2-1204/2

2-1204/2

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

10 JULI 2002


Wetsontwerp betreffende de toetreding van België tot de Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE FINANCIËN EN VOOR DE ECONOMISCHE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR MEVROUW KESTELIJN-SIERENS


De commissie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 10 juli 2002, in aanwezigheid van de minister van Financiën.

I. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE MINISTER VAN FINANCIËN

In zijn uiteenzetting verwijst de minister naar de memorie van toelichting van het ontwerp betreffende de toetreding van België tot de Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij en naar de beslissing om voor België een deelname in het kapitaal ten belope van 0,34 % te reserveren.

De Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij (afgekort IIC) is een autonome regionale financiële instelling, opgericht als filiaal van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (afgekort IDB).

Deze maatschappij bestaat als orgaan van de IDB, naast een multilateraal investeringsfonds en een concessioneel luik, namelijk het Fonds voor Bijzondere Verrichtingen. Het lidmaatschap van de IDB impliceert niet dat men lid is van de IIC, noch van het multilateraal Investeringsfonds of de Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij.

België is tot op heden enkel lid van de Bank en het Fonds voor Bijzondere Verrichtingen, maar wil nu ook participeren in de investeringsmaatschappij.

De maatschappij telt 36 lidstaten, waarvan 26 regionale in Latijns-Amerika, de Caraïben en de Verenigde Staten, en 10 niet-regionale lidstaten (Oostenrijk, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Israël, Japan, Nederland, Spanje en Zwitserland).

Het kapitaal bedraagt 203,7 miljoen US dollar.

België heeft lang geaarzeld om toe te treden, onder meer omdat er een overlapping was van de activiteiten van de IIC met deze van de IDB en omdat de Belgische banken en ondernemingen aan de activiteiten konden deelnemen zonder dat België zelf lid van de IIC was.

België kende nochtans een belangrijke evolutie in zijn economische betrekkingen met Latijns-Amerika en het leek dan ook interessant om de investeringen en exportmogelijkheden te ondersteunen door een lidmaatschap van deze internationale instelling.

De IIC is bovendien ook een instrument dat een rol kan spelen in de ontwikkeling van de Latijns-Amerikaanse landen, zodat België beschikt over een bijkomend instrument voor ontwikkelingshulp in deze regio.

De kapitaalsverhoging van 500 miljoen dollar, waartoe in mei 1999 werd beslist, bood België de kans om toe te treden. Van de 50 000 nieuwe aandelen werden er 4 729 gereserveerd voor de lidstaten van de IDB, waaronder België, die tot de IIC wensten toe te treden.

De belangstelling van België past ook in de onderhandelingen op de top van de staatshoofden van Zuid-Amerika, de Caraïben en de Europese Unie van 28-29 juni 1999 in Rio de Janeiro. In de slotresolutie van deze top werd het accent gelegd op een adequaat niveau van investeringen en op de transfer van technologieën tussen de regio en de Europese Unie op het niveau van de KMO's. Dat is precies de doelstelling van de IIC.

Vermits België belangstelling had getoond, kreeg ons land de mogelijkheid om 0,34 % van het kapitaal te onderschrijven. België vroeg evenwel om budgettaire redenen zijn aandeel tot 0,24 % te beperken.

Het is genoegzaam bekend dat de Inspectie van financiën steeds terughoudend is ten opzichte van zulke operaties omdat volgens haar het terugverdieneffect niet bewezen wordt. Het is uiteraard moeilijk dit effect te bewijzen, gezien de zeer verschillende vormen die deze effecten kunnen aannemen. Volgens de minister staat het vast dat de Belgische economie voordeel doet door de toename van de economische uitwisseling. De voorgestelde deelname aan de kapitaalsverhoging is daartoe een middel. De minister verklaart dat het zelfs in zijn bedoeling ligt om de rol van België in de Latijns-Amerikaanse banken te onderstrepen door in de toekomst een algemene vergadering van de IDB in België te laten doorgaan.

II. BESPREKING

De heer Roelants du Vivier stemt in met het initiatief van België om toe te treden tot de IIC. Hij heeft echter vragen bij de omvang van de Belgische bijdrage ten opzichte van vergelijkbare landen zoals de Noordse landen of Portugal. Ons aandeel lijkt vrij gering vergeleken met dat van die landen. Valt daarop geen negatieve reactie waar te nemen bij de Latijns-Amerikaanse landen ?

De inschrijving moet in zeven jaarlijkse stortingen gebeuren, te beginnen vanaf 31 oktober 2001. Zolang onze toetreding niet afgerond is, is het echter onmogelijk de nodige stortingen uit te voeren. In welk begrotingsjaar zullen de betalingen beginnen ? Gelet op de koers van de euro is het ogenblik thans gunstig om daarmee een aanvang te nemen.

De minister antwoordt dat de omvang van de bijdrage afhangt van de historische achtergrond. De bijdrage van Portugal tot de Latijns-Amerikaanse Bank wordt natuurlijk heel anders bekeken dan die van ons land, gelet op de eeuwenoude banden tussen Portugal en dat continent. Hetzelfde geldt voor de Afrikaanse Bank, waar de bijdrage van België niet vergelijkbaar is met die van Finland bijvoorbeeld.

Het feit dat België verklaart deel te zullen nemen voor een aanzienlijk deel van het percentage dat hem werd toegekend, wordt door de Bank en het Investeringsfonds als een gunstige ontwikkeling beschouwd. In de toekomst zal dat zeker leiden tot een toename van onze uitvoer en van het aantal joint-ventures.

De heer Maertens verwijst naar het advies van de Raad van State (stuk Senaat, nr. 2-1204/1, blz. 43, 2e lid), dat suggereert om dit wetsontwerp samen te behandelen met het ontwerp dat de omzetting van de Belgische verbintenis in intern recht omzet. Is daaraan tegemoetgekomen ?

De minister stipt aan dat in de Kamer van volksvertegenwoordigers het wetsontwerp is neergelegd (stuk Kamer, nr. 50-1864/1) dat in de omzetting voorziet. Deze beide ontwerpen zullen samen worden behandeld. Het ontwerp dat in de Kamer werd ingediend voorziet in de betaling van 1 690 000 US dollar voor de jaren 2001 tot 2007.

Eens deze wet gestemd, zullen de bijdragen voor 2001 en 2002 worden vereffend, tenzij de begroting niet tijdig zou kunnen worden aangepast. De minister zal in ieder geval de aandacht van de Thesaurie vestigen op deze nakende betaling.

De heer Steverlynck ziet een verschil in de cijfers betreffende de participatie van België. Is het 0,34 of 0,24 % (zie de tabellen blz. 34 en blz. 37) ?

De minister legt uit dat België zelf heeft gevraagd zijn participatie in de IIC te verminderen tot 0,24 %, maar dat een participatie tot 0,34 % mogelijk was omdat België 0,34 % bezit van de aandelen in de IDB, wat recht geeft op een evenwaardige participatie in de IIC.

De heer Ramoudt vraagt of deze structuur kan worden vergeleken met de EBRD.

Mevrouw Kestelijn-Sierens stelt vast dat slechts een deel van de Europese lidstaten lid zijn van de IIC. Hoe komt het dat niet alle lidstaten daaraan deelnemen ?

De minister antwoordt dat de Europese Raad steeds aangedrongen heeft op een Europese aanwezigheid in de regionale ontwikkelingsbanken. Dat geldt ook voor de Wereldbank en het IMF. De Amerikaanse collega's dringen trouwens ook aan op een Europese aanwezigheid. Maar diverse Europese lidstaten verzetten zich hiertegen, zodat dit voor het ogenblik niet haalbaar is. Op de Ecofin-raad werd er evenwel een principeakkoord gesloten om op lange termijn naar 1 zetel voor de EU te streven.

Er zijn specifieke verdelingen naargelang het stelsel. Zo is er een andere aanpak naargelang het gaat om instellingen die voortkomen uit het Bretton-Woodsakkoord, deze die voortkomen uit het Europees verdrag (zoals de Europese Investeringsbank) en de specifieke akkoorden voor de heropbouw van de ex-Sovjetstaten. De Europese investeringsbank zal meer en meer ingeschakeld worden in de ontwikkeling van de toekomstige lidstaten uit Oost-Europa, terwijl de EBRD meer zal optreden in de verder gelegen landen van de ex-Sovjetunie.

Ten slotte peilt de heer Steverlynck naar de implicaties van de crisis in Argentinië.

De minister verklaart dat een weerslag merkbaar is, maar deze situeert zich eerder op het niveau van de IDB dan dat van de IIC. Mits een paar inspanningen van internationale instellingen zoals de Wereldbank, of van individuele staten zoals Spanje, moet een verbetering in de situatie van Argentinië mogelijk zijn.

Dit is trouwens ook het geval voor andere regionale instellingen, zoals de Afrikaanse Ontwikkelingsbank, waar een inbreng van verschillende Europese instellingen voor een verbetering van de toestand zorgt.

Daar waar de banken wel spanningen ondergaan, is dat echter voor filialen, zoals de IIC, minder merkbaar.

III. STEMMINGEN

De artikelen 1 en 2, alsmede het ontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 11 aanwezige leden.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van een mondeling verslag in plenaire vergadering.

De rapporteur, De voorzitter,
Mimi KESTELIJN-SIERENS. Paul DE GRAUWE.

De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als de tekst
van het wetsontwerp
(zie stuk Senaat, nr. 2-1204/1)