2-1467/1 | 2-1467/1 |
12 FEBRUARI 2003
Artikel 990 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt hoe bij de griffie een voorschot in consignatie moet worden gegeven wanneer de door een rechter aangewezen deskundige zijn taak aanvangt.
Mensen uit de rechtspraktijk vinden die methode verouderd. In vele dossiers wordt deze methode niet meer gebruikt omdat de partijen bij het geding en hun raadslieden het er onmiddellijk en zonder voorbehoud mee eens zijn dat het voorschot aan de deskundige zelf wordt overhandigd.
Momenteel zijn de problemen die aan de deskundigen worden voorgelegd vaak zo complex dat opzoekingen nodig zijn in bibliotheken op elektronische drager of op Internet. Daarvoor is vaak nogal dure soft- en hardware nodig, die de deskundige zelf moet kopen.
De deskundige beschikt voor zijn schriftelijke werkzaamheden over de logistieke steun van een secretariaat met een arbeidsovereenkomst.
Hij moet zich vaak verplaatsen met zijn eigen wagen.
Vaak laat hij zich bijstaan door een assistent met dezelfde vakkennis, die hem met de instemming van de partijen helpt bij zijn talrijke opdrachten en wiens salaris ten laste komt van de deskundige.
In die optiek is het niet langer te verantwoorden dat de deskundige niet onmiddellijk kan beschikken over een voorschot om zijn opdracht uit te voeren.
Het is bovendien niet correct dat de bestaande tekst niet in alle gerechtelijke arrondissementen van het Rijk even stipt en formeel wordt toegepast.
De bestaande wetgeving hypothekeert ten slotte de aanwijzing van hooggekwalificeerde deskundigen, wier kwaliteiten veel efficiënter dan nu het geval is door het gerecht zouden kunnen worden gebruikt.
Artikel 2
De woorden « in een redelijke verhouding » impliceren dat de deskundige een deel van de uiteindelijke kost van het deskundig onderzoek moet ontvangen, waarmee hij zijn werk kan aanvangen. Het saldo zal worden opgeëist naargelang het onderzoek vordert.
De afschaffing van het tweede, vijfde, zesde en zevende lid ontlast de griffie van de rechtbank van een taak die rechtstreeks door de gerechtelijke deskundigen kan worden uitgevoerd.
Het woord « consignatie » in het bestaande derde lid veronderstelt het optreden van een derde. In de nieuwe procedure heeft de consignatie rechtstreeks in de handen van de gerechtelijke deskundige plaats en blijven de gemeenrechtelijke regels van kracht. Het is dus beter dit woord te schrappen.
Olivier de CLIPPELE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 990 van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 24 juni 1970, wordt vervangen als volgt :
« Art. 990. De deskundigen kunnen de vervulling van hun opdracht uitstellen totdat de meeste gerede partij een voorschot heeft gestort om in een redelijke verhouding tot zekerheid te dienen van de betaling van hun ereloon en de vergoeding van hun kosten.
Dit voorschot komt ten laste van de partij die, overeenkomstig de bijzondere wetten of artikel 1017, tweede lid, steeds in de kosten wordt verwezen.
Ingeval van betwisting of wanneer de partij het verschuldigde voorschot niet stort, geeft de rechter die het deskundig onderzoek gelast heeft, op verzoek van de meest gerede partij, een bevel tot tenuitvoerlegging ten belope van het bedrag dat hij vaststelt, na zo nodig de opmerkingen van de betrokkenen in raadkamer te hebben gehoord. Die beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep. »
Art. 3
Deze wet treedt in werking de dag waarop hij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
7 november 2002.
Olivier de CLIPPELE. |