2-1157/2

2-1157/2

Belgische Senaat

ZITTING 2002-2003

19 NOVEMBER 2002


Wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek in verband met het erfrecht van de langstlevende echtgenoot


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 5

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Dit artikel is geheel in strijd met de ratio legis van het wetsvoorstel, dat voor het bekomen van een durende familiale vrede de rechten van betrokkenen voor eens en altijd vastlegde.

Het voorstel dient terug voeling te vinden met de oorspronkelijke ratio legis.

Het gelijkheidsbeginsel, dat ingeroepen wordt om de wijzigbaarheid te verantwoorden, dient niet als absoluut aanzien te worden. In een vaststaande rechtspraak laten het Arbitragehof en de Raad van State trouwens ongelijke regelingen toe voor gevallen die onderling ongelijk zijn.

Dit is in casu het geval voor de langstlevende echtgenoot in een huwelijk met voorafgaande afstammelingen en in een huwelijk zonder. In het eerste geval is er namelijk het beschermenswaardige belang van de reservataire afstammelingen, dat er in het andere geval niet is.

Nr. 2 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 1)

Art. 5

In het voorgestelde nieuwe lid, de woorden « doet geen afbreuk aan het recht van de ene, om bij testament of bij akte onder de levenden te beschikken ten gunste van de andere en » doen vervallen.

Verantwoording

Voor zover het amendement nr. 1 dat het gehele artikel 5 doet vervallen, niet wordt aangenomen, dient subsidiair de voormelde passage te worden geschrapt.

Deze passage is geheel in strijd met de ratio legis van het wetsvoorstel, dat voor het bekomen van een durende familiale vrede de rechten van betrokkenen voor eens en altijd vastlegde.

Het voorstel dient terug voeling te vinden met de oorspronkelijke ratio legis.

Het gelijkheidsbeginsel, dat ingeroepen wordt om de wijzigbaarheid te verantwoorden, dient niet als absoluut aanzien te worden. In een vaststaande rechtspraak laten het Arbitragehof en de Raad van State trouwens ongelijke regelingen toe voor gevallen die onderling ongelijk zijn.

Dit is in casu het geval voor de langstlevende echtgenoot in een huwelijk met voorafgaande afstammelingen en in een huwelijk zonder. In het eerste geval is er namelijk het beschermenswaardige belang van de reservataire afstammelingen, dat er in het andere geval niet is.

Nr. 3 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 1)

Art. 5

In het voorgestelde nieuwe lid, tussen het woord « om » en de woorden « bij testament » de volgende woorden invoegen : « , zonder evenwel afbreuk te doen aan de wettelijke reserve bedoeld in artikel 913, ».

Verantwoording

Er moet rekening gehouden worden met het reservatair gedeelte van de afstammelingen wanneer schenkingen of testamentaire erfstellingen tussenkomen tijdens het huwelijk. Dit reservatair gedeelte mag daarvan geen nadeel ondervinden.

Het Hof van Cassatie besliste immers in 1941 dat de regeling van artikel 913 van het Burgerlijk Wetboek (reservatair gedeelte afstammelingen) niet geldt voor het vaststellen van het beschikbaar deel in geval van schenkingen tussen echtgenoten en tussen hen alleen (Cass. 3 juli 1941, Pas., 1941, I, 273).

Hieruit zou kunnen opgemaakt worden dat schenkingen tussen de nieuwe echtgenoten, bij akten onder levenden of testamentaire erfstellingen, tijdens het huwelijk gedaan overeenkomstig artikel 1388 (nieuw) van het Burgerlijk Wetboek niet in rekening genomen worden bij de berekening van het reservatair deel van de afstammelingen.

Om discussies hieromtrent te vermijden moet uitdrukkelijk bepaald worden dat degene der echtgenoten, of desgevallend beiden, door schenkingen of erfstellingen geen afbreuk mogen doen aan de reserve gesteld in artikel 913 van het Burgerlijk Wetboek.

Nr. 4 VAN DE HEER VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 1)

Art. 5

In het voorgestelde nieuwe lid, de woorden « ten gunste » vervangen door de woorden « ten aanzien ».

Verantwoording

Dit amendement is subsidiair aan het amendement nr. 1 dat artikel 5 integraal doet vervallen.

De woorden « ten gunste » doen de indruk ontstaan dat wijzigingen, ook bij wijziging van een voor de inwerkingtreding bestaand huwelijksstelsel, enkel « ten gunste » of « in het voordeel van » de andere mogelijk zijn.

Dit was niet de bedoeling van de wetgever. De voorgestelde vervanging maakt een wijziging in twee richtingen mogelijk op ondubbelzinnige wijze.

Nr. 5 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 1)

Artikel 1bis (nieuw)

Een artikel 1bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 1bis.­ Tussen de eerste en tweede alinea van § 3 van artikel 205bis van het Burgerlijk Wetboek, wordt een nieuwe alinea ingevoegd, luidend als volgt :

« De langstlevende echtgenoot, die enkel en alleen het gebruiksrecht heeft van de woning en huisraad zoals bedoeld in artikel 1388, is evenwel van de in vorige alinea bedoelde bijdrage vrijgesteld. »

Verantwoording

Dit amendement is subsidiair aan het amendement nr. 1 dat artikel 5 integraal doet vervallen.

De langstlevende echtgenoot dient te worden beschermd, wanneer deze enkel gerechtigd is tot het « kosteloos gebruik » van het onroerend goed dat tot voornaamste woning dient van het gezin en de huisraad, wanneer het gebruik hiervan in de tijd is beperkt.

Zo kan men zich het geval inbeelden waarin de langstlevende wordt geconfronteerd met een vordering tegen de nalatenschap betreffende de uitkering tot onderhoud, zij het van een kind van de vooroverledene, of van een persoon waarvan de afstamming ten tijde van het overlijden nog niet vaststond (artikel 336 en volgende van het Burgerlijk Wetboek).

In bepaalde gevallen (groot waardeaandeel van dit gebruik in de totale nalatenschap of langdurig gebruik), kan het zijn dat dit gebruiksrecht zelf in gevaar komt.

Het is hoe dan ook, in alle gevallen van vordering tot onderhoud, niet « kosteloos » meer, nu het zal gewaardeerd worden als aandeel in de totale nalatenschap (artikel 205bis, § 3).

Zodoende dient men ten allen tijde de « kosteloosheid » ten aanzien van dergelijke gevallen te vrijwaren. Het kan inderdaad niet de bedoeling zijn dat in geval van een vordering tot onderhoud de langstlevende wordt verplicht bij te dragen uit eigen vermogen om het gebruik van woonst en huisraad te bewaren.

Nr. 6 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 1)

Artikel 1ter (nieuw)

Een artikel 1ter (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 1ter.­ Artikel 745quater, § 4, van het Burgerlijk Wetboek wordt aangevuld met een nieuwe alinea, luidend als volgt :

« Deze instemming is evenzeer vereist wanneer de omzetting wordt gevraagd van het gebruiksrecht bedoeld in artikel 1388, en ongeacht de duur ervan. »

Verantwoording

Dit amendement is subsidiair aan het amendement nr. 1 dat artikel 5 integraal doet vervallen.

Aangezien de benaming « vruchtgebruik » niet dezelfde is als de benaming « kosteloos gebruik » dienen ook ten aanzien van dit gebruik dezelfde beschermingen te gelden.

In deze optiek dient dan ook artikel 745quater, § 4, te worden aangevuld. Dit is een technische aanpassing die beter de bedoeling van de wetgever weergeeft.

De laatste zinsnede voorkomt dat het artikel zo wordt geïnterpreteerd dat de verplichte toestemming enkel nodig is tijdens de minimumtermijn van één jaar.

Hugo VANDENBERGHE.
Jacques D'HOOGHE.

Nr. 7 VAN DE HEER VANDENBERGHE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 1)

Art. 5

De voorgestelde toevoeging aanvullen met een tweede lid, luidende :

« De in vorige alinea bedoelde akte onder levenden noch het in vorige alinea bedoelde testament kunnen evenmin tot gevolg hebben dat aan de ene echtgenoot rechten worden verleend op de goederen waarover de andere echtgenoot voorafgaand aan deze akte of dit testament heeft beschikt ten voordele van zijn afstammelingen. »

Verantwoording

Dit amendement is subsidiair aan het amendement nr. 1 dat artikel 5 integraal doet vervallen.

De rechten van de afstammelingen op goederen die de eerststervende tijdens zijn leven aan zijn afstammelingen heeft gegeven, moeten, bij latere wijziging van de huwelijksovereenkomst tijdens het huwelijk in het voordeel van de langstlevende, worden gevrijwaard.

Professor Casman geeft in haar bespreking het voorbeeld van een man met 4 kinderen uit een vorig huwelijk (1353/005, blz. 13). Een belangrijk aandelenpakket van zijn bedrijf heeft hij onder de kinderen verdeeld. Hij wenst een nieuw huwelijk aan te gaan, maar verneemt dat in de huidige stand van de wetgeving de te huwen vrouw het vruchtgebruik verkrijgt op zijn hele nalatenschap en dus ook op alle aandelen (weliswaar reduceerbaar tot de helft ­ artikel 915bis). Hij besluit niet te huwen.

Het ingediende amendement heeft als bedoeling dergelijke situaties te voorkomen, nu bij wijziging tijdens het huwelijk het vruchtgebruik op dergelijke reeds verdeelde of geschonken goederen kan « herleven ».

Hugo VANDENBERGHE.

Nr. 8 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subsidiair amendement op amendement nr. 1)

Art. 5

In het voorgestelde nieuwe lid, de woorden « een jaar » vervangen door de woorden « drie jaar ».

Verantwoording

Een termijn van een jaar is ruim te kort om de overlevende echtgenoot de kans te bieden een nieuwe woning te vinden. De betrokkene lijdt immers onder de gevolgen van het overlijden van de echtgeno(o)t(e). Daar komt nog bij dat de afwikkeling van de nalatenschap enige tijd in beslag kan nemen.

Een termijn van drie jaar lijkt daarom raadzaam.

Nr. 9 VAN MEVROUW de T' SERCLAES

(Subsidiair amendement op amendement nr. 1)

Art. 5

In het voorgestelde nieuwe lid, de woorden « het recht ontnemen om gedurende ten minste een jaar na het openvallen van de nalatenschap van de eerststervende het kosteloos gebruik te hebben van het onroerend goed » vervangen door de woorden « het recht ontnemen om het onroerend goed te bewonen ».

Verantwoording

De huidige tekst voorziet in het recht om de gezinswoning gedurende één jaar te bewonen. Volgens de indiener van dit amendement behoort de overlevende echtgenoot een onbeperkt recht te hebben om de gezinswoning te bewonen.

Aangezien het om een persoonlijk recht gaat (verhuring is niet mogelijk), dat niet overdraagbaar is, krijgt de overlevende echtgenoot de waarborg de gezinswoning te kunnen bewonen tot aan zijn overlijden. Beslist hij evenwel elders te gaan wonen, dan ziet hij het recht om de gezinswoning te bewonen verloren gaan. Ook gaat dan het deel van de gezinswoning dat aan de eerststervende toebehoorde, in volle eigedom over naar de kinderen (vruchtgebruik + blote eigendom).

Nr. 10 MEVROUW de T' SERCLAES

Art. 5

In het voorgestelde nieuwe lid, de woorden « het recht ontnemen om gedurende ten minste een jaar na het openvallen van de nalatenschap van de eerststervende, het kosteloos gebruik te hebben van het onroerend goed » vervangen door de woorden « het recht van vruchtgebruik te ontnemen van het onroerend goed ».

Nathalie de T' SERCLAES.

Nr. 11 VAN DE HEER DUBIÉ

Art. 5

In het voorgestelde nieuwe lid, de woorden « gedurende ten minste een jaar na het openvallen van de nalatenschap van de eerststervende » doen vervallen.

Verantwoording

Het is niet te verantwoorden het recht van de overlevende echtgenoot te beknotten om de gezinswoning alsook de aanwezige huisraad te gebruiken.

Josy DUBIÉ.