? Die commissie heeft bijvoorbeeld als taak de Senaat op een objectieve manier in te lichten over het aantal euthanasiegevallen en de redenen ervoor in het kader van het evaluatieverslag. Kan de voorzitter van die commissie een privé-initiatief nemen, dat de toepassing van de euthanasiewet moet begeleiden?
Moeten "euthanasieopleidingen" voor artsen niet worden onderworpen aan een bepaalde erkenning of kwaliteitscriteria?
Moeten die opleidingen niet universitair worden gekaderd of plaatsvinden in het kader van samenwerkingsverbanden met universiteiten?
Zal het inschakelen van begeleidende artsen die waar ze willen en zonder duidelijkheid over hun vergoeding, op vraag kunnen inspringen als tweede of derde adviserend arts, niet leiden tot een uitholling en banalisering van de wettelijke voorzorgsbepalingen?
Plant de minister enige vorm van omkadering of controle om mogelijke misbruiken of uitwassen van dergelijke initiatieven te voorkomen?
Hoeveel euthanasiegevallen en registratieformulieren werden sinds haar oprichting bezorgd aan de Federale Controle- en Evaluatiecommissie?
Hoeveel maal kwam de Federale Controle- en Evaluatiecommissie inmiddels bijeen?
Tot slot nog een vraag over de wilsverklaring. In artikel 4, paragraaf 1, van de euthanasiewet staat dat de Koning bepaalt hoe het formulier van de wilsverklaring wordt opgesteld, geregistreerd en herbevestigd of ingetrokken en hoe via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld. Wanneer zullen de desbetreffende koninklijk besluiten worden gepubliceerd en in werking treden?
Is artikel 4 van de euthanasiewet feitelijk niet toepasselijk zolang de koninklijke besluiten niet zijn verschenen? Wat is het juridisch gevolg voor euthanasiehandelingen die tot nu toe zouden gepleegd zijn met toepassing van artikel 4, terwijl de koninklijke besluiten met betrekking tot de wilsverklaring nog niet werden gepubliceerd?
Kunnen de mensen de wilsverklaring laten registreren bij het gemeentebestuur van hun woonplaats? Als de koninklijke besluiten in voorbereiding zijn, wat is dan de concrete inhoud ervan?
De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Op voordracht van de Senaat werd een dubbele lijst samengesteld van leden voor de Federale Controle- en Evaluatiecommissie, die allen een bijzondere kennis en ervaring hebben terzake. Dat deze leden zich actief inzetten om een goede werking van de wet op de euthanasie mogelijk te maken, kan derhalve enkel worden toegejuicht.
De leden van de Federale Controle- en Evaluatiecommissie moeten uiteraard de nodige objectiviteit aan de dag leggen en zich houden aan het beroepsgeheim betreffende de euthanasiegevallen die aan hen worden voorgelegd. Dit impliceert echter niet dat zij geen initiatieven meer mogen ontwikkelen op de terreinen waar zij actief zijn.
Het initiatief Levenseinde Informatie-Forum organiseert geen opleiding van artsen, maar tracht artsen die worden geconfronteerd met beslissingen omtrent het levenseinde, te informeren en bij te scholen. Een erkenning van de minister hebben zij daarvoor niet nodig. Er moet trouwens worden opgemerkt dat ook niet alle bijscholingsactiviteiten aan de minister moeten worden voorgelegd.
Indien universiteiten vinden dat een bijscholing omtrent palliatieve zorgverlening en euthanasie in hun leerprogramma moet worden opgenomen, zijn zij hierin vrij. Het LEIF-initiatief van professor Distelmans kadert trouwens binnen een bepaalde universiteit.
De wet betreffende de euthanasie is duidelijk in haar toepassing. Er bestaat geen reden om te denken dat artsen, ingeschakeld in dit LEIF-initiatief, gelet op hun professionele en deontologische regels, op een meer lichtzinnige manier zouden omspringen met de toepassingsvoorwaarden van de wet betreffende de euthanasie dan hun collega's die niet zijn ingeschakeld in dit initiatief.
De Federale Controle- en Evaluatiecommissie heeft als taak tweejaarlijks een rapport op te stellen waarin, onder meer, de toepassing van de wet wordt geëvalueerd. Ze kan in voorkomend geval aanbevelingen formuleren die kunnen leiden tot een wetgevend initiatief of andere maatregelen inzake de uitvoering van de wet. Het is derhalve het Parlement, in het bijzonder de Senaat, die de follow-up van deze wet moet verzekeren.
Overeenkomstig artikel 9 van de wet zal de Federale Controle- en Evaluatiecommissie binnen de twee jaar na de inwerkingtreding van de wet een statistisch verslag opstellen omtrent de registratiedocumenten. Dit rapport wordt opgesteld ten behoeve van de wetgevende kamers, zodat zij op dat moment kennis krijgen van het aantal euthanasieaangiften. Aangezien de wet in september van vorig jaar in werking is getreden, is het op dit ogenblik nog te vroeg om deze cijfers te geven.
Tot op heden kwam, naast de installatievergadering, de Federale Controle- en Evaluatiecommissie vijf maal samen om zich te buigen over de euthanasie-aangiften.
Op dit ogenblik is nog geen eensgezindheid bereikt omtrent de wijze van registratie van de wilsverklaringen. Thans worden de budgettaire implicaties nagegaan van een registratie via de diensten van het Rijksregister bij de FOD Volksgezondheid. Teneinde patiënten in staat te stellen hun wilsverklaring al op te stellen, zal eerstdaags een koninklijk besluit worden gepubliceerd waarin de Koning bepaalt op welke wijze deze wilsverklaring moet worden opgesteld. Het koninklijk besluit bepaalt dat dit handgeschreven kan gebeuren of op een voorgedrukt formulier.
Artikel 4 bepaalt dat patiënten een wilsverklaring kunnen opstellen voor het geval zij hun wil niet meer kunnen uiten. De wet omschrijft duidelijk welke elementen deze wilsverklaring moet bevatten en hoe ze moet worden opgesteld. De wet betreffende de euthanasie zegt trouwens expliciet in artikel 14 dat de wilsverklaring bedoeld in artikel 4 geen dwingende waarde heeft. De arts blijft vrij om deze wilsverklaring al dan niet te volgen. Hij moet zich er steeds van verzekeren dat de patiënt lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening, dat de patiënt niet meer bij bewustzijn is, deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is en dat hijzelf de wettelijke voorwaarden en procedures heeft nageleefd.
Zoals reeds aangehaald, bestaat er geen eensgezindheid over de wijze van registratie van de wilsverklaringen.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Het antwoord van de minister is niet op alle punten even duidelijk, zeker niet op het laatste punt. Hij vindt de wilsverklaring niet zo belangrijk omdat ze geen dwingend karakter heeft. De arts moet er inderdaad niet onmiddellijk op ingaan, maar het niet bestaan van een wilsverklaring maakt euthanasie op onbewuste personen volgens mijn lezing onmogelijk. Wanneer zal die wilsverklaring, tot stand gekomen op de wijze die door de wet geregeld is zodat elke betrokken arts of elk familielid er kennis kan van nemen, er zijn? Er was daarvoor een registratiesysteem afgesproken. Zolang dat niet bestaat, is het bijzonder precair om artikel 4 al volledig toe te passen.
De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Wat de wilsverklaring betreft is de wet heel duidelijk voor de gevallen waarin de patiënten hun wil niet meer kunnen uiten. De registratie is nog niet uitgevoerd omdat er nog besluitvormingsproblemen zijn. De wilsbeschikking kan schriftelijk al gebeuren, maar het formulier daarvoor moet nog gepubliceerd worden. Dat veroorzaak geen inhoudelijke problemen. De verdeling van de kosten vormt nog een praktisch probleem waarvoor naar een oplossing wordt gezocht.
-Het incident is gesloten.