Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-55

ZITTING 2001-2002

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Financiėn

Vraag nr. 1603 van de heer de Clippele d.d. 17 oktober 2001 (Fr.) :
Beleggingsfondsen. ­ Fiscale transparantie. ­ Meerwaarden en minderwaarden.

Het wordt algemeen toegegeven, zowel vanuit wetgevende invalshoek als vanuit die van de rechtspraak en de rechtsleer, dat de belegginsfondsen een overdeeld patrimonium vormen, waarop uit hoofde van de investeerder het principe van de fiscale transparentie moet worden toegepast.

­ Artikel 108, eerste lid, 1, van de wet van 4 december 1990 vermeldt inderdaad dat de belegginsfondsen belegginsorganen zijn die een contractuele vorm aannemen, beheerd door een beheersmaatschappij. Artikel 111, eerste lid, van dezelfde wet zegt bovendien dat die fondsen geen rechtspersoonlijkheid hebben en definieert ze als volgt : « het overdeeld patrimonium, dat voor de rekening van de deelnemers beheerd wordt door een beheersmaatschappij en waarvan de rechten worden vertegenwoordigd door aandelen op naam en aan toonder ».

Juridisch gesproken vormen de aandelen in dat fonds bijgevolg geen « deelneming » (aandelen noch obligaties) als dusdanig, maar een vertegenwoordiging van onverdeelde rechten in de geldbeleggingen die het fonds vormen.

­ Het principe van transparantie voor beleggingsfondsen is overigens wat betreft de toepassing van de regel betreffende de belastingaanslag van de vennootschappen zowel door de jurisprudentie als door uw voorganger uitdrukkelijk erkend.

Er moet in dat opzicht met name worden verwezen naar een arrest van het hof van beroep van Bergen van 20 oktober 1989 en naar de parlementaire vraag van 13 september 1993 die het standpunt van het hof van beroep van Bergen bevestigt. Dat arrest zegt met betrekking tot de toepassing van artikel 215, tweede lid, 1, van het WIB 2 dat de aandelen die de rechten in het fonds vertegenwoordigen niet als dusdanig moeten worden beschouwd, maar wel op basis van de aard van de activa die ze vertegenwoordigen.

Op basis van een raming van de onverdeelde massa, afhankelijk van de onderliggende activa (dankzij de fiscale transparantie), kunnen de inkomsten uit aandelen die vervat zijn in de coupons van de certificaten van het beleggingsfonds genieten van een aftrek in de hoedanigheid van definitief belaste inkomsten. Dat wordt bovendien uitdrukkelijk bevestigd door de administratieve commentaren van het WIB 1964 in nr. 110/27.

­ In zoverre dat de wetgever, de rechtsleer, de jurisprudentie en uw administratie het principe van de transparantie van het fonds krachtens de algemene boekhoudkundige principes erkend hebben, moet er uit hoofde van de investeerder worden overgegaan tot het boeken van het evenredige deel van alle activa en passiva die het fonds bezit op de sluitingsdatum en het gewogen evenredige deel ­ regel per regel ­ van het saldo ervan.

De situatie is van fundamenteel belang om te bepalen welk fiscaal stelsel er moet worden toegepast voor de inkomsten die het fonds heeft ontvangen en voor de meer- of minderwaarden die de deelnemers van het fonds hebben gerealiseerd. Zij heeft dus tot gevolg dat het principe van fiscale transparantie op het beleggingsfonds moet worden toegepast.

Op het vlak van meer- en minderwaarden moet er een onderscheid gemaakt worden tussen twee hypothesen :

­ De investeerder maakt de aandelen die hij in het fonds heeft, geheel of gedeeltelijk te gelde.

Uw voorganger heeft in zijn antwoord op een parlementaire vraag van 11 februari 1994 bevestigd dat in deze hypothese de meerwaarde die een investeerder realiseert bij het te gelde maken van de aandelen die hij in het beleggingsfonds heeft, als dusdanig niet binnen de toepassingssfeer van artikel 192 van het WIB valt, aangezien de aandelen in het fonds geen deelneming vertegenwoordigen, maar een evenredig deel van de vennootschappelijke goederen. Hij heeft echter nagelaten om het bierboven vermelde principe van fiscale transparantie te bevestigen. Volgens dat principe moet men overeenkomstig artikel 29 van het WIB uitgaan van een raming van de onverdeelde massa op basis van de onderliggende activa (aandelen, obligaties enz.) die de aandelen in het fonds vertegenwoordigen, om te bepalen welk fiscaal stelsel er moet worden toegepast op de meer- of minderwaarden die door een investeerder werden gerealiseerd bij het te gelde maken van aandelen in het fonds.

Zou u om alle misverstanden uit de weg te ruimen ons kunnen bevestigen of u onze mening deelt en dat er dus volgens u, overeenkomstig het principe van fiscale transparantie en artikel 29 van het WIB, moet worden uitgegaan van een evenredig deel van de onverdeelde massa die de aandelen vertegenwoordigen die men in artikel 192 van het WIB op het oog heeft (waarbij de onverdeelde massa van het beleggingsfonds volledig of gedeeltelijk de aandelen vertegenwoordigt waarvan de meerwaarden krachtens artikel 192 van het WIB kunnen genieten van een vrijstelling), om te bepalen welk fiscaal stelsel er moet worden toegepast op de meer- of minderwaarden die door een investeerder werden gerealiseerd bij het te gelde maken van aandelen in een fonds ?

­ Het fonds maakt de activa die de investeerder bezit, geheel of gedeeltelijk te gelde.

Op basis van het principe van fiscale transparantie moet het vrijgemaakte saldo uit hoofde van de investeerder worden geanalyseerd en regel per regel worden geboekt op basis van de aard van het saldo en van het evenredige deel dat de investeerder in het fonds bezit, wanneer het fonds zelf activa die de onverdeelde massa van het fonds vertegenwoordigen, te gelde maakt.

Vandaar dat er moet worden uitgegaan van het evenredig deel van het saldo dat is vrijgemaakt door het fonds en dat de meerwaarden vertegenwoordigt die men in artikel 192 van het WIB op het oog heeft (waarbij de onverdeelde massa van het beleggingsfonds volledig of gedeeltelijk de aandelen vertegenwoordigt waarvan de meerwaarden krachtens artikel 192 van het WIB kunnen genieten van een vrijstelling), om uit hoofde van de investeerder te bepalen welk fiscaal stelsel er moet worden toegepast op het saldo dat is vrijgemaakt door het fonds.

Zou u ons kunnen bevestigen of u ook hier onze mening deelt ?

Antwoord : Bij gebrek aan nieuwe elementen inzake deze problematiek, kan ik slechts de uitdrukkelijke bewoordingen herhalen van het antwoord dat door mijn voorganger werd geformuleerd op de door het geachte lid aangehaalde vraag. In artikel 111, § 1, van de wet van 4 december 1990 op de financiėle transacties en de financiėle markten, wordt het beleggingsfonds gedefinieerd als zijnde het onverdeeld vermogen dat een beheersvennootschap beheert voor rekening van de deelnemers van wie de rechten zijn vertegenwoordigd door op naam of aan toonder gestelde rechten van deelneming. In het onderhavige geval kan de belegger geen aanspraak maken op de vrijstelling zoals voorzien in artikel 192 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.