2-897/7 | 2-897/7 |
17 OKTOBER 2002
Artikel 1
Deze bijzondere wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 1 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof wordt het 2º vervangen door de volgende bepaling :
« 2º de artikelen van titel II « De Belgen en hun rechten », en de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet. »
Art. 3
In artikel 4 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) het 2º wordt opgeheven en het 3º wordt vernummerd tot het 2º;
b) het artikel wordt aangevuld met het volgende lid :
« Voor de Ministerraad, voor de Regering van een Gemeenschap of van een Gewest, voor de voorzitters van de wetgevende vergaderingen op verzoek van twee derde van hun leden of voor iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die doet blijken van een belang staat een nieuwe termijn van zes maanden open voor het instellen van een beroep tot vernietiging tegen een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, wanneer het Hof, uitspraak doende op een prejudiciële vraag, verklaard heeft dat die wet, dat decreet of die in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel een van de in artikel 1 bedoelde regels of artikelen van de Grondwet schendt. De termijn gaat respectievelijk in op de datum van de kennisgeving van het door het Hof gewezen arrest aan, al naar het geval, de Eerste Minister en de voorzitters van de Regeringen en aan de voorzitters van de wetgevende vergaderingen, of op de datum van de bekendmaking van het arrest in het Belgisch Staatsblad. »
Art. 4
In het derde lid van artikel 7 van dezelfde wet worden de woorden « , al naar het geval, van de publikatie van haar statuten in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad of van de beslissing om het beroep in te stellen dan wel voort te zetten of om in het geding tussen te komen » vervangen door de woorden « van de beslissing om het beroep in te stellen of voort te zetten of om tussen te komen en, wanneer haar statuten moeten worden bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, een kopie van die bekendmaking ».
Art. 5
In artikel 20 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de inleidende zin wordt vervangen als volgt : « Onverminderd het bepaalde in artikel 16ter van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en in artikel 5ter van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, kan slechts tot schorsing worden besloten : »;
b) in het 2º worden de woorden « of gelijkaardig aan » ingevoegd tussen de woorden « identiek is met » en de woorden « een reeds ».
Art. 6
Artikel 21 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :
« In afwijking van hetgeen in artikel 3 is bepaald, zijn de verzoekschriften tot schorsing slechts ontvankelijk wanneer zij worden ingediend binnen een termijn van drie maanden na de bekendmaking van de wet, het decreet of de in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel. »
Art. 7
In artikel 22, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « De vordering bevat » vervangen door de woorden « Onverminderd het bepaalde in artikel 16ter van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en in artikel 5ter van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, bevat de vordering bedoeld in artikel 20, 1º, ».
Art. 8
In artikel 24, eerste lid, van dezelfde wet worden de woorden « in zijn geheel of bij uittreksel » ingevoegd tussen de woorden « vijf dagen na de uitspraak » en de woorden « in het Belgisch Staatsblad ».
Art. 9
In artikel 26 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in § 1 wordt het 3º vervangen als volgt :
« 3º de schending door een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel van de artikelen van titel II « De Belgen en hun rechten », en de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet. »;
b) er wordt een § 1bis ingevoegd, luidende :
« § 1bis. Van het toepassingsgebied van dit artikel worden uitgesloten de wetten, de decreten en de in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regels waardoor een constituerend verdrag betreffende de Europese Unie of het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden of een Aanvullend Protocol bij dit Verdrag instemming verkrijgt. »;
c) § 2 wordt vervangen als volgt :
« § 2. Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechtscollege, dan moet dit college het Arbitragehof verzoeken op deze vraag uitspraak te doen.
Het rechtscollege is daartoe echter niet gehouden :
1º wanneer de zaak niet door het betrokken rechtscollege kan worden behandeld om redenen van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid, tenzij wanneer die redenen ontleend zijn aan normen die zelf het onderwerp uitmaken van het verzoek tot het stellen van de prejudiciële vraag;
2º wanneer het Arbitragehof reeds uitspraak heeft gedaan op een vraag of een beroep met een identiek onderwerp.
Het rechtscollege waarvan de beslissing vatbaar is voor, al naar het geval, hoger beroep, verzet, voorziening in Cassatie of beroep tot vernietiging bij de Raad van State, is daartoe evenmin gehouden wanneer de wet, het decreet of de in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel een regel of een artikel van de Grondwet bedoeld in § 1 klaarblijkelijk niet schendt of wanneer het rechtscollege meent dat het antwoord op de prejudiciële vraag niet onontbeerlijk is om uitspraak te doen. »;
d) het artikel wordt aangevuld met een § 3, luidende :
« § 3. Behalve wanneer ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid van een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel met een van de in § 1 bedoelde regels of artikelen van de Grondwet en geen vraag of beroep met hetzelfde onderwerp bij het Hof aanhangig is, is een rechtscollege zowel in het geval de vordering spoedeisend is en de uitspraak over de vordering slechts een voorlopig karakter heeft, als in het geval het een procedure ter beoordeling van de handhaving van de voorlopige hechtenis betreft, er niet toe gehouden een prejudiciële vraag te stellen. ».
Art. 10
In titel I van dezelfde wet wordt een hoofdstuk III ingevoegd « Gemeenschappelijke bepalingen », bevattende artikel 124bis, dat artikel 30bis wordt en waarin de volgende wijzigingen worden aangebracht :
a) de woorden « van 16 januari 1989 » worden ingevoegd tussen de woorden « de bijzondere wet » en de woorden « betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten »;
b) de woorden « artikelen 59bis, 59ter, 107quater, 108ter en 115 van de Grondwet » worden vervangen door de woorden « artikelen 39, 127, § 1, 128, § 1, 129, § 1, 130, § 1, 135, 136, 137, 140, 166, 175, 176 en 177 van de Grondwet ».
Art. 11
In artikel 34 van dezelfde wet, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in § 2, tweede lid, worden de woorden « en ten minste één rechter voldoen aan de voorwaarde bedoeld onder d) » vervangen door de woorden « ten minste één rechter voldoen aan de voorwaarde bedoeld onder c) en ten minste één rechter voldoen aan de voorwaarde bedoeld onder d) »;
b) het artikel wordt aangevuld met een § 5, luidende :
« § 5. Het Hof is samengesteld uit rechters van verschillend geslacht. »
Art. 12
In artikel 35, eerste lid, van dezelfde wet wordt het getal « veertien » vervangen door het getal « vierentwintig ».
Art. 13
In artikel 63, § 1, van dezelfde wet worden de woorden « van de aanvraag » vervangen door de woorden « van de akte waardoor de zaak bij het Hof aanhangig wordt gemaakt ».
Art. 14
Artikel 65 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 65. De arresten van het Hof worden in het Nederlands en in het Frans gesteld en uitgesproken. Zij worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt op de wijze bepaald in artikel 114, met een vertaling in het Duits.
De arresten worden in het Nederlands en in het Frans uitgesproken door de voorzitters.
Zij worden tevens in het Duits uitgesproken en bekendgemaakt wanneer het gaat om arresten gewezen op beroepen tot vernietiging of wanneer de zaak in het Duits aanhangig is gemaakt. »
Art. 15
In artikel 70 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) de woorden « niet gegrond is, of dat het Arbitragehof » worden vervangen door de woorden « niet gegrond is, dat het Arbitragehof »;
b) het artikel wordt aangevuld met de woorden « of dat de zaak lijkt te kunnen worden afgedaan met een arrest van onmiddellijk antwoord ».
Art. 16
In artikel 71, tweede lid, tweede volzin, van dezelfde wet vervalt het woord « vrije ».
Art. 17
Artikel 72 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 72. Indien de rechters-verslaggevers oordelen dat het beroep tot vernietiging klaarblijkelijk niet gegrond is, de prejudiciële vraag klaarblijkelijk negatief moet worden beantwoord of de zaak, wegens de aard ervan of de relatieve eenvoud van de erin opgeworpen problemen, kan worden afgedaan met een arrest van onmiddellijk antwoord, brengen zij hierover bij het Hof verslag uit binnen een termijn van maximum dertig dagen na ontvangst van het verzoekschrift of de verwijzingsbeslissing; indien de bestreden regel tevens het onderwerp is van een vordering tot schorsing, wordt deze termijn teruggebracht tot maximum tien dagen.
De conclusies van de rechters-verslaggevers worden door de griffier ter kennis gebracht van de partijen binnen de in het eerste lid bepaalde termijn. Indien in de conclusies van de rechters-verslaggevers wordt voorgesteld om een schending vast te stellen van de in de artikelen 1 en 26 vermelde regels, wordt daarvan, alsmede van het beroep tot vernietiging of de beslissing die de prejudiciële vraag bevat, kennisgegeven aan de in artikel 76 vermelde partijen. De partijen beschikken over vijftien dagen, te rekenen van de ontvangst van de kennisgeving, om een memorie van verantwoording in te dienen.
Het Hof kan dan beslissen dat de zaak zonder verdere rechtspleging wordt afgedaan met een arrest van onmiddellijk antwoord of met een arrest waarin, naar gelang van het geval, het beroep niet gegrond wordt verklaard of de vraag negatief wordt beantwoord.
Wordt het voorstel om een arrest van niet-gegrondheid of een arrest van onmiddellijk antwoord uit te spreken niet gevolgd, dan stelt het Hof dit bij beschikking vast. »
Art. 18
In artikel 74 van dezelfde wet wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « Het verzoekschrift tot vernietiging kan worden geraadpleegd ter griffie van het Hof tijdens een termijn van dertig dagen vanaf de in het eerste lid bedoelde bekendmaking. »
Art. 19
In artikel 85 van dezelfde wet wordt het derde lid opgeheven.
Art. 20
Artikel 89 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« Art. 89. § 1. Wanneer het Hof, bij wijze van prejudiciële beslissing, uitspraak doet op vragen als bedoeld in artikel 26, zendt de griffier een afschrift van de ingediende memories aan de andere partijen die een verzoekschrift of een memorie hebben ingediend. Deze beschikken dan over dertig dagen vanaf de dag van ontvangst om aan de griffie een memorie van antwoord te doen geworden. Bij het verstrijken van die termijn zendt de griffier een afschrift van de ingediende memories van antwoord aan de andere partijen die een memorie hebben ingediend.
§ 2. Wanneer het Hof uitspraak doet op beroepen tot vernietiging als bedoeld in artikel 1, zendt de griffier, bij het verstrijken van de in de artikelen 85 en 87 bedoelde termijnen, een afschrift van de ingediende memories aan de verzoekende partij. Die beschikt dan over dertig dagen vanaf de dag van ontvangst om aan de griffie een memorie van antwoord te doen geworden. Bij het verstrijken van die termijn zendt de griffier een afschrift van de door de verzoekende partij ingediende memorie van antwoord aan de andere partijen die een memorie hebben ingediend. Die beschikken dan over dertig dagen vanaf de dag van ontvangst om aan de griffie een memorie van wederantwoord te doen geworden. Bij het verstrijken van die termijn zendt de griffier een afschrift van de ingediende memories aan de verzoekende partij. »
Art. 21
In dezelfde wet wordt een artikel 89bis ingevoegd, luidende :
« Art. 89bis. De in de artikelen 85, 87 en 89 vastgestelde termijnen kunnen worden verkort of verlengd bij een met redenen omklede beschikking van de voorzitter.
Wanneer een in artikel 87 vastgestelde termijn wordt verkort of verlengd overeenkomstig het eerste lid, maakt de griffier daarvan melding in het in artikel 74, eerste lid, bedoelde bericht. »
Art. 22
Artikel 90, tweede lid, van dezelfde wet wordt aangevuld als volgt :
« en vermeldt de tijdens de ingereedheidbrenging opgeworpen vragen waarop de partijen verzocht worden te antwoorden, hetzij met een aanvullende memorie die binnen de in de beschikking vastgestelde termijn moet worden ingediend, hetzij mondeling op de terechtzitting ».
Art. 23
In dezelfde wet wordt in hoofdstuk IV van titel V een artikel 94bis ingevoegd, luidende :
« Art. 94bis. § 1. Wanneer bij het Hof een prejudiciële vraag aanhangig wordt gemaakt die is gesteld door de Raad van State krachtens artikel 6, § 1, VIII, 5º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, geeft de griffier kennis van de verwijzingsbeslissing overeenkomstig artikel 77.
§ 2. Binnen tien dagen na ontvangst van de kennisgeving kunnen de Ministerraad, de Regeringen, de voorzitters van de wetgevende vergaderingen en de adressaten van die kennisgevingen een memorie zenden aan het Hof.
§ 3. Bij het verstrijken van de in § 2 bedoelde termijn, beslist het Hof, na de verslaggevers te hebben gehoord, of de zaak al dan niet in gereedheid is. De beschikking waarbij wordt beslist dat de zaak in gereedheid is, bepaalt de rechtsdag van de terechtzitting. Daarvan wordt kennisgegeven aan de partijen ten minste drie dagen vóór de datum van de terechtzitting. Tijdens de termijn tussen de kennisgeving en de beschikking tot rechtsdagbepaling van de terechtzitting kunnen de partijen het dossier raadplegen op de griffie. »
Art. 24
In artikel 103 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd :
« Samen met de kennisgeving met de datum van de terechtzitting, wordt het verslag van de verslaggevers meegedeeld aan de desbetreffende partijen. »;
b) in het tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt het woord « die » vervangen door de woorden « de in het eerste lid bepaalde ».
Art. 25
In artikel 109 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in het eerste lid worden de woorden « en artikel 6, § 1, VIII, 5º, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen » ingevoegd tussen de woorden « Onverminderd artikel 25 » en de woorden « , worden de arresten »;
b) in het eerste lid worden de woorden « het verwijzingsvonnis » vervangen door de woorden « de verwijzingsbeslissing »;
c) in het tweede lid worden de woorden « een jaar » vervangen door de woorden « zes maanden ».
Art. 26
Artikel 114, eerste lid, van dezelfde wet wordt vervangen als volgt :
« De arresten, gewezen op beroepen tot vernietiging en op prejudiciële vragen, worden in hun geheel of bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt door toedoen van de griffier. Het uittreksel bevat de overwegingen en het beschikkende gedeelte. »
Art. 27
In de artikelen 1, 3, 4, 7, 8, 10, 13, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 26, 27 en 101 van dezelfde wet worden de woorden « artikel 26bis van de Grondwet » telkens vervangen door de woorden « artikel 134 van de Grondwet ».
Art. 28
Artikel 124 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 29
Dezelfde wet wordt aangevuld met een artikel 128, luidende :
« Art. 128. Artikel 34, § 5, treedt in werking uiterlijk vanaf de derde benoeming volgend op de inwerkingtreding van de bijzondere wet van ... tot wijziging van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. »