2-256 | 2-256 |
De voorzitter. - De heer Galand verwijst naar zijn schriftelijk verslag.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik heb daarnet een algemene evaluatie gemaakt van het belangrijke onderdeel van het regeerakkoord dat deze regering samenhoudt, namelijk de modelstaat België. Ik wil de minister van Ambtenarenzaken enkele vragen stellen over een dispuut dat gerezen is in de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden.
Voor het terugdringen van de overdreven regelgeving werden precieze cijfers vooropgesteld. Volgens het regeerakkoord moeten er 25% minder regels komen. Dat klinkt zeer aanlokkelijk voor de burgers en de ondernemingen. Het is immers vooral de administratieve overlast die de creativiteit van onze burgers en ondernemingen aan banden legt, in die mate zelfs dat geen nieuwe bedrijven meer worden opgestart en geen nieuwe werkgelegenheid meer wordt geboden. De administratieve vereenvoudiging is dus een absolute noodzaak voor ons land.
Wat is echter de stand van zaken aan het einde van de legislatuur? Er bestaan nog geen regeringsrapporten terzake, want er is nog geen precies meetinstrument uitgewerkt. Hoe dan ook moesten de administratieve lasten met 10% worden verlaagd tussen 1999 en 2001 en met 25% tegen het einde van de zittingsperiode. Een meetinstrument zou hier dus op zijn plaats zijn geweest, alsook de invoering van algemene richtlijnen voor een behoorlijke en vereenvoudigde normering.
Er had ook moeten worden gezorgd voor de beoordeling van de werking en effectiviteit van bestaande wetten via de instelling van een wetsevaluatie, in samenwerking met het coördinatiebureau van de Raad van State. E-government werd in dit opzicht algemeen beschouwd als één van de pijlers van een doorgedreven administratieve vereenvoudiging. In het kader van die vereenvoudiging moet de ontwikkeling van een elektronische overheid als bijkomend doel worden opgenomen.
Wat de daling van de administratieve lasten betreft, werden de doelstellingen niet gehaald. Het enige volwaardige meetinstrument voor de werkelijke administratieve lasten is een enquête die door het Planbureau werd uitgevoerd via een steekproef bij zelfstandigen en ondernemers. Die geeft enerzijds een raming aan van de vermoedelijke kost van de administratieve lasten in termen van het BBP en anderzijds de evolutie in de periode 1999-2000.
In het najaar 2001 liet de Europese Commissie een onafhankelijke bevraging uitvoeren in de hele Unie. Meer dan 4.000 ondernemingen moesten de kwaliteit van de regelgeving en de invloed ervan op hun beleid en activiteiten beoordelen. Ondanks alle retoriek over de noodzakelijke vereenvoudiging van de regelgeving, geeft 63 procent van de Belgische ondernemingen aan dat in de praktijk nog niets te merken is geweest van de administratieve vereenvoudiging. Over de evolutie tijdens deze regeerperiode zijn maar weinig metingen beschikbaar. De overzichten van de dienst Administratieve vereenvoudiging die de eerste minister op zijn persconferentie in juli 2002 gebruikte, zijn zeer summier en geven alleen aan welke projecten binnen de administratie werden opgestart en wat werd gerealiseerd.
De mogelijkheid bestond het instrument van wetsevaluatie uit te bouwen in onze federale structuur. Het wetsontwerp houdende instelling van een procedure voor de evaluatie van de wetgeving werd in de Senaat goedgekeurd, maar na de verkiezingen van 1999 niet opnieuw opgenomen. De huidige regering is er niet in geslaagd vooruitgang te boeken wat betreft de systematische evaluatie van de kwaliteit van de bestaande en nieuwe regelgeving in ons land.
Het gebrek aan resultaten wordt als bijzonder storend ervaren. Zo bestempelt 53 procent van de respondenten bij zelfstandigen en ondernemers de vereenvoudiging van de wetgeving als prioritair voor de vermindering van onder meer de administratieve overlast. Uit een enquête van het Planbureau bleek eveneens dat een betere wetgeving een eerste prioriteit was. Momenteel hebben we echter nog steeds geen meetinstrument voor administratieve overlast en is er ook geen operationele wetsevaluatie. Ondanks de diverse voorstellen en een in de Senaat goedgekeurde tekst, is er geen vooruitgang te merken. Nochtans was dit de voornaamste prioriteit van het regeerakkoord en de grotere bekommering van de bevolking.
We hebben de ambtenarenhervorming in de commissie Binnenlandse Zaken geëvalueerd. De minister was zeer alert, maar hij werd monddood gemaakt door de voorzitter van de commissie en mocht niet met ons debatteren.
We hebben de evaluatie gemaakt van de modelstaat België en hebben een hele reeks vragen over wat in de programmawet naar voren wordt geschoven. Zo wordt de Copernicushervorming uitgebreid tot allerlei instellingen die tot nu toe buiten de hervorming werden gehouden. Het gaat om de instellingen in verband met de sociale zekerheid. Dit verbaast ons vooral omdat altijd werd beweerd dat een hervorming niet nodig was omdat de instellingen goed presteerden en werkten met beheersovereenkomsten. We hadden graag een toelichting en een vergelijking met de bestaande toestand, de voorgestelde toestand en de gewone Copernicusregeling gekregen. Wat zijn de disfuncties van de instellingen van sociale zekerheid? Waar zijn er mankementen? Hoe zal de Copernicushervorming hieraan verhelpen?
Een andere vraag betreft de erg ruime machtiging aan de Koning inzake de cumulatieregeling. Cumulatie in het openbaar ambt kan natuurlijk problemen doen rijzen als het gaat om belangenvermenging of een te geringe beschikbaarheid van het topkader. We wensen precieze regels in dat verband en geen algemeen idee over een toekomstig KB. Ten slotte wensen we te weten of nog een algemene audit in de verschillende departementen zal worden georganiseerd en binnen welke termijn.
De heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen. - Ik heb reeds herhaaldelijk op deze opmerkingen een antwoord gegeven, ook in de Senaat.