Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-61

ZITTING 2002-2003

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid

Vraag nr. 2373 van de heer D'Hooghe d.d. 5 september 2002 (N.) :
Telefoontarieven. ­ Gebrek aan transparantie.

De tekst van deze vraag is dezelfde als die van vraag nr. 2372 aan de minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties, belast met Middenstand, die hiervoor werd gepubliceerd (blz. 3437).

Antwoord : 1. Het lijkt me aangewezen eerst en vooral te verwijzen naar de prijzenreglementering op basis waarvan de telecommunicatietarieven door de diverse operatoren volledig vrij kunnen worden bepaald, dus ook wat de interconnectietarieven betreft die zij aan elkaar aanrekenen.

De kosten die gesprekken genereren, kunnen dus verschillen al naar gelang het gaat om een oproep naar een abonnee van dezelfde operator of van een andere operator. Bedrijfseconomisch gesproken is het dus niet onlogisch dat deze situatie zich vertaalt in verschillende tarieven.

Op grond van deze situatie ben ik van oordeel dat het niet is aangewezen om maatregelen te nemen die gelijke tarieven verzekeren. Een dergelijk initiatief zou trouwens haaks staan op de liberalisering van de telecommunicatiesector, waarbinnen de nummeroverdraagbaarheid zich situeert.

2. Ik kan niet ontkennen dat als gevolg van de liberalisering en de concurrentie de doorzichtigheid voor de consument niet wordt vergemakkelijkt.

In samenspraak met mijn departement werkt mijn collega van Telecommunicatie aan een oplossing waarmee de consument via een geluidssignaal wordt verwittigd dat hij naar een abonnee van een ander net belt.

Mijns inziens biedt dit slechts ten dele een oplossing. De wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument schrijft voor dat de tarieven op een duidelijke en ondubbelzinnige manier moeten worden kenbaar gemaakt, met als doel de consument toe te laten vooraleer hij beslist over een aankoop ­ in casu het sluiten van een overeenkomst met een telecomoperator ­, met kennis van zaken het voor hem meest gunstige aanbod te kiezen.

De keuze tussen verschillende operatoren, die bovendien elk heel wat uiteenlopende formules en tariefplannen aanbieden, maakt het voor de consument quasi onmogelijk hierin autonoom te beslissen, zodat de vraag moet worden gesteld of er wel nog is voldaan aan de regels die voortvloeien uit de wet op de handelspraktijken.

Ik geef mijn diensten opdracht om de huidige situatie uit te diepen. Op grond van deze studie zal ik de Raad voor het verbruik vatten met betrekking tot de te nemen initiatieven om te komen tot een grotere doorzichtigheid.

3. Ik heb reeds verwezen naar de prijzenreglementering. De wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen laat echter niet toe uniforme of verplichte prijzen vast te stellen. De minister van Economie kan eventueel maximumprijzen opleggen, maar een dergelijke ingreep waarborgt uiteraard geen gelijke tarieven, daar elke individuele operator onder die vastgestelde maxima kan blijven en zijn tarief kan moduleren.