2-253

2-253

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 19 DÉCEMBRE 2002 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Erika Thijs au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur «la situation dans l'est du Congo et le rôle de la MONUC dans le conflit» (nº 2-918)

Demande d'explications de M. Michiel Maertens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur «la situation dans l'est du Congo et le rôle de la MONUC dans le conflit» (nº 2-925)

Demande d'explications de M. André Geens au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères sur «la situation dans l'est du Congo et le rôle de la MONUC dans le conflit» (nº 2-932)

M. le président. - Je vous propose de joindre ces demandes d'explications. (Assentiment)

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - De onderhandelingen over een machtsdeling in de Democratische Republiek Congo tussen het regime en de verschillende rebellenbewegingen verlopen moeizaam en de toestand in het gebied blijft uitermate zorgwekkend. De grote onveiligheid in immense gebieden van Oost-Congo veroorzaakt niet alleen veel burgerslachtoffers maar leidt ook tot ongeveer twee miljoen interne vluchtelingen die niet kunnen terugvallen op humanitaire hulp. Hongersnood, vernielde oogsten, verwoeste dorpen, verkrachtingen en een vlucht naar overbevolkte steden zijn het gevolg van die zorgwekkende toestand. Die onveiligheid wordt niet alleen in de hand gewerkt door de verschillende rebellengroepen die aan de onderhandelingstafel zitten, maar ook door de lokale Mayi-Mayi en de Rwandese Hutu-milities. De resterende buitenlandse legers laten zich evenmin onbetuigd. In de Province Orientale leveren de rebellenbewegingen zelfs slag onder elkaar. Resultaat: meer dan een half miljoen vluchtelingen. De slag om Ituri werd door MONUC omschreven als een ware humanitaire catastrofe.

Volgens een recent rapport van Human Rights Watch zouden Rwandese en Ugandese troepen in de loop van de maand oktober verantwoordelijk zijn geweest voor enkele honderden doden onder de burgerbevolking. Dat wordt tevens bevestigd door een enquête georganiseerd door het Réseau Européen Congo (REC). Naar schatting 2.000 Ugandese soldaten blijven in de grensstreek actief. Ook de inval van circa 5.000 Rwandese troepen in Zuid-Kivu zijn niet meteen een bewijs van een wil tot een duurzame vrede in de regio. Vooral de herovering van Uvira, dat door Mayi-Mayi en Banyamulenge bezet was, door RCD-Goma en Rwandese en Burundese troepen op 19 oktober heeft heel wat willekeurige slachtoffers gemaakt onder de burgerbevolking. Zowel de REC als Human Rights Watch bevestigen dat. De internationale reactie beperkte zich tot een ultimatum aan de Mayi-Mayi om Uvira onmiddellijk te evacueren. Over de terugkeer van de duizenden Rwandese militairen werd met geen woord gerept.

Hoewel de woordvoerder van MONUC op 21 november jongstleden beweerde dat er zich geen Rwandese of andere buitenlandse troepen meer bevinden op Oost-Congolese bodem getuigen toch steeds meer en meer mensen dat heel wat Rwandese militairen onder meer in Kisangani, Kindu en Goma gebleven zijn, vaak als zogenaamde RCD-Goma-soldaten.

Ook de rol van MONUC roept heel wat vragen op. Hoewel MONUC circa 1 miljoen dollar krijgt, slagen die troepen er niet in een van de basistaken te vervullen, namelijk de `bescherming van de burgerbevolking in levensgevaar'. De lokale bevolking ervaart die troepen als nutteloos en het ontbreken van enige kennis van de Franse taal bij de overgrote meerderheid van het MONUC-personeel verbetert de relaties met de lokale bevolking niet. Verschillende mensenrechtenorganisaties, maar ook de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Kofi Annan, dringen aan op een versterking van MONUC en een uitbreiding van het mandaat om een werkelijke bescherming aan de bevolking te garanderen.

Daarom heb ik voor de minister de volgende vragen.

Heeft België, hetzij door externe bronnen, hetzij door de eigen veiligheidsdiensten weet van de aanwezigheid van voornamelijk Rwandese maar ook Ugandese en Burundese troepen in Oost-Congo? Zo ja, werd daartegen geprotesteerd? Werd dat probleem al aangekaart, niet alleen bij de EU en andere betrokken internationale instanties, maar ook bij voornoemde landen?

Heeft de minister weet van de voorbije gevechten in Oost-Congo die werden aangeklaagd door Human Rights Watch en REC? Zo ja, heeft de minister gereageerd en bij wie? Zo neen, waarom niet?

Meent de minister dat de openlijke Rwandese militaire steun aan RCD-Goma het vredesproces ten goede komt?

Wat denkt de minister over het oogluikend toestaan van een blijvende Rwandese aanwezigheid in Oost-Congo? Zal dat het operationaliseren van een globaal intern Congolees akkoord niet bemoeilijken?

Steunt België het idee van een verbreding en versterking van het mandaat van MONUC? Hoe ziet de minister dat precies? Vindt hij niet dat het mandaat van MONUC moet worden omgevormd tot dat van een actieve vredesmissie die in uiterste gevallen kan ingrijpen in gewapende conflicten of bij zware schendingen van de mensenrechten?

In welke mate kijkt ons land, hetzij alleen, hetzij in Europees of in VN-verband, toe op de correcte uitvoering van het huidige mandaat van MONUC? Vindt de minister dat MONUC naar behoren instaat voor de `bescherming van de burgerbevolking in levensgevaar'?

Heeft ons land de manke werking van MONUC al aangeklaagd in de Veiligheidsraad?

Wat is de precieze bijdrage van België aan de financiering van MONUC? Hoe groot zijn de bijdragen van de andere Europese lidstaten, de Verenigde Staten en Canada? Waaruit bestaan de materiële en logistieke bijdragen van ons land aan MONUC?

Is die inbreng voldoende? Zou een grotere militaire inbreng, niet alleen van ons land, maar ook van de andere Westerse landen, niet meer impact hebben op de strijdende partijen en op de totstandkoming van een duurzame vrede?

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - De afgelopen weken is er rond het toekomstige bestuur van het Grote-Merengebied - ik hoop dat het een behoorlijk bestuur wordt - een en ander gebeurd dat de goede richting uitgaat. Enkele weken geleden heeft de regering - niet zonder protest van verschillende kanten - zelfs president Kagame ontvangen, die toch een hoofdrolspeler is in de problematiek die collega Thijs heeft geschetst. Intussen heeft de Veiligheidsraad op 4 december met resolutie 1445 beslist MONUC met een groot aantal eenheden te versterken en rond dezelfde datum werd er in Arusha een staakt-het-vuren gesloten tussen president Buyoya en de CNDD-FDD van Nkurunziza, mede ondertekend door vice-president Zuma van Zuid-Afrika. Een paar dagen geleden werden er ook duidelijke stappen gezet in de uitvoering van de Akkoord van Pretoria en dat is toch ook niet onbelangrijk. Die nieuwe feiten wijzen op een positieve evolutie. Er is dus hoop.

De aandacht moet nu vooral gaan, naar wat we kunnen noemen, de pacificatie van het gebied beheerst door het RCD-Goma en het MLC van Jean-Pierre Bemba en de gebieden daarrond. Verder moet onze aandacht zeker ook uitgaan naar de wijze waarop MONUC daarbij een positieve rol kan spelen. Resolutie 1445 is namelijk erg vriendelijk voor de actoren op het terrein. Sommige van die actoren zijn op het terrein niet zo geliefd. De onderzoekscommissie `Grote Meren' van de Senaat moest dat tijdens een recent bezoek aan de streek in ieder geval vaststellen.

De conclusie uit ons bezoek was in ieder geval dat er een versterking van MONUC en een grotere politieke rol van België worden verwacht. Het vertrouwen in België is enorm vergroot, maar wordt wel getemperd door de aanbevelingen van de VN-commissie en de spanning tussen Kigali en het Rwanda-tribunaal. We hebben al inspanningen geleverd om een aantal MONUC-stafofficieren toe te voegen, maar men verwacht daar meer.

Aan de andere kant eigent het Rwandese regime zich het recht toe de voortvluchtige génocidaires van 1994 waar dan ook en op welke wijze ook te achtervolgen, tegen alle akkoorden in.

Het bezoek van Kagame aan België en de ontvangst door de regering was betekenisvol, maar werd lang niet overal positief onthaald. Daarvoor was het nog door te veel onduidelijkheid omgeven. Ik verwijs naar het standpunt van de eminente professor Reyntjens die in de pers en onlangs nog in een uiteenzetting voor de Militaire School herhaalde dat het beter was geweest, zij het misschien niet politiek verstandig, Kagame niet met zoveel honneurs te ontvangen.

Graag kreeg ik van de minister antwoord op volgende vragen.

Welke punten werden met president Kagame besproken? Welke vragen heeft België hem gesteld en welke beleidsopties werden door hem zelf naar voren gebracht. In de Afrikaanse traditie is het het bezoekende staatshoofd dat zijn gastheren cadeaus brengt, maar naar wat we in de pers over zijn bezoek vernemen, was daar niet veel van te merken.

Heeft de regering de geplande MONUC-versterking van Resolutie 1445 al met de VN-Veiligheidsraad besproken en welke voorstellen zijn daarin vervat. Ik verwijs naar de paragrafen 48 tot 54 waarin wordt gesproken van `een nieuw operationeel concept'. Wat kan dat inhouden, als je ziet wat voor inspanningen we nu al met onze stafofficieren op dat stuk moeten voeren. Wat was desgevallend het antwoord van de VN-Veiligheidsraad op de Belgische voorstellen?

Hoe werd de regering eventueel gevat door het akkoord van 3 december tussen president Buyoya en de CNDD en welke impact heeft dat akkoord eventueel op de Belgische beleidsopties?

Ten slotte wil ik, misschien een beetje overmoedig, de minister vragen of België, nu het Pretoria-werk pas echt begint, de internationale vredesconferentie waarover sprake in punt 22 van de resolutie, niet op zich moet nemen.

De heer André Geens (VLD). - Tijdens ons bezoek aan Congo hebben we heel wat klachten gehoord over het optreden van MONUC. De mensen ter plaatse zeggen: "We zien MONUC niet; MONUC zit in de stad; MONUC speelt waar het veilig is en helpt of beschermt ons niet". Er is een groot probleem met dit soort vredesmacht. Er moet nauwlettender worden toegezien op wat er in het mandaat van die macht staat. Ter plaatse werd ons gezegd dat de MONUC-soldaten alleen op het terrein kunnen gaan, als ze begeleid worden door militairen van de plaatselijke rebellenbewegingen. Dat is een aanfluiting van wat zo een macht zou moeten zijn. De MONUC-soldaten moeten worden begeleid omdat ze niet gewapend zijn. Ik pleit niet voor het sturen van gewapende troepen, maar zo een vredesmacht zou toch op zijn minst de bewoners van de dorpen moeten kunnen beschermen tegen de plaatselijke actoren.

Er is een nieuwe fase begonnen. Iedereen is hoopvol gestemd. Er moet echter nog een lange weg worden afgelegd alvorens de plaatselijke bevolking iets zal merken van wat er is afgesproken. In Kinshasa hebben we gemerkt dat de civiele maatschappij zich erg ongerust maakt over het eventuele akkoord en over de gevolgen ervan. Zij stelt dat zij nu zal worden bestuurd door lieden die hen enorm veel schade hebben berokkend. We hebben de mensen ervan proberen te overtuigen dat vooraf een gezamenlijk akkoord over wat in de toekomst moet gebeuren, noodzakelijk is. Dat konden ze wel aanvaarden, maar niet van harte.

De Congolese burger is vredelievend en wenst alleen dat het land in zijn geheel kan blijven bestaan, dat de Congolezen opnieuw kunnen werken, dat de gezondheidszorg en het onderwijs opnieuw op gang komen. Er moet een inspanning worden gedaan op internationaal niveau op het vlak van de bescherming van de burgers. Het akkoord dat is gesloten, is nu nog niet van toepassing omdat er nog heel wat werk moet gebeuren. De verschillende op het terrein aanwezige `despootjes' zullen nog enige tijd blijven bestaan. Ze moeten absoluut worden ontwapend. De nieuwe Congolese regering zal daarbij moeten helpen. Het zal bovendien een moeilijke opdracht zijn om een leger van de Congolese staat op te richten, dat geïntegreerd is en bestaat uit groepen vanuit de verschillende bewegingen. Ik vrees dat er nog een hele tijd nood zal zijn aan internationale militaire aanwezigheid, dat wel over een goed mandaat moet beschikken. De nadruk moet worden gelegd op de bescherming van de burgerbevolking.

Ik ben ervan overtuigd dat de minister die mening deelt en dat het welzijn van de Congolese bevolking ook zijn grootste bekommernis is. Het is een opdracht voor ons land daarbij te helpen. De minister heeft al aangekondigd een bijdrage te leveren op het vlak van justitie, gezondheidszorg en onderwijs. Dat zijn goede keuzes, maar we moeten ook op het vlak van infrastructuur een inspanning doen. De landbouw die heel belangrijk zou kunnen zijn voor de Congolese economie, kan slechts functioneren als er ook op het vlak van de infrastructuur een en ander wordt hersteld.

Begin januari zullen we dat thema nog uitgebreid bespreken en dieper ingaan op het vredesakkoord en de consequenties ervan.

M. Josy Dubié (ECOLO). - Contrairement à mon collègue Geens, je n'ai pas eu l'occasion de participer à la mission envoyée en Afrique centrale.

J'ai cependant entendu les critiques qu'il a exprimées sur le rôle de la MONUC. Celles-ci sont compréhensibles : alors que des exactions sont commises, la MONUC est chargée de rendre compte des faits sans pouvoir intervenir.

Je voudrais prendre la défense des Nations unies. Dans deux situations précises, j'ai assisté à des interventions extrêmement positives de ces forces, qui ont permis de ramener la paix dans deux pays, ainsi qu'elles avaient reçu mandat de le faire. Il s'agit du Cambodge et du Mozambique.

Je voudrais éviter que d'aucuns jettent la suspicion sur les Nations unies lorsqu'elles tentent de rétablir la paix dans un pays. En l'occurrence, il s'agit d'un problème de mandat - je suis d'accord avec M. Geens sur ce point - et de volonté politique.

Je rappelle que si les Nations unies ont connu des échecs, elles ont aussi connu des succès, parmi lesquels les plus retentissants concernent les pays précités, parce qu'elles avaient reçu un mandat suffisant sur place.

Je tiens à défendre les Nations unies car les gens qui s'engagent dans ce système ont souvent la volonté d'aboutir à une solution. Cependant, le mandat qu'on leur impose - et l'exemple des forces belges au Rwanda - est assez évident mais pas toujours suffisamment précis pour leur permettre d'intervenir.

Je souhaite que l'on renforce le rôle des Nations unies, en particulier celui de la MONUC, pour lui permettre de jouer le rôle que nous en attendons tous, afin que le Congo puisse revivre en bonne intelligence et retrouver la paix.

De heer André Geens (VLD). - Ik heb helemaal niet het tegenovergestelde beweerd. Ik heb zeker de MONUC niet willen aanvallen. Ik heb alleen aangegeven dat het mandaat van de MONUC niet duidelijk genoeg is en niet ver genoeg gaat, zodat ze niet kunnen doen wat ze zouden moeten doen. Het was geenszins mijn bedoeling kritiek te leveren op de Verenigde Naties.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik zou aan de minister van Buitenlandse Zaken een vraag willen stellen die aansluit bij de vraag van mevrouw Thijs. Aangezien de minister vorige week de top van Kopenhagen bijwoonde, kon hij toen niet op deze vraag antwoorden.

Veertien dagen geleden heeft de Rwandese President Kagame een officieel bezoek gebracht aan België. In de media hebben we toen vernomen dat er bijkomende middelen zijn vrijgemaakt voor een drietal projecten van ontwikkelingssamenwerking. Het zou gaan om een bedrag van meerdere tientallen miljoenen oude Belgische franken. Kan de minister dat bevestigen? Over welk bedrag gaat het? Was dat bedrag ingeschreven in de begroting of vond er een budgettaire verschuiving plaats naar aanleiding van het bezoek van Kagame?

Geeft ons land met deze geste wel een goed signaal? Bij de rol die Rwanda heeft gespeeld in de Democratische Republiek Congo en in het vredesproces in Centraal-Afrika kunnen toch wel wat vraagtekens worden geplaatst. De senaatsdelegatie heeft onlangs ter plaatse verschillende getuigen gehoord; zij hebben vragen bij de zogenaamde volledige terugtrekking van de Rwandese troepen uit Congo, bij de wijze waarop die terugtrekking geschiedt en bij de opvolging ervan. Welke plaats krijgt het gebaar van de regering in dit kader? Hoe kan de regering dit rechtvaardigen ten aanzien van de ambigue houding van Rwanda in het vredesproces?

Ook het binnenlandse gebeuren in Rwanda is veeleer zorgwekkend. Luister maar naar wat professor Reyntjens en verschillende internationale NGO's daarover de jongste tijd hebben gezegd. Zij luiden de alarmklok omdat het zogenaamde democratiseringsproces niet reëel is, de nieuwe kieswet heel wat hiaten vertoont en het democratiseringsproces niet voldoende wordt opgevolgd door de internationale gemeenschap.

De onderzoekscommissie `Grote Meren' van de Senaat heeft geleerd dat de inspanningen voor ontwikkelingssamenwerking evenwichtig dienen te worden gespreid over de verschillende landen in dat gebied, die verwikkeld zijn in het oorlogs- of het vredesproces. Als onze ontwikkelingshulp niet evenwichtig wordt verdeeld, kan ze het vredesproces immers bemoeilijken.

België is tot nog toe in verhouding één van de grootste donoren van Rwanda. Als parlementslid en als externe waarnemer verontrust het mij ten zeerste dat er een breed gebaar wordt gesteld voor dit regime, zonder dat er voorwaarden worden opgelegd op het vlak van de mensenrechten, de democratische rechten en zonder dat er waarborgen worden geëist voor een positief, maar stringent engagement voor de vrede.

Heeft de minister al die garanties gekregen?

Het spreekt voor zich dat een staatshoofd correct wordt ontvangen, maar de heer Kagame werd met buitengewone honneurs ook in de Senaat onthaald. Welk signaal en welke diplomatieke boodschap heeft België daarmee willen geven?

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - De vragen over MONUC werden gesteld vóór de verschillende componenten van de macht in Congo in Pretoria een akkoord ondertekenden, wat echter niet betekent dat ze minder pertinent geworden zijn. Ik zal derhalve ingaan op de verschillende onderdelen ervan.

Als antwoord op de vragen om uitleg van mevrouw Thijs en de heer Geens kan ik volgende gegevens meedelen.

Met betrekking tot de aanwezigheid van Rwandese, Ugandese en Burundese troepen in Oost-Congo dient er een onderscheid gemaakt te worden tussen enerzijds de Ugandese aanwezigheid in Congo, waarin krachtens het akkoord van Luanda nog voorzien is in het noordoosten, dus in de provincie Ituri, en anderzijds de eventuele aanwezigheid van Rwandese en Burundese troepen. Ondanks de terugtrekking van het grootste deel van de reguliere troepen spreken verschillende bronnen over aanwijzingen dat er in Oost-Congo nog Rwandese troepen aanwezig zijn. Het is echter de taak en de verantwoordelijkheid van het verificatiemechanisme, waarin krachtens het Pretoria-akkoord is voorzien, om hierover verslag uit te brengen.

De VN en Zuid-Afrika hebben zitting in dit mechanisme. Alle partijen, ook de DRC, wachten op dit verslag.

Er worden sinds de aanvang van de terugtrekking van de Rwandese troepen jammer genoeg nog gevechten gemeld in Oost-Congo. In Ituri is de toestand ronduit dramatisch en een latent interetnisch conflict wordt er om economisch-politieke redenen door milities geëxploiteerd. Ik heb er in een brief aan president Kabila op 16 oktober op aangedrongen stappen te doen om er een begin van stabiliteit te brengen. Tijdens het bezoek van de speciaal gezant van België aan Benin van begin oktober en tijdens een onderhoud met president Kabila op 29 november werd onze ongerustheid uitgedrukt en nogmaals aangedrongen op maatregelen om de stabiliteit terug te brengen. Op initiatief van België nam de EU op 10 december een verklaring aan die alle betrokken partijen oproept om constructief werk te maken van de pacificatie van de provincie Ituri.

In Noord- en Zuid-Kivu veroorzaakte de terugtrekking van de Rwandese troepen een vacuüm dat vooral instabiliteit tot gevolg had. België vroeg alle partners, zowel RCD-Goma, MLC als de regering in Kinshasa om van die gelegenheid geen gebruik te maken om militaire acties te ontplooien. Na een aanvankelijk offensief van de Mayi-Mayi tegen de stellingen van RCD, kon worden opgemerkt dat er vanuit Kinshasa richtlijnen werden gegeven om geen grootschalige operaties tegen RCD-Goma te ondernemen. Ik verwijs naar de terugtrekking van de Mayi-Mayi uit Uvira. Dat heeft niet belet dat er hier en daar nog schermutselingen zijn tussen de verschillende groepen, de Mayi-Mayi, de Banyamulenge van Masunzu, de ex-FAR, Interahamwe en RCD.

Het conflict in DRC was en is nog in grote mate een regionaal conflict waarbij de betrokken groepen gesteund werden door geallieerden uit de regio. De akkoorden van Lusaka en Pretoria zijn gebaseerd op deze feitelijke gegevens en ook de inter-Congolese dialoog houdt met deze realiteit rekening.

België heeft van bij de aanvang gepleit voor een verbetering en versterking van de MONUC. MONUC moet zich dynamischer opstellen tegenover de situatie in Congo, maar moet ook bijkomende middelen krijgen om de derde fase, de ontwapening en repatriëring van de negatieve Rwandese groepen, mogelijk te maken. België heeft de versterking van het mandaat van MONUC actief gesteund en via diplomatieke contacten met zowel MONUC-Kinshasa als het Department of Peace Keeping Operations in New York bijgedragen tot de totstandkoming van de VN-resolutie die op 3 december fase III van MONUC met het `vrijwillige' ontwapeningsmandaat goedkeurde. België verhoogde zijn steun aan MONUC van 5 tot 10 stafofficieren. De discussie of het mandaat van MONUC uitgebreid moet worden tot een actieve vredesmissie met een `vredesopleggend' mandaat is legitiem, maar in de huidige omstandigheden politiek niet haalbaar. Een land dat op het terrein geen troepen levert voor MONUC, zoals nagenoeg alle andere westerse landen, heeft natuurlijk niet veel overredingskracht om die discussie te voeren.

À cet égard, je partage d'ailleurs sans réserve l'opinion de M. Dubié. Il s'agit évidemment d'un problème de mandat ; ce mandat est une question de volonté politique ; cette volonté politique est une question de courage politique. Je me sens très mal placé pour faire la leçon à d'autres pays qui mettent parfois des hommes à la disposition des Nations unies, ce que nous ne faisons en tout cas pas en Afrique centrale. Nous savons que ce serait une décision délicate à prendre après les conclusions remises par la commission Rwanda. Je ne dis d'ailleurs pas que je plaide en ce sens. Je dis simplement que ce serait difficile.

Par contre, nous finançons des troupes des Nations unies, notamment au Burundi où, à l'instigation de M. Mandela, nous participons au financement des troupes qui assurent la protection des leaders rebelles revenant d'exil. Il n'en demeure pas moins qu'il serait vraiment souhaitable que nous ayons un grand débat au sujet des Nations unies que nous remettons sans cesse en cause.

M. Josy Dubié (ECOLO). - Les Nations unies, c'est nous !

M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - En effet. Il est un peu facile d'adresser des reproches aux Nations unies au sujet de leur mandat ou autres questions alors qu'en réalité, c'est nous qui manquons de courage.

Le rapport Brahimi montre bien l'existence d'un double effet. Tout d'abord, les États-Unis ne veulent pas vraiment jouer un rôle clé. Il s'agit d'un élément important du dossier. Ensuite, je ne suis pas sûr que nous aurions tous le courage d'expliquer à nos concitoyens quel devrait être le montant de notre contribution pour faire en sorte que les Nations unies deviennent un outil vraiment conforme à notre attente. Il faudra donc que nous ayons un jour ce débat. Bref, je le répète, je partage tout à fait le point de vue de M. Dubié. Il faut arrêter de discréditer l'ONU et avoir le courage de lui donner des moyens conformes au rôle que nous en attendons.

België staat in Kinshasa in nauw contact met MONUC. De werkzaamheden worden van nabij opgevolgd door onze diplomaten in Kinshasa en in New York. MONUC heeft in het verleden zijn mandaat soms te weinig voluntaristisch geïnterpreteerd, wat heeft geleid tot onbegrip bij de lokale bevolking. Dat was onder meer het geval bij de Rwandees-Ugandese confrontaties in Kinshasa in mei van dit jaar. Men moet evenwel ook begrip opbrengen voor de beperkingen van het mandaat dat de VN-Veiligheidsraad aan MONUC heeft gegeven. MONUC is daarbij inderdaad ook afhankelijk van de medewerking van de lokale autoriteiten. Zo hebben zowel RCD-Goma als de regering in Kinshasa in het verleden de verplaatsingsmogelijkheden herhaaldelijk beperkt. België heeft daartegen steeds gereageerd.

Momenteel heeft MONUC reeds 742 voormalige strijders ontwapend en gerepatrieerd naar Rwanda. Het gaat hier over 350 echte strijders en hun familieleden.

In onze dialoog met MONUC-Kinshasa en DPKO-New York wordt de mandaatkwestie op een evenwichtige wijze aangekaart. De EU-houding, uitgewerkt tijdens vergaderingen met onze partners, wordt in de Veiligheidsraad door zittende leden, onder andere Frankrijk en Groot-Brittannië, vertolkt.

Zoals voor elke vredesoperatie die door de VN-Veiligheidsraad wordt bevolen, draagt elke VN-lidstaat verplicht bij naar rato van een verdeelsleutel. In 2002 bedraagt de bijdrage voor België 6.224.000 euro. Daarenboven stelt België zoals gemeld tien stafofficieren ter beschikking. De additionele kosten voor de vijf reeds ingezette militairen worden door defensie gedragen en voor de vijf bijkomende in te zetten militairen door de FOB Buitenlandse Zaken ten belope van 14.781 euro. Ik ben tevens van plan aan de Ministerraad een Belgische bijdrage van 1 miljoen euro voor te stellen ten behoeve van de Zuid-Afrikaanse militaire inbreng in de Third Party Verification Mechanism in de DRC.

Er werd onderzocht of België een grotere militaire inbreng kon leveren, maar mede gezien onze inzet in andere operaties zoals in de Balkan en in Afghanistan - ISAF III - bleek dat niet mogelijk te zijn.

Le ministre Flahaut se rendra sur place à la mi-janvier pour évaluer les possibilités en termes de coopération militaire, celle-ci constituant un aspect de l'encadrement et de l'accompagnement que nous offrons.

Je visiterai moi-même, début janvier, l'ensemble des régions concernées, répondant ainsi à l'invitation des responsables qui ont encadré l'accord de Pretoria. Je me rendrai à Kinshasa et à Kigali, de même qu'à Gbadolite et en Afrique du Sud. Ce voyage d'une semaine vise donc, et c'est important, à consolider l'accord de Pretoria.

In aanwezigheid van mezelf en van staatssecretaris Boutmans heeft eerste minister Verhofstadt president Kagame op 9 december jongstleden in zijn ambtswoning ontvangen. Tijdens het onderhoud werden de toestand in Rwanda, de stand van zaken van onze bilaterale betrekkingen en de rol van Rwanda in de regionale context besproken.

President Kagame schetste de stand van zaken met betrekking tot het einde van de transitie, met een referendum in maart 2003 over de nieuwe grondwet en verkiezingen in juni. Wij hebben bevestigd dat ons land ervoor heeft gezorgd dat Rwanda op de lijst van EU-prioriteiten voor electorale observatie staat. Inzake het transitieproces heeft België gepleit voor meer persvrijheid en voor een verbreding van de ruimte voor politieke partijen. Ook het belang van een onafhankelijke rechtspraak, zowel voor het democratische proces als voor de verzoening, werd onderstreept. In dat verband werd ook aangedrongen op goede samenwerking met het Internationaal Rwandatribunaal.

Rwanda blijft een prioritaire partner voor België en in 2003 worden er discussies opgestart over een nieuwe algemene samenwerkingsovereenkomst. Drie nieuwe ontwikkelingsprojecten werden toegezegd voor een bedrag van 10 miljoen euro.

Inzake DRC verklaarde Kagame duidelijk dat Kigali zijn deel van de verbintenissen van het akkoord van Pretoria, namelijk de terugtrekking van de troepen, had uitgevoerd en dat de bal nu in het kamp van Kinshasa en de VN lag. Aan Belgische zijde werd het belang van het akkoord van Pretoria onderschreven, maar werd er ook op aangedrongen dat Kigali alles in het werk zou stellen om het vredesproces in Congo te blijven ondersteunen. In dat opzicht werd met enige ongerustheid gewag gemaakt van aanwijzingen dat er nog Rwandese militairen in Oost-Congo verbleven. Tot slot werd door België het belang onderstreept dat wordt gehecht aan de plundering van de Congolese rijkdommen en aan deze problematiek in het algemene kader van het vredesproces in de regio.

Voor de vraag over de MONUC-versterking verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag van mevrouw Thijs en van de heer Geens.

België beschouwt het wapenstilstandsakkoord tussen de Burundese transitieregering en de rebellen van het FDD/CNDD als een belangrijke stap naar vrede in Burundi. Ikzelf heb daarover telefonisch contact opgenomen met president Buyoya en ik heb de Speciale Gezant Grote Meren naar Burundi gestuurd om samen met de transitieregering na te gaan hoe België de uitvoering van het akkoord kan steunen.

De speciaal gezant overlegde hierover ook telefonisch met FDD-leider Pierre Nkurunziza. België moedigt beide partijen in de eerste plaats aan om de nog te onderhandelen punten van het akkoord te finaliseren. Slechts dan kan er werk worden gemaakt van de uitvoering. We zijn ervan overtuigd dat de internationale gemeenschap moet helpen om dit akkoord uit te voeren. Eerst zal een Afrikaanse troepenmacht moeten toezien op de kantonnering van rebellen en van het leger. België moet vandaag met de VN in New York overleggen hoe deze troepenmacht kan worden ondersteund. Vervolgens moet dringend een oplossing worden gevonden voor de ravitaillering van de gekantonneerde rebellen om te voorkomen dat ze gewapenderhand de bevolking plunderen. Via de Belgische bijdrage van tien miljoen euro aan het demobilisatiefonds MDRP draagt ons land ook bij tot de demobilisatie van rebellen en tot hun integratie in het Burundese leger.

Had het zin om president Kagame hier te ontmoeten? Sinds drie jaar en tot op heden hebben wij een zeer actieve rol gespeeld tussen alle betrokken partijen. Wij hebben heel dat proces gevolgd. Ik herinner eraan dat het België is geweest die dat probleem opnieuw op de agenda heeft geplaatst. Ik ben dan ook trots én gelukkig dat er nu een akkoord komt in Congo. Het is een regionaal conflict. We moeten met alle partijen die er een rol in spelen, contact hebben. Wij moeten alle leiders ertoe aanzetten om het akkoord uit te voeren. President Kagame is een belangrijke partner in dat akkoord. Ik ben niet naïef. We zijn niet zeker dat het akkoord zal worden toegepast. Ik ben er zeker van dat het akkoord niet zal worden toegepast als de internationale gemeenschap niet in dat proces en de heropbouw betrokken wordt. Er is een tekort aan Staat in zijn functionele en filosofische betekenis. Justitie bestaat bijna niet meer. Alles is er corrupt. De rechters worden niet meer betaald. Een rechtsstaat begint met een administratie die ten dienste van de bevolking staat. Die is er niet meer. Er is een tekort aan gezondheidsbeleid en onderwijs, aan infrastructuur. Volgens mij moet België nu zeer vlug een pakket aan maatregelen opstellen met prioritaire doeleinden op al die vlakken. De regering moet beslissen of ze bereid is een dergelijk pakket en veel meer financiële middelen te besteden aan de heropbouw en het vergezellen van dat proces in Congo. Doen wij en de internationale gemeenschap dat niet, dan vrees ik dat het proces geen succes wordt. We komen van zeer ver. We hebben met het akkoord van Pretoria een belangrijke stap gezet, maar daarmee is nog niet alles gezegd.

Indien de internationale gemeenschap daar geen inspanning voor doet, en indien dat proces niet door België wordt begeleid, dan is er weinig kans op succes. Of het een goed of slecht teken is, is veeleer een theoretische vraag. Als we het vertrouwen niet hebben van alle leiders en van alle partijen, dan hebben we geen enkele invloed. Daarmee bedoel ik niet dat we dingen moeten vergeten, maar wel dat we de gepaste daden moeten stellen om dat vertrouwen te verdienen en dus een rol te kunnen spelen. Ons land heeft vooral de laatste weken en maanden een weliswaar discrete, maar zeer doeltreffende en belangrijke rol gespeeld. Verschillende mensen hebben ons dan ook bedankt, met name Mbeki en Niasse, maar ook Masire en de Verenigde Naties. Dat betekent voor ons toch iets, Mevrouw de Bethune.

Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Ik dank de minister voor zijn omstandig antwoord. Het was nodig het ook hier in de Senaat eens te hebben over de Belgische inspanningen. Ik denk dat zijn initiatieven lovenswaardig zijn. Het feit dat wij vragen stellen moet niet verkeerd begrepen worden. Misschien moeten we met de minister in de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen of in de commissie voor Buitenlandse Missies eens dieper ingaan op de MONUC. Een aantal zaken kunnen niet in de plenaire vergadering worden gezegd. Heel wat senatoren zijn inmiddels in Kinshasa en Oost-Congo geweest. Ze hebben er zelf gezien hoe de MONUC werkt. Ze kennen de positieve, maar ook de negatieve kanten. Ik hoop dus dat de minister daartoe bereid kan worden gevonden.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik heb een technische vraag die de minister ook later kan beantwoorden. Zijn die tien miljoen euro extrabudgettair, of waren die al voorzien op de begroting?

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Die waren voorzien, maar ze waren niet bedoeld voor Rwanda. Het gaat om een post die niet gebruikt was.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het was zeker niet mijn bedoeling te zeggen dat er niet met de heer Kagame mag gesproken worden, integendeel. U heeft gelijk als u stelt dat met alle partijen moet gepraat worden. U moet ook in uw antwoord niet de indruk geven dat we dat zouden insinueren. In die regio moeten we de heropbouw van de Staat en van de instellingen begeleiden. Het is van groot belang dat we dat doen in een globaal plan dat evenwichtig is verdeeld over alle oorlogvoerende landen. Zoniet gaat men nieuwe onevenwichten creëren. Die inspanningen zijn gerechtvaardigd als het gaat over de heropbouw van het land in de mate dat we garanties krijgen of controlemechanismen kunnen opbouwen. Mijn zorg is dat de inspanningen die we doen voor het ene land, ook doen voor de andere landen die in dat proces zijn betrokken. Dat is één van de basisprincipes van vredesopbouw.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik feliciteer de minister met zijn uitvoerige uiteenzetting en vooral met zijn vrijwillige inzet voor het vredesproces en voor het Pretoria-proces. Ik begrijp dat zijn opvatting verschilt van deze van professor Reyntjens.

De minister heeft parerend gerepliceerd op onze MONUC-kritiek. Hij vindt dat wij de VN zijn en we de VN niet langer mogen discrediteren. Het is niet onze bedoeling de VN te discrediteren. Wel trekken we een groot bedrag uit en hebben we ook een visie op de rules of engagement. Het is onze democratische plicht te evalueren of onze inspanningen compatibel zijn met het engagement dat we van de VN eisen.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Mevrouw Thijs, ik ben uiteraard bereid deel te nemen aan een debat over de VN in de Senaat. Begin januari ben ik echter op rondreis in de regio.

Ik ben het niet eens met de opvatting van mevrouw de Bethune over de evenwichtige verdeling tussen de verschillende landen. Ik ben het ermee eens dat we met al die landen goede betrekkingen moeten onderhouden, dat we met hen moeten samenwerken. Ik vind echter dat we nu prioritair meer hulp aan Congo moeten geven. Als er in Congo geen stabiliteit komt, blijft de toestand in de regio verder verrotten. We vergeten de andere landen niet. Ik heb het altijd betreurd dat zowel België als Europa zo weinig hebben gedaan voor de andere landen, onder meer voor Burundi. Op dit ogenblik moeten we echter het proces in Congo begeleiden. Dat zal natuurlijk meer geld kosten.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - We hebben het over de bijkomende inspanning van 10 miljoen euro voor Rwanda. De Belgische hulp aan Rwanda is groter dan onze hulp aan Congo.

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Rwanda is een speciaal geval. De organisatie van de Gacaca kost veel geld. Als we dit proces een kans willen geven, moeten we het mee financieren. We hadden Rwanda steun beloofd op voorwaarde dat het zijn troepen uit Congo zou terugtrekken. Dat is nu gebeurd. We moeten hen aanmoedigen.

-L'incident est clos.