2-251

2-251

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 12 DECEMBER 2002 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vragen

Mondelinge vraag van de heer Jacques Devolder aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «de wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie en de gevolgen voor de officina-apotheker» (nr. 2-1163)

De heer Jacques Devolder (VLD). - De wet van 28 mei 2002 betreffende de euthanasie verscheen in het Belgisch Staatsblad op 22 juni 2002. Deze wet voorziet in een aantal voorwaarden en legt de arts een zeer strikte procedure op inzake de informatie aan de patiënt, de raadpleging van andere artsen, het verzorgingsteam, de verklaring van de patiënt en het registratiedocument.

Hoewel de apothekers werden gehoord bij de voorbereidende werkzaamheden van de wet en duidelijk op de problemen hebben gewezen, zowel voor de hospitaalapotheker als voor de apotheker die een voor het publiek toegankelijke officina uitbaat, werd aan hun opmerkingen geen gevolg gegeven. Het enige wat in feite op hen van toepassing kan zijn, is de mogelijkheid te weigeren deel te nemen aan euthanasie. Artikel 4, tweede lid, bepaalt immers: "Geen enkele andere persoon is ertoe gehouden deel te nemen aan euthanasie".

Apothekers worden geconfronteerd met talrijke vragen die te maken hebben met euthanasie. Vier geneesmiddelen werden door de minister aanvaard in het kader van de euthanasie: Penthotal, morfine, Pavulon en Esmeron. De aflevering van dit laatste geneesmiddel is niet toegelaten in de voor het publiek toegankelijk officina. Waarom niet? Moet de apotheker van een voor het publiek toegankelijke officina die aflevert, bijzondere documenten vragen? Wat is zijn verantwoordelijkheid? Kan de arts iemand mandateren, bijvoorbeeld een verpleegkundige, om het voorgeschreven geneesmiddel af te halen? Wat moet de arts doen met de niet gebruikte doses? Moet hij ze terugbrengen naar de officina? Mag hij ze houden?

De Algemene Farmaceutische Bond vroeg de farmaceutische inspectie naar haar standpunt ter zake en drong aan op bepaalde verduidelijkingen. Het kernachtige antwoord van de administratie luidde dat de wet betreffende de euthanasie geen uitvoeringsbesluiten voor de farmaceuten bevat en dat het dus niet mogelijk is een besluit te nemen om deze problemen op te lossen.

Als de materiële en familiale omstandigheden het toelaten, wensen heel wat patiënten in de palliatieve sector thuis te sterven. Het ontbreken van antwoorden op voornoemde vragen maakt dat evenwel onmogelijk, zodat men zijn laatste levensuren in palliatieve hospitaalomstandigheden dient te slijten, wat tot een kostenexplosie leidt. Welke maatregelen zal de minister nemen om het probleem te verhelpen?

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Voor euthanasie zijn er vier aanvaarde geneesmiddelen, namelijk Penthotal, morfine, Pavulon en Esmeron. Er wordt gevraagd waarom Esmeron niet wordt afgeleverd in een voor het publiek toegankelijke officina. Esmeron is een geneesmiddel dat hoofdzakelijk bestemd is voor gebruik in het ziekenhuis. Het betreft immers een spierverslapper die doorgaans niet buiten het ziekenhuismilieu wordt gebruikt. Er bestaat echter geen enkele wettelijke bepaling die verbiedt Esmeron te verstrekken in een voor het publiek toegankelijk officina, op voorwaarde dat er een voorschrift is.

De vier vermelde geneesmiddelen, worden verstrekt op voorschrift. Naast dat voorschrift moet de apotheker geen andere documenten vragen.

De gewone aansprakelijkheidsregels, met name de burgerrechtelijke aansprakelijkheidsregels, zijn van toepassing, evenals het koninklijk besluit van 31 mei 1885. Op grond van artikel 27 van dit besluit neemt elke apotheker de verantwoordelijkheid op zich voor de aflevering van een geneesmiddel. De wet betreffende de euthanasie bepaalt dat apothekers de mogelijkheid hebben om te weigeren deel te nemen aan euthanasie. Een apotheker die wordt geconfronteerd met een voorschrift waarvan hij vermoedt dat dit bestemd is voor euthanasie, kan de afgifte daarvan weigeren.

Wanneer een arts één van de vermelde geneesmiddelen voorschrijft, kan de patiënt voor wie het bestemd is of zijn gemandateerde dit geneesmiddel afhalen bij voor het publiek toegankelijke officina. Conform artikel 26bis van het koninklijk besluit van 31 mei 1885 wordt elk geneesmiddel persoonlijk overhandigd aan de zieke of zijn gemachtigde. Bijgevolg kan niet de arts, maar wel de patiënt desgevallend de verpleegkundige mandateren om het voorgeschreven geneesmiddel af te halen in de voor het publiek toegankelijke officina.

Van een zorgvuldig handelende arts kan worden verwacht dat hij de niet gebruikte doses terugbrengt, hetzij naar de ziekenhuisofficina, hetzij naar de voor het publiek toegankelijke officina, waar ook de inzameling plaatsvindt van ongebruikte geneesmiddelen. Deze worden daarna voor vernietiging opgehaald. Op de arts rust echter geen wettelijke verplichting om de niet gebruikte doses terug te brengen. Niets belet dat hij die bij zich houdt.

De huidige wetgeving is dus voldoende duidelijk. Er is geen beletsel voor patiënten die dit wensen en waar de materiële en familiale omstandigheden het toelaten, om hun laatste levensuren thuis door te brengen en daar te sterven. Ik denk dan ook niet dat er bijkomende wetgevende maatregelen moeten worden genomen.

De heer Jacques Devolder (VLD). - Ik dank de minister voor zijn zeer verhelderend antwoord. Ik weet niet of het volgende probleem reëel is: een apotheker zal het waarschijnlijk moeilijk hebben om een geneesmiddel, in casu Esmeron, via de groothandel te verkrijgen wanneer hij niet gemachtigd is aan ziekenhuizen te leveren. Voor zover dit een probleem mocht zijn, zou het nuttig zijn dat de minister dit bij de groothandel zou verduidelijken.

De heer Jef Tavernier, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Wat dat betreft is er geen wettelijke beperking. In de praktijk kunnen er zich misschien wel problemen voordoen omdat men denkt dat het niet normaal is dat het via officina's wordt gebruikt.