Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 2-54

ZITTING 2001-2002

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu Volksgezondheid

Vraag nr. 2080 van de heer Timmermans d.d. 30 april 2002 (N.) :
Gevaarlijke stoffen. ­ Productreglementering. ­ Gebruik van creosoot.

Mijn collega, Vlaams volksvertegenwoordiger Marcel Logist, stelde in de commissie Leefmilieu van het Vlaams Parlement het probleem van het gebruik van creosoot WEI, type B, door een bedrijf uit de gemeente Glabbeek.

Het gebruik van dit creosoot veroorzaakt voor de omwonenden een ondraaglijke geurhinder en heeft een irriterende werking tot gevolg.

Creosoten zijn trouwens in het algemeen voor de volksgezondheid een heel gevaarlijke stof. In haar antwoord op de vraag van collega Logist stelde Vlaams minister van Leefmilieu, mevrouw Vera Dua, dat zij, op basis van het emissiereductieplan voor PAK's, bij u zou aandringen op een vervanging van de verkoopstoelating voor creosoot WEI, type B, door een verkoopstoelating voor creosoot WEI, type C, ofwel op een voorstel van productreglementering om het creosoot WEI, type B, te verbieden. Deze algemene productreglementering biedt de beste garanties om het gebruik van creosoot WEI, type B, terug te dringen.

Kan de geachte minister mij meedelen hoever het staat met de voorbereiding van :

­ ofwel de wijziging van de verkoopstoelating van creosoot WEI, type B, naar WEI, type C;

­ ofwel het verbieden van het creosoot WEI, type B, in het kader van de productreglementering ?

Antwoord : Ik kan aan het geachte lid antwoorden dat het uitvaardigen van leefmilieuproductnormen voor het op de markt brengen van producten een federale bevoegdheid is. Voor producten die onderworpen zijn aan de door Europese richtlijnen vastgestelde normen kan die wetgeving niet verder gaan of afwijken van die Europese regels.

Wat voor creosoot betekent dat de bepalingen van de Europese richtlijn 94/60/EG van het Europese Parlement en de Raad van 20 december 1994 tot veertiende wijziging van richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brengen en het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten, zoals aangepast door de richtlijn 2001/90/EG van de Commissie van 26 oktober 2001 tot aanpassing aan de technische vooruitgang van bijlage I bij richtlijn 76/769/EEG, zonder meer moeten toegepast worden. Bij het toelaten van biociden op basis van creosoot moeten de bepalingen van de richtlijn 98/8/EG van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden gevolgd worden.

Dit betekent dat op heden het op de markt brengen van creosoot alleen kan beperkt worden op grond van het benz(a)pyreen gehalte, zodat ten laatste op 30 juni 2003 enkel nog creosoot op de markt wordt gebracht dat minder dan 0,005 % benz(a)pyreen bevat. Het is mijn bedoeling dat die maatregel in België al op 1 januari 2003 zal in voege zijn.

Eventuele andere beperkende maatregelen, bijvoorbeeld specificaties inzake het type van creosoot, zullen het onderwerp zijn van de risicobeoordeling in het raam van het Europese herzieningsprogramma van de bestaande werkzame stoffen van biociden. De werkzame stoffen van houtbeschermingsmiddelen zullen als eerste aan bod komen tijdens de door de richtlijn 98/8/EG voorziene herbeoordeling.