2-233

2-233

Sénat de Belgique

Annales

VENDREDI 11 OCTOBRE 2002 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Déclaration du gouvernement sur sa politique générale

Suite de la discussion

De heer Frank Creyelman (VL. BLOK). - Ik luister altijd met veel interesse naar beleidsverklaringen, maar deze keer met nog iets meer interesse dan gewoonlijk, omdat beleidsverklaringen die worden afgelegd op een zwangerschapsperiode afstand van de verkiezingen meestal bol staan van verkiezingsretoriek. Toegegeven, de eerste minister en de regering hebben me op dat punt niet teleurgesteld. Zelden heeft een regering zo veel interessante bedoelingen geëtaleerd, maar ze hebben allesbehalve met de realiteit te maken. Heel waarschijnlijk komt er niets van in huis. De beloften zijn vooral bedoeld om het falen van de regering op de belangrijkste verkiezingspunten van 1999 te verdoezelen.

Ten eerste weet de regering natuurlijk als geen ander dat de verpakking belangrijker is dan de inhoud. De realiteit is niet plezierig genoeg en daarom vlucht ze liever in beloftes en begoochelingen. "Veel beloven en weinig geven doet de zotten in vreugde leven" is een oud Vlaams gezegde dat de regering nu al drie jaar in de praktijk brengt. Belangrijk is dus de manier waarop het beleid aan de bevolking wordt voorgesteld. Ook nu weer. Als de eerste de beste oplichter belicht de eerste minister een paar interessante items uit zijn beleid waar niemand tegen kan zijn en waarmee hij dus wel moet scoren. Probeer maar eens de verhoging van de minimumpensioenen te relativeren of de vermindering van de sociale lasten in de horeca tot de juiste proporties te herleiden. Het klinkt allemaal goed, maar in de realiteit stelt het bitter weinig voor.

Op het vlak van demagogie en oogverblinding heeft de regering van niemand lessen te leren. Een typisch staaltje van oogverblinding is het uitpakken met het VN-rapport over de meest welvarende landen en waarin België op de vierde plaats staat na Canada, Zweden en Noorwegen. Voorwaar geen slechte prestatie. Jammer genoeg herinneren we ons dat de eerste minister toen hij nog lid was van de oppositie, diezelfde VN-rangschikking om diverse redenen verwierp. Terecht, want niets wijst erop dat de rangschikking iets zegt over de concrete welvaart, het welzijn van de bevolking of het gevoerde beleid. Wie zegt bovendien dat dat goede nieuws op het palmares van paarsgroen mag worden geschreven? Is het niet eerder een gevolg van een gunstige internationale economische conjunctuur?

België mag dan de vierde plaats bekleden op de VN-lijst - en Vlaanderen zelfs de eerste, zo hebben we vandaag vernomen - de waarheid is dat het alles behalve goed gaat met de Belgische economie. De werkloosheid is gestegen en het concurrentievermogen van onze bedrijven, de investeringen en het consumentenvertrouwen zijn gedaald, uiteraard vooral in Vlaanderen, de economische motor van het land. Ik kan me ook moeilijk indenken dat de werkgelegenheid in Wallonië nog veel verder kan dalen. Van de actieve welvaartstaat - een van de grote doelstellingen van de regering - is weinig of niets meer over. Terecht merkte de eerste minister op dat ons land slechts een beperkte invloed heeft op de internationale economische conjunctuur. Dat klopt, maar het klopt evenzeer dat de positieve economische resultaten van de afgelopen jaren niet de verdienste van de regering zijn. De afgelopen jaren was het bijzonder gemakkelijk om met paarsgroen, om links te regeren. Er konden cadeaus worden uitgedeeld, omdat de economische conjunctuur dat mogelijk maakte. De eerstvolgende jaren zal dit wellicht een stuk moeilijker zijn. Ik gun paarsgroen dus bijna een voortzetting van de coalitie. In een slechtere economische situatie zal immers vlug blijken dat paarsgroen, links-liberaal geen oplossingen heeft voor de echte problemen van de mensen. Als er geen cadeaus meer uit te delen zijn, zal de realiteit vlug door de verpakking en de demagogie heen prikken. Als Vlaamsnationalist gun ik de regering dus bijna een Belgische verkiezingsoverwinning, zodat eindelijk eens komaf kan worden gemaakt met de utopieën van de meest linkse regering aller tijden, ware het niet dat Vlaanderen, als belangrijkste en meest welvarende deel van de Belgische staat, dan weer de rekening moet betalen.

De eerste minister heeft de bevolking de opdracht gegeven gelukkig en tevreden te zijn. In onze vergadering hoorden we hem bijna bevelen: "Wees tevreden en gelukkig, ik wil het." Merkwaardig dat de bevolking dat na bijna vier jaar paarsgroen cadeaubeleid nog niet is. Heeft de gewone man in de straat misschien door dat van de beloftes van Verhofstadt en Co., van de paarsgroene `NV Fantastisch' nog niet veel in huis is gekomen? Heeft de bevolking misschien door dat de regering de afgelopen jaren zowel links als rechts beloftes heeft gedaan die niet werden nagekomen? Is ze daarom niet tevreden is met het paarsgroene beleid?

Gemakshalve doet de eerste minister de onvrede bij de bevolking af als verzuring. Is het verzuring te constateren dat het veiligheidsbeleid faalt? Het klopt dat het veiligheids- en justitiebeleid niet als mislukt mogen worden bestempeld omdat een ramkraak lukt, maar wel als de regering de criminaliteitscijfers moet manipuleren om geloofwaardig over te komen.

Onder druk van de groenen worden de drugsdelicten uit de statistieken gehaald en worden er nagenoeg geen processen-verbaal meer opgesteld voor druggebruik en drugbezit. Processen-verbaal worden vervangen door nota's en eenvoudige mededelingen die niet meer naar het parket worden doorgestuurd. Van de politiediensten wordt verwacht dat ze steeds minder PV's opstellen en lichte misdrijven laten noteren als eenvoudige meldingen zonder proces-verbaal. PV's moeten worden omgezet in processen-verbaal zonder registratie of PVR's, zogezegd om de parketten te ontlasten. Met zulke maatregelen is het niet verwonderlijk dat de criminaliteitscijfers dalen. PVR's worden tegenwoordig voor om het even wat opgemaakt, bijvoorbeeld als er geen verdachte is of wanneer er geen sporen worden aangetroffen.

In de meeste steden is er bovendien niet meer, maar minder blauw op straat. Bijgevolg zijn er minder aanspreekpunten voor de slachtoffers van grote en kleine delicten. Minder patrouilles, betekent ook minder pakkans.

Als we dan van professor Ponsaers, een van de grote specialisten van criminaliteitsstatistieken, horen dat de meldingsbereidheid voor criminele feiten lager is dan ooit tevoren, blijft er van de triomfantelijke statistieken van de regering niet veel meer over. Met een aangiftebereidheid voor inbraken van slechts 33,15% blijft tweederde van de inbraken dus uit de politiestatistieken. Volgens professor Ponsaers wordt slechts de helft van de handtasdiefstallen en inbraken in auto's aangegeven.

De zogenaamde daling van de criminaliteit met 8% of met 77.500 misdrijven is bijzonder eenvoudig uit te leggen. Daarenboven moet worden genoteerd dat als gevolg van de naturalisaties en de regularisaties er minder inbreuken zijn op de vreemdelingenwet. Bij gebrek aan verkiezingen in 2001 zijn er ook minder inbreuken op de kieswet. In vergelijking met 2000 zijn er ook minder voetbaldelicten, want er was geen Euro 2000.

Het hele justitie- en veiligheidsbeleid is mislukt niet door die ene gelukte ramkraak, maar wel door de toegevingen van de VLD aan de linkse partijen waardoor er minder middelen gaan naar criminaliteitsbestrijding.

De opnamecapaciteit in de gevangenissen werd niet verhoogd. De nultolerantie werd niet ingevoerd en er werd geen adequaat drugbeleid gevoerd, integendeel. Het hele veiligheidsbeleid bleef in de handen van links, dat er een merkwaardige veiligheidsvisie op nahoudt. Volgens links is criminaliteit voornamelijk het gevolg van achteruitstelling en kansarmoede, bijgevolg moet de criminaliteit bestreden worden door de kansarmoede en sociale achteruitstelling te bestrijden. Volgens links bestaat er geen persoonlijke verantwoordelijkheid en is het hele denk- en handelspatroon van de mens ingegeven door de omgeving en de omstandigheden waarin iemand wordt opgevoed. Daders zijn dus in feite slachtoffers en slachtoffers mogen niet repressief behandeld worden, bijgevolg geen gevangenissen, geen harde aanpak van de criminaliteit, maar een begeleiding door sociale assistenten.

Het is de verantwoordelijkheid van de VLD dat ze een dergelijk beleid mee vorm heeft gegeven door in deze linkse regering te stappen. De VLD heeft haar kiezers verraden en de algemene tendens naar een rechts beleid, zeker op gebied van veiligheid, in Vlaanderen genegeerd. Ik twijfel er niet aan dat de VLD, en met de VLD alle Vlaamse partijen die deel uitmaken van de regering, daarvoor de verkiezingsrekening gepresenteerd zullen krijgen.

De VLD heeft door een links georiënteerd veiligheidsbeleid niet alleen haar kiezers verraden, ze heeft ook over de hele lijn gefaald door de optie die in 1999 door de kiezers werd genomen volledig te negeren en het tegendeel uit te voeren van wat de Vlaamse kiezers wilden.

Ik heb het over het vreemdelingenbeleid. Door het invoeren van de regularisering heeft de VLD in drie jaar tijd een nooit geziene stroom van asielzoekers op gang gebracht. België staat aan de kop van het Europees peloton, of beter Vlaanderen staat op kop, want zoals gebruikelijk in dit land, neemt vooral Vlaanderen de lasten daarvan voor zijn rekening neemt.

Als ik de eerste minister dan hoor zeggen dat de cijfers van de asielzoekers zijn gehalveerd, dan is dat toch wel flagrant in tegenspraak met de realiteit. Gedurende drie jaar heeft de regering een colonne nieuwe Belgen binnengelaten en ze vervolgens zonder voorwaarden de Belgische nationaliteit cadeau gedaan dankzij de door de VLD goedgekeurde snel-Belgwet, een wet die elke weldenkende burger naar de prullenmand wil.

Duizenden nieuwe Belgen kunnen vandaag ongestoord gebruik maken van de vele sociale voorzieningen bijeengewroet door hardwerkende burgers. Dat is het wezen van het asielbeleid van deze regering en dat is toch wel lichtjes in tegenspraak met de verkiezingsbeloften die we te pas en te onpas moesten aanhoren. Meer dan 65.000 nieuwe Belgen heeft de VLD op die manier gecreëerd. Daarbovenop werden nog eens 70.000 illegalen geregulariseerd. Met de verkiezingen in het vizier wordt een legervliegtuig ingezet om een paar onwillige Roemenen terug te sturen. Maar dat komt ongeloofwaardig over. Laat ons lachen als kabinetschef Dassen verklaart dat dat legervliegtuig niets te maken heeft met het transportvliegtuig dat vroeger door het Vlaams Blok werd voorgesteld.

Voor de rest hebben we weinig redenen om te lachen, en al helemaal niet op het communautaire vlak. We hebben immers niet alleen de meest linkse regering sedert decennia, maar ook de meest anti-Vlaamse sedert decennia. Wat is er terecht gekomen van de beloften van de VLD voor meer Vlaamse bevoegdheden voor gezondheidszorg, gezinsbijstand en verdere hulp aan bejaarden? Waar blijven de uitgebreide bevoegdheden voor werkgelegenheid, voor volksgezondheid, leefmilieu en middenstand? Zijn de hefbomen van de sociale zekerheid in Vlaamse handen zoals werd beloofd? We horen Guy Verhofstadt nog zeggen dat de regionalisering van de vennootschapsbelasting en van delen van de sociale zekerheid Vlaanderen de mogelijkheid zouden bieden een eigen loonkostenpolitiek te voeren. We horen hem nog pleiten voor een volwaardige autonomie over de inkomsten en voor een eigen belastingpolitiek voor de deelgebieden. Wat is van die beloftes in huis gekomen? Niets. Vlaanderen kreeg wel `een goede communautaire verstandhouding'. De Vlaamse kiezers moeten zich maar tevreden stellen met een schouderklopje van de Franstaligen.

De regeringspartijen moeten dan ook niet verbaasd zijn dat de bevolking niet tevreden is. Op drie belangrijke verkiezingspunten uit 1999 wordt geen vooruitgang geboekt, wel integendeel. We zien nog meer vreemdelingen, nog meer criminaliteit en een nog steeds falend justitiebeleid en een massa communautaire toegevingen. Dat is het paarsgroene cadeau aan de Vlaamse kiezers. Maar als die kiezer durft te protesteren, wordt dat `verzuring' genoemd.

De eerste minister zegt eenieder zijn persoonlijk recht op verzuring te gunnen, maar hij gunt de verzuurden België niet. Iedereen weet dat met `de verzuurden' de kiezers en verkozenen van het Vlaams Blok worden bedoeld. De eerste minister gunt dus aan de verzuurden, aan het Vlaams Blok, België niet. Wel, wij verzuurden hebben België niet nodig. Maar eigenlijk is het niet aan de regering om te bepalen wie België krijgt. Het is de kiezer die in juni volgend jaar zal beslissen wie dit land mag besturen. Wij zijn ervan overtuigd dat ondanks de ongeziene mediamanipulatie van de regering en ondanks de al drie jaar stelselmatig opgevoerde goednieuwsshow, de paarsgroene `NV Fantastisch' in juni door de Vlaamse kiezer failliet zal worden verklaard. Er is geen enkele Vlaming die daar ook maar één traan zal voor laten.

M. Jean-François Istasse (PS). - Je vous prie tout d'abord d'excuser l'absence de M. Mahoux, retenu par d'autres devoirs.

D'emblée, au nom du groupe socialiste, je félicite le gouvernement car le budget 2003 prévoit, malgré les circonstances économiques et financières difficiles, des impulsions nouvelles sur le plan économique et sur le plan social. C'était primordial et nous sommes au rendez-vous. Il s'agit, en outre, d'un budget responsable car, contrairement à celui de la plupart des pays européens, les Pays-Bas, l'Allemagne et la France notamment, il est en équilibre.

Nous constatons avec satisfaction que des moyens complémentaires sont prévus pour dégager des politiques nouvelles en matière de pensions et des mesures concrètes en faveur de l'augmentation du salaire minimum. Pour le groupe socialiste, il était essentiel que la politique annoncée constitue un progrès pour nos concitoyens les plus faibles. Les pensions les plus modestes vont être revalorisées, tant celles des salariés que celles des indépendants, et nous pouvons marquer notre approbation. Le salaire minimum sera revu à la hausse par une diminution de la cotisation personnelle des travailleurs concernés. C'est en fait quelque 530.000 personnes qui verront ainsi leurs revenus augmenter de manière significative puisque, pour un salaire de 1.335 euros bruts, cela représente une augmentation de 25 euros par mois. Si nous sommes particulièrement attentifs au maintien du pouvoir d'achat des travailleurs, il faut également souligner que cette mesure intervient efficacement pour lutter contre les pièges à l'emploi combattus par Mme Onkelinx. Le gouvernement l'a bien compris puisque c'est la troisième augmentation qui intervient en la matière, après celles de décembre 1999 et avril 2000.

En matière de fixation des salaires, nous rejoignons le premier ministre quand il appelle les partenaires sociaux, les secteurs et les entreprises à prendre leurs responsabilités et à éviter ainsi une intervention de la loi. La négociation interprofessionnelle a déjà fait ses preuves dans notre pays, elle est un modèle pour tous les pays démocratiques et les acteurs en présence devront faire preuve d'audace et de créativité pour ficeler prochainement l'accord 2003-2004.

Nous approuvons également la mise en place de la banque-carrefour des entreprises. Elle devra en effet soulager les entreprises de nombreuses obligations administratives.

Dans le secteur de l'emploi, nous soutenons la décision de renforcer les mesures contre l'exclusion du travail qui ont rencontré beaucoup de succès.

Nous épinglerons dans ce volet social le doublement du congé de maternité pour les femmes indépendantes, assorti d'une indemnité doublée. Il était important de prendre en compte les difficultés rencontrées par cette catégorie de travailleurs et le groupe socialiste a d'ailleurs déposé à ce sujet plusieurs initiatives parlementaires au cours de cette législature. À cet égard, il nous paraît souhaitable que dans le régime des travailleurs indépendants la solidarité soit assurée à l'intérieur du secteur.

Le plan d'emploi destiné à promouvoir l'engagement de personnel dans les secteurs qui connaissent des pics d'activité comme l'horeca est également une mesure concrète positive et nous serons particulièrement attentifs au texte que proposera la ministre de l'Emploi en la matière.

Le groupe socialiste se réjouit particulièrement du montant retenu pour le financement de l'assurance maladie l'année prochaine ; 15,342 milliards d'euros sont en effet prévus. Cela représente une augmentation de quelque 6,5% par rapport au budget de l'année précédente alors que la norme légale est fixée à 2,5%. L'effort consenti est en fait de 37 milliards d'anciens francs, ce qui est appréciable.

De nouvelles initiatives verront donc le jour et le ministre des Affaires sociales a déjà lancé quelques pistes qui rencontrent notre approbation. Nous nous félicitons en effet du fait que certaines prestations aujourd'hui facturées aux patients hospitalisés seront désormais intégrées dans le prix de journée. Nous épinglerons également - c'est une première - la création d'un Fonds à destination des enfants gravement malades et qui sont, avec leur famille, confrontés à des situations souvent dramatiques.

Des moyens sont également accordés à la revalorisation des honoraires des généralistes. C'est une mesure positive, en ce sens qu'elle devrait faciliter la conclusion d'une convention médico-mutualiste pour 2003 et garantir, ce faisant, la sécurité tarifaire aux patients. Nous avons insisté sur l'importance des mesures de correction concernant la kinésithérapie. Le président de notre parti, M. Di Rupo, ne nous aurait d'ailleurs pas pardonné de ne rien avoir obtenu à cet égard. Ces mesures sont annoncées et nous nous en réjouissons.

Nous approuvons également les dispositions envisagées par le gouvernement dans le secteur des médicaments et nous sommes particulièrement attentifs aux mesures prises pour favoriser encore l'usage des médicaments génériques.

On a souvent entendu dire que la majorité arc-en-ciel bénéficiait d'une conjoncture favorable qui lui permettait de répartir les milliards entre ses différentes tendances. Or, malgré le renversement de la conjoncture, le budget qui nous est présenté ici est un budget sérieux et équilibré, qui permet à la Belgique de respecter ses engagements sur le plan international. Le progrès réalisé en dix ans sur ce plan est, en tous points, remarquable. Il y a dix ans en effet, notre pays atteignait un endettement record de 140%. En dépit d'efforts considérables, ce chiffre entraînait le budget dans le cercle vicieux de l'effet boule-de-neige : la dette s'autoalimentait et continuait à croître d'année en année, malgré des recettes supérieures aux dépenses.

Or, après dix années d'efforts, la dette est proche des 100% du PNB et a ainsi amorcé ce qu'il est convenu d'appeler une spirale vertueuse, phénomène exactement inverse à celui de la boule-de-neige. Autrement dit, chaque effort budgétaire se traduit par un effet positif plus que proportionnel à l'effort entrepris.

Cette réduction spectaculaire de l'endettement permet depuis quelques années de dégager des marges budgétaires au service d'une politique active. Et cette fois encore, le budget qui nous est présenté utilise à bon escient les marges libérées par cette stricte politique budgétaire.

Il faut toutefois rester vigilant. Chacun sait la réelle fragilité que connaît encore notre budget. Car à 100% du PNB seulement, l'endettement reste considérable et la situation budgétaire, fragile. Nous restons largement tributaires des mouvements de l'économie. Il faut donc à tout prix veiller à éviter un nouvel emballement, car ce sont toujours les moins nantis qui en paient chaque fois la facture, ce qui est, pour nous, une source de préoccupation. Il est donc indispensable de maintenir l'équilibre budgétaire.

La mobilité revêt également une grande importance aux yeux du groupe socialiste. Elle participe en effet à la fois du développement économique, pour lequel elle est essentielle, mais aussi et surtout de la qualité de vie, en particulier dans les villes.

La SNCB est, à cet égard, un élément incontournable d'une politique dynamique et efficace de mobilité. Il était donc indispensable que son avenir financier soit assuré, et cela de façon durable, de sorte qu'elle puisse répondre aux défis que l'on attend d'elle.

C'est pourquoi mon groupe se réjouit particulièrement du volet financier qui concerne les chemins de fer. J'étais parmi les sénateurs qui s'interrogeaient à cet égard ; ce budget nous donne une réponse aussi importante que rassurante.

Tout d'abord, les différentes enveloppes seront intégralement maintenues, telles que prévues l'an passé, soit 2 milliards 35 millions d'euros. La SNCB sera donc en mesure de poursuivre son programme de modernisation et d'amélioration du réseau et des services, ce qui permettra d'éviter un manque à gagner de 991 millions d'euros qui risquait de mettre la société en péril d'ici 2012.

Ensuite, la fameuse dette historique de la SNCB, qui a toujours pesé sur les comptes de la société et qui l'a empêchée de mener une véritable politique d'avenir, sera résorbée par l'État fédéral à partir de 2004. C'est une nouvelle très importante. En effet, compte tenu des énormes charges d'intérêts que cette dette fait peser sur l'entreprise, la reprise progressive de ces quatre milliards d'euros constituera une mesure fondamentale pour la SNCB. De ce point de vue, le plus tôt sera le mieux.

Enfin, sans mettre en péril l'achèvement des travaux du TGV, quelques dizaines de millions d'euros seront provisoirement prélevés sur ce poste budgétaire afin de favoriser les investissements essentiels à la sécurité.

Tous ces éléments permettent donc à la SNCB d'être une société performante et de mettre le réseau belge au plus haut niveau de qualité. Ce sont, me semble-t-il, des éléments indispensables pour une bonne politique de mobilité et pour le respect de l'usager des transports publics, mais aussi pour permettre à nos chemins de fer de relever les défis européens auxquels ils sont déjà confrontés.

Pour rester dans les entreprises publiques, la reconversion de Belgacom en une société moderne et performante doit également être soulignée. Elle permet de dégager un dividende exceptionnel de deux milliards d'euros dont une partie servira à financer le propre Fonds de pension de l'entreprise, consolidant ainsi, et sa reconversion, et la situation sociale de ses travailleurs, tandis que 500 millions d'euros iront au Fonds de vieillissement. Nous nous réjouissons de cette mesure préventive très importante.

La Poste est une des dernières entreprises publiques pour lesquelles une reconversion en profondeur doit être poursuivie pour répondre aux défis de demain. Nous ne répéterons jamais assez que ces nécessaires reconversions ne peuvent en aucune façon se faire au détriment des travailleurs de l'entreprise. Mais il est aussi évident qu'une telle réforme ne peut se faire sans moyens financiers considérables. C'est pourquoi nous nous réjouissons de ce que l'enveloppe prévue à cet effet - 300 millions d'euros - soit entièrement accordée à l'entreprise.

Nous sommes également fiers, en tant que socialistes, que la réforme fiscale porte principalement ses effets sur les bas et les moyens revenus grâce à une affectation de 21 milliards d'euros sur les 25 milliards d'euros acquis par cette réforme fiscale. C'est donc une réforme qui touche l'ensemble des revenus et qui permet de maintenir et même d'accroître le pouvoir d'achat des travailleurs. Nous y sommes particulièrement attachés.

Il nous semblait toutefois que compte tenu d'un certain retournement de conjoncture qui nous invite à revoir certaines dépenses à la baisse, il aurait peut-être été de bonne politique de reporter à des jours meilleurs la partie de la réforme relative aux salaires les plus élevés. Nous n'avons pas été suivis, mais les engagements pris ont été respectés.

En tant que sénateur de communauté, je voudrais aborder la situation financière des entités fédérées. C'est avec une certaine consternation que les Régions et Communautés ont appris que le Conseil supérieur des Finances allait leur réclamer, avec plusieurs années de retard et rétroactivement, des sommes considérables.

Cette pratique nous semble contestable ; elle risque en effet de mettre en péril la gestion même de ces entités fédérées qui ne peuvent naturellement pas tenir compte de pareils aléas dans leurs budgets.

On peut donc se réjouir que le gouvernement ait renoncé à donner un caractère rétroactif à cette mesure. Restent néanmoins la procédure non-contradictoire qui est contestée par les entités fédérées, en tout cas par la Communauté française et la Région wallonne, et l'effet rétroactif sur trois exercices.

Ces corrections imprévues vont rendre délicate la confection des budgets des entités fédérées et, plus généralement, leur situation financière. Il faudra y être très attentif.

Quant à la réforme des polices, le Premier ministre nous annonce la poursuite de l'examen des problèmes financiers et opérationnels. Il convient de rappeler les promesses qui ont été faites par le ministre de l'Intérieur - aucun municipaliste ne doit les avoir oubliées - quant au respect du principe de neutralité budgétaire pour les finances des communes.

Le groupe socialiste sera donc, plus que jamais, particulièrement attentif aux nouvelles décisions qui devront intervenir pour les communes ou les zones de police. Nous ne pouvons, dès lors, que nous réjouir de la constitution d'une provision à cet effet.

Concernant les contrats de sécurité et de prévention, notre groupe a toujours réclamé leur pérennisation via l'élaboration de programmes pluriannuels, ainsi que leur développement dans les zones rurales ou semi-rurales. En effet, il nous semble inacceptable que la délinquance, en quelque sorte bousculée dans les villes, se réfugie dans les campagnes, le problème étant alors déplacé sans être résolu. L'élaboration d'un plan d'action pour les zones rurales ne peut, pour ces raisons, qu'emporter notre adhésion.

Le volet international, qui a constitué l'introduction de la déclaration du premier ministre, a également retenu toute notre attention. Nous devons nous réjouir de l'augmentation octroyée à l'aide au développement. En augmentant le budget de 9%, nous devrions atteindre 0,7% du PNB dans les années à venir.

Par contre, en ce qui concerne le Fonds pour l'application de Kyoto, certaines des mesures préconisées posent problème, tant sur le plan éthique qu'environnemental.

Un mot enfin sur le problème de l'Irak, sur lequel s'est longuement étendu le premier ministre.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Que pensez vous des mesures du gouvernement relatives au budget de la Défense ? Estimez-vous le moment est approprié pour procéder à une restructuration de l'armée ? Sachant que celle-ci doit faire face à un surplus de coûts de quelques milliards, le fait de diminuer encore le budget risque de provoquer une crise dans la Défense et de créer des difficultés au ministre Flahaut. Quelle est l'opinion de votre groupe sur ce point ?

M. Jean-François Istasse (PS). - Je fais entière confiance au ministre Flahaut et au gouvernement pour assurer à la fois une maîtrise des budgets et une modernisation de notre armée. C'est un objectif qui est poursuivi depuis longtemps et le ministre Flahaut s'en acquitte parfaitement à l'heure actuelle.

J'en reviens à la question de l'Irak. Nous considérons depuis longtemps que l'embargo, tel qu'il est appliqué, a de graves conséquences sur les populations civiles. Nous voulons rappeler avec force que c'est par voie diplomatique que la crise doit être résolue. L'administration du président Bush mène une politique belliciste, qui va à l'encontre de la paix. Nous réaffirmons avec fermeté que le droit international, les règles de conduite que les États se sont eux-mêmes données à travers la Charte des Nations Unies et le fonctionnement de l'Organisation des Nations Unies, et donc les résolutions du Conseil de sécurité, doivent être respectés, partout, y compris et peut-être surtout au Moyen-Orient.

Je termine mon intervention en soulignant que le groupe socialiste enregistre avec satisfaction les décisions que le gouvernement a prises afin de rencontrer les exigences en matière de sécurité sociale et, particulièrement, en soins de santé.

Nous nous félicitons également des mesures touchant au salaire minimal et aux petites pensions. Il en est de même en ce qui concerne les objectifs et les efforts poursuivis en matière d'emploi.

Certes, la prudence budgétaire reste de mise mais les priorités doivent continuer à aller à la santé, à la sécurité des citoyens, à l'emploi et à la mobilité. Notre intervention prouve, je l'espère, que nous ne sommes définitivement pas dans le camp des aigris.

De heer Frans Lozie (AGALEV). - Ik wil kort enkele bedenkingen formuleren bij de beleidsverklaring. De Senaat discussieert niet over de begroting als dusdanig maar over de krachtlijnen van het regeringsbeleid die in de begroting zijn vervat.

Iedereen zal het met mij eens zijn dat de begroting in bijzonder moeilijke omstandigheden diende te worden opgesteld. De economische toestand is onzeker. Het is een internationaal fenomeen, waarvan ook ons land de gevolgen ondergaat.

Ook de internationale politieke toestand is onzeker. De Amerikaanse oorlogsdreiging tegen Irak, waaraan de eerste minister heeft gerefereerd, kan een sfeer van algemene onzekerheid teweegbrengen en moet zo snel als mogelijk een oplossing krijgen. Ook andere internationale conflicten wegen op de economische toestand en op het welzijn in de wereld. Ik maak mij heel veel zorgen over het conflict tussen Israël en de Palestijnen. De toestand escaleert er van dag tot dag. Als Europeanen moeten wij daar meer aandacht aan besteden dan aan de problemen die de Amerikaanse president heeft met Irak. De manier waarop in het Midden-Oosten onze principes inzake humanitair recht en conflictbeheersing met de voeten worden getreden, moet ons zorgen baren.

Enkele weken geleden had ik het geluk in de Balkan te vertoeven. De toestand in Bosnië, Kosovo en Macedonië baart mij eveneens zorgen. De resultaten van de verkiezingen in Bosnië zijn weinig geruststellend. De Balkan ligt vlak bij ons.

Ten slotte is de catastrofale voedsel- en gezondheidssituatie in Afrika onze wereld onwaardig. Europa en België nemen te weinig initiatieven om hieraan te verhelpen. Wij zijn weliswaar niet volledig afwezig. De voor Afrika zo belangrijke AIDS-bestrijding wordt niet toevallig door een Belg geleid. Maar, de Europese reacties zijn nog steeds te afstandelijk en onvoldoende geëngageerd. De verontrustende toestand in Afrika is vanuit humanitair oogpunt volkomen onaanvaardbaar en op termijn niet houdbaar.

In die ongunstige context moest de regering haar beleid voor het volgend jaar uitstippelen.

Er zijn verkiezingen op komst. We moeten op 15 juni 2003 naar de stembus en er is nog heel veel werk. Het is evident dat de verkiezingen een invloed hebben op de beleidsverklaring en de debatten die erover werden gevoerd. Er zijn niet alleen spanningen in de veelkleurige meerderheid. Uit de debatten in Kamer en Senaat leid ik af dat de verkiezingskoorts ook bij de oppositie stijgt. Dat is niet negatief, want ook dat is democratisch.

Er is de onzekerheid over de toekomst van onze instellingen, wat een invloed zal hebben op het werk vooral in de Senaat. Er is onzekerheid over de toekomst van de Senaat als instelling. Er werden voor de toekomst al enkele krijtlijnen getrokken, maar ook hier zal de democratische weg moeten worden gevolgd.

Europa baart mij nog meer zorgen. België heeft, niet alleen tijdens het voorzitterschap, gehamerd op de interne vernieuwing en versteviging van de Europese instellingen en op de noodzaak van de uitbreiding van de Unie. Die vordert echter veel te traag ondanks de initiatieven die België op dat vlak genomen heeft. Ik heb vertrouwen in de regering en in de mensen die ze heeft aangewezen om dit werk voor te bereiden, onder meer de heer Dehaene die op dat vlak veel verdiensten heeft.

De begroting 2003 opstellen was geen gemakkelijke taak. Toch is de veelkleurige regering erin geslaagd coherente beslissingen te nemen voor het beleid 2003. Het was een bijzonder moeilijke evenwichtsoefening, vooral omdat wij al onze vroegere afspraken willen nakomen. Dat geeft de oppositie en de pers misschien een verkeerd beeld. Deze begroting zou geen visie hebben, ze zou niet vernieuwend zijn, enzovoort. Het is juist dat ze niet veel nieuwigheden bevat, maar de regering wil in de laatste rit afwerken wat ze begonnen is en er de nodige middelen voor uittrekken. Ze heeft daarnaast extra ruimte gecreëerd om enkele dringende noden in te vullen en om het hoofd te kunnen bieden aan de verslechterde economische toestand.

Het opstellen van de begroting was een moeilijke evenwichtsoefening. Iemand die enige politieke ervaring heeft, kan bezwaarlijk verwachten dat de laatste begrotingsdiscussie en de laatste beleidsverklaring van een regering een volledig nieuw project opleveren. Dat zou niet alleen ongeloofwaardig, maar ook ondemocratisch zijn. We moeten de beleidslijnen die zijn uitgetekend, realiseren. Over enkele maanden zal de kiezer daarover zijn oordeel vellen. Ik betwijfel niet dat het oordeel positief zal uitvallen. Ik zal enkele positieve facetten van dat beleid opsommen.

De vermindering van de lasten op het individu en op arbeid wordt gehandhaafd. Zo wordt het dynamisme van de burger gestimuleerd. We moeten er uiteraard voor zorgen dat er voldoende middelen overblijven om de taken van de overheid te financieren.

Voorts zijn we erin geslaagd de NMBS structureel te hervormen. Niemand twijfelt eraan dat de nieuwe baas de nodige capaciteiten heeft om de problemen grondig aan te pakken. Er is voor gezorgd dat de NMBS de middelen heeft om de haar opgedragen taken te vervullen. Het probleem van de schuldenlast moet binnen afzienbare tijd worden opgelost. Daarover is iedereen het eens.

De regering heeft bij haar aantreden gezegd dat er een inhaaloperatie nodig is om het budget van ontwikkelingssamenwerking te verhogen. Ondanks de moeilijke budgettaire omstandigheden zal er niet worden bespaard op justitie, noch op ontwikkelingssamenwerking. In die departementen moet de groei gewaarborgd blijven om de vooropgestelde norm te kunnen bereiken.

De regering heeft maatregelen genomen om de kwaliteit van ons voedsel te bewaken. Ik verwijs naar het Federaal Voedselagentschap en de monitoringsystemen om de kwaliteit van de voeding te controleren. De begroting maakt de nodige middelen vrij om die controle te garanderen. Het personeelsbestand van het Federaal Voedselagentschap is nu opgevuld en de werkzaamheden kunnen van start gaan. Het voedselagentschap zorgt voor een performant voedselbewakingssysteem.

Daarnaast zijn er nieuwe uitdagingen, zoals het Kyoto-fonds. We mogen niet verwachten dat daarmee alle problemen kunnen worden opgelost, maar het is alleszins een eerste stap. De mogelijkheid om de emissienormen op te kopen, bestaat. Of België van die mogelijkheid gebruik zal maken, werd nog niet beslist. De groene ministers zullen ongetwijfeld alles in het werk stellen om dat te vermijden.

De regering heeft er als een goede huisvader voor gezorgd dat, wanneer het slecht gaat, de middelen voorhanden zijn om gepast te reageren. Uitwisselbare emissienormen vormen één van de middelen die in reserve kunnen worden gehouden, al zijn ze niet het belangrijkste middel om de Kyoto-normen te halen.

Er werden ook noodzakelijke sociale maatregelen genomen. Verschillende leden zegden vanochtend dat er in dit verkiezingsjaar weer cadeautjes worden uitgedeeld. Ik ben het daarmee niet eens. De begroting verhoogt inderdaad een aantal pensioenen en trekt een aantal minima op. Dat zijn geen cadeaus, wel zaken waar mensen recht op hebben. Zij hebben zelfs recht op meer. Onze maatregelen zorgen ervoor dat de mensen die het in deze maatschappij het moeilijkst hebben, mee kunnen evolueren.

Wat ik wel als een cadeau zou hebben beschouwd, is de honderd percent aftrekbaarheid van de restaurantkosten. Deze maatregel lag op tafel, maar is niet behouden. Dat personen die beroepshalve veel op restaurant moeten, een deel van hun restaurantkosten kunnen inbrengen, kan ik nog aanvaarden. Maar voor 100% aftrekbaar maken, daar kan ik niet inkomen. Iedereen moet eten. Ook mensen die thuis eten, omdat ze werkloos of gepensioneerd zijn, zouden dan recht hebben op een belastingvermindering. Een volledige aftrekbaarheid is eigenlijk een rechtstreekse subsidiëring van de restaurantsector. In deze moeilijke tijden is zoiets niet verantwoord.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Voor bedrijfsrestaurants of voetbalclubs zijn restaurantkosten wel volledig aftrekbaar, terwijl dat voor andere restaurants niet het geval is. In de loge van Anderlecht geldt de aftrekbaarheid, in een gewoon restaurant niet. Daar moet gelijkheid komen.

We moeten ook kijken naar de toestand van de verschillende economische sectoren. Het verminderen van de arbeidskosten draagt bij tot een grotere werkgelegenheid. De horecasector is de sector met het grootste aantal faillissementen. Het probleem ontkennen lost het niet op.

Het gaat niet om de keuze tussen de verhoging van de laagste pensioenen of iets doen voor de horecasector. De regering kon de door de horecasector voorgestelde maatregelen nemen met een zeker terugverdieneffect tot gevolg. Dat is trouwens altijd het standpunt van minister Daems geweest, maar het gewicht dat hij in de regeringsschaal legt, lijkt me niet bijzonder hoog. Ik denk dat dát de reden is waarom die maatregel er niet is gekomen, terwijl bij Belgacom 1 miljard euro wordt gehaald.

Overigens is het de regering geweest die de staten-generaal van de horeca heeft georganiseerd, maar op het terrein gebeurt er niets.

De heer Frans Lozie (AGALEV). - Wij steunen het regeringsplan om een specifiek en flexibel statuut voor seizoen- en tijdelijk werk in de horeca uit te werken.

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Er zijn heel wat sectoren met een grote verlanglijst. Er moeten dus keuzes gemaakt worden. Wat de horeca betreft, hebben we gekozen voor de werkgelegenheid. Die vraag leeft al jaren. De rest zal wellicht later volgen.

De heer Frans Lozie (AGALEV). - Als we de horeca op korte termijn een flexibel statuut kunnen bieden waarmee pieken gemakkelijker opgevangen kunnen worden, bewijzen we de sector een veel grotere dienst. De sector vraagt dit al lang. (Uitroepen van de heer Vandenberghe)

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De Vlaamse horeca reageert gematigd positief op deze hervorming. Hetzelfde geldt voor de werkgeversorganisaties UNIZO, het VBO en het VEV.

De heer Frans Lozie (AGALEV). - Ik ben het eens met de eerste minister; er is nog veel werk. De wetgeving op de patiëntenrechten, bijvoorbeeld, moet worden uitgevoerd. De ombudsfunctie, die een belangrijke rol speelt in de bemiddeling tussen artsen en patiënten, moet er komen. Voorts is het wetsvoorstel op de wapenuitvoer bijna rond. We zullen het eerste land zijn dat de Europese gedragscode in een wet verankert. De uitstap uit de kernenergie moet worden gerealiseerd. De Senaat moet zich buigen over de openstelling van het huwelijk. Een aantal parlementaire initiatieven, waaronder de wetgeving omtrent het wetenschappelijk onderzoek op embryo's, moet worden afgerond.

Agalev zit nu in het laatste jaar van zijn eerste regeerperiode. Voor ons blijft het hard werken. Ondanks alle moeilijkheden die we onderweg hebben ondervonden, willen we de uitdaging verder aangaan. We hebben onze verantwoordelijkheid opgenomen en zullen dat blijven doen. De regering kan op ons rekenen voor de realisatie van het programma dat we samen hebben opgesteld. Het stemt me gelukkig dat de regeringsverklaring en de begrotingsopmaak geen volledig nieuw project uittekenen, maar wel de garantie bieden dat we onze afspraken zullen nakomen. De kiezer zal daarover volgend jaar kunnen oordelen. Ik zie dat ogenblik met veel vertrouwen tegemoet.

M. Paul Galand (ECOLO). - Nous avons entendu une déclaration avec des accents libéraux indéniables, un fond social solide et des balises de développement durable fortes. Il me semble inutile de répéter au Sénat ce que le public et le gouvernement ont déjà entendu à la Chambre.

Comme sénateur, j'inscrirai mon propos dans une perspective à moyen terme. Je ne vous étonnerai dès lors pas en insistant sur les avancées en matière de développement durable.

Primo, le budget est en équilibre. On ne peut en dire autant des budgets de pays voisins. Cela prouve que la prudence dans la gestion n'est pas l'apanage d'un seul courant politique puisque le gouvernement Jospin s'y était tenu, que le gouvernement Raffarin ne la respecte pas et que le gouvernement arc-en-ciel s'y maintient malgré l'année électorale en perspective.

Secundo, l'objectif de 0,7% du PIB à consacrer à l'aide publique au développement est confirmé ; c'est essentiel car tant que la pauvreté totale est le lot d'un milliard d'êtres humains et tant que les inégalités sociales au sein des pays du Nord comme du Sud, et entre le Nord et le Sud, ne se résorbent pas, toute perspective de développement durable est hypothéquée. Cet objectif de 0,7% et celui d'avoir une politique cohérente de coopération Nord-Sud et d'équité sociale forment une base minimum indispensable. Trop de pays du Nord, confrontés à des difficultés budgétaires, reviennent en arrière sur ces objectifs. Des mises au point au niveau de l'Union européenne sont donc indispensables.

Tertio, le premier ministre a évoqué la situation internationale et les risques d'un conflit avec l'Irak mais on ne dira jamais assez combien l'aggravation terrible de la situation des populations palestiniennes et le climat d'insécurité qui pèse sur les civils en Israël sont les obstacles principaux à toute évolution pacifique et au développement socio-économique durable du Moyen-Orient. Il n'y a pas d'avenir pour la paix et un développement durable euroméditerranéen - cela nous concerne aussi - sans le respect du droit international pour tous et par tous ni sans l'équivalence dans l'application des pressions et des sanctions internationales.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Il faut aussi respecter la Constitution !

M. Paul Galand (ECOLO). - Je parle du Moyen-Orient, du respect du droit international. Nous reviendrons plus tard sur la Constitution. Je sais que M. De Batselier veut une Constitution spéciale pour la Flandre. Cependant, je suis d'accord avec vous, il vaudrait mieux veiller au respect de la Constitution belge pour tous.

La majorité arc-en-ciel fixe aussi des balises dans ce domaine essentiel qu'est la mobilité. Lors du conclave budgétaire, des décisions importantes ont été prises concernant la SNCB. Ces décisions ont été confirmées et exposées à la Chambre ce jeudi. L'entreprise disposera donc de plus de moyens afin de développer les services de mobilité et la sécurité. La dotation annuelle sera augmentée et une enveloppe supplémentaire de 1,5 milliard de francs sera accordée pour la réalisation du contrat de gestion. Le gouvernement a aussi décidé de créer un mécanisme légal garantissant la reprise de la dette de l'entreprise.

Sur le social, je rejoins tout à fait ce que M. Istasse a dit tout à l'heure.

Je veux souligner que le budget de l'assurance maladie - invalidité est garanti par un effort budgétaire très significatif. Nous savons que ce qui doit être réussi en priorité, c'est la revalorisation de l'acte intellectuel posé par un médecin et particulièrement par un médecin généraliste. En effet, si le budget est assuré pour cette année mais que les ajustements et les rééquilibrages internes ne sont pas réalisés, l'effort budgétaire manquera de rationalité. Seule une forte cohérence dans politique de santé publique nous garantira une réussite. L'acte intellectuel du médecin, la réflexion clinique de l'équipe soignante avant d'arrêter le choix des examens techniques et des interventions les plus judicieuses sont essentiels. Cet acte intellectuel peut éviter beaucoup de prestations inutiles.

Le Kenniscentrum ne suffira pas car, au moins dans le projet actuel, il fournira aux décideurs des informations surtout à partir de l'offre. Ce qu'il nous faut aussi comme décideur politique et législatif, c'est une évaluation permanente des besoins prévisibles de soins de santé, à partir des données démographiques, des données socio-économiques et des conditions de vie environnementales de la population. Selon nous, c'est là le rôle de l'Institut scientifique de santé publique et des observatoires provinciaux et locaux de santé.

Au sujet des droits du patient, l'application de la loi ne peut être retardée mais, en même temps, la loi sur les erreurs médicales doit aboutir avant la fin de la législature, sinon de nouvelles dépenses en examens complémentaires pour protéger les médecins vont faire exploser le budget des soins de santé.

Au sujet des soins palliatifs, j'attendrai bien sûr, dans un avenir le plus rapproché possible, la communication du gouvernement sur l'état d'avancement du plan des soins palliatifs, tel que prévu par la loi que nous avons votée, pour que le choix de finir ses jours à la maison ne coûte pas plus cher au patient et à ses proches que celui de mourir à l'hôpital.

Bien entendu, en tant que sénateur de Communauté, je me joins aux observations que M. Istasse a exprimées quant aux éventuelles répercussions dommageables sur les budgets des Communautés et des Régions. La majorité doit trouver une solution à cette problématique.

Enfin, monsieur Thissen, vous avez évoqué les indicateurs de pauvreté humaine dans les pays de l'OCDE. Vous pouvez constater que je ne suis pas systématiquement contre les propos de l'opposition démocratique. Vous avez raison : la classification de la Belgique en la matière n'est pas tellement honorable par rapport aux moyens disponibles. J'attendrai donc aussi, en complément de la déclaration du Premier ministre, le rapport bisannuel sur l'état de la pauvreté que M. Vande Lanotte doit nous fournir en tant que ministre de l'Intégration sociale. Ce rapport devrait nous permettre de suivre régulièrement l'évolution de la situation et de voir si les choix budgétaires et politiques que nous faisons visent non seulement à défendre la richesse globale et moyenne de la population, mais aussi à résorber la pauvreté et à permettre aux plus pauvres de rattraper la moyenne qu'un citoyen belge peut espérer. Vous avez raison d'attirer notre attention sur ce point.

M. René Thissen (CDH). - Vous pourrez peut-être aussi me donner raison sur un autre point. Dans votre argumentation sur l'équilibre du budget, vous nous dites que la Belgique est finalement un bon élève : alors que la France, l'Allemagne, etc., se permettent un déficit, nous ne nous le permettons pas. À nos yeux, c'est une contrainte absolument incontournable, parce que l'Allemagne et la France n'ont pas une dette qui dépasse 100% du produit intérieur brut. Pour rester dans les critères de Maastricht, nous sommes obligés de maintenir un déficit égal à zéro. Nous ne pouvons donc pas nous prévaloir du fait que nous sommes de bons élèves en respectant tout simplement le minimum qui nous est demandé.

L'objectif était d'avoir un certain surplus, notamment pour alimenter le fonds de vieillissement et lui permettre de se développer ; ce ne sera pas le cas, parce que le surplus budgétaire qui devait normalement être de 6% - idéalement d'au moins 6,5% - pour engendrer le cercle vertueux des économies, ne pourra pas être maintenu. Avec 5,5%, on n'atteint pas l'objectif de créer les réserves nécessaires pour le fonds de vieillissement.

M. Paul Galand (ECOLO). - Je constate en tout cas que ce gouvernement a été vertueux sur l'équilibre budgétaire, et cela n'a pas toujours été le cas dans le passé.

De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Met enige aarzeling neem ik hier het woord om te reageren op de toespraak van de premier van dinsdag laatstleden. De verklaring van de regering over haar algemeen beleid is immers niets anders dan een misleidend verkiezingspamflet waarmee ze de brede bevolking ervan probeert te overtuigen hoe goed het wel gaat in ons land sinds het aantreden van de paarsgroene regering. Wie een realistisch beeld wil schetsen van de budgettaire en economische situatie, wordt meteen als doemdenker de grond ingeboord. Het is dus niet aangenaam de boodschapper te zijn van het minder goede nieuws, maar het clowneske van het Verhofstadtverhaal dwingt ons tot een reactie. Uit beleefdheid tikken we nog net niet de wijsvinger tegen het voorhoofd.

Ik zal dus bijzonder kort zijn, want veel woorden wens ik aan een dergelijk documentje niet te verspillen. Toch wil ik aantonen hoe ongegeneerd Verhofstadt aan de brede bevolking bewust misleidende informatie - een beleefde term om het woord leugen niet te moeten gebruiken - verstrekt. Ik doe een willekeurige greep uit de opmerkingen die we kunnen maken.

"Wij kiezen voor een groeiprognose van 2,1%, zonder te vervallen in overdreven pessimisme", aldus Verhofstadt. "En", zo dekt hij zich verder in, "we zullen wel bijsturen als het nodig is." Ongegeneerd noem ik dit. Nog het voorbije weekend blokletterde de economische pers: "OESO luidt alarmbel over wereldeconomie." Ik citeer: "De OESO-barometer, die een beeld geeft van de te verwachten economische ontwikkeling, bevestigt de vrees dat de wereldeconomie, na een kortstondige opflakkering in de eerste maanden van dit jaar, opnieuw in een recessie dreigt te verzinken. Alvast voor de eurozone zijn de perspectieven niet bemoedigend. De Deutsche Bank verlaagde vrijdag haar groeiraming voor de Duitse economie dit jaar van 0,5 tot 0,1%... Voor 2003 voorspelt de Deutsche Bank een schamele groei van 0,6%. Tot voor kort mikten de meeste Duitse conjunctuuranalisten nog op een economische groei van 2,5% volgend jaar."

Gisteren nog werd ik aangesproken in verband met het bedrijf Maxxim Medical uit Aalst, waar 130 mensen aan de deur worden gezet. En begin deze week bezocht ik een groot textielbedrijf in West-VIaanderen waar men ronduit wees op het uiterst slechte jaar 2001 en erbij vermeldde dat er in 2002 geen enkele opleving te merken valt. Auditbureaus en bedrijfsrevisoren fronsen de wenkbrauwen omdat ze heel wat bedrijven in de rode cijfers zien duiken. Het Nationaal Instituut voor de Statistiek registreerde in september 2002 19,1% meer faillissementen dan in september van vorig jaar.

Toch komt meneer Verhofstadt hier ongegeneerd vertellen: Olé, olé, alles gaat goed in ons land; en als dat niet zo is, dan sturen we wel een beetje bij. Ik vraag mij af hoe de gewezen Sabena-personeelsleden, hoe mensen die vandaag hun job verliezen, tegen dergelijke berichten aankijken. Ik kan alleen vaststellen dat zulke uitspraken geklasseerd dienen te worden onder de noemer `schaamteloze propagandataal'.

De premier verklaart: "Tegen de verwachtingen in zijn we met deze nieuwe begroting nog een stuk verder gegaan. Initieel planden wij 1 miljard euro besparingen. We hebben echter meer gedaan. We hebben 1,5 miljard euro bespaard." Ieder weldenkend mens verwacht dan een opsomming van besparingsmaatregelen, maar niets daarvan. Hij gaat doodgemoedereerd verder met de zin: "We hebben ruimte vrijgemaakt voor nieuwe impulsen, nieuwe initiatieven..." Zoals die voor de horecasector, vermoed ik, die maandenlang beloften kreeg voorgespiegeld waarvan niets in huis is gekomen. Verhofstadt gaat verder: "... en anders dan in het verleden hebben we de heikele dossiers niet doorgeschoven tot na de verkiezingen." Dit is een belangrijke bekentenis. Nog in een recent verleden kondigde Verhofstadt steeds engagementen aan met uitvoeringsdatum in de volgende regeerperiode. Lichtvoetig somt de premier een aantal nieuwe initiatieven op. Waar dat anderhalf miljard euro is bespaard, zal het publiek op een andere manier moeten vernemen, voor zover het cijfer al met de realiteit overeenstemt. We vragen dan ook dat de regering vandaag een overzicht geeft van dat anderhalf miljard besparingen.

"Voor het eerst sedert lang blijven in 2002 de uitgaven in de ziekteverzekering netjes binnen de budgettaire krijtlijnen", aldus onze stuntman. Uit nota' s van juli 2002 bestemd voor de Algemene Raad van het RIZIV lezen wij dat pas halverwege 2002 enig zicht werd bekomen over de overschrijdingen in 2001. Ze bedroegen 14,6 miljard Belgische frank. De nota vermeldt: "De toestand in deze sector is des te zorgwekkender omdat de uitgaven voor 2001 één miljard hoger lagen dan de begroting 2002". Nu stellen dat de uitgaven 2002 binnen de budgettaire krijtlijnen zullen blijven, is een compleet vrijblijvende verklaring die ten vroegste in het voorjaar 2003 enige toets zal kunnen doorstaan. Bovendien wijzen alle specialisten erop dat het budget 2002 ook dit jaar ontoereikend zal zijn. Indien de beweringen van de premier over 2002 juist zouden zijn, waarom dan die plotse - terechte - groei van 6,5% in de ziekteverzekering? Verhofstadt sluit af in de reeds geciteerde olé-olé-stijl. "Geen regering heeft ooit zoveel voor de zieken gedaan als dit kabinet".

"Van deze begroting maakten we ook gebruik om onze lokale besturen meer zuurstof te geven", aldus de premier. Hij vergeet er toevallig wel bij te vertellen dat hij renteloos wat meer gemeentelijke opcentiemen in bruikleen zal opnemen. Nu wordt 6,7% opcentiemen geheven in plaats van 6% vroeger; omgerekend een éénmalig voordeel van 260 miljoen euro. De literaire vertaling van deze operatie is bij de heer Verhofstadt: "Wij geven onze lokale besturen meer zuurstof".

Met de uitspraak dat er nooit zoveel regeringsontwerpen en - voorstellen hebben klaar gelegen voor bespreking in het Parlement, wil Verhofstadt een pluim op zijn hoed steken. Helaas is dit voor hem een blaam van jewelste. De premier geeft immers onomwonden toe dat op enkele maanden van het einde van de regeerperiode nog een zeer aanzienlijk deel van het werk moet worden gepresteerd. Er is in de eerste jaren zeer veel tijd verloren gegaan. Voor de regering is kakelen veel eenvoudiger dan eieren leggen.

Tot zo ver mijn commentaar bij dit lachwekkend verhaal van dinsdag jongstleden.

De heer Verhofstadt gedraagt zich als een ongegeneerde cafébezoeker. Hij is de tooghanger die zeer vlot het hoge woord voert, maar die niet geeft om de precisie van zijn boodschap. De omstanders in het café hangen aan zijn lippen. Met een groots gebaar geeft hij een `tournee'. Maar wanneer de caféhouder wenst af te rekenen, merkt hij dat zijn gulle bezoeker al lang de herberg heeft verlaten. De `gelukkige' cafébezoekers stellen pas veel later, bij het verlaten van de zaak vast, dat ze het aangeboden drankje zelf moeten betalen.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Het beleid van de regering zou snel en efficiënt worden. Dat is waar, ten minste op het vlak van het in de wereld sturen van beloftes. We wachten we nu al bijna vier jaar op concrete realisaties. Het wordt alsmaar duidelijker dat onze ondernemers voor hun noden niet op de VLD moeten rekenen. De perceptie van de Blauwen stemt helemaal niet overeen met hun daden.

Neem nu wat het paradepaardje van paarsgroen had moeten worden, namelijk de administratieve vereenvoudiging. De administratieve rompslomp zou met één vierde verminderen. Jammer genoeg is die doelstelling verschrompeld tot een zeer magere belofte. In de beleidsverklaring van dinsdag jongstleden spreekt de premier niet meer over die grootse plannen, maar wordt de administratieve vereenvoudiging beperkt tot de banenplannen. Die banenplannen zijn een goede zaak, maar van de rest komt niets in huis. Dat blijkt uit heel wat studies en enquêtes. In sommige sectoren, zoals de bouw, wordt zelfs gewag gemaakt van een administratieve verzwaring. Er zijn wel enkele positieve tekenen, maar de administratieve vereenvoudiging is louter een charmeoffensief. Ondertussen zitten de ondernemers met de gebakken peren. Studies wijzen uit dat de administratieve rompslomp één van de hoofdredenen is waarom België zo weinig starters kent. Ook de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat trekt aan de alarmbel. De elektronische communicatie tussen het notariaat en de overheid komt niet van de grond. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de voorzitter van de Federatie van het Belgisch Notariaat stelt dat de doelstellingen van de regering, met name snel en efficiënt werken, administratieve vereenvoudiging met resultaatmetingen en de creatie van een modelstaat, nog veraf zijn. De geboekte vooruitgang is zeer beperkt.

In de Financieel Economische Tijd van eind september stond een artikel met als titel België wordt voor ICT een derdewereldland. Die uitspraak komt van John Goossens, de topman van Belgacom. Terwijl de regering maar blijft uitbazuinen dat ze een toonbeeld wil zijn op het vlak van e-government, stelt een topman uit het veld dat de overheid dringend haar ICT-missie moet herbekijken, anders dreigt België een derdewereldland te worden tegenover bijvoorbeeld Singapore. Plannen worden gemaakt, studies worden besteld, maar resultaten boeken is een ander paar mouwen.

Wat is de realiteit? Een concreet actieplan tegen achterstelling in het elektronische gebeuren is niet beschikbaar. De internettoegang is nog altijd beperkt tot een minderheid van de bevolking. De duale samenleving tussen de information rich, de hoogopgeleiden en de jongeren, en de information poor, de laagopgeleiden en de ouderen, wordt alsmaar een grotere realiteit. Ondanks het groeiend aantal internetgebruikers komen meer dan twee derde van de Belgen in hun dagelijks leven niet in aanraking met het internet. Als de regering e-government zo hoog in het vaandel draagt als ze beweert, dan mag worden verwacht dat in een regeringsverklaring concrete maatregelen ter bevordering van het ICT-gebruik in alle lagen van de bevolking aan bod komen. Integendeel, het project om 100.000 gezinnen met een laag inkomen de kans te bieden tegen vijf tot vijfentwintig euro per maand een PC met internetmogelijkheden aan te kopen, is uitgesteld. Het project moest dit najaar van start gaan. De besprekingen van de wetsvoorstellen van de meerderheid over de fiscale ondersteuning van de aankoop van een PC voor werknemers ligt stil. Het gevolg is dat parlementsleden van de VLD en de MR onlangs een resolutie in de Senaat hebben ingediend. Vertrekkend van de vaststelling dat België niet goed scoort in internationale vergelijkingen, roepen ze de regering op om meer te doen op het vlak van PC-ondersteuning en om de `30 voorstellen voor het e-België van morgen' van de Koning Boudewijnstichting over te nemen. Ondertussen blijft de ICT-sector die het vandaag heel moeilijk heeft, in de kou staan omdat de regering geen gehoor geeft aan haar oproep. Het zal niemand verwonderen dat minister Reynders alle ICT-voorstellen interessant vindt. "Die vindt alles altijd interessant, maar uiteindelijk gebeurt er niets", zo verklaarde SP.A kamerlid Peter Vanvelthoven vorige week.

Ook wat het sociaal statuut van de zelfstandigen betreft, waren de verwachtingen zeer hoog gespannen. Dat had de regering voornamelijk aan zichzelf te danken. In de weken die aan de begrotingsbesprekingen voorafgingen, hebben verschillende ministers en ook voorzitters van de MR en de PS nogmaals beloofd dat zij het sociaal statuut van de zelfstandigen wilden verbeteren. Het is dan ook begrijpelijk dat het regeringswerk aan deze beloftes wordt getoetst. De regering heeft beslist om de laagste pensioenen, onder andere die van de zelfstandigen, vanaf 1 april met 30 euro te laten toenemen. Het staat buiten kijf dat dit een uitstekende maatregel is.

Ook de uitbreiding van het zwangerschapsverlof voor zelfstandigen van drie naar zes weken is een uitstekende zaak. Bovendien komen dergelijke maatregelen het vrouwelijke ondernemerschap ten goede, een belangrijk strijdpunt van de CD&V. Hier stopt jammer genoeg het verhaal. Hoewel deze punctuele maatregelen uiterst lovenswaardig zijn, maken zij niet de kern uit van het verhaal. Er steekt duidelijk geen visie achter. Premier Verhofstadt had het in zijn beleidsverklaring over: "Een begroting die keuzes voor de toekomst maakt. Een begroting die een visie belichaamt." Wie werkt met een visie stelt een duidelijk plan op voor de toekomst. Op die manier geef je zekerheid aan de ondernemers. Maar als het in deze begroting aan iets ontbreekt, dan is het wel aan een visie, in het bijzonder een visie op het sociaal statuut van de zelfstandigen. De regering heeft zich beperkt tot louter punctuele maatregelen, maar van een gefaseerd plan voor het sociaal statuut van de zelfstandigen is geen sprake. Precies aan een meerjarenplan gekoppeld aan een strakke timing en een realistische financiering heeft de sector nood. De KMO-minister erkent dat het sociaal statuut van zelfstandigen en van loontrekkenden gelijkgeschakeld moet worden. In de begroting is daarvan evenwel geen spoor terug te vinden. Het blijft dan ook erg onduidelijk of de regering wel bereid is om alle discriminaties die de zelfstandigen treffen, op middellange termijn weg te werken.

Neem nu de afschaffing van de financiële bestraffing van zelfstandige gepensioneerden die vóór hun vijfenzestigste met pensioen gaan. In de regeringsverklaring lezen we dat de regering een eerste stap zet in de afschaffing van die penalisatie. Maar over een volgende stap wordt met geen woord gerept.

De huidige stap is bovendien niet meer dan een symbolische daad, want enkel wie over een volledige loopbaan beschikt, komt in aanmerking voor een gunstmaatregel. Dat betekent dat men minstens 45 jaar als zelfstandige moet hebben gewerkt alvorens zonder verlies vervroegd met pensioen te kunnen gaan. Wie heeft op zijn zestigste al 45 jaar gewerkt? Een zelfstandige kan sinds 1957 vanaf de leeftijd van 18 jaar met een zelfstandige activiteit starten en bijdragen betalen. Achttien plus vijfenveertig is drieënzestig. Geen enkele zelfstandige heeft een loopbaan van 45 jaar. Dat betekent dus dat de penalisatie niet is afgeschaft. Een zelfstandige die op zestig jaar met pensioen gaat, ziet zijn pensioen nog steeds met 15% verminderd.

Bovendien is het helemaal nog niet zeker of wat in de regeringsverklaring wordt aangekondigd, er ook daadwerkelijk zal komen. In de krant hebben we immers kunnen lezen dat PS-voorzitter Di Rupo heeft verklaard dat er over de maatregelen voor de zelfstandigen eerst nog een grondig debat dient te worden gevoerd. Ik citeer: "Over dergelijke maatregelen kan tijdens de begrotingsbesprekingen niet snel, snel worden beslist." Is de regering dan misschien toch niet eensgezind, ook niet over deze maatregel?

Zo loopt het eigenlijk sinds de aanvang van paarsgroen. Er wordt gestudeerd, er worden plannen op tafel gelegd, er worden herhaaldelijk beloftes de wereld ingestuurd, maar steeds in een andere verpakking. Concrete realisaties blijven echter uit. Met betrekking tot het sociaal statuut van de zelfstandigen is de regering er alleen in geslaagd studies op tafel te leggen. Het concreet gefaseerd actieplan dat herhaaldelijk door minister Daems werd beloofd, is er nooit gekomen.

Een zelfde voorbeeld vinden we bij de staten-generaal van de horeca. Een typisch voorbeeld van veel geblaat en weinig wol voor een sector die veel meer dan een louter economische functie vervult.

Zoals de fractievoorzitter van de CD&V vanochtend en daarnet heeft beklemtoond, werd er geen enkele aanzet gegeven om de rentabiliteit van de sector te verhogen. De fiscale aftrekbaarheid van de restaurantkosten wordt niet tot 100% opgetrokken. Er wordt geen BTW-verlaging in het vooruitzicht gesteld.

De horeca is ontgoocheld. Ik heb een tekst voor mij waarin duidelijk staat dat de federale begroting de horeca nogmaals belachelijk maakt. De rendabiliteit wordt niet hersteld en de sector krijgt geen extra zuurstof toegediend. Hoe kan de sector professioneler worden wanneer hij er de mogelijkheden niet voor krijgt?

Het is echter nog veel erger dan dat. Deze regering slaagt er zelfs in om in de ministerraad wetsontwerpen in te dienen die het pensioen nog verlagen. Een tijdje geleden kondigde de regering een voorstel van statuut voor de meewerkende echtgenoten aan. Uit de studie van dit voorontwerp blijkt dat de nieuwe regeling voor vele gezinnen een pensioenverlies van gemakkelijk 150 euro betekent.

Iedereen weet dat de regering graag communiceert, maar ze durft het ook aan om telkens opnieuw dingen te beloven die er nooit komen. Naar aanleiding van het voorontwerp van wet over de aanvullende pensioenen van de zelfstandigen blijft minister Daems in interviews, vaktijdschriften en op zijn eigen website, maar verkondigen dat de zelfstandigen meer bijdragen zullen mogen betalen voor het aanvullend pensioen, maar in het huidige wetsontwerp dat zich bij de Raad van State bevindt, is daarvan geen sprake. Dat is de realiteit.

De regering durft het zelfs aan om onwaarheden te verkondigen. Zo zou het unieke ondernemersloket een concrete realisatie van het e-government moeten worden. De premier deinst er niet voor terug om de verantwoordelijkheid voor het uitstel in de schoenen van de zelfstandigen en de ondernemers te schuiven, terwijl ze hierover zelf nog geen wetsontwerp heeft ingediend. Ook dat is de realiteit.

Deze regering, waar de liberalen deel van uitmaken, schept geenszins een klimaat van goed ondernemerschap. Dat is nochtans onontbeerlijk in deze economisch moeilijke periode. Niet alleen de oppositie is ervan overtuigd dat de huidige regering er niet in slaagt om het desastreus laag aantal starters naar omhoog te krijgen. Het is bijna tragikomisch. Precies op de dag dat de premier in het federale parlement zijn beleidsverklaring aflegt, stelt de VLD, bij monde van de heren André Denys en Jacques Laverge, vast dat er op het vlak van het ondernemerschap heel wat schort. En of ze gelijk hebben. Het is alleen onbegrijpelijk dat deze regering de voorbije drie jaar nauwelijks iets deed om het ondernemerschap te bevorderen. De beleidsverklaring van 8 oktober zal daaraan niets veranderen. Een jaar geleden wees ik er al op dat de regering bijzonder weinig doet om het ondernemerschap aan te zwengelen en nu treden bepaalde VLD-leden mij bij.

De Vlaamse VLD-volksvertegenwoordigers stellen diverse maatregelen voor. Ik vermeld er één. De VLD pleit voor "een stappenplan gekoppeld aan een strikte timing en realistische financiering" op het vlak van het sociaal statuut van de zelfstandigen. Die elementen kwamen nochtans helemaal niet aan bod in de beleidsverklaring van 8 oktober 2002. De CD&V wenst deze visie te realiseren. Een stappenplan verschaft zekerheid aan de ondernemers. De CD&V pleit voor een verbetering van de totale sociale bescherming van de zelfstandigen, zowel wat betreft het verplicht sociaal statuut als de aanvullende verzekeringen. De discriminaties tussen loontrekkenden en zelfstandigen binnen de verschillende domeinen van het sociaal statuut zoals gezondheidszorgen, arbeidsongeschiktheid, pensioenen en kinderbijslagen moeten worden weggewerkt. Daarvoor moet een meerjarenplan en een daarbij horend financieringsplan uitgewerkt worden. Iedere vooruitgang die er in het verleden inzake het sociaal statuut geboekt is, was het resultaat van een meerjarenplan. Ook nu wordt een meerjarenplan aangekondigd, maar de regering geraakt het blijkbaar niet eens over het wegwerken van de meest noodzakelijke discriminaties. Een betere sociale bescherming zou nochtans een bijkomende stimulans zijn om met een zelfstandige activiteit te starten.

Waar zijn de maatregelen om de economie die steeds meer in het slop geraakt, aan te zwengelen? Het ondernemersvertrouwen daalt. Nieuwe cijfers tonen aan dat het aantal faillissementen stijgt. Is de overheid niet mee verantwoordelijk voor een goed ondernemersklimaat? Dat komt immers niet alleen de ondernemer ten goede. Onze zuiderburen hebben dat alvast beter begrepen dan wij.

De Franse premier Jean-Pierre Raffarin presenteerde op de dag van de federale beleidsverklaring een ruim pakket stimuleringsmaatregelen voor de kleine en middelgrote ondernemingen. Onze regering daarentegen doet aan selectieve informatieoverdracht. Ze verkondigt botweg dat België het vierde welvarendste land ter wereld is. Net of daarmee de kous af is! Een dergelijke houding getuigt van arrogantie en zelfgenoegzaamheid. In de woorden van verschillende Vlaamse VLD-volksvertegenwoordigers luidt het: "We dreigen vadsig te worden".

Er is echter meer aan de hand. Paarsgroen wil de goednieuwsshow, ondanks de tegenvallende conjunctuur in 2003, meer dan ooit handhaven. De positieve propagandastroom moet kost wat kost in stand worden gehouden, hoewel er vanuit verschillende hoeken steeds meer verzet komt. Ik verwijs naar de uitspraken van Marc Nijs van de CCOD aangaande het Coperfinplan en van de Federatie van Notarissen over de elektronische communicatie. Ondertussen blijft de regering volharden in de boosheid. Ze ontvlucht de realiteit, steekt haar kop in het zand en bouwt haar eigen wereld, een wereld waarin de geschiedenis pas startte toen de paarsgroene regering aantrad, een wereld die enkel dankbaar mag zijn voor het lekkers dat de regering aanbiedt, een wereld waarin kritiek op het beleid als misplaatst wordt beschouwd en waar mensen die inhoudelijk fundamentele bezwaren formuleren, als verzuurde negativisten worden gecatalogeerd.

Wat moeten de mensen die van een vervangingsinkomen moeten leven dat nog niet eens welvaartsvast werd gemaakt, daarvan denken? Hoe moeten de zelfstandigen reageren die met heel hun gezin onder de armoedegrens leven omdat ze de pech hadden arbeidsongeschikt te worden en het moeten zien te rooien met een inkomen dat niet hoger is dan het leefloon? Wat met de weduwen en weduwnaars met studerende kinderen die moeten rondkomen met een overlevingspensioen en slechts beperkt mogen bijverdienen, enkel en alleen omdat hun echtgenoot overleden is? Voor wie zich niet begrepen voelt, is er geen plaats in de wereld van Verhofstadt.

Van een regering verwachten we een constructief beleid dat gebaseerd is op de realiteit, een beleid dat in periodes van laagconjunctuur zekerheid probeert te bieden. De basisgedachte van CD&V is daarom zekerheid: rechtszekerheid, inkomenszekerheid en jobzekerheid. Dat is het wat de mensen willen en verwachten. Degenen die het thans wat moeilijk hebben met de sputterende economie, worden door de regering evenwel uitsluitend met een koude douche bedacht.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Onlangs woonde ik een uiteenzetting bij van een vermaard Belgisch onderzoeks- en communicatiebureau over de communicatiestijl van de regering. Het bureau vergeleek de regeringscommunicatie met de communicatie in een vakantiedorp. In een vakantiedorp kunnen er wel problemen zijn - voornamelijk organisatorische -, maar geen enkel probleem is ernstig. Alles is oplosbaar, zelfs zeer eenvoudig oplosbaar. Al wat we moeten doen, is de goede sfeer handhaven, want we zijn tenslotte met vakantie. Met deze wetenschap beluisterde ik vorige dinsdag de regeringsverklaring. Inderdaad, echt ernstige problemen zijn er niet, volgens de regering. Wie dat betwijfelt, is een zuurpruim. Alles gaat goed in het vakantiedorp België.

Wat dan met het werkelijke leven, met de vele mensen in onze samenleving die het vakantiedorpgevoel niet delen? Zijn zij de verzuurden?

Wat met de werknemers van Alcatel, Brepols, Philips, Seghers, Delsey Airlines, wier job op de tocht staat? Wat met de kleine spaarders die hun moeizaam vergaarde spaarcentjes in de financiële crisis zien smelten als sneeuw voor de zon? Zijn dat de verzuurden?

Wat met de slachtoffers van het toenemend psychisch geweld, met de mensen die psychisch onderuitgaan aan pesterijen en agressie, thuis, op het werk, op de weg? Wat met het groeiend aantal mensen die er in het leven alleen voor staan? In een stad als Antwerpen vormen alleenstaanden de helft van de huishoudens. Sommigen hebben geen enkel ander menselijk contact meer dan een maandelijks begeleidingsgesprek met een OCMW-ambtenaar. Deze mensen zijn niet op vakantie. Dagelijks leveren zij een strijd om emotioneel overeind te blijven.

Wat met het toenemend aantal verslaafden aan alcohol, psychofarmaca en al dan niet legale drugs? Zelfs onze kinderen krijgen vandaag rilatine om hun prille stress de baas te kunnen. Wat met de wanhoop van de zelfdoders? België is koploper inzake zelfdodingcijfers. Wat met het immense verdriet van degenen die achterblijven na een wanhoopsdaad?

Het gaat inderdaad goed in België. We hebben een welvaartsstaat uitgebouwd en hebben een van de beste socialezekerheidssystemen ter wereld. We hebben kwalitatief hoogstaand en toegankelijk onderwijs. Onze burgers hebben de hoogste levensverwachting ter wereld. Maar een lang leven is nog geen lang en gelukkig leven.

Politieke methodieken voor geluk bestaan niet, gelukkig maar. Maar in onze democratie moet politiek wel een kader aanreiken voor een zinvol leven en samenleven. Politiek moet kansen bieden voor vrij initiatief, voor ondernemingszin, voor creativiteit, voor verenigingen en organisaties met engagement. Dat impliceert het verminderen van betuttelende bureaucratie en opgelegde neutraliteit. Op dit vlak zijn er nog maar weinig realisaties van de modelstaat België. Sociaal overleg moet ernstig worden genomen en maatschappelijke actoren moeten verantwoordelijkheid krijgen. Er moeten rondetafels komen met inhoud en ruggenspraak. Het statuut van vrijwilliger moet eindelijk worden gerealiseerd.

Politiek moet ook kansen geven voor een familiaal leven. De actieve welvaartsstaat is niet gerealiseerd. De arbeidsdruk is niet gespreid. Ons land kent de hoogste activiteitsgraad in de leeftijdsgroep van 25 tot 40 jaar en de laagste in de leeftijdsgroep boven 55 jaar. Jonge generaties zijn spitsuurgeneraties geworden. Een loopbaan uitbouwen, een woning verwerven, kinderen opvoeden en een huishouden beredderen; alles moet tegelijk gebeuren. Er is geen tijd meer om te leven en eenvoudig samen te zijn. Daarom willen wij een kwaliteitskaart voor elke werknemer invoeren zodat een vlotte combinatie van gezin, arbeid en leven mogelijk wordt.

Politiek moet kansen creëren voor een gelukkig leven en geen schijnkansen zoals die worden gerealiseerd in de roes voor een gedoogbeleid inzake drugs.

Politiek moet vooral betrouwbaar zijn. Al maar meer sociologische studies tonen aan dat het vertrouwen in onze samenleving afneemt. Het sociaal kapitaal brokkelt af. Mensen wantrouwen elkaar, maar vooral de overheid. Een nieuwe portie peptalk van de regering zal het tij zal niet keren. Er is alleen de verdere verloedering van het publieke woord. Welk vertrouwen biedt een overheid die op één nacht met een paar pennentrekken een half miljoen euro kan besparen of die enkele dagen geleden in de bevoegde parlementscommissie niet in staat was om de criminaliteitscijfers bekend te maken en dat plots wel kan in een mediatiek plenair debat?

De publieke woorden hebben aan kracht ingeboet omdat geen enkele mededeling nog onvoorwaardelijk betrouwbaar is. Of het nu gaat om overheidsmededelingen, regeringsverklaringen of ministeriële statements, altijd blijven de burgers op hun hoede voor misleiding. De zelfstandigen, de horeca en de uitkeringstrekkers werd weer meer beloofd dan ze kregen.

Mensen staan machteloos tegenover het te veel en het te weinig zeggen. Politiek is vandaag een strijd tussen communicatiestijlen. De stijl van het vakantiedorp en van het zoete leven tegenover de stijl van de ernstige werkers of de verzuurden. Wie durft echter de echte dialoog aan te gaan met het onbehagen en de vervreemding in onze samenleving? Wie durft rechtstreeks te spreken over de vereenzaming, de moedeloosheid en de onverschilligheid van zo velen? We hebben niet meer zuur, niet meer zoet, maar meer zout nodig. We hebben een overheid nodig die spreekt over het echte leven en die zekerheid biedt, een overheid die zuinig maar krachtig communiceert. Een overheid wier woorden als zout zijn: smaakmakend, krachtig en richtinggevend. Daar wachten we met ongeduld op.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Mijn fractievoorzitster, mevrouw Leduc, heeft met haar woorden de juiste toon gezet.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik dacht dat de heer Van Quickenborne veranderd was van partij? Hij is blijkbaar ook veranderd van fractie..

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - In ons land werd inderdaad een trendbreuk gerealiseerd. Vroeger vergeleken we ons land voortdurend met Nederland. Vandaag stellen we aan de hand van diverse wereldindexen vast dat ons land het stelselmatig beter doet. In de wereldcorruptie-index, die twee weken geleden werd gepubliceerd, gaan we van de 24ste naar de 17de plaats. Inzake parafiscale druk verbeterde onze situatie eveneens. Wat de staatsschuld betreft, zitten we inderdaad opgescheept met de erfenis van het voorbije bestuur dat een staatsschuld van 135 procent heeft opgebouwd. In 2003 zullen we onder de 100 procent komen.

Wat de welvaart en het welzijn betreft, staan we in de index van de UNDP op de vierde plaats. Inzake het begrotingstekort doen we het stukken beter dan onze buurlanden. Ons land wordt meer een voorbeeld voor andere landen. De wereldindexen van onafhankelijke instituten als de OESO en de UNDP, geven ons een belangrijke ruggesteun. Ik ben daar fier op.

M. René Thissen (CDH). - Vous ne tenez pas vraiment le même discours qu'en début de législature !

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Uiteraard. Ik stel immers vast dat veel gerealiseerd wordt.

De situatie in ons land is vandaag niet eenvoudiger geworden. De wereldeconomie krimpt in. Onze regering stelt dat ook vast. Ze roept niet `Olé, olé', zoals sommigen willen doen geloven. Ons land ontsnapt niet aan de verslechterende wereldeconomie. De vraag is alleen hoe ze hierop moet reageren. Ofwel zoals mevrouw De Schamphelaere die hier een beeld ophangt van een land waar vereenzaming, miserie, wantrouwen de overhand hebben ....

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Wat zegt professor Elchardus?

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Professor Elchardus is geen oriëntatiepunt voor de regering. In vergelijking met 1998 is het vertrouwen in het parlement en de regering overigens toegenomen. Bekijk de cijfers. Het is nog altijd beangstigend laag, maar het is wel gestegen. Inderdaad, het vertrouwen in de Koning is nog altijd groter dan het vertrouwen in het Parlement, maar dat is een andere discussie. Ik zeg u: de regering steekt de handen uit de mouwen en laat de armen niet zakken. Ze klaagt niet dat het slecht gaat met het land en de wereld, ze neemt initiatieven, maar is zich tegelijkertijd bewust van haar verantwoordelijkheid. Er mag geen begrotingstekort zijn, de regering zorgt daar ook voor en doet aan actieve schuldafbouw.

Het debat vandaag is hoogst interessant en de opmerkingen van collega Vandenberghe leveren stof voor discussie. Ik kom straks nog op bepaalde elementen terug. Toch heb ik vragen bij de inconsistenties van bepaalde opmerkingen van hem en van zijn partij. Gisteravond zei de heer Leterme in de Kamer bijvoorbeeld dat het beter was geweest in tijden van hoogconjunctuur, in 1999 en 2000, niet tot een belastingverlaging te besluiten. De waarheid is dat de belastingverlaging pas vandaag haar volle kracht bereikt en dus op het goede moment komt. Zo stijgt de koopkracht van de mensen op een ogenblik dat het economisch slechter gaat en dat is belangrijk. Gisteravond werd aan de fractieleider van CD&V in de Kamer gevraagd wat hij zou doen om te besparen en hij kwam niet verder dan het verder afslanken van de kabinetten, goed voor één tot twee miljard Belgische frank. Met dergelijk sommen geraken we er natuurlijk niet.

De heer Vandenberghe heeft de mond vol van zeepbellen en vermeldde in die context Lernout & Hauspie. Dit is bijzonder gevaarlijk, omdat Lernout & Hauspie gecreëerd en gesteund werd tijdens de vorige legislatuur en er in de raad van bestuur mensen van zijn partij zaten. Dat lijkt me een totaal verkeerd voorbeeld om het falen van de regeringspolitiek te illustreren.

Ik heb toch nog enkele opmerkingen bij de regeringsverklaring, waarop de regering vandaag misschien kan antwoorden.

Voor de horeca werden drie maatregelen naar voren geschoven. Een eerste was de invoering van de soepele seizoensarbeid. Dat wordt gerealiseerd. De regering belooft althans vóór het einde van het jaar een wetsontwerp. Een tweede was de 6%-maatregel, maar u weet allen dat een dergelijke maatregel enkel op Europees niveau kan worden genomen en dat Duitsland zich verzet. Het derde punt, het verhogen van de aftrekbaarheid, is niet gerealiseerd. Ik vraag de regering dus iets te doen aan de huidige ongelijkheid. Wie in het buitenland uit eten gaat mag zijn restaurantkosten voor 100% aftrekken - meestal gaat het dus om grote diners - wie in het binnenland eet mag zijn BTW-bonnetje slechts voor 50% aftrekken. Die ongelijkheid wegwerken zou een stap vooruit zijn.

We moeten eerlijk zijn en toegeven dat er een probleem blijft op het vlak van de werkloosheid, zeker in Wallonië. De structurele werkloosheid in Wallonië en Brussel blijft te hoog en als we er niet in slagen die trend om te buigen, kunnen we misschien niet anders dan concluderen dat er werk moet worden gemaakt van de regionalisering van ons arbeidsmarktbeleid. De werkloosheid in Vlaanderen is conjunctureel en bedraagt 7,6% voor september 2002. Dat is minder dan het Europees gemiddelde en het fluctueert met de economie, maar dat betekent niet dat we bij de pakken moeten blijven zitten en dat we de sociale lasten niet verder moeten verlagen, nu er daarvoor een budgettaire ruimte is. De tewerkstellingsgraad in ons land is verbeterd, maar de taboes over ouderentewerkstelling zullen in de toekomst nog moeten sneuvelen.

Mijnheer de staatssecretaris, het verheugt me u in ons midden te hebben, want mijn derde bemerking gaat over het Kyoto-fonds. Er zal een Kyoto-fonds worden opgericht. Er zullen namelijk middelen worden vrijgemaakt voor de aankoop van emissierechten. Bij de oppositie, meer bepaald bij de heer Thissen, zou er twijfel bestaan over de noodzaak van de aankoop van dergelijke emissierechten. De VLD heeft evenwel het volste vertrouwen in de aankooppolitiek van emissierechten. Ik hoop dat de regering haar plannen uitvoert.

Er is wel een probleem. De CO2-uitstoot moet ten opzichte van 1990 verlagen met 7,5%. Onlangs hebben we echter vernomen dat de CO2-uitstoot in vergelijking met 1990 met 13,5% is gestegen. Momenteel zitten we dus 20% boven de norm. De regering is van plan de kernenergie volledig af te bouwen. De VLD heeft daar haar twijfels over, maar de afspraak die binnen de regering werd gemaakt moet worden nageleefd. We zouden de staatssecretaris toch willen vragen om samen met de uitstapregeling een concreet plan te ontwikkelen waarin rekening wordt gehouden met het energieverbruik. Er moeten tegelijkertijd alternatieve energiebronnen worden aangeboord.

Ik wil ook mijn bezorgdheid uiten over een maatregel die opgenomen was in het sociaal-economisch plan van 18 januari 2002, waarnaar de heer Thissen verwees, meer bepaald de problematiek van de aandelenopties. De regeling van de aandelenopties werd door de vorige regering in 1998 genomen. Toen werd beslist om bij het toekennen van aandelenopties een belasting te heffen. Onlangs ontmoette ik mensen die jaarlijks tot 20.000 Euro netto belasting op de aandelenopties moeten betalen. In punt 14 van het 21-puntenplan heeft de regering beloofd de wet van 1998 te wijzigen en de mensen de keuze te laten tussen een belasting op het ogenblik van het verkrijgen of een belasting op het ogenblik van de uitoefening van de aandelenoptie. Het is me niet duidelijk wat de regering daaromtrent nu precies heeft beslist. Het is me evenmin duidelijk wat werd beslist om punt 18 van het 21-puntenplan, de fiscale aftrekbaarheid van ethische beleggingen, te realiseren.

M. René Thissen (CDH). - Cela fait partie des 18 points sur 21 qui ne sont pas encore mis en oeuvre.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ongeveer 14 à 15 punten worden momenteel gerealiseerd. Ik hoop dat ook de overige punten worden gerealiseerd.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Waarom hebt u ons wetsvoorstel niet mee ondertekend? Is het omdat u nu u tot een meerderheidspartij behoort?

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - U hebt het me voorgelegd, maar u hebt me zelfs niet de gelegenheid gegeven om het mee te ondertekenen; het was immers al gedrukt. Ik zal zien wat het voorstel inhoudt als het in de commissie wordt behandeld.

Ik kom tot de internationale situatie: niet alleen Irak, ook het Midden-Oosten. Ik ben ernstig bezorgd over de houding van ons land en van de Verenigde Staten ten opzichte van Irak, maar ik ben misschien nog meer bezorgd over de consistentie van de houding van de regering.

In de regeringsverklaring stond te lezen: "Wij willen dat de internationale gemeenschap eerst alle vreedzame middelen uitput. Daarom moeten de wapeninspecteurs van de Verenigde Naties onvoorwaardelijk en onbelemmerd hun werk kunnen doen en ook die weg kan eindigen in militaire inzet. Maar laten we alles doen om dat te vermijden, en we kunnen dat vermijden als Europa met één stem spreekt." Verder luidt het: "Saddam Hoessein beschikt zeker over chemische en biologische wapens."

Helaas heeft de minister van Buitenlandse Zaken die laatste zin gisteren moeten terugnemen, aangezien hij het evident vond dat België niet over de bewijzen beschikt om dergelijke aantijgingen te staven. Het Instituut voor Strategische Studies van het Verenigd Koninkrijk waar de minister naar verwijst, heeft het immers voortdurend over `probably', over een waarschijnlijkheid dus, en niet over een zekerheid.

De vraag blijft wat de houding van ons land zal zijn eenmaal er wordt beslist een aanval in te zetten onder een mogelijk VN-mandaat. De woorden van de minister van Buitenlandse Zaken van gisteren zijn ontluisterend. Hij zei dat, wat hem betreft, zijn steun niet half maar volledig zal zijn. Dat betekent dus dat er steun zal zijn, maar dat er enkel nog over de middelen van steun moet worden overlegd. Aan de andere kant hoor ik de collega's van Agalev in de Kamer zeggen dat ons land geen enkele aanval zal steunen en dat ons land afzijdig moet blijven. Zij steunen dus de Duitse stelling die ongewijzigd bleef. Ik vrees dat het sibillijnse taalgebruik van de regering een bom legt onder haar voortbestaan. Veel beter ware het een debat met meerderheid en oppositie te voeren in het Parlement - waarom niet in de Senaat - om een duidelijke stellingname te bepalen waar iedereen weet wat de andere wil en waar de meerderheid op één lijn tracht te komen.

Om een duidelijke stelling in te nemen moeten vier vragen worden beantwoord: ten eerste, gaat er een onmiddellijke dreiging uit van Irak? Ten tweede, wat is de verklaring voor de huidige Amerikaanse houding ten aanzien van Irak? Ten derde, wat zijn de gevolgen voor het Irakese volk? Ten vierde, welke eisen en randvoorwaarden kunnen we stellen als Europese Unie, en als België, om te beginnen?

Gaat er een onmiddellijke dreiging uit van Irak? De regering heeft verklaard dat Saddam Hoessein een vreselijk dictator is. Dat is juist. De vraag is echter of de situatie in Irak een bedreiging vormt voor ons land, onze regio, de Verenigde Staten, of de wereldgemeenschap. De bewijzen die worden aangedragen om een dreiging te staven zijn tot nu toe onvoldoende. In de studie van het Internationaal Instituut voor de Strategische Studies wordt voortdurend gesproken over waarschijnlijkheden. In het dossier dat de Britse regering heeft voorgelegd op 24 september 2002 staan niet veel meer nieuwe gegevens. Hans von Sponeck, de commissaris voor de Verenigde Naties in Irak tijdens '98-'99, heeft deze zomer de kans gehad om twee van de sites die in de studies worden vermeld, te gaan bezoeken. Daaruit bleek dat die waren vernietigd. Kan dan nog gesproken worden over een bedreiging?

Het is dus onaanvaardbaar dat de Verenigde Staten vandaag een massahysterie op gang brengen en psychologische oorlog voeren. Mag ons land hieraan deelnemen?

Wat is de verklaring voor de huidige Amerikaanse houding ten aanzien van Irak? Uit de woorden van een belangrijk senator van de Republikeinse partij tijdens de hoorzittingen eind juli - begin augustus blijkt duidelijk dat deze oorlog in de eerste plaats wordt gestreden omwille van het oliebelang. De heer Richard Lugar, senator, zei het als volgt: "...we are going to run the oil business. We are going to run it well...we are going to make money; and it's going to help pay for the rehabilitation of Iraq because there is money there!" Bovendien is de houding van de huidige Amerikaanse regering te verklaren door de aanwezigheid in die regering van sleutelfiguren uit de eerste Golfoorlog. De politiek van de controle van binnenuit die destijds werd gevoerd door president Clinton, is vandaag vervangen door een discours van bezetting van buitenaf, van regimeverandering.

De houding van de Amerikaanse regering is voor bevraging vatbaar en moet ons tot nadenken aanzetten.

In heel het debat over Irak valt het op dat wij nauwelijks verwijzen naar onze eigen resolutie. Zoals u weet heeft de Kamer op 18 april 2002 met een grote meerderheid resolutie 1708 aangenomen waarin onverkort wordt gepleit voor de opheffing van het embargo en voor het kernwapenvrij maken van het Midden-Oosten. Daarover hoor ik nu nog nauwelijks iets en ik betreur dat ten zeerste.

Mijnheer Vandenberghe, ook wij lezen soms wel eens internationale kranten. In de International Herald Tribune schreef Nicholas Kristof, een gezaghebbend journalist van de New York Times, wat volgt: "Het klopt dat de Irakezen Saddam Hoessein een vreselijke dictator vinden, maar de haat die de Arabische wereld vandaag tegen de Verenigde Staten koestert is tien keer groter." Dat alles heeft te maken met het beleid met twee maten dat ten aanzien van het gebied wordt gevoerd. Dat beleid is onaanvaardbaar voor de Arabische wereld. De VN-resoluties moeten door iedereen worden gerespecteerd.

Verder dienen wij ons af te vragen wat België en de Europese Unie kunnen doen tegen de oorlogsdreiging. Wij komen tot de vaststelling dat het onmogelijk is een eengemaakt Europees standpunt te bewerkstelligen. Met hun houding ten aanzien van de oorlogsdreiging zitten Nederland, Spanje en Italië op een totaal ander spoor dan Frankrijk en Duitsland. Dus rijst de vraag welke houding België moet aannemen.

Mijns inziens moeten wij de moed opbrengen om terug te keren tot de resolutie die wij hebben goedgekeurd. Wij moeten durven een uitdrukkelijk andere koers te varen dan deze die wordt uitgestippeld door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk.

Deze vraag is bijzonder relevant, aangezien de nieuwe resolutie die door de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk wordt voorgesteld, niets anders is dan een provocatie. Zij willen het Irakese regime in een dergelijke situatie dringen, dat er alleen nog oorlog kan uit voortkomen. Ik vind dat ons land gematigdheid en bezonnenheid aan de dag moet leggen. In de toespraak die de Senaatsvoorzitter onlangs in de Eerste Kamer in Den Haag heeft gehouden, vertrok hij van een goed uitgangspunt.

Het is een illusie te denken dat het koloniseren van het Midden-Oosten middels arbitraire ingrepen, het wijzigen van machthebbers, het selectief financieel steunen van corrupte regeringen, vrede in de regio kan brengen. Samuel Huntington schreef in zijn boek `Botsende beschavingen' dat de wereld bestaat uit verschillende beschavingen en culturen die op gespannen voet met elkaar leven. De juiste wereldpolitiek bestaat er nu juist in om dat broze evenwicht zoveel mogelijk in stand te houden door een doorgedreven communicatie via handel en uitwisseling.

In die zin is de globalisering een zege voor de wereldvrede. De houding die ons land en het Westen hebben aangenomen ten aanzien van China is een voorbeeld van de juiste aanpak. De weliswaar te late toetreding van het land tot de Wereldhandelsorganisatie verhindert oorlog en gewapende conflicten. Ook al is men terecht bezorgd over het niet-respecteren van de mensenrechten in China, enkel als men een land voor de buitenwereld openstelt, kunnen zijn inwoners meer kritische en rijkere ideeën ontwikkelen. Kijk maar naar de politiek die Europa vandaag voert ten aanzien van onder meer Noord-Korea.

Democratie in de enge betekenis van regelmatige verkiezingen kan dan eventueel ontstaan. Modernisme brengt stabiliteit zonder dat verwestering noodzakelijk blijkt te zijn.

Ik denk dat ons land en Europa een ander pad moeten bewandelen dan dat van de Verenigde Staten. De kloof die sinds 11 september 2001 is ontstaan tussen beide continenten, is helaas dieper geworden. De Amerikanen zien hun natie als ultiem sluitstuk, terwijl de inwoners van het Europees continent het internationaal recht en de gedeelde soevereiniteit aanvaarden.

De toename van de factor religiositeit in de VS, niet het minst in de politiek, verklaart waarom vijanden niet alleen een bedreiging voor de nationale veiligheid, maar ook een `bron van het kwaad' worden genoemd. Tot slot hebben Amerikanen blijkbaar een voorkeur voor het gewapenderhand afhandelen van conflicten. Diplomatie ligt ons veel beter.

De nieuwe Europese weg kondigt zich anders aan. We mogen niet kiezen voor het kortzichtige eigenbelang, maar moeten een ware inspanning doen om in een goede relatie met het Midden-Oosten de regio kansen te geven, de armoede te bestrijden door handelsakkoorden en de burgers te ontvoogden van de restanten van de koloniale politiek. Het wordt dus een moeizaam zoeken naar een evenwicht tussen de mensenrechten en het respect voor andere beschavingen. Laat ons de woorden `democratie' en `mensenrechten' echter niet misbruiken om de ware bedoelingen te verdoezelen, namelijk controle en imperialisme.

Wil men echte vrede in het Midden-Oosten, met het behoud van de staat Israël, dan is er maar één weg, namelijk het hanteren van één maat en één gewicht. Dat vertaalt zich in respect voor de door de Verenigde Naties afgedwongen internationale verdragen en die regel geldt zowel voor de president van Irak, de premier van Israël als de koning van Jordanië. Het recht heeft geen politieke kleur en is er zeker niet alleen voor de sterkste.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik wens bij de regeringsverklaring nog enkele kantteken te maken ter aanvulling van de waardevolle en diepzinnige uiteenzettingen van mijn fractiegenoten.

In de aanhef van zijn regeringsverklaring verwees de eerste minister vol trots naar de goede positie van ons land in de rangschikking van de Human Development Index van de UNDP. Ik verwijs even naar de vier indicatoren die relevant zijn voor de samenstelling van die index.

Er is ten eerste de levensverwachting bij de geboorte, ten tweede de alfabetiseringsgraad van de volwassenen, ten derde de algemene scholingsgraad en, ten vierde het BNP per inwoner. Die indicatoren zijn op het internationale vlak zonder enige twijfel een ware maatstaf voor de vooruitgang. Zijn ze echter ook een maatstaf voor de vooruitgang en de kwaliteit van het eigen nationale beleid? Ik ben daar niet zo zeker van. We hebben ons daar enkele weken geleden tijdens het partijcongres van CD&V in Antwerpen over bezonnen. In een poging om een nieuw criterium voor goed bestuur naar voor te schuiven, hebben we een resolutie aangenomen met een voorstel voor een nieuwe index.

We denken dat er in ons land nood is aan een nieuwe nationale index die peilt naar de reële kwaliteit van het leven. Dat vereist een nieuw meetinstrument dat ons jaar na jaar kan aangeven hoeveel vooruitgang er wordt geboekt. Dat betekent ook dat moet worden nagedacht over de indicatoren die daarvoor in de korf moeten worden gebracht. Belangrijke indicatoren voor een zorgzame samenleving zijn bijvoorbeeld de combinatie van gezin en arbeid zowel voor vrouwen als voor mannen, de zorg voor zieken en ouderen - denk aan de wachtlijsten -, het maatschappelijk georiënteerde vrijwilligerswerk - denk aan de universiteitsprofessoren die zich daarover zorgen maken -, de participatiegraad van de kinderen in onze samenleving, het veiligheidsgevoel van de mensen.

Als we het levenskwaliteitsgevoel aan zulke nieuwe maatstaf zouden toetsen, valt het te betwijfelen dat de score positief zou uitvallen. De negatieve evolutie is onder meer het gevolg van de invoering van het tijdskrediet dat de loopbaanonderbreking moet vervangen. Om de levenskwaliteit te verbeteren moet ook rekening worden gehouden met essentiële parameters als het invoeren van de kwaliteitskaart, de verdubbeling van het ouderschapsverlof, een volwaardig borstvoedingsverlof, de verlenging van het tijdskrediet tot minstens drie jaar, een betere moederschapsbescherming voor zelfstandige vrouwen, een onbeperkte cumulatie van het overlevingspensioen bij weduwen en weduwnaars, het statuut van de thuisassistenten. Dat laatste maakt het voorwerp uit van een wetsvoorstel van mevrouw De Schamphelaere. De voorbije maanden en jaren hebben we tal van voorstellen gedaan die betrekking hebben op deze materie. Hoewel ze zouden hebben bijgedragen tot de reële verbetering van de levenskwaliteit, heeft de meerderheid ze niet aanvaard.

Wij betreuren dat de beleidsverklaring en de daaraan verbonden financiële engagementen, die tot uiting komen in de begroting, niet werden getoetst aan de noden van de doelgroepen.

België kan dan wel beter scoren inzake de Human Development Index, ik vrees echter dat de levenskwaliteit van de mindervaliden in ons land niet is verbeterd. Tijdens de regering Dehaene zijn de uitkeringen aan mindervaliden gedaald met 1,8% ten opzichte van de brutolonen. Tijdens de regering Verhofstadt noteren we een daling van 4,6% in het stelsel van de werknemers en van 2,9% voor de zelfstandigen tussen 1998 en 2000. Ik vrees dat die groep van mensen zich niet zo gelukkig voelt met de triomfantelijke verklaring van de eerste minister over de Human Development Index. Hun levenskwaliteit is er niet op vooruitgegaan. Velen van de hier aanwezige senatoren hebben de actie 5 voor 12 van CM Ziekenzorg gesteund. Ondanks de belangrijke inspanningen op het vlak van ziekte- en gezondheidszorg in het algemeen bevat de beleidsverklaring geen enkel engagement ten voordele van deze doelgroep. Om op een moderne wijze aan degelijk bestuur te doen, moeten engagementsverklaringen worden getoetst aan de concrete leefsituatie van de doelgroepen.

Voorts betreur ik dat de eerste minister en zijn regering niet verder zijn gegaan voor de kinderen. Zo werd geen rekening gehouden met de conclusie van de Kinderrechtentop in New York, namelijk dat er meer moet worden geïnvesteerd in kinderen. De eerste aanbeveling van het parlementair forum is dat elke begrotingsnota begeleid moet zijn van een kindernota. Waar is die kindernota? Op het congres van CD&V werd beslist dat de bepaling in de wet moet worden verankerd. We hebben een wetsvoorstel ingediend dat ertoe strekt de begroting te toetsen aan de kinderrechten. Dat principe kan worden uitgebreid tot andere doelgroepen in onze samenleving.

De eerste minister heeft terecht verklaard dat de moederschapsbescherming van de zelfstandige vrouwen moet worden verbeterd: zowel de uitkeringstermijn als het bedrag van de uitkering moeten worden verdubbeld. Dat komt perfect tegemoet aan het wetsvoorstel dat ik in de Senaat heb ingediend en dat op het CD&V-congres werd goedgekeurd.

We zijn dus gelukkig dat de eerste minister hoort wat er leeft binnen de oppositie en er nu en dan iets van onze voorstellen overneemt. Het volstaat echter niet de moederschapsbescherming van zelfstandige vrouwen te verdubbelen. Er is nood aan talrijke begeleidende maatregelen. We hebben dan ook een wetsvoorstel ingediend voor een vervangingsregeling tijdens de zwangerschap en na de bevalling. We stellen ook een `vliegende ondernemer' voor die vrouwelijke zelfstandigen kan vervangen. Symbolische maatregelen volstaan niet. Dergelijke maatregelen moeten worden ingebed in een globaal beleid. Het promoten van het vrouwelijk ondernemerschap is in het regeringsbeleid evenwel een blinde vlek gebleven. Er werd alleen gewerkt aan het statuut van de meewerkende echtgenote. De voorstellen inzake het moederschap van het CD&V-congres heeft de eerste minister goed gehoord en gedeeltelijk verwoord, maar voor ons moet het vrouwelijk ondernemerschap binnen een globaal beleid een beleidsprioriteit worden. Er moet een vrouwvriendelijke ondernemerscultuur komen. Vrouwelijke ondernemers moeten op dezelfde financiering kunnen rekenen als mannen. Uit Europese studies van de AMRO-bank van vorig jaar blijkt dat vrouwelijke ondernemers nog steeds geen gelijke toegang tot krediet krijgen. Het sociaal statuut van vrouwelijke zelfstandigen en ondernemers moet verbeteren. Er is ook specifieke aandacht nodig voor vrouwen in de agrarische sector. Er moet rechtszekerheid komen voor het vermogen en de rechtspositie van zelfstandige vrouwen. Hoe staat het met de vertegenwoordiging van vrouwen in raden van bestuur van belangrijke economische overheidsbedrijven? Ons voorstel om daar een quotum in te voeren is door collega's van de meerderheid niet gesteund. Inzake steun voor micro-ondernemers in het Zuiden blijkt uit een peiling dat 80 tot 90% van die projecten exclusief mannelijke micro-ondernemers ten goede komt. We dringen dus nogmaals aan op meer evenwicht. Grotere steun voor en deelname aan buitenlandse handel en missies van vrouwelijke ondernemers is nodig. Ten slotte zijn uitgebreidere statistieken nodig. Ik zal de eerste minister ons volledig beleidsplan daarover bezorgen. Misschien kan hij in de 23 weken die hem resten nog een en ander doen om eindelijk werk te maken van de promotie van het vrouwelijk ondernemerschap.

De regering heeft terecht internationale ambities. We hopen dat het niet bij reizen blijft. Onze fractieleider kreeg geen antwoord op zijn vraag hoe het kwam dat er met deze regering plots een inflatie was van VIP-reizen naar het buitenland. Dat is niet de manier om ons land op de wereldkaart te zetten. Moet dat dan via grote verklaringen, zoals die in Johannesburg, gebeuren? Grote verklaringen afleggen is gemakkelijk. Belangrijker is het engagement op tastbare wijze waarmaken.

We moeten vaststellen dat de staatssecretaris de beloofde 100 miljoen extra niet heeft gekregen. De begroting voor ontwikkelingssamenwerking stijgt met 66 miljoen tot 782 miljoen, een stijging met 9 procent. Dat is zeker een stap vooruit. Spijtig genoeg is de regering echter niet bij machte haar nog jonge belofte te houden en de begroting in 2003 met 100 miljoen euro te laten stijgen. Het groeipad dat in 2000 door de regering was afgesproken, wordt amper twee jaar later al onderuitgehaald.

Ik noteer dat het kabinet Ontwikkelingssamenwerking garandeert dat de 66 miljoen extra middelen uitsluitend bestemd zijn voor ontwikkelingssamenwerking. Begrotingsminister Vande Lanotte had eerder een aantal kunstgrepen voorgesteld om de begroting schijnbaar met 100 miljoen te laten stijgen. Gelukkig heeft de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking heeft hieraan echter niet toegegeven.

Sommigen willen de middelen op een zuivere manier inzetten, terwijl anderen de begrotingen via kunstgrepen trachten om te buigen. Ook het Afrikabeleid van de regering illustreert dat. De regering wil bijdragen tot de vrede en de mensenrechten in de regio van de Grote Meren. Tegelijk geeft ze op zijn minst verdachte steun aan investeringsprojecten door een waarborg van de Delcrederedienst af te dwingen. Welke akkoorden moeten worden gesloten om deze regering samen te houden?

De eerste minister zegt terecht dat hij de 0,7 procentnorm voor ontwikkelingssamenwerking in de wet wil verankeren. CD&V heeft daartoe een wetsvoorstel ingediend. Wat zou er echter gebeurd zijn, mocht een dergelijk voorstel net vóór het reces zijn goedgekeurd? Was er dan 100 miljoen extra gevonden of had de regering de wet gebruikt om de kunstgrepen van de minister Vande Lanotte door te drukken?

Ik heb de grootste twijfels bij de politieke cultuur van deze regering. Ik vrees dan ook dat het antwoord van de eerste minister ons niet zal kunnen overtuigen. Zijn beleidsverklaring biedt ons land geen project met een visie op de toekomst.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Om te beginnen wil ik me verontschuldigen voor het feit dat ik alleen maar op het einde van het debat aanwezig kon zijn. Ik had al andere afspraken in mijn agenda staan. Vanochtend had ik een vergadering met kamerleden, zowel van meerderheid als oppositie, om te zoeken naar een gezamenlijk akkoord over de alimentaties en het alimentatiefonds.

Zoals u weet hebben parlementsleden van de democratische fracties deze problematiek samen aangepakt met een wetsvoorstel. Iedereen kent het probleem. In heel veel gevallen betaalt de onderhoudsplichtige niet wat hij/zij moet betalen. Er bestaat wel een voorschottenregeling via de OCMW's, maar die beperkt zich tot de kinderen en geldt niet voor de echtgenoot of echtgenote. We hebben nu dus een systeem uitgewerkt zonder gebruik te maken van een begrotingsfonds. Mijn hele leven heb ik gevochten tegen begrotingsfondsen en ik heb er ook honderden afgeschaft toen ik minister van Begroting was. Ik vond het dus geen goed idee er nu een nieuw op te richten.

Het OCMW zal nog steeds aan de echtgenoot of echtgenote die onder een bepaalde inkomensgrens blijft, voorschotten uitkeren, maar Financiën zal die voorschotten recupereren. Het OCMW zal daar dus niet voor instaan, want dat zou te weinig effect hebben. Nu wordt van de 280 miljoen Belgische frank aan voorschotten maar 8 miljoen gerecupereerd door de OCMW's. In de toekomst zal dat dus een taak worden van de fiscus. Wie onderhoudsplichtig is, zal dus ook op dat gebied de fiscus tegenkomen. Van iemand die geen recht heeft op een voorschot, zal wel een dossier worden doorgestuurd naar Financiën. Ook dat zal een hulp zijn voor deze mensen.

Vanmiddag had ik een sociaal overleg, waar ik onmiddellijk ben weggelopen, want het Parlement is natuurlijk belangrijker. Wel had ik de toestemming van de heren Cortebeeck, Vansteenkiste en Peeters. Ik veronderstel dus dat iedereen akkoord ging.

Van de collega's die hier vanochtend en vanmiddag aanwezig waren, heb ik een lijst gekregen met de verschillende opmerkingen en daarnet kon ik al een aantal uiteenzettingen van de ochtendvergadering lezen, waaronder die van de heer Vandenberghe. Dat bewijst dat de Senaat een efficiënte instelling is.

Het is niet mijn bedoeling alle punten een voor een te behandelen, wel de grote kritieken te weerleggen, die me soms toch de wenkbrauwen doen fronsen.

Daarnet hoorde ik kritiek op de begroting van Ontwikkelingssamenwerking, die in 2003 met 9,3% zal stijgen. Het oorspronkelijke voorstel bevatte een stijging van 14%, maar in deze financieel moeilijke tijden met besparingen in verschillende departementen, konden we dat niet waarmaken. Iets meer dan 9% was wel haalbaar en we zullen deze groei ook wettelijk verankeren, zodat we in 2010 de beloofde 0,7% zullen bereiken.

In 2003 zal het budget voor Ontwikkelingssamenwerking boven de 0,4% van het BBP stijgen. De kritiek van degenen die dat budget de voorbije jaren van 0,4% naar 0,2% hebben laten dalen, is niet ernstig.

Bij het aantreden van de regering bedroeg het budget voor Ontwikkelingssamenwerking 0,20% van het BBP; momenteel bedraagt het 0,38% en ik hoop tegen eind dit jaar boven de 0,40% te geraken. Het had misschien nog wat sneller kunnen gaan, maar het is in elk geval een omkering van de stelselmatige daling die we gedurende zovele jaren hebben meegemaakt.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - U keert mijn woorden om.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Ik keer uw woorden niet om; ik heb ze u daarnet horen uitspreken.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Het is een stap vooruit, maar de regering is onbetrouwbaar. Ze belooft een bepaald pad te volgen, maar ze wijkt ervan af.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Wie is er meer betrouwbaar: degenen die, zoals uw partij, het budget voortdurend deden dalen of deze regering, die het budget doet stijgen?

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Dat is een demagogische uitspraak een premier onwaardig. U weet perfect dat tijdens de vorige legislatuur aan de reorganisatie van Ontwikkelingssamenwerking werd gewerkt.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - De heer Moreels heeft me inderdaad verhalen verteld over hoe hij in de vorige regering, onder meer door CVP, werd behandeld. We kunnen hem hier misschien eens uitnodigen.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - We zullen de boulevardpers niet openen. Akkoorden die in de coulissen worden gemaakt, zijn niet de mooiste verwezenlijkingen van de politiek. Ik wens daar dus ook niet op in te gaan.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - U bent er nochtans mee bezig!

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik ben daar niet mee bezig; ik spreek over de feiten. De reorganisatie was ingezet, maar werd door uw regering op de helling geplaatst door het debat te openen over de regionalisering zonder dat men de impact ervan kent of weet op welke manier het zal gebeuren. Het gevolg is dat de mensen op het terrein geïmmobiliseerd zijn. Ze weten niet waar ze aan toe zijn en ze zijn bevreesd om aan hun opdracht te werken. Dat is de realiteit.

Ik heb er geen probleem mee om de discussie te voeren, maar ze moet op een correcte en transparante wijze worden gevoerd en niet tijdens nachtelijke besprekingen waar akkoorden worden gesloten waardoor er drie jaar lang instabiliteit is. Dat is de manier waarop u Ontwikkelingssamenwerking bestuurt.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Wat u zegt strookt helemaal niet met wat ik op het terrein ervaar. Er zijn heel wat nieuwe initiatieven en daar staan ook financiële middelen tegenover. Tijdens de vorige regeerperiode moesten bepaalde initiatieven worden teruggeschroefd omdat er niet voldoende budgettaire middelen waren. Het bewijs daarvan is dat het budget tot 0,2% daalde. Nu er wel budgettaire ruimte is voor de BTC en het DGIS, zullen we tegen het einde van het jaar aan 0,4% zitten. Er werd een groeipad getekend tot 0,7%. Dat uit zich in een hele reeks samenwerkingsprojecten. De voorbije tien jaren werden de projecten voor Centraal-Afrika stopgezet. Ons land trok zich terug uit Congo, Rwanda en Burundi. Er was in die landen nagenoeg geen ontwikkelingssamenwerking meer. Zolang er in die landen een dictatuur heerste en zolang de mensenrechten er werden geschonden, mocht er van de vorige regeringen geen ontwikkelingshulp gegeven worden. Dat is volgens mij een kortzichtige politiek, want als we moeten wachten tot er in Centraal-Afrika geen mensenrechten meer worden geschonden, dan zal daar nooit aan ontwikkelingssamenwerking kunnen worden gedaan. Staatssecretaris Boutmans heeft opnieuw samenwerkingsprojecten in Centraal-Afrika opgestart. Er werd een lijst gemaakt van 25 concentratielanden. Vandaag zijn er middelen, is er een filosofie en zijn er concrete projecten. Ik vind het dus eigenaardig dat we hier de les worden gespeld door fractieleden van de toenmalige regeringspartij die het percentage van het BBP besteed aan ontwikkelingssamenwerking stelselmatig liet dalen.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik wens het Afrikadebat niet te openen, maar ik wil alleen zeggen dat wij gelukkig zijn dat de eerste minister akkoord gaat met een wettelijke verankering van de 0,7%-norm. Die wettelijke verankering zal nodig zijn, nu ik zie dat de regering haar belofte van twee jaar geleden niet kan houden. De wettelijke verankering zal ervoor zorgen voor dat de engagementen wel kunnen worden nagekomen.

We zullen er wel voor moeten zorgen dat er voldoende kwaliteitsvereisten in de wet worden ingeschreven. Als een wettelijke verankering algemeen wordt en het mogelijk wordt om met allerlei trucs de 0,7% te bereiken, dan bereiken we niet echt ons doel.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Ik dank mevrouw de Bethune voor haar bezorgdheid. Indien ze evenveel bezorgdheid aan de dag had gelegd de voorbije jaren, zouden de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking nu misschien 0,4% van het BBP bedragen.

Als de oppositie een juist argument geeft, zal ik dat erkennen. Als uit de praktijk het tegenovergestelde blijkt van wat op de tribune wordt beweerd, dan kan ik de oppositie echter geen gelijk geven. Neem nu het vrouwelijk ondernemerschap. Wat heeft de regering gedaan op dat vlak?

Ten eerste, krijgen de 120.000 meewerkende echtgenoten, meestal vrouwen van zelfstandigen, nu eindelijk een eigen statuut. Het heeft twintig jaar geduurd eer dat statuut er kwam. Ze zullen het grotendeels niet zelf moeten betalen, maar de gemeenschap draagt voor meer dan tachtig procent de kostprijs van dat nieuwe statuut.

Ten tweede, is de regering begonnen met het uitvoeren van de kiescampagne van CD&V, met het afschaffen van de fiscale discriminatie van de gehuwden. Een eerste fase start op 1 januari 2003. De volledige afschaffing van de fiscale discriminatie komt er op 1 januari 2004. Er werd al vaak terecht opgemerkt dat op fiscaal vlak vrouwen nog steeds worden gediscrimineerd, vooral de vrouwen die zelf initiatief nemen, die zelf een job hebben of die zelf een onderneming starten. De regering zal die discriminaties opheffen.

Ten derde en ten laatste zullen wij het ontwerp tot hervorming van de vennootschapsbelasting indienen bij de Kamer. Voor het eerst zullen er ook aan startende kleine en middelgrote ondernemingen voordelen worden toegekend waardoor ze snel kapitaal in hun bedrijf kunnen investeren. Zo krijgen deze ondernemingen voor de mogelijkheid om belastingvrije reserves aan te leggen en zodoende aan autofinanciering te doen. Dit is een innovatie. Ik heb het dan nog niet over het tarief en over het feit dat wij de afschrijvingsregels niet hebben gewijzigd.

Ik kan mij best indenken dat er nog tien, twintig of honderd andere goede ideeën bestaan om het ondernemerschap in het algemeen en het vrouwelijk ondernemerschap in het bijzonder aan te moedigen, maar deze drie maatregelen vormen een trendbreuk met het verleden, toen over dit probleem niet werd gesproken, laat staan nagedacht.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Mijnheer de eerste minister, ik wil even terugkomen op het statuut van de medewerkende echtgenoot. U doet alsof er jarenlang niets werd gerealiseerd en er nu een grote verbetering is. Het voorstel dat op tafel ligt, betekent geen verbetering voor de meewerkende echtgenoot. In werkelijkheid komt het erop neer dat die persoon een loopbaan van dertig jaar als zelfstandige moet hebben om voor zijn pensioen voordeel te kunnen halen uit dit nieuwe statuut. In vele gevallen zullen de betrokkenen echter minder pensioen ontvangen. Als een echtpaar een loopbaan als zelfstandige heeft van 10 à 15 jaar, dan kunnen geen twee pensioenen voor alleenstaanden worden toegekend, omdat het gezinspensioen nog steeds hoger ligt. Het gezinspensioen zal vanaf nu echter niet meer aan 100% worden berekend, maar aan 70%, omdat 30% aan de meewerkende echtgenoot wordt toegekend. Het dossier wekt de indruk een eigen pensioenregeling voor de meewerkende echtgenoot aan te reiken, maar dat is een misrekening, want op gezinsniveau zal het pensioen tot 150 euro per maand dalen. Dat is de realiteit die wordt verzwegen.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Mijnheer Steverlynck, de situatie is heel anders dan u voorstelt. U beperkt het sociaal statuut van de meewerkende echtgenoot tot het pensioen, maar dat statuut houdt ook een heleboel andere zaken in zoals gezondheidszorg, invaliditeit, arbeidsongeschiktheid. In alle objectiviteit had u dat er aan kunnen toevoegen.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Mijnheer de eerste minister, een statuut inzake gezondheidszorg bestaat reeds vandaag en er bestaat zelfs al een ministatuut inzake arbeidsongeschiktheid.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Mijnheer Steverlynck, als u vindt dat er verbeteringen kunnen worden aangebracht, stel ze dan voor in het Parlement.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Wij hebben voorstellen gedaan, maar ik heb de indruk dat CD&V u, net als minister Daems, eerst een gratis pensioencursus moet geven.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Wij zullen een wetsontwerp bij de Kamer indienen en even goed als de kamerleden zullen de senatoren dat kunnen beoordelen en wijzigingen voorstellen. Als u vindt dat de bestaande minimumrechten in de pensioensector niet door het nieuwe statuut mogen worden aangetast, dan ben ik de eerste om u bij te treden als u ter zake een amendement indient.

De heer Vandenberghe maakt ons een dubbel verwijt over de evolutie van de overheidsfinanciën.

Hij zegt dat een evenwicht niet volstaat. Men moet wel op een andere planeet of alleszins buiten Europa leven om niet te zien dat de regering na de overschotten in 2000 en 2001 van 0,2 en 0,4 procent een vierde begroting in evenwicht op rij verwezenlijkt. Iedereen gaat in het rood: Frankrijk, Duitsland, Nederland, met een tekort van bijna een 0,5 procent, Groot-Brittannië, ... België realiseert dit jaar en volgend jaar een begroting in evenwicht.

En de heer Vandenberghe verwijst dan naar het stabiliteitspact, dat een overschot zou voorschrijven, alsof hij niet weet dat de Europese Commissie al een aantal aanpassingen in dat pact heeft aangebracht.

Een tweede vaststelling is dat voor het Stabiliteitspact werd uitgegaan van hypothetische gecumuleerde groeicijfers voor 2002 en 2003 van 4,3%. In dat geval was volgens de Hoge Raad voor Financiën een overschot van 0,3% op de begroting noodzakelijk. De reële gecumuleerde groeicijfers bedragen echter 2,8%, dus 1,5% minder dan voorzien. Als we de principes van de Hoge Raad toepassen op deze nieuwe groeicijfers, dan zouden we een klein tekort op de begroting mogen hebben. Men moet de intellectuele eerlijkheid aan de dag leggen om deze berekening te maken.

Wij weigeren in tegenstelling tot andere landen een begroting met een tekort op te stellen. Nochtans waren sommigen vragende partij. Wij zijn met andere woorden strenger dan het Stabiliteitspact en de Hoge Raad voor Financiën en aanvaarden geen tekort van 0,2% tot 0,4%.

We zijn zo streng omdat we nog altijd met een grote overheidsschuld opgezadeld zitten. Het zal nog jaren duren voor we de fameuze 60% hebben bereikt.

Een tweede verwijt is dat de overheidsschuld niet snel genoeg wordt afgebouwd. Eigenlijk zouden we in 2003 onder 100% moeten duiken. We zouden ook onder 100% zijn uitgekomen, ware het niet dat we andere schulden, waaronder die van de sociale huisvesting, die vroeger buiten de begroting en de schuld werden gehouden, in de totale staatsschuld hebben opgenomen. Het gaat hier om 4% van de schulden. Mochten we dit niet hebben gedaan, dan waren we nu op ongeveer 99,6% uitgekomen. We moeten dan ook op de ingeslagen weg voortgaan, maar we zullen regelmatig schulden in de begroting opnemen.

Een goed voorbeeld hiervan zijn de schulden van de NMBS. Eens we onder de 100% zijn, zullen we die schulden opnemen in de totale staatsschuld. We zullen in de toekomst ook steeds meer rekening moeten houden met pensioensschulden. De Europese Unie verstrengt constant haar normen.

Dat heeft soms voordelen, bijvoorbeeld op het vlak van de werkgelegenheid. Uit de gemeenschappelijke definitie blijkt dat wij op het vlak van werkgelegenheid toch wel een betere situatie hebben dan verwacht.

Als derde verwijt zegt men dat de begroting wel in evenwicht is, maar dat de federale begroting nog altijd een licht tekort vertoont. Dat is correct. De Europese normen hebben betrekking op de globale overheid, die uit twee entiteiten bestaat. De eerste entiteit omvat zowel de departementen als de sociale zekerheid en de tweede omvat de gewesten, gemeenschappen en gemeenten. Het totaal van die entiteiten moet in evenwicht zijn. Men vindt het een schande dat entiteit 1 nog altijd een tekort van 0,3% vertoont, maar in 1998 bedroeg dat tekort respectievelijk 1,2 en 1,6%. Het is dus vier maal kleiner geworden en de begroting is in evenwicht.

Ik herhaal wat ik de gewesten en gemeenschappen gezegd heb, namelijk dat de cijfers aantonen dat de totale groei van de inkomsten in het jaar 2003 ingevolge de financieringswet doorgestort wordt aan de gemeenschappen en gewesten. Dat was de afspraak. Het parlement heeft dat ook goedgekeurd. We zullen ongeveer 900 miljoen euro meer ontvangsten hebben, ondanks de belastingverlaging. Dat heeft tot gevolg dat de gewesten, gemeenschappen en gemeenten een kleine overschot van 0,3% zullen hebben. Aangezien de andere entiteit een tekort van 0,3% heeft komt het resultaat op nul.

De federale overheid heeft inderdaad een deficit, maar dat was altijd al het geval en het tekort was nog vier keer groter dan vandaag. Dat tekort zal geleidelijk aan worden afgebouwd. Ik zal het ooit misschien nog meemaken dat ook dat in evenwicht zal zijn zodat het uiteindelijke resultaat positief zal zijn.

Er wordt ons bovendien verweten dat de maatregelen die 1,5 miljard euro moeten opbrengen, geen ernstige besparingsmaatregelen bevatten. Ik wil niet moeilijk doen, maar als men die 3% in de voorbije decennia gehaald heeft, was dat hoofdzakelijk door de fiscale ontvangsten en door de verkoop van de goudreserves van de Nationale Bank. Wie een ernstige analyse maakt van het saneringsbeleid van de voorbije tien jaar, weet dat.

Die trend verandert.

De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Het huidige saneringsbeleid bestaat uit het leeghalen van de kas van Belgacom.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Als we daar 300 miljard moeten mee bijeenkrijgen, hebben we nog lang werk. Het enige wat vandaag gebeurt, is de uitkering van een bijzonder dividend aan de aandeelhouders en dat zijn wij. Belgacom is inderdaad het enige telecombedrijf dat het in de Europese Unie goed doet. U kent het dossier zo goed als ik, mijnheer D'Hooghe, en u weet dat het grootste deel van het geld dat van Belgacom afkomstig is, niet naar de Belgische schatkist gaat, maar naar het pensioenfonds van Belgacom zodat de reserves van dat pensioenfonds overeenstemmen met de verplichtingen op dat vlak. Dat was de voorbije jaren niet het geval. De storting van de eenmalige opbrengst van de Ben-verkoop herstelt dat. Een deel van die opbrengst wordt weliswaar uitbetaald in de vorm van een bijzonder dividend, maar tweederde gaat naar het pensioenfonds. Dat is wat anders dan voor 300 miljard goudreserves verkopen.

Er wordt beweerd dat de besparingen niet ernstig zijn. Ik geef toe dat dit een klassieke besparingsoperatie is. Wat is dat, een klassieke besparingsoperatie? Ik heb destijds samen met de CVP een besparingsoperatie gedaan van 196 miljard Belgische frank, het zogenaamde Sint-Annaplan. Dat plan bestond zowel uit structurele besparingen, eenmalige besparingen als technische ramingen. Ik heb nog nooit gehoord van een operatie met uitsluitend structurele besparingen. In het verleden ging het soms uitsluitend om technische ramingen! Een normale besparingsoperatie, in dit geval van 1,5 miljard euro, bevat altijd maatregelen van verschillende categorieën. Waarom zouden we geen technische ramingen mogen doen? De belastingverlaging heeft als gevolg dat sommige aftrekposten die jaarlijks licht stijgen, voortaan stabiel zullen blijven want er is de belastingverlaging.

Voorts is er de problematiek van de betalingsachterstand bij het ministerie van Financiën, een probleem dat door het parlement naar voren is gebracht. De betalingsachterstand bedraagt 2,1 miljard, waarvan ongeveer de helft beneden de 12 maanden en de andere helft boven de 12 maanden opeisbaar is. Op basis van experimenten van het voorbije jaar hebben we een actieplan opgesteld om de achterstand te milderen. Dat levert geld op. Op 1 januari 2003 stijgt de sigarettenprijs ingevolge een beslissing van de producenten, wat een verhoging van de BTW en van de accijnzen oplevert.

Daarnaast zijn er structurele besparingen. Zo kunnen we een aantal uitgaven uit het investeringsplan van de Regie der Gebouwen schrappen. Ook de defensie-uitgaven kunnen worden aangepast. Ik verwijs in dat verband naar het zogenaamde dossier van `de boot'. Dit investeringsprogramma moet worden herbekeken. Sommige zaken zullen worden vervroegd. Het investeringsprogramma zal worden aangepast aan de nieuwe internationale situatie, die het gevolg is van 11 september en die de aankoop van ander materiaal dan oorspronkelijk gepland, noodzakelijk maakt. Landsverdediging zal de opbrengst van de verkoop van een deel van de uitrusting mogen gebruiken om de uitgaven te financieren.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Ik ben het ermee eens dat er moet worden bespaard op defensie en dat we moeten investeren in conflictpreventie en vrede. Ik dring er echter op aan dat de vergoeding van de veteranen die in ex-Joegoslavië ziekten hebben opgelopen, eindelijk wordt geregeld. Minister Flahaut moffelt dit dossier weg en weigert er een oplossing voor te zoeken. Dank zij het voortreffelijke werk van een freelancejournalist worden we nu opnieuw met de neus op de feiten gedrukt. Ik hoop dat u van deze kwestie een prioriteit maakt. U hebt gesproken van de actuele defensieproblemen zoals de chemische oorlogsvoering. We moeten in de nodige middelen voorzien om de gevolgen ervan op te vangen.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Daar ben ik het volledig mee eens. We zullen dat dossier bekijken.

Inzake structurele maatregelen wijs ik verder op de administratiekosten van de parastatalen. Daar wordt twee miljard weggesneden. Ik zal een volledige lijst van die besparingen van vier bladzijden ter beschikking stellen van het parlement. Sommige maatregelen hebben betrekking op de inkomsten, andere op niet-fiscale inkomsten, de meeste op de uitgaven, hetzij structurele, hetzij eenmalige. In totaal lopen twee derde van de maatregelen door. Dat is een goede verhouding. Dat was ook zo bij het Sint-Annaplan in 1981, de zwaarste saneringsoperatie ooit in ons land. Het is dus niet juist dat er te weinig structurele besparingen zijn genomen. In deze economische omstandigheden een begroting in evenwicht maken met nog een aantal nieuw initiatieven is een enorm goed resultaat. Het is gemakkelijk te zeggen dat er nog bijkomende maatregelen moeten worden genomen en de schuld sneller moet dalen, maar dan moet men ook zeggen waar men bijkomende besparingen wil realiseren. Daarover heb ik nog niets gehoord. Ik heb wel nieuwe voorstellen van uitgaven gekregen die zouden zorgen voor een deficit van 0,6% in plaats van voor een evenwicht. Dat is zo bij onze noorder- en zuiderburen en in Duitsland. Die weg volgen we niet. We hebben keuzen gemaakt. Een deficit zou een slecht signaal zijn, ook op economisch vlak.

Sur le plan de l'activité économique, l'élément le plus important du budget est le fait que nous montrons que nous sommes l'un des seuls pays de l'Union européenne à maintenir l'équilibre budgétaire et que nous pouvons, en même temps, opérer une diminution des impôts, tant des personnes physiques que des sociétés, et ce pour un montant de 1,5 milliard d'euros.

Contrairement à ce qu'affirment d'aucuns, j'estime que nous agissons au bon moment. Alors que d'autres pays font actuellement marche arrière sur des mesures de diminution d'impôt parce que leur déficit est trop élevé, nous pouvons tenir notre parole et réaliser la réforme annoncée.

Ces mesures bénéficieront à toutes les catégories de citoyens ; 80 à 85% des mesures ont un impact direct sur les revenus faibles. Le crédit d'impôt, par exemple, est une sorte de subvention octroyée à des personnes qui travaillent, mais insuffisamment pour payer des impôts, et qui ne retireraient manifestement aucun avantage des diminutions de l'impôt des personnes physiques. Nous leur accordons donc également un avantage.

Il en est de même pour les indépendants. J'ai constaté que vous aviez parlé au cours de la discussion des mesures prises en leur faveur.

J'ai eu tout à l'heure une réunion avec M. Peeters de l'UNIZO. Il est très content des mesures prises. M. Mené est également satisfait parce qu'il constate enfin une augmentation des minima pour les pensions, soit 10% en termes réels.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Vroeger werd ons verweten dat we een standenpartij waren.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Jullie hebben de deur voor de standen weer opengezet, maar ze willen niet terugkomen. Het was pijnlijk om in de krant een communiqué van UNIZO te lezen waarin het zegt deze kelk aan zich voorbij te laten gaan. Natuurlijk is dat een verstandige redenering, want standenpartijen zijn niet meer van deze tijd. Drukkingsgroepen moeten iets anders doen dan proberen een machtspositie in een politieke partij in te nemen. Het middenveld moet met iedereen contact houden, met alle groepen in de samenleving en alle politieke partijen. Dat doen ze vandaag ook meer en meer. Zij hebben in onze nieuwe democratie een rol van pleitbezorger en informant. De reactie van die groepen verbaasde me dan ook niet. Ze staan al veel verder dan sommige politieke partijen die hen in paniek oproepen om terug te komen.

De vaststelling is dat ze tevreden zijn. Niet dat ze alles voldoende vinden, daarin hebben ze gelijk.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Waaruit blijkt dat?

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Uit de persmededeling die in alle kranten verschenen is.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Systematische leugens vanop de tribune!

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Ik kan moeilijk aannemen dat dit allemaal waar is. Ik kan me niet voorstellen dat de eerste minister op het sociaal overleg, dat maar een half uur duurde, ernstig met de sociale gesprekspartners heeft overlegd.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Ik begrijp dat een communiqué waarin UNIZO meedeelt dat het gematigd positief is, pijn doet. Het heeft ook reden om gematigd positief te zijn, want de getroffen maatregelen zijn geen oogverblinding.

De minimumpensioenen zullen in 2003 een reële stijging kennen met 5,3%. Daardoor zullen die pensioenen tijdens onze regeerperiode in reële termen met 10% gestegen zijn.

We hebben beslist dat de penalisatie niet van toepassing is op zelfstandigen met een volledige loopbaan. Natuurlijk zou het beter zijn de penalisatieregel volledig af te schaffen. Ik kan het ook niet helpen dat hij al zo lang bestaat. Ik kan alleen een einde maken aan de manifeste onrechtvaardigheid dat op zelfstandigen met een volledige loopbaan van 45 jaar, een penalisatie wordt toegepast. Natuurlijk is de maatregel slechts op weinig mensen van toepassing. Het gaat om jongeren die op hun vijftiende, zestiende of zeventiende begonnen zijn met een zelfstandige handelszaak en op het einde van hun loopbaan zijn gekomen. Die maatregelen moeten het debat over de penalisatie eindelijk op gang brengen.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - De pensioenwetgeving bestaat pas sinds 1957. Sommige zelfstandigen konden maar op hun achttiende bijdragen beginnen betalen. Achttien en vijfenveertig is drieënzestig jaar. Een zelfstandige die op zijn zestigste met pensioen gaat, zal dus nog steeds 15% minder ontvangen.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Dat is dan toch beter dan 25%! Uw partij heeft de penalisatie van 25% laten bestaan. Wij verminderen ze en zorgen geleidelijk aan voor een oplossing.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - De regering geeft de indruk dat de penalisatie volledig afgeschaft is. Wat de verhoging van de minimumpensioenen met 10% betreft, zegt de eerste minister er niet bij dat de koppeling met het gewaarborgd inkomen voor bejaarden weggevallen is.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Wat hebt u gedaan toen u deel uitmaakte van de regering-Martens?

De heer Luc Van den Brande (CD&V). - De eerste minister vergeet dat hij nog een vorig leven had. Toen hij op Begroting was, zijn de overheidsinvesteringen met 40% gedaald. De kredieten voor Onderzoek en Ontwikkeling zijn in de naoorlogse periode nooit zo laag geweest als toen hij dat departement beheerde.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Wat dat te maken heeft met het pensioen van de zelfstandigen, weet ik niet, maar gelukkig heeft de heer Van den Brande dat achteraf allemaal rechttrokken toen hij minister-president van de Vlaamse regering was. Wij doen op het vlak van het zelfstandigenpensioen in elk geval stappen vooruit.

De gemengde loopbanen is nog zo'n penibel probleem. Jarenlang werd er geen oplossing voor gevonden. Vandaag kunnen ook mensen met een gemengde loopbaan een beroep doen op het minimumpensioen.

Laat ik onze maatregelen eens op een rijtje zetten. De minimumpensioenen, de welvaartaanpassing voor de oudere pensioenen van de lichting 1994 en 1995, het openen van de discussie rond de `penalisering' van vervroegde pensionering met een eerste weliswaar bescheiden aanpassing, de verdubbeling van de moederschapsuitkering en een oplossing voor het probleem van de horeca. Voor dit laatste hebben we inderdaad een keuze moeten maken tussen twee maatregelen: het optrekken van de fiscale aftrekbaarheid, die in een vorige periode werd verminderd van 100% naar 50%, of iets doen voor de gelegenheidsarbeid. We hebben voor het tweede gekozen. Ik geef grif toe dat ik liever nog meer had gedaan, maar we hebben afgewogen welke maatregel het meeste impact zou hebben op zoveel mogelijk horecazaken, dus niet alleen op bepaalde klassen van restaurants, maar ook op gewone restaurants en cafés.

We zullen een wetsontwerp indienen dat een grote flexibiliteit en een specifieke verlaging van de sociale bijdragen inhoudt. Ik weet dat we dat heel voorzichtig en goed moeten uitwerken, ook in overleg met de sector, zodat de maatregelen werkelijk op het terrein worden gevoeld. De principes uittekenen is natuurlijk gemakkelijk, maar we moeten ook een systeem uitwerken dat echt op de realiteit ingrijpt. Dan is er nog het BTW-tarief, dat Europees moet worden geregeld. Zoals u weet trekken we samen met de Franse regering aan de kar en we hopen dat de Europese Commissie in 2003 met een verslag zal komen waarin ze die deur opent.

Als ik al die maatregelen op een rijtje zet, dan zal ik niet beweren dat we alles hebben gedaan wat we beloofd hebben, maar wel dat we met het statuut van de zelfstandige een enorme stap in de goede richting hebben gedaan. Er moet nog aan gewerkt worden, maar we mogen toch stilaan beginnen denken in termen van één geharmoniseerd eenheidsstatuut waarbij voor gezondheidszorg, pensioenen, kinderbijslagen dezelfde regels gelden.

Er werd ook een vraag gesteld over de stock options. Het is de bedoeling van de regering gewoon het systeem te verlengen, zoals de bedrijven ons hebben gevraagd.

Je terminerai la longue série de questions par celles qui concernent la politique de l'emploi. Nous avons des résultats mais ils ne sont pas suffisants. Nos résultats proviennent des statistiques Eurostat et il est inutile de se disputer sur les chiffres, ceux d'Eurostat étant clairs. Il serait peut-être utile de distribuer une copie de la page 3 de ce rapport afin que tous disposent de ces chiffres qui sont de facto ceux de l'Union européenne. Nous y voyons que notre taux de chômage a baissé de 9,3% à 6,8% en 2002, ce qui représente une légère recrudescence par rapport aux 6,6% de 2001. Si nous comparons ces taux aux moyennes européennes, que ce soient celles des 12 ou des 15, nous ne pouvons que constater qu'ils leur sont inférieurs de 1,2 à 1,5%.

Hier, la discussion autour des chiffres fut interminable à la Chambre mais, à mon avis, une seule source statistique suffit, Eurostat, parce qu'elle utilise une définition unique pour tous les pays. Nous avons aujourd'hui dépassé les 4 millions de postes de travail en Belgique alors qu'ils n'étaient que 3,7 millions il y a quelques années.

Où est le problème ? Le taux d'activité est de 60% et il reste stable de 2000 à 2001. En 1998, ce taux n'était que de 57,3% et de 58,9% en 1999. Il y a donc réellement progrès mais ce n'est pas satisfaisant : nous devons atteindre les 70% selon les décisions européennes. Ce sera l'une des tâches les plus importantes du futur proche pour le gouvernement, le parlement et les partenaires sociaux. Des initiatives nouvelles devront être prises et nous avons commencé à en prendre : l'une des mesures nouvelles que nous proposons est la diminution des cotisations personnelles sur le salaire minimal de sorte que l'écart entre l'allocation de chômage et le salaire minimal net soit accru. Cette mesure encouragera le chômeur à accepter plus facilement une offre d'emploi.

Suite à une série de réunions avec les partenaires sociaux en septembre, pour préparer les décisions du conclave budgétaire, nous leur avons demandé de prendre des initiatives inédites lors de la conclusion des accords interprofessionnels et nous leur avons donc accordé une enveloppe de quelque 70 millions d'euros pour 2003-2004 provenant de la simplification des plans d'embauche. Cette simplification fera l'objet d'un projet de loi qui sera déposé prochainement au Parlement.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Voor de derde keer?

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Toch niet. Twee jaar geleden had ik een plan. De sociale partners hebben daarover samen met ons gedurende twee jaar gediscussieerd. Uiteindelijk hebben we een akkoord bereikt. Ik wou aan het Parlement alleen een plan voorleggen waarover alle partners het eens zijn.

Minister Onkelinx zal het plan omzetten in een wetsontwerp, dat binnenkort zal worden ingediend. De wet zal op verzoek van de sociale partners pas op 1 januari 2004 in werking treden. Ze willen eerst werk maken van de afschaffing van 50 formulieren voor de bedrijven, een klus die geklaard moet zijn tegen l januari 2003.

Het ontwerp dat binnenkort wordt ingediend, zal allesomvattend zijn en uit verschillende hoofdstukken bestaan. Het zal onder meer slaan op de verlaging van de persoonlijke bijdragen voor de minimumlonen. De 19 banenplannen worden vereenvoudigd tot één enkel dat drie categorieën omvat. De structurele lastenverlaging zal dezelfde zijn voor arbeiders en bedienden, nagenoeg 1.600 euro. De structurele lastenverlaging voor lage lonen en voor werknemers ouder dan 58 jaar wordt verdubbeld. Er wordt een forfait van 4.000 euro lastenverlaging ingevoerd voor doelgroepen, bijvoorbeeld voor de aanwerving van de eerste drie jonge werknemers en voor het aanwerven van langdurige werklozen. Door die vereenvoudiging komt er 71 miljoen euro vrij dat de sociale partners in het kader van het interprofessioneel akkoord kunnen besteden.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Kan in dat plan ons wetsvoorstel worden opgenomen dat in de afschaffing voorziet van de sociale bijdrage voor de zelfstandige moeder die in het jaar dat ze bevalt een assistent aanwerft?

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Het is niet opgenomen in het wetsontwerp, maar het is een goed idee om dat wetsvoorstel aan de behandeling van het wetsontwerp te koppelen. De doelgroepen moeten wel goed worden bepaald. Ze mogen niet te veel worden uitgebreid, want dan wordt het weer te ingewikkeld. Met de drie categorieën - een vaste lastenverlaging, een verdubbeling van de lastenverlaging voor de lage lonen en voor oudere werknemers en 4.000 euro forfait voor de doelgroepen - is er een duidelijke lijn, maar ik heb er niets op tegen dat een dergelijke positieve maatregel samen met het wetsontwerp wordt bediscussieerd.

M. Philippe Monfils (MR). - Je voudrais simplement signaler que Mme de Bethune n'a pas le monopole du coeur. J'ai moi-même déposé une proposition de ce type depuis longtemps. Elle se trouve actuellement à la commission des Affaires sociales. C'est avec plaisir que j'examinerai la proposition de Mme de Bethune, mais j'entends que la mienne soit également traitée.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Ik wil eindigen met de zaak Irak. Volgens de informatie waar wij over beschikken, kan er vrij snel een VN-resolutie worden aanvaard. Het is aanvaard dat deze crisis hoe dan ook moet worden aangepakt binnen het Handvest, binnen het mandaat en binnen de resolutie, onafhankelijk van wie welk mandaat gisteren mag hebben gekregen van zijn congres. Dat is een belangrijke verandering ten opzichte van de situatie een zestal weken geleden. Toen bestond de vrees dat deze crisis zou aangepakt worden buiten het VN-kader.

Ik denk dat een oorlog rond Irak wel degelijk te voorkomen is. Wij, Europeanen, hebben op dat vlak een belangrijke rol te spelen. In oktober vindt opnieuw een Europese top plaats te Brussel. De Europese Unie moet een duidelijk, eensgezind signaal geven dat ook aan het Irakese regime de wacht aanzegt, om ervoor te zorgen dat de wapens in kaart worden gebracht en kunnen worden ontmanteld zodat een oorlog kan worden vermeden. Dat signaal is dringend nodig, al was het maar om de rust te kunnen laten weerkeren en om de onzekerheid weg te nemen. Dat is van levensgroot belang om de volgende jaren goede economische en sociale resultaten in Europa en de rest van de wereld te boeken.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - De tweede volzin in de federale beleidsverklaring ging over de strijd tegen de verzuring. Het woord nemen in een debat dat men niet heeft bijgewoond, is nog altijd iets anders dan een volledig debat te volgen. Dan kent men de sfeer van het debat.

Toen over de verzuring werd gesproken, stelde ik me voortdurend de vraag waarom de eerste minister zo verzuurd was toen hij over de oppositie sprak. In een parlementaire democratie is een debat met de oppositie toch vanzelfsprekend. Indien de argumenten van de eerste minister zo krachtig zijn, dan verliezen ze aan kracht door de toon waarmee hij ze brengt. Overtuigende, krachtige argumenten worden het best onderlijnd door een serene uiteenzetting waarover op objectieve wijze kan worden gediscuteerd. De eerste minister gebruikt echter een vorm van sofisme en een polemiek, die zelfs niet aan de wetten van de retorica voldoet. De eerste minister gebruikt alles en het omgekeerde om een onmiddellijk effect te bereiken. Voortdurend gebruikt hij het sofisme door te spreken over wat in het verleden gebeurde. De eerste minister geeft hierbij de indruk dat de tijdrekening met hem begint. We spreken over de jaren vóór de regering Verhofstadt en de jaren erna. De tijdrekening wordt veranderd, zoals in de Franse revolutie.

De eerste minister herhaalt onophoudelijk dat dit zijn keuzes zijn en beklemtoont dat deze haaks staan op het verleden. Dat is het type voorbeeld van een sofisme. De keuze gaat niet tussen de keuzes van de huidige en deze van de vorige regering, maar wel tussen de keuzes van de huidige meerderheid en deze van de huidige oppositie.

Door te loochenen dat sommige regeringspartijen aan de vorige meerderheid hebben deelgenomen, bezondigt de premier zich aan een vorm van negationisme dat geen enkel ernstig mens kan aanvaarden. De eerste minister verwijst naar het recente verleden als naar de donkere middeleeuwen, maar verwijst naar de welvaartsindex als hij het heden tracht te vatten. Welke plaats bekleedde België op de welvaartsindex in 1999? De 124ste? Neen, de vijfde!

Wij willen wel discussiëren, maar de wit-zwartbeschrijving van hemel en hel die de eerste minister aanwendt om zijn beleid te situeren, klopt niet. Deze regering en haar eerste minister onderscheiden zich door het zoeken naar effect. Dat is het grote onderscheid met de regering-Dehaene. Maar haar schuldpolitiek heeft in de eerste plaats een antisociaal effect. Als de heer Verhofstadt het beleid van de regering-Dehaene had voortgezet, dan zou de schuld vandaag nog slechts 93% van het bruto binnenlands product hebben bedragen.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - Flauwekul! Dat is onjuist!

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Mijnheer de eerste minister, mijn cijfers zijn van de Nationale Bank. Als u de gegevens van de Nationale Bank flauwekul vindt, dan zegt u dat maar met even veel woorden. Ik wil er de 4% voor de sociale woningbouw nog bijnemen, maar indien u het beleid van schuldafbouw van de regering-Dehaene had voortgezet, dan zou u vandaag over een budgettaire marge van 85 miljard Belgische frank beschikken zonder ook maar één van uw maatregelen die overigens grotendeels theorie zullen blijven. Die budgettaire marge zou aangepast geweest zijn aan de crisis waarvoor wij staan.

Ik heb vanochtend de verklaringen van de directeur van het IMF voorgelezen. De toestand in Europa is dramatisch en België verdient beter dan een eerste minister die op dergelijke lichtzinnige wijze over deze toestand spreekt. Mijnheer de eerste minister, u hebt de schuldpolitiek niet voortgezet en dus niet de aangepaste maatregelen genomen. De vergelijking met de deficitaire begrotingen van de andere Europese landen blijft dus niet overeind, want behoudens Italië hebben die andere landen niet de schuldratio van de Belgische overheid.

Bovendien bedraagt de werkzaamheidsgraad in Wallonië nauwelijks 54%, in Brussel niet eens 53%. Onder uw bewind is de werkzaamheidsgraad erop achteruitgegaan, terwijl in 1999 de actieve welvaartstaat het thema bij uitstek was. De tewerkstelling boven de 55 jaar in België is veel te laag om de lasten te dragen. Schuldpolitiek en tewerkstelling zijn twee hoofdassen van het beleid, zij moeten het evenwicht verzekeren van het Staatsschip en niet die enkele punctuele positieve maatregelen van uw regering. Wat deze twee hoofdassen betreft, is uw beleid niet krachtdadig genoeg. In de politiek kan men ofwel discussiëren over de hoofdlijnen, ofwel over afzonderlijke, punctuele maatregelen. Mijnheer de eerste minister, u hebt voor de tweede discussie gekozen.

Het is vanzelfsprekend juist dat niet alle maatregelen die door deze regering werden genomen, slecht zijn. CD&V spreekt niet over de meerderheid in de termen waarmee de meerderheid over ons spreekt. Zo hebben we veel maatregelen en wetsontwerpen van de minister van Justitie gesteund. Mijn vragen om uitleg over de home jackings in Vlaams-Brabant hebben ertoe geleid dat in Brussel en Leuven drastische maatregelen werden genomen.

Over de individuele maatregelen kan worden gediscussieerd, maar andere maatregelen zijn echt twijfelachtig. Als ten tijde van een economische crisis een groeicijfer van 2,1%, bijna de gemiddelde groei van de vorige jaren, wordt vooropgesteld, dan doet dat vragen rijzen. Duitsland hanteert een cijfer van 0,1%. Ik weet ook niet hoe groot de groei volgend jaar zal zijn, maar ik denk dat 2,1 een overschatting is.

Anderzijds worden de fiscale ontvangsten opgedreven door voorstellen voor een loonontwikkeling die de competitiviteit van onze ondernemingen aantast.

Het probleem van de dotaties aan de gewesten wordt niet besproken. Er wordt gesteld dat de 0,4% door de gemeenschappen en de gewesten wordt gecompenseerd. Ik lees dat de drie gewesten de zaak van de dotaties bij het federaal overlegcomité aanhangig maakt. Er is dus nog geen uitsluitsel.

De heer Guy Verhofstadt, eerste minister. - De BNI-berekening gebeurt op basis van de financieringswet en heeft geen invloed op het begrotingsresultaat.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Dat is juist; ik geef enkel aan dat het schuldbeleid, de groeivoet en de competitiviteit van onze ondernemingen in de huidige moeilijke economische toestand aanleiding geven tot bezorgdheid.

Een volgend punt is de fiscale achterstand. We hebben de regering reeds meerdere malen horen vertellen dat een versnelde inning van de belastingen en de wegwerking van de fiscale achterstand 10 tot 15 miljard aan bijkomende inkomsten zou genereren. Er moeten echter tijdrovende procedures worden nageleefd. Bovendien is voornamelijk de gebrekkige solvabiliteit het grote probleem bij de inning van achterstallige fiscale schulden. Meestal beschikt de schuldenaar niet over middelen en is een dwanguitvoering niet mogelijk. De fiscus kan wel onmiddellijk bewarend beslag leggen, maar bij achterstand gaat het om schuldvorderingen zonder onderpand of zekerheid.

In de parastatale instellingen zou voor 2 miljard euro worden bespaard op de administratieve kosten. De afgelopen jaren werd reeds hard bespaard in die sector; ik betwijfel dat nog eens 2 miljard kan worden bespaard.

Wat de belastingsverlaging betreft, is het onzeker of ze in een economische situatie die deflatoir zou kunnen zijn, een mechanisch effect zal hebben op de bestrijding van de crisis. In een deflatoire situatie, gaat men niet in op het aanbod zodat de eventuele koopkrachtstijging op zichzelf niet volstaat om het vertrouwen te herstellen.

De horeca vraagt op de eerste plaats de aftrekbaarheid van alle restaurantkosten. Dat was de primaire eis. De bestaande discriminatie van een aantal horecazelfstandigen werd niet weggewerkt, wat nochtans in het vooruitzicht werd gesteld.

Ik heb alle verklaringen van de eerste minister aandachtig gelezen en beluisterd. De vraag is: mag uit die verklaring worden afgeleid dat België een steun aan een militaire operatie niet uitsluit, zelfs wanneer deze operatie niet valt binnen het kader van de beslissingen van de Veiligheidsraad? Daarover wordt met geen woord gerept. Er is toch een zeer groot verschil tussen een door de Veiligheidsraad goedgekeurde militaire interventie en een eenzijdige militaire interventie. Over dat essentieel punt wordt niets gezegd in de federale beleidsverklaring. Nu de premier hier aanwezig is, zou een verklaring daarover onmiddellijk duidelijkheid verschaffen over de internationale positie van ons land en over de eventuele moeilijkheden waarmee we worden geconfronteerd.

We gaan hier nu niet alle punten herhalen die we vanochtend in een andere sfeer hebben besproken. Er zijn omstandigheden waarin de gemakkelijke polemiek terzijde moet worden geschoven en men elkaar geen enkel monopolie moet geven of onthouden. Ik ben begonnen met een beschouwing over de verzuring en ik eindig ermee. Zoals Giscard d'Estaing ooit in een debat met Mitterand zei: "Vous n'avez pas le monopole du coeur", zeg ik nu aan de eerste minister: "Vous n'avez pas le monopole du sourire".

-La discussion est close.

M. le président. - L'ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

Les prochaines séances auront lieu le jeudi 17 octobre 2002 à 10 h et à 15 h.

(La séance est levée à 18 h 30.)