2-227 | 2-227 |
(Le texte adopté par la commission est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 50-1823/40.)
(Exceptionnellement, le texte des amendements est publié en annexe.)
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 53 op artikel 33 heeft betrekking op de grote discriminatie die blijft bestaan tussen de vrouwelijke leden van het militair personeel en vrouwelijke ambtenaren of werkneemsters in de privé-sector. De vrouwelijke militairen hebben immers geen recht op borstvoedingspauze en borstvoedingsverlof. Volgens het Europees Sociaal Handvest moet België borstvoedingspauzes invoeren voor alle werkneemsters. We willen dat ook gerealiseerd zien voor het militair personeel.
M. Philippe Mahoux (PS). - En commission, je crois avoir entendu le ministre de la Défense s'engager à poursuivre la politique d'égalité des chances qu'il a menée jusqu'à présent.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 265 op artikel 78 strekt ertoe dit artikel te doen vervallen. Daar het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen nog steeds niet operationeel is, is het niet opportuun de financiering van het agentschap nu reeds aan te passen. Het wetsontwerp zal morgenavond in de Kamer worden gestemd en het zal pas in oktober door de Senaat kunnen worden behandeld.
Het is beter het financieringsprobleem van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen op een coherente manier aan te pakken en eerst te analyseren waar de knooppunten liggen in het huidige financieringsstelsel.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 54 op artikel 79 heeft tot doel dit artikel te doen vervallen. In het voorgestelde artikel 79 wordt de afschaffing van de financiering door de sector van de algemene kosten ongedaan gemaakt. In geen enkel ander Europees land financieren de bedrijven de controle-instelling. Alleen in België is dat om budgettaire redenen het geval.
Het is onaanvaardbaar dat de sector een jaar lang met het vooruitzicht heeft geleefd dat de kost voor die sector zou wegvallen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Met amendement 254 op artikel 80 willen we het woord "vijftiende" vervangen door "twintigste". De termijn van vijftien dagen is te kort om na een ingebrekestelling de zaken te normaliseren. Het is beter deze termijn op te trekken tot twintig werkdagen.
Amendement 255 op artikel 81 heeft dezelfde draagwijdte.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Met amendement 55 op artikel 84 willen we dit artikel doen vervallen. In artikel 84 wordt een verhoging voorzien voor de bedrijven, maar dat is volgens ons onverantwoord omdat de bedrijven uit de sector om hun concurrentiepositie op de exportmarkt op peil te houden deze verhoging zullen doorrekenen aan de consument. Volgens ons is het beter eerst een grondige doorlichting te maken van de kosten van het IVK. Alle absurde onkosten die niet bijdragen tot de bescherming van de consument moeten worden geschrapt.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 256 op artikel 84 heeft als doel in dat artikel de termen EUR te vervangen door "euro". Volgens de Raad van State is de correcte officiële aanduiding "euro" en niet "EUR". Er is geen enkele reden om het advies van de Raad van State niet te volgen.
Amendement 257 op artikel 85 beoogt hetzelfde.
Amendement 259 op artikel 86 vraagt de schrapping van het artikel. Als artikel 84, dat een verhoging van de controlerechten inhoudt, moet worden geschrapt, moet ook artikel 86 worden geschrapt. Het is beter de berekening van het recht voor de financiering van de algemene kosten van het Instituut voor Veterinaire Keuring op het op dit moment van toepassing zijnde percentage te behouden, wat betekent dat het geïnd bedrag niet hoger mag zijn dan 130% van het controlerecht.
Amendement 258 op artikel 86 en amendement 260 op artikel 90 beogen hetzelfde als amendement 256.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 56 heeft als doel artikel 94 anders te formuleren omdat de definiëring van het begrip "digitale kloof" alsook de toelichting doen vermoeden dat het project uitsluitend zal gericht zijn op de materiële toegang tot de netwerken. De digitale kloof houdt echter ook in het niet bezitten van persoonlijke vaardigheden om het netwerk te gebruiken door, bijvoorbeeld, het gebrek aan scholing, of het ontbreken van de attitude om de technologische ontwikkeling te volgen. Dit vergt een veel diepgaander beleid ter zake. Om tot betere resultaten te komen op dit terrein is een tweesporenbeleid noodzakelijk dat zowel de materiële toegang als vormingsactiviteiten en bewustmaking omvat. Daarom stellen wij voor de oprichting van een vennootschap te laten voorafgaan door het sluiten van een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid, bevoegd voor de materiële toegang, en de gemeenschappen, bevoegd voor opleiding en vorming.
Amendement 57 op artikel 95 is een belangrijk amendement voor de verbetering van de verhouding tussen gezin en arbeid. Heel veel gezinnen lijden onder stress. Steeds meer gezinnen wensen ook een geadopteerd kind. Het recht op adoptieverlof is van wezenlijk belang voor de integratie van het adoptiekind in het nieuwe gezin en voor de hechting tussen adoptieouders en het adoptiekind. Uit de jaarverslagen van Kind en Gezin blijkt dat adoptie meestal plaatsvindt wanneer het kind zeer jong is. Net als andere kinderen hebben deze kinderen behoefte aan een liefdevolle omgeving met veel aandacht voor hun specifieke noden en met respect voor hun eigen persoonlijkheid. Specifiek voor adoptiekinderen komt daarbij dat zij moeten wennen aan een omgeving die hen totaal vreemd is, en aan mensen die zij voordien niet kenden. Ook voor de adoptieouders vergt de nieuwe situatie aanpassing. Waar biologische ouders bij de geboorte van een kind meestal in korte tijd wennen aan het kind en zich sneller vader en moeder voelen, is er bij adoptieouders meer gewenning nodig opdat het adoptiekind hun kind wordt. Voor het welslagen van de adoptie is het dus uiterst belangrijk dat zowel het adoptiekind als de adoptieouders de kans en de tijd krijgen om zich aan elkaar te hechten, een veilige band te ontwikkelen, zich bij elkaar thuis te voelen en steun en troost te geven aan elkaar. Het adoptieverlof dient dan ook in de eerste plaats te worden beschouwd als een hechtingsverlof en hechten is niet mogelijk op tien dagen. Daarom willen wij het adoptieverlof verlengen tot twintig werkdagen.
Amendement 73 strekt ertoe de artikelen 104 tot 112 te doen vervallen. Deze artikelen betreffen de stages. Wij hebben geen verantwoording gevonden waarom de stages die worden georganiseerd op grond van een decreet, worden uitgesloten uit het toepassingsgebied van deze wetsbepaling en tot 31 augustus 2004 worden beperkt. Deze overeenkomsten worden met ingang van 1 september 2004 toch onder het toepassingsgebied van de federale wet gebracht. Met het oog op het naleven van de bevoegdheden van de deelgebieden, is het dan ook aangewezen deze uitsluiting niet te beperken in de tijd. Het is trouwens een zeer merkwaardig artikel, want in onze federale staatsopvatting wordt uitgegaan van een exclusieve bevoegdheid, geen concurrerende bevoegdheid tussen de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten. Dit artikel gaat dus in tegen het hele systeem, want het bepaalt dat stages tot 31 augustus 2004 een bevoegdheid van de Vlaamse of de Franstalige overheid zijn en vanaf 1 september 2004 worden diezelfde stages met dezelfde materiële inhoud een bevoegdheid van de federale overheid. Deze bepalingen gaan dus in tegen de federale logica en de federale loyaliteit.
Amendement 72 op artikel 104 strekt ertoe in dit artikel, na de woorden "onverminderd de artikelen 107" de woorden "tweede lid" te vervangen door "§2". Aangezien in het vermelde artikel geen tweede lid voorkomt, noch in §1, noch in §2, rijst het vermoeden dat men in artikel 104, 4º wil verwijzen naar artikel 107, §2. Dit is uiteraard een louter legistieke opmerking. Heel wat juristen, maar ook mensen en organisaties dreigen zonder dit soort verbeteringen verloren te lopen in de slordige wetgeving die wij vannacht maken.
Met amendement 75 op artikel 107 willen wij de woorden "met inbegrip van de overeenkomsten die worden uitgesloten op grond van artikel 104, tweede lid, 4º" doen vervallen. De verantwoording is dezelfde als deze voor het vorige amendement.
Amendement 76 strekt ertoe artikel 109 te doen vervallen. Er wordt immers op geen enkele manier verantwoord waarom de stages tot 31 augustus 2004 een gemeenschapsbevoegdheid zijn en vanaf 1 september 2004 een federale bevoegdheid worden.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 221 op artikel 115 strekt ertoe het woord "leasingnemer" in te voegen. Artikel 115 regelt het probleem van de winst in de zeescheepvaart aan de hand van de tonnenmaat. Paragraaf 2, 2º van dit artikel luidt: "2º Er is exploitatie van een zeeschip wanneer:
a)de belastingplichtige eigenaar is, mede-eigenaar of rompbevrachter van een zeeschip dat in belangrijke mate in België wordt beheerd, en dat hij zelf niet in rompbevrachting heeft gegeven".
Het gaat hier over een belangrijk financieringsmiddel, maar het is niet duidelijk of de leasingnemer onder deze bepalingen valt. Daarom stellen wij voor om de "leasingnemer" hier uitdrukkelijk bij te vermelden.
Amendement 222 strekt ertoe een artikel 115bis in te voegen. Uit de tekst van de wetgeving valt niet af te leiden wat het lot is van dividenden ontvangen door een holdingvennootschap die beroep doet op het tonnage-taxregime na herinvlagging van een of meer van haar divisies scheepvaart. Nochtans is dit voor de praktijk van bijzonder belang, omdat de regeling in de praktijk vooral door dergelijke holdingvennootschappen zal moeten worden toegepast.
Het aanhouden van participaties in dochterondernemingen wordt beschouwd als een holdingactiviteit, gescheiden van de scheepvaartactiviteit. Deze scheepvaartactiviteit kan worden gehouden in een divisie die kwalificeert 124 t voor het tonnage-taxregime. De holdingactiviteit kwalificeert uiteraard niet voor het tonnage-taxregime, maar kan wel genieten van de DBI-aftrek, zo aan de voorwaarden daarvoor is voldaan.
De vraag rijst of deze holdingactiviteit ook moet voldoen aan de definitie van divisie, omschreven in artikel 115, §3. Indien dit het geval is, is het onwaarschijnlijk dat het aanhouden zal kwalificeren als een bedrijfsafdeling of tak van werkzaamheid. Derhalve zal een holdingvennootschap die een participatie aanhoudt nooit kunnen genieten van het tonnage-taxregime.
Amendement 223 op artikel 120 wil de woorden "behoudens indien het een andere scheepvaartdivisie betreft" invoegen. In deze bepaling wordt in een antimisbruikmechanisme voorzien, waardoor er tussen verschillende divisies niet kan worden gecompenseerd. Er werd echter uit het oog verloren dat vennootschappen hun scheepvaartactiviteiten vaak in verschillende divisies onderbrengen, bijvoorbeeld een divisie petroleum, bulk, container enzovoort. Het moet volgens de indieners mogelijk zijn tussen deze verschillende divisies te compenseren, aangezien het gaat om scheepvaartactiviteiten. De huidige tekst laat dit echter niet toe, aangezien er sprake is van "enige andere divisie".
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 42 op artikel 122 handelt eveneens over scheepvaartdivisies en wordt verantwoord als volgt. Titel V, hoofdstuk I, biedt rederijen de mogelijkheid te opteren voor het stelsel van de forfaitaire vaststelling van de winst aan de hand van de tonnage wanneer een aparte divisie zeescheepvaart in een vennootschap wordt gecreëerd. Wanneer deze belastingplichtige niet voor de forfaitaire taxatie kiest, kan hij het bijzonder keuzestelsel van afschrijvingen genieten. Daarentegen geniet een belastingplichtige enkel de vrijstelling van meerwaarden op zeeschepen en de investeringsaftrek als de vennootschap uitsluitend activiteiten uitoefent zoals omschreven in artikel 115, §2.
De vennootschap met meerdere divisies, die andere activiteiten dan de exploitatie of het beheer voor rekening van derden van zeeschepen omvat, zijn volgens het wetsontwerp uitgesloten van de vrijstelling van meerwaarden op zeeschepen en van de investeringsaftrek. Het amendement wil de ondernemers de vrijheid laten om de scheepvaartactiviteiten in een aparte vennootschap uit te oefenen, dan wel ze onder te brengen in een divisie zoals omschreven in artikel 115, §2, 3º.
Deze keuzevrijheid wordt belemmerd wanneer de vrijstellingen van afdelingen III en IV enkel worden toegekend aan vennootschappen die uitsluitend de activiteiten zoals omschreven in artikel 115, §2 uitoefenen. Beide vrijstellingen zouden logischerwijze ook aan zeescheepvaartdivisies moeten worden toegekend.
De gewijzigde definitie van divisie, die de regering na het advies van de Raad van State heeft voorgesteld, biedt voldoende garanties opdat de belastingadministratie controle kan uitoefenen op een divisie die activiteiten omvat zoals omschreven in artikel 115, §2.
Wanneer ondernemers de keuze wordt gelaten om een scheepvaartactiviteit in een divisie onder te brengen, ontstaat de mogelijkheid voor vennootschappen die in een andere EU-lidstaat zijn gevestigd om een Belgische divisie-inrichting te openen. Een scheepvaartactiviteit, uitgeoefend door een Belgische divisie-inrichting dan wel door een Belgische vennootschap verschilt objectief niet om een verschillende behandeling te verantwoorden.
Om de vrijheid van vestiging niet te belemmeren, dient de vrijstelling wegens investeringsaftrek bijgevolg open te staan voor buitenlandse en niet enkel voor binnenlandse vennootschappen.
Er wordt een antimisbruikbepaling toegevoegd die moet voorkomen dat tussen divisies wordt gecompenseerd.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Mijn amendement 224 strekt ertoe in paragraaf 6 van artikel 124 de volgende bepaling toe te voegen: "Holdingvennootschappen met participaties in vennootschappen die gewoonlijk scheepvaartactiviteiten verrichten of met scheepvaartdivisies, en die het beheer van zeeschepen voor rekening van derden waarnemen, kunnen in afwijking van dit artikel toepassing maken van de bepalingen van Afdeling I".
Voor vennootschappen die het beheer van zeeschepen voor rekening van derden waarnemen, wordt vereist dat deze het beheer als exclusieve activiteit voeren.
In de praktijk gaat het evenwel vaak om holdingvennootschappen, die als activiteit ook het beheer van zeeschepen voor rekening van derden waarnemen en door de huidige bepalingen niet van de tonnagetaxatie zouden kunnen genieten. Dat moet uiteraard worden rechtgezet, zoniet zijn de bepalingen die de regering voorstelt, letterlijk een slag in het water. Ik ben benieuwd of degenen die vóór de verkiezingen zeggen dat er iets voor de Belgische zeevaart moet worden gedaan, trouw zijn aan hun woorden en dit amendement zullen goedkeuren.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 45 van de heer Steverlynck strekt ertoe artikel 125 te doen vervallen.
De federale wetgever wil diverse registratierechten op de vestiging van een hypotheek op schepen afschaffen. De bijzondere wetgever is bevoegd om wijzigingen aan te brengen aan de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van de bevestiging van een hypotheek op een onroerend goed. De artikelen 5 en 6 van de bijzondere wet van 13 juli 2001 behoren niet langer tot de federale bevoegdheid, maar tot die van de gemeenschappen.
Volgens de hypotheekwet zijn enkel vatbaar voor hypotheken: onroerende goederen die in de handel zijn, de rechten van vruchtgebruik, erfpacht en opstel gevestigd op dezelfde goederen zolang die rechten duren. Met andere woorden: hypotheken worden gevestigd op onroerende goederen en bepaalde zakelijke rechten gevestigd op die onroerende goederen.
De zeewet bepaalt dat zeeschepen met een hypotheek kunnen worden bezwaard bij overeenkomst tussen de partijen. Hieruit kan worden afgeleid dat zeeschepen voor wat het vestigen van een hypotheek betreft, als onroerende goederen kunnen worden beschouwd. Dezelfde redenering moet gelden voor binnenschepen.
We zijn er daarom van overtuigd dat artikel 125 op het ogenblik in strijd is met de bevoegdheidsverdelende regels die dit Parlement vorig jaar heeft goedgekeurd. Het afschaffen van het registratierecht op het vestigen van een hypotheek op zee- en binnenschepen is een gewestbevoegdheid. De ontworpen bepaling moet vervallen en de afschaffing van het registratierecht, wat de indieners uiteraard onderschrijven, moet door middel van een decreet worden ingevoerd. Het behoud van de huidige federale bepaling houdt het reële risico in dat de heringevlagde schepen alsnog aan een registratierecht worden onderworpen. Dat kan niet de bedoeling zijn.
Aangezien we onbevoegd zijn, is deze wetsbepaling geen echte wetsbepaling. De maatregel tot afschaffing van het registratierecht voor zeeschepen en binnenvaartschepen moet worden genomen door de bevoegde overheid, anders is hij vatbaar voor vernietiging.
Voor amendement 46 op artikel 126 geldt dezelfde verantwoording als bij artikel 125. Hetzelfde geldt voor amendement 47 op artikel 127.
Amendement 48 op artikel 128 wil een nieuwe bepaling invoegen om te voorkomen dat verbonden ondernemingen, bijvoorbeeld de verschillende entiteiten van een bestaande filmgroep, gebruik maken van de tax shelter om winsten te verschuiven via de prijszetting van de rechten verworven door de vennootschap voor financiering die dan voortvloeien uit de investeringen op de leningen. Het kan immers niet de bedoeling van de wet zijn om winsten die nu belastbaar zijn in hoofde van een productiemaatschappij, door te schuiven.
Amendement 49 op artikel 128 voegt een nieuw lid toe. Deze toevoeging moet voorkomen dat belastbare winsten van de dochtervennootschap onterecht worden doorgeschoven naar de moedervennootschap, die een vrijstelling geniet via doorrekening van een lagere kost in de sommen betaald ter uitvoering van de raamovereenkomst. Te hoge kosten kunnen ingevolge dit artikel worden verworpen en komen aldus niet in aanmerking voor de vrijstelling.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 225 wil een nieuw artikel 129bis invoegen. Het risico bestaat immers dat de tax shelter ongewild het financiële evenwicht in het land beïnvloedt door voor producties erkend door een bepaalde gemeenschap, in onevenwichtige mate fiscale voordelen te creëren. De bedoeling moet zijn tot een 60/40-verhouding te komen. De commissie kan daartoe de nodige beleidsvoorstellen doen aan de wetgever.
Amendement 226 op artikel 130 wil de woorden "machines die onroerend zijn geworden door incorporatie" toevoegen na de woorden "met de grond is verbonden". "Met de grond verbonden zijn" is een voorbeeld, een toepassingsgeval, van onroerend worden door incorporatie. De wetgever neemt hier een toepassingsgeval in plaats van de algemene regel. Men kan toch niet van een dergelijke juridische onkunde blijk geven! De regel zelf, en niet een voorbeeld, moet worden geformuleerd. Anders gaan we terug naar het gewoonterecht.
Voor amendement 227 op artikel 131 geldt dezelfde argumentatie als bij het vorige amendement. Gebouwen zijn voorbeelden van onroerende goederen.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Amendement 50 strekt ertoe in artikel 136 (nieuw) de laatste zin van het voorgestelde zesde lid te doen vervallen omdat de algemene delegatie aan de Koning van de bevoegdheid om de hoogte van administratieve sancties en de procedure van inning te bepalen, in strijd is met het legaliteitsbeginsel. Bovendien wordt geen beroepsmogelijkheid in de wet ingeschreven. Het is een te vergaande delegatie. Sancties moeten kunnen worden opgelegd door een wet die gecontroleerd wordt door de democratische instellingen. Het kan niet zijn dat alleen de uitvoerende macht daartoe bevoegd wordt gemaakt. Aangezien het gaat om een code met administratieve sancties, is een wettelijke basis vereist. Dat wordt algemeen door rechtspraak en rechtsleer bevestigd. We denken daarom dat die bepaling voor vernietiging vatbaar is.
De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Amendement 208 strekt ertoe artikel 137 te doen vervallen omdat er ook andere amendementen zijn die bijvoorbeeld een 40%-norm opleggen. Wanneer we een vinger geven, zullen er mensen zijn die de hele arm nemen. We kunnen beter geen blanco cheque geven aan de minister en het hele artikel schrappen.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 28 wil studenten de mogelijkheid geven examens af te leggen in de eigen taal.
Artikel 137 gaat heel ver in het opleggen van het Engels in de cursussen aan de Koninklijke Militaire School. Nog verder dan de decreten tot regeling van het taalgebruik in het universitair onderwijs, die naar onze smaak al te ver gaan. De studenten moeten minstens de kans hebben om in de eigen taal examens af te leggen.
Voor amendement 29 inspireren we ons eveneens op de decreten voor het universitair onderwijs waarbij een maximum wordt opgelegd voor het aantal vakken dat in een andere taal mag worden gegeven. Met ons amendement leggen we een 20%-regel op.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 210 strekt ertoe het laatste lid van het voorgestelde artikel 12 te vervangen als volgt: "De materies bedoeld in het voorgaande lid worden bij wet vastgesteld". Het is gevaarlijk die materies over te laten aan de willekeur van ministers en zeker van toekomstige ministers!
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Gezien de grote toepassingsruimte die de minister van Landsverdediging krijgt, waardoor hij het hele militaire onderricht in het Engels kan laten plaatsvinden, wil amendement 30 van de dames de Bethune en Thijs de minister opleggen jaarlijks bij het Parlement verslag uit te brengen over de toepassing van deze wet.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Mijn amendement 211 strekt ertoe artikel 138 te schrappen vermits men onder de categorie B van de wet 16 maart 1954 invoegt: "de Centrale dienst voor sociale en culturele actie ten behoeve van de leden van de militaire gemeenschap". Wij vinden dat dit moet gebeuren naar aanleiding van een algemene hervorming van het leger.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 39 voorziet in de "herinvoering" van het recht op een borstvoedingsverlof van drie maanden voor vrouwen bij het militair personeel, met een bezoldiging van 100 procent van het loon. Wij vinden dat borstvoedingsverlof correct moet worden vergoed in het belang van de gezondheid van moeder en kind.
Dit amendement voorziet ook in de invoering van het recht op twee uur betaalde borstvoedingspauze per dag, tot het kind de leeftijd van één jaar bereikt heeft. Die pauzes moeten het de moeder mogelijk maken de borstvoeding voort te zetten nadat ze haar werk heeft hervat, dus na het moederschaps- en eventueel het borstvoedingsverlof. De pauze kan door de moeder gebruikt worden om het kind borstvoeding te geven of om moedermelk af te kolven. Daarenboven staat het de moeder vrij de periode van twee uur op te splitsen in twee pauzes van een uur of ervoor opteren om een uur later toe te komen op het werk of het werk een uur vroeger te verlaten.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Amendement 40 strekt ertoe een nieuw artikel 139ter in te voegen. Dat luidt: "Toekenning van een vaderschapsverlof en adoptieverlof van tien open dagen voor alle militairen en werknemers bij het leger".
De minister heeft in de commissie geantwoord dat het leger het probleem van het vaderschapsverlof op pragmatische wijze had opgelost, niet met een wettelijke regeling in het statuut, maar door de facto vrijstelling van dienst te verlenen vanaf 1 juli aan militairen die vader geworden zijn. Die oplossing kan voorlopig gelden en het is goed dat de minister een inspanning doet om vaders in het leger op een gelijke wijze te behandelen als vaders in de privé-sector, maar wij menen dat een wettelijke verankering aangewezen is.
Voor amendement 212 op artikel 140 verwijzen we naar de schriftelijke verantwoording.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Voor amendement 213 dat ertoe strekt artikel 141 te doen vervallen, verwijzen we naar de schriftelijke verantwoording.
Voor amendement 214 dat ertoe strekt artikel 142 te doen vervallen, verwijzen we naar de verantwoording bij amendement 211.
Voor amendement 215 dat ertoe strekt artikel 143 te doen vervallen, verwijzen we naar de verantwoording bij amendement 222.
We hebben een amendement 216 ingediend op artikel 144. De drempel om representatief te zijn werd door de regering op 5% vastgelegd. Dit wijkt nochtans af van de gangbare 10% die in het openbaar ambt en de federale politie gebruikelijk is. Als de drempel te laag ligt, bestaat het risico dat te veel vakorganisaties, niet allen echt representatief in de feiten, de prerogatieven - volgens de wet voorbehouden voor de representatieve organisaties - uitoefenen. Dit amendement wil dat juist voorkomen en conform het openbaar ambt de mogelijkheid openlaten om enkel de `professionele vakorganisaties' representatief te laten zijn.
De voorzitter. - Amendement 217 op artikel 147 werd reeds toegelicht.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Amendement 31 strekt ertoe een nieuw artikel 147bis in te voegen. De minister meende dat dit amendement niet nodig was omdat militairen te allen tijde klaar moeten staan om in functie te treden wanneer de nood zich voordoet. Vergoedingen voor de tijdelijke uitoefening van een hoger ambt hoeven volgens de minister niet. Anderzijds ontvangen de militairen wel bijzondere premies voor bijzondere opdrachten, taken en vervangingsopdrachten. Wij geven de voorkeur aan een transparante regeling met gelijke rechten voor alle militairen.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 32 is een van de amendementen die de Senaat kan aannemen aangezien we er mogen van uitgaan dat de Kamer toch nog volgende week zal vergaderen. De regering is vergeten om helemaal tegemoet te komen aan het advies van de Raad van State. Eén artikel met betrekking tot de inwerkingtreding van de wet van 22 maart 2001 werd vergeten. We willen dit artikel invoegen.
De Raad van State was zeer scherp over artikel 151, omdat het veel te vaag is. Amendement 33 wil dan ook het artikel schrappen, zodat we onze rol als Senaat kunnen vervullen, namelijk zorgen voor een meer accurate wetgeving.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Met amendement 34 op artikel 151 volgen we opnieuw de Raad van State. We hebben er geen bezwaar tegen dat het leger bij allerlei civiele activiteiten helpt, maar dit kan enkel wanneer de kerntaken, de wettelijke opdrachten, niet in het gedrang komen.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 219 op artikel 151 is een subsidiair amendement op amendement 218. De Raad van State wijst erop dat voor het geheel of gedeeltelijk leveren van prestaties geen voorwaarden zijn bepaald.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - Amendement 35 op artikel 151 leverde in de commissie een interessante discussie op. We stellen voor de grens waaronder de minister zelf, zonder het advies van de Inspectie van Financiën, manschappen kan inzetten, op te trekken tot 5.000 euro. Voor kleinere opdrachten kunnen we de administratie immers vertrouwen schenken, terwijl we met andere amendementen dan weer duidelijk maken dat we het toezicht op belangrijke opdrachten en verantwoordelijkheden willen verhogen. Het heeft ons verbaasd dat de meerderheid er in de commissie voor pleitte de grens op 3.750 euro te houden, terwijl ze lakser was voor grotere opdrachten.
De voorzitter. - Amendement 218 op artikel 151 werd al toegelicht.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 36 is belangrijk, want het gaat over de antihanteerbaarheidsmechanismen. Zowel de heer Mahoux als ikzelf hebben daarover een resolutie ingediend, maar die werd nog altijd niet besproken. Daarom vragen we hierover een nieuw hoofdstuk XII in te voegen. In de huidige definitie is het niet duidelijk of antihanteerbaarheidsmechanismen als antipersoonsmijnen worden beschouwd. Dit laat de deur open voor verschillende interpretaties. Daarom denken we dat het bijzonder belangrijk is dit mechanisme in de Belgische wetgeving duidelijk te definiëren en meteen te verbieden. In de commissie heeft minister Flahaut gezegd dat hij het daarmee deels eens is en dat het belangrijk is dat onze resolutie zo snel mogelijk wordt goedgekeurd. We vinden het dus ook belangrijk dit in de programmawet op te nemen. Deze tuigen worden immers nog altijd geproduceerd.
M. Philippe Mahoux (PS). - Le fait de profiter d'une loi-programme pour insérer des articles de cette nature est une bonne chose qui permet de rappeler à l'attention du Sénat la problématique très importante des mines « antipersonnel » et des dispositifs de type antimanipulation. Nous avons déposé une proposition de loi.
Mme Erika Thijs (CD&V). - Nous aussi.
M. Philippe Mahoux (PS). - J'espère que nous reprendrons cette discussion à la rentrée parlementaire. Il ne s'agit pas ici d'une attitude opportuniste parce que le problème est très important.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Mijnheer Mahoux, het zou u sieren als u dit zou ondersteunen. Ik zou het voor de eerste keer zelfs toejuichen.
Ik heb het nu over amendement 209 dat een nieuw artikel 151bis wil toevoegen. Ik weet niet of jullie vandaag de Standaard hebben gelezen... (Onderbrekingen)
M. Philippe Mahoux (PS). - C'est une revue de presse permanente, ce Sénat ! On n'arrête pas de parler de la presse !
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Het Parlement, inzonderheid de Senaat, moet worden betrokken bij de ontwikkeling van het regeringsbeleid inzake Irak, in het licht van de internationale ontwikkelingen. De Senaat heeft immers een specifieke rol met betrekking tot de buitenlandse betrekkingen. Vandaag lees ik in De Standaard dat er een regeringscrisis dreigt omwille van de situatie in Irak. Dat is een reden om volgende week in de Senaat een volwaardig parlementair debat te houden.
De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik had toch minstens verwacht dat mevrouw Thijs in haar amendement zou schrijven dat de Senaat eist dat de heer Bush eerst de CD&V-fractie in de Senaat raadpleegt alvorens Irak te bombarderen.
Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). - De CD&V-fractie heeft niet dezelfde arrogantie als de VLD-fractie. Wij proberen de Senaat als instelling naar voren te schuiven, niet onze eigen fractie.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 2 op artikel 152 wordt verantwoord door de overweging dat de meerkost zou moeten worden gedragen door de federale overheid in plaats van door de gemeenten die deel uitmaken van dezelfde zone voor dringende medische hulp.
Wij hebben amendement 3 ingediend omdat wij van oordeel zijn dat aan de minister van Binnenlandse Zaken, die slecht beoordeeld werd in de kranten Le Soir en De Standaard, geen verantwoordelijkheid mag worden gegeven via een wet. Wij hebben meer vertrouwen in De Koning.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Met amendement 266 willen wij de woorden "door de provinciegouverneur" schrappen omdat het niet zinvol is in de wet vast te leggen dat de provinciegouverneur de kosten dient te verdelen, wanneer verder in hetzelfde artikel toch bepaald wordt dat de normen inzake de uitvoering van deze bepaling bij ministerieel besluit worden vastgelegd.
Amendement 267 strekt ertoe de tweede alinea van artikel 153 op te delen in twee delen. Het betreft hier twee duidelijk onderscheiden vormen van opbrengsten, zodat het aanbeveling verdient beide afzonderlijk te vermelden in de tabel der begrotingsfondsen. Door deze twee soorten opbrengsten te vermengen dreigt er verwarring te ontstaan.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 4 strekt ertoe artikel 154 te doen vervallen. De laattijdigheid van de hervorming heeft de regering ertoe genoopt dit artikel in de wet op te nemen. Dit artikel geeft echter aanleiding tot een dermate willekeurige toepassing van de wet, dat het als strijdig kan worden beschouwd met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Amendement 5 werd ingediend omdat wij vinden dat het erg gesteld is met de kennis van het Nederlands, ook bij wie wetsontwerpen redigeert. Het woordje "nogmaals" in dit artikel betekent helemaal niets. Het kan enkel aanleiding geven tot verwarring en dient dus te worden geschrapt.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 268 strekt ertoe in het eerste lid de woorden "drie maanden" te vervangen door de woorden "twee maanden". In het belang van de rechtszekerheid verdient het aanbeveling deze termijn, die uiteindelijk een aanvulling is bij een vroegere mogelijkheid om te opteren voor het behoud van hun rechtspositie, niet te lang te maken en te beperken tot twee maanden.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 6 strekt ertoe artikel 155 te doen vervallen. De verantwoording hiervoor is dezelfde als voor amendement 4 op 154.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 269 strekt ertoe in het zevende lid de woorden "het jaar" te vervangen door de woorden "de zes maanden". De voorgestelde termijn van één jaar kan in het licht van de bedoelingen van dit artikel niet aanvaard worden. Een kortere termijn is nodig om te verzekeren dat de medische-geschiktheidsgegevens actueel zijn.
Amendement 270 op artikel 156 strekt ertoe de woorden "voor zover zij in het bezit zijn van het brevet van adjudant van de rijkswacht of van officier van de gemeentepolitie." toe te voegen. De argumentatie in de memorie van toelichting, als zou dit brevetvereiste niet zijn opgenomen om praktische problemen te voorkomen overtuigt niet. Het brevetvereiste is erop gericht waarborgen te bieden inzake de kwalificaties van de betrokken officieren en is dus zeker verantwoord.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 7 strekt ertoe artikel 157 te doen vervallen. De Raad van State merkt immers terecht op dat dit artikel nog niet in werking kan treden. De onderhandelingen met de politiediensten over de CAO zijn nog niet afgerond. Er is trouwens een stakingsaanzegging gedaan voor 1 september. De opschorting van de loonindexering tot na 2003 lijkt wel een besparingsmaatregel, maar het gaat volgens ons in de eerste plaats om een verschuiving van de uitgaven in de richting van de gemeente.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 271 wil in punt 2º, de woorden "vanaf 1 januari 2004" schrappen. Deze vermelding is overbodig en tautologisch. In het begin van artikel 157 is immers reeds gesteld dat de desbetreffende regeling van toepassing is tot en met 31 december 2003.
Amendement 272 stelt voor artikel 158 te schrappen. Het verlengen van een termijn met een niet bepaalde, enkel als "noodzakelijk" omschreven termijn is een aanfluiting van de rechtszekerheid. De voorgestelde wijziging maakt het in beginsel mogelijk tuchtonderzoeken eeuwig te laten duren, wat ingaat tegen alle beginselen van redelijkheid en eerlijke procedure.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 8 op artikel 158 wordt verantwoord als volgt. Het artikel heeft tot doel een verjaringstermijn waarover de tuchtoverheid beschikt, te verlengen en om zo de getuigen te kunnen verhoren en eventuele onderzoeksdaden te bevelen. Het disciplinaire tuchtrecht is een repressieve materie, zodat hier de regels van het strafrecht van kracht zijn. Er wordt algemeen aanvaard dat een verjaringstermijn maar kan worden verlengd wanneer de oorspronkelijke verjaringstermijn nog niet verstreken is. Dit moet als dusdanig in de wet gepreciseerd worden.
Amendement 9 stelt voor artikel 159 te schrappen. De Koning krijgt met dit artikel een bijzondere machtiging om personeelsleden die het ambt van hulpagent bekleden, tot deze graad te benoemen. Dit artikel is vrij gevaarlijk omdat het de Koning ook machtigt voorwaarden te bepalen om hulpagenten van de politie te benoemen.
Uiteindelijk gaat het om de invulling van een slordigheid van de wetgever, die nagelaten had in de wet op het politiestatuut de voorwaarden te bepalen. Het lijkt ons bijzonder eigenaardig dat het statuut van de politiediensten door de wetgever moest worden bekrachtigd, terwijl de wet nu zou bepalen dat de Koning de voorwaarden voor de indienstneming van contractueel en CALOG-personeel kan vastleggen. Wij zijn het daar niet mee eens.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 273 strekt ertoe een nieuw artikel 159bis in te voegen.
De personeelsleden van de voormalige gerechtelijke politie en de politieassistenten van de gemeentelijke politie verloren hun hoedanigheid van functionaris van het rijksniveau 2+. Zij werden ingeschaald in het middenkader. Dit kader behoort tot het niveau 2. De bewijsvoering hieromtrent is eenvoudig. Voor de overgang van het ene naar het andere kader dient het personeelslid dat niet in het bezit is van het vereiste diploma, een niveauproef af te leggen.
Zo'n proef bestaat voor de overgang van hulpagent naar inspecteur, proef niveau 2, en voor de overgang van hoofdinspecteur naar commissaris, proef niveau 1. Er bestaat echter geen proef niveau 2+ voor de overgang van het basiskader naar het middenkader.
Wat het administratief en logistiek kader betreft, bestaat er wel een proef niveau B voor de overgang van het niveau C naar het niveau B. Nog een bewijs dat het middenkader niet behoort tot het niveau 2+: de leden van het middenkader leggen een taalexamen niveau 2 af bij SELOR en niet een examen van niveau 2+. De voor ambtenaren geldende regels werden dus tijdens de hervorming van de politiediensten aangepast.
Amendement 274 van de heer Vandenberghe strekt ertoe een nieuw artikel 159ter in te voegen luidende: "In artikel 16 van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten de woorden "hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie" vervangen door de woorden "afdelingsinspecteur van politie". "
De personeelsleden van de voormalige gerechtelijke politie en de politieassistenten van de gemeentelijke politie verloren hun hoedanigheid van functionaris van het rijksniveau 2+. Zij werden ingeschaald in het middenkader, dat tot het niveau 2 behoort. De bewijsvoering hieromtrent is eenvoudig. Voor de overgang van het ene naar het andere kader dient het personeelslid dat niet in het bezit is van het vereiste diploma, een niveauproef af te leggen. Die bestaat voor de overgang van hulpagent naar inspecteur, namelijk proef niveau 2.
Die bestaat ook voor de overgang van hoofdinspecteur naar commissaris, namelijk proef niveau 1. Er bestaat echter geen niveauproef niveau 2+ voor de overgang van het basiskader naar het middenkader. Wat het administratief en logistiek kader betreft, bestaat er wel een niveauproef niveau B voor de overgang van het niveau C naar het niveau B. Dit is nog een bewijs dat het middenkader geen kader is dat behoort tot het niveau 2+: de leden van het middenkader leggen een taalexamen niveau 2 af bij SELOR en geen examen van niveau 2+. De voor het openbaar ambt geldende regels werden dus tijdens de hervorming van de politiediensten aangepast.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 275 strekt ertoe een nieuw artikel 159quater in te voegen, dat ertoe strekt een artikel 38bis in te voegen.
Amendement 276 strekt ertoe een nieuw artikel 159quinquies in te voegen, luidende: "Artikel 96bis van de wet van 26 april 2002 houdende de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden van de politiediensten en houdende diverse andere bepalingen met betrekking tot de politiediensten vervangen als volgt: "Artikel 96bis. - De politiezones verlenen, overeenkomstig nadere regels die de Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, hun medewerking aan het functioneren van de communicatie- en informatiecentra. De detachering van het personeel van de lokale politiezones aan de communicatie- en informatiecentra geschiedt lastens de federale begroting."
De indieners zijn van mening dat artikel 96bis een te grote autonomie toebedeelt aan de Koning. Dit kan ingrijpende gevolgen hebben voor de werking van de lokale politiezones. De uitgewerkte regeling voor detachering moet in elk geval rekening houden met de bijzondere situatie en eigenheden van de lokale politiezones. Het is onaanvaardbaar dat de lokale zones een verlies aan capaciteit zouden ondergaan en bovendien de loonlast moeten dragen van de personeelsleden die zij niet ter beschikking hebben. In de memorie van toelichting bij het artikel 96 wordt eveneens expliciet verwezen naar het engagement van de federale regering over de kosten van de detachering door de lokale politiezones. De memorie van toelichting bij artikel 96 bepaalt: "Hun wedde zal door de federale overheid worden terugbetaald aan de betrokken politiezones." De indieners zijn dus van mening dat de ondersteuningsopdrachten aan de communicatie- en informatiecentra door de leden van het lokale politiekorps moeten gebeuren lastens de federale begroting. Voorts wijzen de indieners op het advies van de Raad van State over dit ontworpen artikel 96bis. De Raad van State verklaart terecht dat bij eventuele financiële bijdrage van de lokale zones, de grondslag en de voet van die bijdrage, alsook de eventuele vrijstelling, enkel bij wet worden geregeld. De bevoegdheidstoekenning voor het bepalen van deze financiële bijdrage aan de Koning is strijdig met de Grondwet.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 277 wil een artikel 159sexies invoegen. In de initiële wet tot organisatie van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus, was in artikel 32 in een vergoeding voorzien. Bij wet van 2 april 2001 tot wijziging van de wet op het politieambt, de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus en tot wijziging van de andere wetten inzake de inplaatsstelling van de nieuwe politiestructuren, wordt in artikel 16 het toepassingsgebied voor het voorzien in een vergoeding uitgebreid tot de bijzondere rekenplichtige en in ééngemeentezones. In de commissie Binnenlandse Zaken van de Kamer werd een amendement van collega Jan Peeters unaniem goedgekeurd. Dit amendement voorzag in uitbreiding van het toepassingsgebied van die vergoeding tot de secretaris van de meergemeentezones.
Met dit amendement willen wij het toepassingsgebied uitbreiden tot de secretaris van de ééngemeentezones. Het is immers zo dat ook in de ééngemeentezones de taakstelling van de secretaris heel wat omvangrijker is dan de wetgever aanvankelijk had ingeschat. Dit werk komt immers boven op de volledige dagtaak die betrokkene reeds heeft. Daarom is het dan ook billijk de politieraad de mogelijkheid te geven in een vergoeding te voorzien voor de secretaris in de ééngemeentezones. Voor de bijzondere rekenplichtige in de meergemeente- en ééngemeentezones én voor de secretaris in de meergemeentezones is dit ook het geval.
Amendement 278 wil een artikel 159septies invoegen. Er bestaat duidelijk een tendens om de manuren die de federale politie besteedt aan steun voor de lokale politie te gaan verrekenen aan de politiezone. Waar gaan we dit nog in de begroting inschrijven? Dat is niet meer mogelijk. Ik geef als voorbeeld de tekst van het protocol inzake logistieke steun waarbij de manuren moeten worden betaald door de politiezone. De federale politie heeft nochtans krachtens artikel 3, derde lid, AI 3 WGP de wettelijke opdracht tot "ondersteunende opdrachten voor de lokale politiediensten en voor de overheden". Het is dan ook logisch dat voor deze manuren middelen worden uitgetrokken in de begroting van de federale politie, zodat deze manuren reeds zijn betaald. Waarom moet de politiezone ze dan nog eens betalen? Moet de politiezone ook haar manuren voor opdrachten van federale aard aanrekenen aan de federale politie? Voor beide politiediensten zijn dit wettelijke opdrachten waarvoor de betaling van de manuren opgenomen is in ieders begroting. Elke burgemeester weet dat dit anders drama's voor de gemeentebegroting meebrengt.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 279 strekt ertoe een nieuw artikel 159octies in te voegen. Voor het verstrekken van de zorgverlening komen alle zorgverstrekkers in aanmerking die worden bedoeld in het koninklijk besluit nummer 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies. Daarnaast komen ook enkel die instellingen in aanmerking die worden bedoeld in de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. Enkel deze zorgverstrekking komt immers in aanmerking voor de terugbetaling door de ziekteverzekering. Door deze bepaling wordt eveneens de regeling gewijzigd die werd uitgevaardigd door artikel X.1.2. van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten. Dit artikel voorziet in het opstellen door de minister van een exhaustieve lijst van de zorgverstrekkers die voor het verlenen van de kosteloze medische bescherming in aanmerking zouden komen.
Tegen dergelijke regeling kunnen immers tal van bezwaren worden gemaakt. Vooreerst heeft de regering reeds de leeftijdsgrens verlaagd naar 50 jaar voor het aannemen van een vaste huisarts. In concordantie hiermee lijkt het de indieners maar redelijk dat de regeling, zoals die door het koninklijk besluit werd vastgelegd, in tegenspraak is met de inspanningen die door de regering worden gedaan voor het aanhouden van een vaste huisarts.
Daarnaast heeft de minister reeds geantwoord op een mondelinge vraag in de commissie Binnenlandse Zaken, Algemene Zaken en het Openbaar Ambt, dat de korpschef als overgangsmaatregel kan beslissen om elke arts in zijn zone bevoegd te verklaren om de kosteloze medische bescherming te verlenen. Dergelijke bevoegdheidstoekenning lijkt de indieners dan ook bepaald buitensporig en verantwoordt eerder een wettelijke regeling die in dezelfde geest van de interpretatie van de minister de kosteloze medische bescherming toestaat aan elke zorgverstrekker zoals bedoeld in dit voorstel.
Ten slotte moet ervoor worden gezorgd dat de vertrouwensrelatie die nu reeds bestaat tussen de huisarts en het lid van de politiediensten in stand wordt gehouden. De verplichting om een andere arts te nemen gaat hier lijnrecht tegenin. Bovendien mag ook de vrije keuze van de huisarts in geen geval worden beperkt. Met dit amendement willen we ons inschrijven in het beleid van de regering om de vaste huisarts te bevorderen en geen onderscheid te maken tussen enerzijds de huisarts die men als privé-persoon heeft en anderzijds de huisarts die men vanuit de politiediensten zou moeten raadplegen.
Amendement 280 heeft tot doel in de wet een nieuw artikel 159nonies in te voegen. De leden van de rijkswacht konden reeds een beroep doen op kosteloze medische bescherming. Met de politiehervorming en het uniform politiestatuut heeft de regering reeds beslist om de toekenning van deze kosteloze medische bescherming ook uit te breiden tot de leden van de geïntegreerde politiedienst.
Met ons amendement willen we de kosteloze geneeskundige verzorging openstellen voor alle leden van de politiediensten. De regeling geldt dus niet alleen voor de leden van het operationeel kader, maar ook voor de leden van het administratief en logistiek kader. Zoniet, komen we de facto tot een belangrijke discriminatie tussen de mensen die toevallig tot het operationeel kader behoren en de anderen die tot het administratief en logistiek kader behoren. We denken dat we met dit amendement deze discriminatie kunnen wegwerken.
De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Amendement 281 strekt ertoe een nieuw artikel 159decies in te voegen. De hogere officieren van de drie voormalige korpsen dienen eveneens op identieke wijze te worden behandeld. Terwijl alle hogere officieren van de Rijkswacht in de graad van hoofdcommissaris werden ingeschaald, werden sommige hogere officieren van de gemeentelijke en gerechtelijke politie als lager officier ingeschaald. Dit voorstel kost niets voor de hogere officieren van de gemeentelijke politie en kent slechts een beperkte budgettaire weerslag voor de hogere officieren van de gerechtelijke politie.
Een gedeelte van de afdelingscommissarissen van de gerechtelijke politie bij de parketten, namelijk deze met de weddenschaal 1C werd ingeschaald in de graad van commissaris; deze politieambtenaren verloren dus hun graad van hoger officier. Ook de politiecommissarissen-korpshoofden van de gemeenten van klasse 15, 16 en 17, evenals de politiecommissarissen die geen korpshoofd waren in de gemeenten van klasse 19 en 20, verloren hun hoedanigheid van hoger officier. Ze werden naargelang hun oude loonschaal ingeschaald in de nieuwe loonschaal O4 of O4bis van de lagere officieren waarvan de laatste hetzelfde maximum heeft als de schaal O5 van de hogere officieren!
Deze anomalie in de mammoetwet vindt haar oorsprong in de systematische ontkenning van de nochtans door de wet zelf bewezen kwaliteiten van de hogere officieren van de gerechtelijke en gemeentelijke politie, en onder meer in: "Het niet in aanmerking nemen van het artikel 12 van de wet van 7 april 1919, aangepast door de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, die een functioneel overwicht boven de officieren van gerechtelijke politie van andere korpsen toevertrouwde aan de officieren van de gerechtelijke politie. Het niet in aanmerking nemen van de hoedanigheid van magistraat van de bestuurlijke orde van de commissarissen van politie, hen toevertrouwd door het artikel 190 van de nieuwe gemeentewet, een hoedanigheid die getuigde van de hoge sociale positie die door deze politieambtenaren werd bezet". We streven ernaar die discriminatie te vermijden.
Amendement 282 voegt een artikel 159undecies in dat ervoor zorgt dat de hogere officieren van de drie voormalige korpsen eveneens op identieke wijze worden behandeld. Terwijl alle hogere officieren van de Rijkswacht in de graad van hoofdcommissaris werden ingeschaald, werden sommige hogere officieren van de gemeentelijke en gerechtelijke politie als lagere officier ingeschaald.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 283 voert een artikel 159duodecies in waarmee we een aantal onrechtvaardigheden in de inschaling door de wet van 26 april 2002 rechtzetten. In de eerste plaats voor de afdelingsinspecteurs van de voormalige gerechtelijke politie, die we op hetzelfde niveau willen brengen als de voormalige rijkswachters met de graad van adjudant en adjudant-chef. Bovendien willen we de schaal M5.2 herdopen tot M6.2. Ten slotte willen we een onrechtvaardigheid rechtzetten ten aanzien van de hoofdinspecteurs eerste klasse van de voormalige gemeentepolitie die in loonschaal M6 zijn ondergebracht, maar geen toegang hebben tot de graad van commissaris. We willen die graad verlenen na een periode van 4 jaar a rato van 50 procent jaarlijks, zoals dat geldt voor sommige leden van de rijkswacht en van de gerechtelijke politie.
Voor amendement 284 verwijs ik naar mijn overtuigende uiteenzetting tijdens de algemene bespreking.
De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Amendement 285 voegt een nieuw artikel 159quater decies in. Alle leden van het basiskader van de rijkswacht die in de gerechtelijke zuil werden opgenomen, hebben uitgebreide bevoegdheden gekregen. De BOB telde vóór 1 januari 2001 acht officieren. Uit het middenkader werden op 1 april 2001 52 adjudanten benoemd in de graad van commissaris, hetgeen het totaal op 60 officieren bracht. Bovendien werden 270 keuronderofficieren tot diezelfde graad aangesteld. Op een getalsterkte van 389 keur- en hoofdofficieren, vastgesteld op 23 mei 1998, werden er dus 322 of 83%, tot commissaris bevorderd. Het motief dat wordt aangereikt om die aanstellingen te rechtvaardigen, betreft de "proportionele verdeling" van de leidinggevende functies tussen de BOB en de GPP, een bepaling die haar oorsprong vindt in artikel 28 van de wet van 27 december 2000. Op basis van deze wetgeving werd door de rijkswacht op 1 april 2001, rekening houdend met de personeelssterkte van de BOB op 23 mei 1998, een quotum van 30% officieren uitgerekend.
Mme Anne-Marie Lizin (PS). - Personnellement, je soutiendrai l'amendement numéro 285 parce que le ministre de l'Intérieur s'était engagé en commission, au mois de mai, à rééquilibrer la situation de certains éléments du personnel au sein de la nouvelle direction judiciaire.
Comme divisionnaires, les fonctionnaires en cause pourraient devenir commissionnaires, étant issus de l'ancienne police judiciaire, tenant compte que les gens de la BSR avaient été commissionnés d'une façon assez exceptionnelle dans le Mammouth.
J'espère que le ministre tiendra sa promesse sur ce point précis. Toutes les personnes concernées par l'amendement numéro 285 seront commissaires en 2005 ou en 2006 mais il me semble, en l'occurrence, qu'il serait possible d'anticiper, conformément à la suggestion faite par M. Duquesne.
M. Philippe Mahoux (PS). - Je pense que la justification de l'amendement est pertinente, y compris par rapport à l'engagement du ministre.
Toutefois, dans le cadre de cette loi-programme, mon groupe votera contre cet amendement.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik zal amendement 287 toelichten. Ik voel dat de meerderheid onze amendementen wil aannemen, maar dat ze wanhopig naar excuses zoekt om ze te verwerpen. Het vertrouwen in de minister blijft behouden, maar ondertussen worden ongelijkheden tussen vroegere rijkswachters en politieagenten in stand gehouden. Wij willen daar een einde aan stellen. Daarom dit amendement.
Amendement 288 is ook een concrete toepassing van het gelijkheidsbeginsel bij de politiehervorming. Enkele cursussen kunnen qua duur en inhoud worden gelijkgesteld met de opleidingen officier van gerechtelijke politie en commissaris en adjunct-commissaris. Op een ogenblik dat de onderwijshervorming een systeem van kredieturen inlast waarmee overal in Europa cursussen kunnen worden gevolgd en de opleidingen voor het korte en het lange type van de hogescholen worden samengevoegd, zien we niet in waarom in dit geval het onderscheid qua duur en inhoud niet kan worden weggewerkt.
Amendement 289 is gebaseerd op hetzelfde beginsel. Brevetten, diploma's en examens die onder het oude statuut werden behaald worden in het nieuwe statuut ongelijk naar waarde geschat. De uitsluitende richtlijn betreft immers het voormalige korps van de houder van dergelijk diploma of brevet en niet, zoals zou kunnen worden verwacht, de persoon die een identieke titel behaalde.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 10 strekt ertoe artikel 160 te doen vervallen. Enerzijds worden uitgaven naar de gemeenten doorgeschoven, anderzijds worden de gemeenten onder strenge curatele geplaatst. Dit gaat maar door. Ook in artikel 160 wordt de mogelijkheid gecreëerd dat personeelsleden van de gemeenten worden gedetacheerd naar de interpolitiezone. De minister van Binnenlandse Zaken moet deze detachering voorafgaandelijk goedkeuren, maar de personeelsleden blijven wel ten laste van de gemeenten, hoewel ze onder de nieuwe statutaire bepalingen vallen. Dit lijkt ons geen goede regeling.
Amendement 11 is een subsidiair amendement. Als de meerderheid niet bereid is deze regeling te schrappen, dan moet ze minstens een betere motivering voor deze regeling uitwerken. Ik verwijs in dit verband naar de motiveringsplicht van de openbare besturen.
Subsidiair amendement 12 bepaalt dat in geval van een tijdelijke en uitzonderlijke detachering, de betrokkene zijn gemeentelijk statuut moet behouden en niet het statuut van de interpolitiezone moet toegewezen krijgen.
De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Het subsidiair amendement 13 op amendement 10 maakt het mogelijk personeelsleden van de gemeenten te detacheren naar de lokale politie en zorgt ervoor dat de totale kost van de lonen ten laste blijft van de gemeenten.
Het subsidiair amendement 14 heeft gewoon te maken met de belasting die taken van de lokale politie met zich brengen.
Het subsidiair amendement 15 heeft betrekking op de mogelijkheid om personeelsleden van de gemeenten naar de lokale politie te detacheren. Om elke onrechtstreekse financiering door de gemeenten te vermijden, dient het ontwerp te bepalen dat de federale overheid de werkuren betaalt die gepresteerd worden in uitvoering van federale taken.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 290 op artikel 160 heeft tot doel de terbeschikkingstelling in de tijd te beperken tot een periode van maximum zes maanden, die maximaal één keer verlengbaar is, om te vermijden dat de terbeschikkingstelling een onbepaalde duur krijgt.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Bij overdracht van federale goederen aan de gewesten moeten geen registratierechten worden betaald. In onze ogen is de overdracht van gebouwen tussen gemeente en politiezone daarmee vergelijkbaar en moeten daarop dus evenmin registratierechten worden betaald. Dat willen we realiseren met amendement 16 dat ertoe strekt een nieuw artikel 160bis in te voegen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 291 op artikel 161 heeft tot doel de besluiten van de gemeenteraad of politieraad en die van de burgemeester of het politiecollege in verband met de aanstelling tot korpschef van de lokale politie ter beschikking te stellen van de toezichthoudende overheid.
Amendement 292 heeft tot doel artikel 162 te schrappen omdat deze bepaling de toezichtprocedures dreigt te verlengen, waardoor langer onduidelijkheid blijft bestaan over het al dan niet definitieve karakter van deze beslissingen. Zeker in een materie als het veiligheidsbeleid is een dergelijke onduidelijkheid niet wenselijk.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 17 vindt zijn oorsprong in de tegenspraak die er bestaat tussen de memorie van toelichting over artikel 163 en het artikel zelf. Het is niet duidelijk wat er nu geldt en daarom lijkt het ons wijs dit artikel te schrappen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 293 heeft tot doel artikel 163 te schrappen. Deze bepaling beoogt een wijziging aan te brengen in de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst in het licht van een ontwerp dat nog moet worden goedgekeurd.
De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Amendement 18 heeft tot doel artikel 164 te schrappen. Ter uitvoering van artikel 248quater van de wet van 7 december 1998 worden binnenkort de koninklijke besluiten gepubliceerd die de overdracht realiseren aan de gemeenten en de meergemeentepolitiezones van een aantal onroerende goederen die eigendom zijn van de Belgische Staat of beheerd worden door de Regie der Gebouwen en noodzakelijk zijn voor de huisvesting van de federale ambtenaren, die tot uitvoering van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst naar de lokale politie worden overgeheveld. Teneinde zowel de Belgische Staat als de gemeenten of de meergemeentepolitiezones de mogelijkheid te geven om de totaliteit van de ex-rijkswachtbrigades als één functioneel geheel te laten verwerven wordt de oorspronkelijke overdrachtsregeling aangevuld met een recht van voorkoop van zowel de gemeenten en de meergemeentepolitiezones van de Belgische Staat.
Amendement 19 is een subsidiair amendement op amendement 18. Het strekt ertoe artikel 164 te vervangen als volgt: "Artikel 248quater van dezelfde wet wordt aangevuld met volgend lid: De overdracht van de gebouwen wordt niet geacht een akte van overdracht te zijn zoals geviseerd in artikel 19 van het koninklijk besluit nr. 64 van 13 november 1939". De wet voorziet in een overdracht van de gebouwen. Vermits het gaat om een overdracht van onroerende goederen zullen op deze juridische operatie registratierechten worden geheven. De wet bepaalt dat de wetgever ongeacht de wijze waarop het eigendomsrecht op het onroerend goed wordt overgedragen, de betaling van de registratie zou ten laste nemen.
Subsidiair amendement 22 strekt ertoe in het eerste lid van de voorgestelde tekst het woord "staatslogementen" te vervangen door het woord ambtswoning." Het gaat om een taalkundige correctie.
Subsidiair amendement 23 strekt ertoe in het eerste lid van de voorgestelde tekst het woord "gebouwengedeelten" te laten vallen. Het is dus ook een taalkundige correctie.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Subsidiair amendement 24 bevat eveneens een taalkundige correctie en strekt ertoe het woord "terreinen", dat geen juridische betekenis heeft, te vervangen door "gronden".
Subsidiair amendement 20 strekt ertoe het woord "goederen" te vervangen door de woord "onroerende goederen". Goederen zijn immers zowel roerende als onroerende goederen. Uit de context blijkt dat hier alleen onroerende goederen worden bedoeld.
Subsidiair amendement 21 beoogt eveneens een taalkundige correctie. De ontworpen bepaling is vaag en schept bovendien onzekerheid over het exacte toepassingsgebied van de wet. Met onze eenvoudige formulering wordt hetzelfde weergegeven.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 294 op artikel 164 strekt ertoe de woorden "tien jaar" te vervangen door de woorden "vijf jaar". Een voorkooprecht leidt steeds tot een situatie van onzekerheid met betrekking tot de situatie op langere termijn van een gebouw. Daarom verdient het aanbeveling de termijn binnen dewelke een dergelijk recht kan worden uitgeoefend, te beperken.
De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Amendement 25 sterkt ertoe artikel 165 te doen vervallen. Dit artikel wil een commissie ter begeleiding van de politiehervorming op lokaal niveau instellen bij de Federale Overheidsdienst Kanselarij en Algemene Diensten. Het heeft in feite tot doel de werkgroep van de eerste minister te officialiseren. Naast het interdepartementeel overleg is het de bedoeling om de bevoegdheden van het lokaal niveau erbij te betrekken. De opdracht van de commissie bestaat in een evaluatie van de politiehervorming op lokaal niveau. Het is een première in de geschiedenis dat een interdepartementenwerkgroep wordt omgedoopt tot een paritair comité sui generis.
Subsidiair amendement 26 op amendement 25 strekt ertoe in het voorgestelde artikel 257sexies; §3 te vervangen. In de nieuwe voorgestelde §3 werden de woorden "Union des villes de Bruxelles" vergeten.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 295 strekt ertoe de termijn binnen dewelke die commissie optreedt te bepalen zodat er binnen een redelijke termijn een besluitvorming mogelijk is.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 51 op artikel 166 strekt ertoe dit artikel te doen vervallen. Het gaat hier om een begrotingsbepaling waarvoor de Senaat niet bevoegd is. We moeten hier aan zelfcensuur doen. Het is gevaarlijk onze eigen bevoegdheden té ruim te interpreteren en het artikel goed te keuren. Als we zouden overgaan tot usurpatie van bevoegdheden, vrees ik represailles van de Kamer.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 228 strekt ertoe een nieuwe term "NV met sociaal oogmerk" in te voeren. Die rechtsvorm biedt meer garanties inzake goed bestuur en een boekhoudkundig getrouw beeld dan de rechtsvorm VZW.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 77 strekt ertoe artikel 168 te doen vervallen. We zijn van oordeel dat een dermate ruime delegatie aan de Koning een blinde volmacht is. De Koning oefent toezicht uit op de diamantsector op het grondgebied van het Koninkrijk België. Een dergelijke bepaling in een wet maakt om het even wat mogelijk. We zijn van oordeel dat dit veel nader moet worden gepreciseerd en dat het niet als dusdanig in de wet kan staan.
Met subsidiair amendement 78 willen wij de bevoegdheden nader specificeren wanneer artikel 168 niet wordt geschrapt. Men kan zich zelfs afvragen of de Koning nog ooit een diamant zou mogen kopen vermits hij toezicht uitoefent op de diamantsector en alzo rechter en partij wordt.
De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Amendement 79 wil §1 van artikel 169 wijzigen. In het kader van de werkzaamheden van de onderzoekscommissie Grote Meren zal de heer Wille ons amendement waarschijnlijk steunen. Het was de bedoeling dat slechts de transnationale transacties het voorwerp zouden uitmaken van een toezicht. Nu strekt het toepassingsgebied zich uit over alle transacties die op het Belgische grondgebied plaatsvinden. Dat was niet de bedoeling.
Subsidiair amendement 80 op artikel 171 is vrij omvangrijk. Het initiële CD&V- amendement in de Kamer richtte zich op alle openbare telecommunicatienetwerken, zoals gedefinieerd in de wet van 1991, voor zover ze geheel of gedeeltelijk voor het publiek toegankelijk zijn. Het ontwerp spreekt over internettoegang. Dat houdt in dat ook niet aan het publiek aangeboden diensten via mobiele telefoondiensten aan de regeling zullen worden onderworpen.
Amendement 81 voegt een nieuw artikel 171bis toe. Het systeem van de ethische codes met administratieve geldboetes dreigt in de praktijk volledig onwerkbaar te worden, aangezien niet is voorzien in een beroepsmogelijkheid bij een rechtsinstantie met volle rechtsmacht, die gewaarborgd wordt in artikel 6 van het EVRM. De controle moet betrekking hebben op de wettigheid van de beslissing, de feitelijke grondslag van de beslissing en de zwaarte van de sanctie. Om dat te bereiken moet een nieuw artikel worden ingevoegd.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 233 is een subsidiair amendement op het vorige amendement. De ethische code is volgens de tekst van het ontwerp toepasselijk op het Belgisch leger en de NATO. De minister zei in de commissie dat het niet toepasselijk is, maar dat is niet juist. Hij heeft dat later toegegeven. Met dit amendement wensen wij de regering te helpen, zodat de code niet langer op het leger en de NATO van toepassing is.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 82 op artikel 172 is een fundamenteel amendement. De regering maakt een onderscheid tussen gewone aangetekende zendingen en digitale aangetekende zendingen. De gewone aangetekende zendingen worden beschreven met de term "fysieke aangetekende zendingen". Wij stellen de term niet-digitale zendingen voor, want wie een beetje fysica kent, weet dat "fysiek" een andere betekenis heeft. Aangezien de Kamer volgende week nog vergadert, kan deze fout nog worden rechtgezet. (Gelach)
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 229 strekt ertoe een nieuw artikel 172bis in te voegen.
De Post is een permanente bron van bezorgdheid voor onze burgers. Wij herinneren ons allemaal het optreden van de heer Rombouts als goed betaald manager van De Post. Hij heeft overigens een litterair meesterwerk geschreven met als titel De postbode belde vroeger twee keer. Ik heb daaraan in de Senaat al een uitvoerige litteraire beschouwing gewijd.
De bevolking zou eindelijk wel eens willen weten welk lot de zegels zonder faciale waarde is beschoren. Dat is een typisch vakantieprobleem waaraan wij met het voorgestelde nieuwe artikel trachten te verhelpen.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Met amendement 83 op artikel 173 willen wij de problemen in de telecomsector die voortvloeien uit het gebrek aan middelen en personeel bij het controle - instituut verhelpen. Wij willen de minister wettelijk verplichten de nodige gelden en middelen ter beschikking te stellen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 230 op artikel 174 wil "betekening" vervangen door "aangetekende verzending". De termijn van de regeling vangt aan na de betekening van de ingebrekestelling. Een betekening heeft een specifieke draagwijdte. Wij vinden dat dit humaner kan en dat een aangetekende zending volstaat.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 84 op artikel 174 strekt ertoe de woorden "omstandige ingebrekestelling" te vervangen door de woorden "bijzonder gemotiveerde ingebrekestelling met opgave van de overtreden bepalingen". Deze formulering is duidelijker en vanuit juridisch oogpunt correcter.
Amendement 85 strekt ertoe artikel 175 te doen vervallen. In de vorige programmawet heeft het Parlement aan de regering een volmacht gegeven om Belgacom uit te verkopen. Op dat ogenblik kenden wij de situatie want er werden gesprekken gevoerd met KPN. Later zijn die afgesprongen. Wij begrijpen dus niet waarom de regering deze volmacht wil blijven gebruiken, tenzij er volledig buiten het weten van het Parlement opnieuw gesprekken zouden plaatsvinden om Belgacom aan een of andere buitenlandse maatschappij te verkopen. Wij vinden het bijzonder gevaarlijk om deze volmacht te laten voortduren. Wij vinden dat het Parlement hierbij van dichtbij moet worden betrokken. Het kan niet dat een van onze belangrijke maatschappijen op deze manier verloren gaat. Deze volmacht moet dus worden ingetrokken.
De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Amendement 86 op artikel 177 wil dit artikel doen vervallen.
Het is zeer spijtig dat minister Daems hier niet aanwezig is. Bij de bespreking van de jongste programmawet hebben wij erop gewezen dat bij de verkoop van gronden van de staat aan BIAC een aantal transacties onwettelijk waren. Men heeft ons toen met een kluitje in het riet gestuurd. Nochtans lag een en ander voor de hand. De kabinetschef van minister Vande Lanotte had de akte opgesteld. De minister droeg in dezen twee petjes, dat van minister van Begroting en dat van beheerder van BIAC. De man moest het contract dus tekenen voor beide partijen. Dat is volkomen illegaal.
Wij willen artikel 177 dus laten vervallen. Het statuut van de voltrokken koopverkoop is zeer onzeker. In de programmawet van 30 december 2001 staat immers te lezen dat de Koning de Staat kan machtigen om "1º aan BIAC alle en niet minder dan alle onroerende goederen te verkopen waarvan de eigendom aan de Staat werd overgedragen krachtens artikel 26, §1, 4º van het koninklijk besluit van 2 april 1998 tot hervorming van de beheersstructuren van de luchthaven van Brussel-Nationaal...".
Niet alle gronden konden worden overgedragen, want zij waren niet allemaal nuttig voor BIAC. Een deel van de gronden zou pas later kunnen worden verkocht, aldus meldt de toelichting.
Blijkbaar zijn het koninklijk besluit en de koop-verkoopovereenkomst strijdig met de wet, aangezien de wet duidelijk aangeeft dat de verkoop alle en niet minder dan alle onroerende goederen omvat. De koop is behept met de absolute nietigheid die ook door de rechter ambtshalve kan worden ingeroepen, en zal dus opnieuw moeten worden voltrokken.
Een retroactieve bepaling kan deze nietigheid niet dekken aangezien deze retroactieve bepaling in elk geval dient te worden getoetst aan het gelijkheidsbeginsel. In casu is de terugwerkende specifieke regeling die aan BIAC wordt opgelegd niet redelijk verantwoord door de steller. De koopverkoop diende volgens de wetgever initieel de totaliteit van de gronden te omvatten.
Wij menen dat het quasi onmogelijk is dat één en dezelfde persoon transacties uitvoert namens twee partijen.
Amendement 87 strekt ertoe een nieuw artikel 177bis in te voegen luidende: "Artikel 177bis. - Artikel 161, §3, van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid: "De in het eerste lid bedoelde ontbindende voorwaarden zijn niet van toepassing indien de onroerende goederen niet nuttig zijn voor de exploitatie van een luchthaven". Dat is weer eens een aanpassing van de programmawet van 30 december 2001 waarvoor we hier op 28 december 2001 nog een speciale vergadering hebben belegd. Ik heb minister Daems toen gewaarschuwd dat het ging mislopen, maar hij heeft ons niet willen volgen.
Amendement 231 strekt er eveneens toe een nieuw artikel 177bis in te voegen.
Door een vergetelheid van de regering werd met BIAC een ongeldig compromis getekend.
De kosten gemaakt naar aanleiding van de verkoop van de gronden dienen volledig ten laste te komen van de overheid, die in deze als enige schuld treft en derhalve de transactiekosten - ook deze eigen aan BIAC - dient te dragen. We zullen minister Daems daarover nog ondervragen.
Amendement 88 strekt ertoe een nieuw artikel 177ter in te voegen. Ik verwijs daarvoor naar de verantwoording bij amendement 231.
Amendement 89 strekt ertoe artikel 178 te vervangen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 232 heeft betrekking op de Regie der gebouwen.
Ik heb uitvoerig gesproken over de financiële crisis die de westerse wereld doormaakt. Na mijn toespraak ben ik even gaan kijken naar de slotkoersen van de Beurs van Brussel. Er is weer een daling genoteerd. Ik hoop natuurlijk dat mijn uiteenzetting er voor niets tussen zit, want dat zou ik betreuren.
Ik heb al benadrukt dat er bijkomende maatregelen moeten worden genomen voor de sanering van het economische leven en dat de beginselen van corporate governance ook in het bestuur van de regie der gebouwen moeten worden toegepast.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 27 strekt ertoe artikel 179 te doen vervallen.
Ik heb dit amendement al uitvoerig besproken tijdens de algemene bespreking. Artikel 179 is een bijzonder vage bepaling en zet de deur open voor allerlei interpretaties. Het begrotingsfonds dat met artikel 179 wordt ingesteld is gewoon een herverkiezingsfonds voor de paarsgroene regering..
Amendement 296 vloeit voort uit amendement 27. Als artikel 179 toch zou worden behouden, dan willen we een lid van de regering dat in de problemen zit en bijzonder laag scoort in de opiniepeilingen, steunen. Hij wijt zijn gering succes aan het feit dat kranten zoals De Standaard of Le Soir hem niet gunstig gezind zijn. Hij bestempelt ze zelf als kranten van de oppositie met linkse tot extreem-linkse allures. De minister wil de journalisten van die kranten tot andere gedachten brengen. Aanvankelijk zou hij met hen een aantal nachten doorbrengen, maar dat vonden de journalisten niet zo een goed idee en nu is het de bedoeling 's middags eens gezellig te gaan tafelen. Hij gaat er namelijk vanuit dat ze hem na een gemoedelijk gesprek, uiteraard zonder de heer Dassen, wel zullen ophemelen. Wij willen hem daarbij helpen en zorgen ervoor dat hij de kosten van dat etentje niet van zijn kabinetsdotaties moet betalen, maar daarvoor uit het begrotingsfonds kan putten.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - Graag had ik van de minister vernomen wat haar mening ter zake is. Dit is immers niet alleen een kwestie van communicatie, maar ook van deontologie. De heer Henrion zaliger gedachtenis zou dit een loi poubelle hebben genoemd.
Mme le président. - Est-il important de connaître la position du gouvernement ? Chaque ministre est responsable de ses propres déclarations.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - De deontologie vormt de basis van de juiste verhouding tussen parlement en regering. Mijn vraag is eenvoudig: is dat het standpunt van de regering?
Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Ik hoef de heer Van den Brande niet te vertellen welke strategieën de CVP-ministers van de vroegere regeringen gebruikten om de pers aan hun kant te krijgen. De insinuaties aan het adres van onze ministers zijn misplaatst.
De heer Luc Van den Brande (CD&V). - De regering hult zich in mutisme. Ik ben nochtans tevreden met een antwoord dat zich in de goede Britse traditie beperkt tot ja of neen.
Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Volgens de traditie van Dehaene: geen commentaar.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 90 stelt voor artikel 180 te schrappen. Artikel 180 komt terug op een vroegere beslissing om de spoorwegpolitie af te schaffen. De vroegere personeelsleden van de spoorwegpolitie werden echter overgeheveld naar de federale politie en personeelsleden van de NMBS worden opnieuw belast met politiebevoegdheden. De afspraak dat de federale politie mee zou instaan voor de veiligheid van de spoorwegen, de treinen en de stations, wordt niet nageleefd.
Amendement 91 strekt ertoe een nieuw artikel 180bis in te voegen in geval artikel 180 niet wordt geschrapt. Dit amendement moet ervoor zorgen dat de politieambtenaren onderling overleggen en dat de federale politie de taak die haar is opgelegd inzake het waarborgen van de veiligheid en het indijken van de groeiende agressie op de treinen en in de stations, uitoefent.
Amendement 92 wil een nieuw artikel 180ter invoegen. Wij menen dat de door artikel 180 ingevoerde nieuwe politietaken moeten worden uitgeoefend onder coördinatie en leiding van oversten die de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie hebben. Daarmee wordt ook tegemoetgekomen aan een opmerking van de Raad van State.
Amendement 93 heeft de bedoeling de supervolmacht die in de programmawet is ingeschreven te schrappen. De voorgestelde hervorming van onze spoorwegmaatschappij die veel belangrijker is dan die waarover we drie jaar hebben gediscussieerd en die enkel tot doel had de administrateur-generaal aan banden te leggen en te kunnen vervangen en de vakbonden uit de raad van bestuur van de NMBS te verwijderen, mag niet plaatsvinden door middel van een supervolmacht. Dit moet de gewone parlementaire weg volgen.
Amendement 94 heeft tot doel, als toch wordt ingestemd met de volmachten, het Parlement beter te informeren over de wijze waarop de regering omspringt met die volmachten. Bij deze die in de wet worden toegekend inzake Belgacom is de inbreng van het Parlement groter. Deze regeling zou ook voor de NMBS moeten gelden.
Met amendement 95 willen wij de regering helpen. Bij het aantreden van de heer Vinck is duidelijk de afspraak gemaakt dat een aantal van de onzinnige regelingen van de herstructureringswet van enkele maanden geleden worden geschrapt. Er is daarvoor een werkgroep samengesteld, maar er moet sneller worden gehandeld. Zo moet de tweede handtekening opnieuw verdwijnen zodat de gedelegeerd bestuurder zich soepeler kan bewegen.
Amendement 234 komt tegemoet aan de opmerkingen van de Raad van State over de hervorming van de NMBS.
Amendement 235 wil een lid toevoegen aan artikel 156 van de wet van 21 maart 1991. Bepaalde delen van het spoorwegnet en de dienstverlening hebben een zodanige lokale betekenis dat men ze moeilijk bij het spoorverkeer kan rekenen, maar veeleer bij het openbaar stads- en streekvervoer behoren. Daarom willen we uitdrukkelijk bepalen dat minstens deze aangelegenheden worden overgedragen aan de gewesten.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 236 strekt ertoe artikel 161bis, §1, vierde lid van de wet van 21 maart 1991 te schrappen omdat de vrijstellingsregeling mogelijk in strijd is met de Europese Richtlijn 2001/12/EG.
Amendement 237 strekt ertoe in hetzelfde artikel §1 sommige woorden te schrappen omdat de verwijzing naar verschillende projecten verwarrend en overbodig is.
Amendement 238 strekt ertoe artikel 20 van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 op te heffen omdat de Raad van State destijds terecht opmerkte dat de bedoelde materie reeds is geregeld.
Amendement 239 strekt ertoe in §6 van artikel 161ter van de wet van 21 maart 1991 een tekst in te lassen omdat het element van de termijnen in het oorspronkelijke wetsontwerp tot hervorming van de NMBS werd vergeten.
Amendement 240 strekt ertoe in §5 van hetzelfde artikel de woorden "de drie" te vervangen door "deze". Het is een feit dat er op het ogenblik drie representatieve vakorganisaties zijn binnen de NAR, maar niets zegt dat daarin geen verandering kan komen. Om een gebaar te stellen ten opzichte van de meerderheid, zal ik het amendement intrekken.
Amendement 241 strekt ertoe in §3 van hetzelfde artikel het laatste lid weg te laten omdat het niet wenselijk is in nog een bijkomend extern ambtenaar te voorzien in het auditcomité.
Amendement 242 strekt ertoe in §7 van hetzelfde artikel woord "tien" te vervangen door het woord "twaalf" omdat, als het strategisch comité ook geldig kan vergaderen zonder de aanwezigheid van de vakbonden de creatie van dit strategisch comité niet zinvol is.
Amendement 243 wil in §1 van artikel 161quinquies een minimale aanwezigheid in de vergadering verzekeren. Als deze bepaling niet wordt opgenomen zal men in de praktijk tot toestanden komen waarbij de vertegenwoordigers van de gewestelijke openbare vervoermaatschappijen in de meerderheid zijn en bindende adviezen kunnen formuleren die de NMBS betreffen.
Amendement 244 wil het tweede lid van §2 van hetzelfde artikel aanvullen. Bepaalde gedeelten van het spoorwegnet en dienstverlening hebben zulke lokale betekenis, dat men ze moeilijk bij het spoorverkeer kan rekenen, maar eerder bij het openbaar stads- en streekvervoer. Een dynamisch mobiliteitsbeleid veronderstelt deze soepelheid in benadering, die een integratie van deze puur lokale infrastructuur en bediening in het openbaar stads- en streekvervoer mogelijk maakt.
Amendement 245 heeft tot doel tegemoet te komen aan de opmerking van de Raad van State inzake de hervorming van de NMBS. De bijzondere bevoegdheden van de voorzitter van de raad van bestuur van de NMBS, voor vennootschappen waarin de NMBS participeert, zijn in strijd met het Wetboek vennootschappen. In voorkomend geval kunnen de statuten van de betrokken vennootschap voorzien in een inzagerecht van de voorzitter van de raad van bestuur van de NMBS.
Amendement 246 wil verhinderen dat de gedelegeerd bestuurder nog bijkomend wordt gecontroleerd door een directeur-generaal. Het is overbodig en verzwaart de procedures.
De heer Ludwig Caluwé (CD&V). - Amendement 247 wil een objectieve netnormering invoeren zodat de investeringen gebeuren in functie van de behoeften. Om te illustreren dat dit nu niet het geval is, vergelijken we de dienstverlening in een aantal kleine stationnetjes in de Kempen en in Limburg met de dienstverlening in vergelijkbare kleine stationnetjes elders in het land. We merken dan dat er een manifest onevenwicht bestaat, dat we ongedaan willen maken.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - In amendement 248 bedingen we een aangepaste samenstelling van het orgaan in functie van de samenstelling van de bevolking.
Amendement 249 voorziet in een vertegenwoordiging van de Gewesten omdat de meeste sleutels van het mobiliteitsbeleid in handen zijn van de Gewesten.
Amendement 250 wil een aantal bepalingen over de ontslagprocedures in de wet van 21 maart 1991 hetzij vervangen, hetzij wijzigen. Te soepele ontslagprocedures, zoals voorgesteld in het wetsontwerp, tasten de facto de autonomie van het bedrijf aan en dragen het risico in zich van politisering, terwijl meteen ook een langetermijnbeleid wordt bemoeilijkt.
Indien de overheid haar mobiliteitsdoelstellingen wil opleggen is dat perfect mogelijk via een andere weg dan de politisering, namelijk de uitbouw van een eigen spoor-knowhow via een instituut voor het spoorvervoer, zodat de overheid zelf sterk gewapend is in de onderhandelingen met het autonome spoorbedrijf, én met knowhow, én met de nodige financiële middelen.
Amendement 251 heeft tot doel in te voegen dat de functie van bestuurder, met uitzondering van die van gedelegeerd bestuurder, onverenigbaar is met de functie van personeelslid. De libellering van het wetsontwerp heeft tot gevolg dat personeelsleden van de NMBS geen lid kunnen worden van het directiecomité. Wij vinden dit geen gepaste oplossing.
Amendement 252 herneemt de filosofie van een vorig amendement en beoogt de aanpassing van de ontslagprocedures.
Amendement 253 voegt in dat de gedelegeerd bestuurder geen andere emolumenten kan ontvangen dan zijn vergoeding. De regeling ingevoerd naar aanleiding van de hervorming van de NMBS wordt doorgetrokken tot alle overheidsbedrijven. Er is geen enkele reden waarom die enkel zou moeten beperkt worden tot de NMBS.
Met amendement 96 en volgende willen we tegemoet komen aan de eisen die de regering heeft geuit bij de aanstelling van de heer Vinck als nieuwe gedelegeerd bestuurder van de NMBS.
In amendement 96, dat een nieuw artikel 181ter invoegt, stellen we een hervorming van de raad van bestuur voor door naast de tien leden met stemrecht acht leden met raadgevende stem op te nemen. Het zou gaan om vertegenwoordigers van de gewesten, de vakbonden en de directie. Op die wijze kan de raad van bestuur op een volwaardige manier volgens de principes van de corporate governance functioneren.
Dit brengt me bij amendement 97, tot invoeging van een nieuw artikel 181quater. De NMBS had een zeer bekwaam bestuurder in de persoon van de heer Schouppe. De regering vond het nodig hem te vervangen. Na een hele zoektocht, waarop ik niet zal ingaan om de leden van de meerderheid niet het schaamrood op de wangen te bezorgen, kwam ze uiteindelijk bij de heer Vinck terecht. Krachtens de huidige wet zal de regering volgend jaar reeds op zoek moeten naar een vervanger omdat de wet bepaalt dat de heer Vinck ontslag moet nemen zodra hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Wij hadden gedacht dat de regering in de programmawet een oplossing voor dit probleem zou opnemen, vermits ze hem verzekerd heeft dat hij minstens voor een periode van drie jaar gedelegeerd bestuurder kan blijven. Blijkbaar is de regering dit vergeten en we willen haar met dit amendement helpen. We zijn altijd bereid deze leeftijd te verhogen of te verlagen.
Amendement 98, dat een nieuw artikel 181quinquies invoegt, zal vermoedelijk door de minister van Volksgezondheid worden gesteund. Wij vinden het jammer dat aan de top van het Belgische zakenleven onvoldoende vrouwen staan. De overheid moet dan maar het goede voorbeeld geven in haar economische overheidsbedrijven en ervoor zorgen dat slechts twee derden van de leden van de raad van bestuur van deze bedrijven tot hetzelfde geslacht behoort. Bij de NMBS is deze regel nu ingevoerd, maar jammer genoeg stellen we vast dat dit niet wordt doorgetrokken. De Vlaamse regering had de kans om een vrouw aan te stellen als gedelegeerd bestuurder van de VRT, maar vond het toch nodig aan man met een hogere rang naast haar te plaatsen. Wij vinden het dan ook nodig een wettelijke verankering in te schrijven.
Met amendement 99, tot invoeging van een nieuw artikel 181sexies, wensen we tegemoet te komen aan een van de wensen van de gedelegeerd bestuurder, namelijk zijn functie voluit te kunnen uitoefenen en het voorzitterschap op te nemen van alle comités die op basis van de nieuwe herstructureringswet bij de NMBS werden opgericht. We moeten wachten op de resultaten van de werkgroep, die zijn werkzaamheden binnen een halfjaar zal afronden. Wij menen dat het zinvoller om nu reeds een wettelijke bepaling op te nemen.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 58 op artikel 182 is een bijzonder belangrijk amendement We vinden dat de bestemming van de toelagen die in artikel 182 zijn ingeschreven, duidelijk omschreven moet zijn. We kunnen de minister geen een blanco cheque geven. De minister noemt dit een soort van projectsubsidiëring, maar zelfs een projectsubsidiëring moet volgens ons voldoen aan een aantal criteria.
Ons amendement 59 op artikel 182 is ingegeven door de overweging dat er met de huidige tekst à la carte een organisatie kan worden opgericht die met de subsidies gaat lopen zonder dat deze misschien goed besteed worden. In het maatschappelijke middenveld houden tal van organisaties zich bezig met maatschappelijke integratie. Laten we de specifieke toelagen dan ook aan deze organisaties geven, zodat het geld goed wordt besteed. Anders weet je nooit waar het terechtkomt.
Over amendement 60 op artikel 185 is in de commissie met minister Vande Lanotte een hele discussie gevoerd. In haar lovenswaardige strijd tegen de huisjesmelkers is de regering niet altijd realistisch. Het wordt tijd dat ook de Senaat de zaak eens bekijkt vanuit de lokale overheid. Geen enkel OCMW slaagt erin binnen de 30 dagen een geschikte woning ter beschikking te stellen. Moet het OCMW dan zelf op de markt huizen gaan zoeken en in orde brengen? Zoiets is niet te organiseren in een gemeente waar er niet tal van huizen beschikbaar zijn. De gemeenschap moet zorg dragen voor de zwaksten in de samenleving, maar we moeten ook niet naïef zijn. Mensen in panden van huisjesmelkers zijn ook niet altijd te goeder trouw en hebben soms hun eigen redenen om dat adres te behouden. Bij herhuisvesting in een open centrum of een lokaal opvanginitiatief zou de groep met een verborgen agenda zeker ontmaskerd worden en kunnen de mensen die geen misbruik maken onmiddellijk worden geholpen. Het doorschuiven van zoveel verantwoordelijkheden naar de lokale overheden heeft nu lang genoeg geduurd. Wij willen de OCMW's ontlasten.
Amendement 61 op artikel 185 strekt ertoe de woorden "dan is het bevoegde OCMW van de verplichte plaats van inschrijving" te vervangen door de woorden "de sociale huisvestingsmaatschappijen van het desbetreffende arrondissement" en het tweede lid van het artikel te doen vervallen.
Het beoogde doel van de regelgeving, namelijk het voorkomen en wegwerken van de misbruiken door het verlenen van degelijke en betaalbare huisvesting, valt volledig samen met het maatschappelijk doel van de sociale huisvestingsmaatschappij. Het zou dan ook logisch zijn de bestaande mogelijkheden aan te wenden. De sociale huisvestingsmaatschappijen beschikken thans over diverse woonblokken en individuele woningen verspreid over het territorium. Waarom zou met die sociale huisvestingsmaatschappijen geen akkoord kunnen worden gesloten, zodat mensen er onderdak vinden.
Amendement 62 op artikel 185 strekt ertoe in het voorgestelde artikel 57ter 2 de woorden "binnen 30 dagen" te vervangen door de woorden "binnen 90 dagen".
Een termijn van 30 dagen is voor een OCMW een onmogelijke opdracht. OCMW's beschikken meestal over onvoldoende leegstaande panden. De meeste OCMW's trachten hun verouderde of niet meer aangepaste woningen via sociale tewerkstelling aan te passen. Dat is een lovenswaardig initiatief, want daardoor kunnen die huizen opnieuw ter beschikking worden gesteld. Opknapbeurten vragen tijd. Daarom denken we dat het belangrijk is de termijn te verlengen.
Amendement 63 strekt ertoe artikel 190 te doen vervallen.
Artikel 190 breidt de huisjesmelkerswetgeving uit tot elk onroerend goed. De wet maakt melding van "enig andere ruimte". Dat veronderstelt uiteraard dat die ruimte zich in of op een onroerend goed bevindt. Dat is het typevoorbeeld van een slechte wetgeving. Het gevaar bestaat immers dat men bij het invoeren tussen "ruimte" en "onroerend goed" een nieuwe categorie zal invoeren. Wanneer de wet een onderscheid maakt tussen twee begrippen is dat noodzakelijkerwijze omdat de wet daaraan verschillende juridische gevolgen hecht.
Amendement 64 strekt ertoe artikel 191 te doen vervallen.
Men voert een nieuw bewarend beslag in strafzaken in voor één specifiek misdrijf, terwijl het algemeen bewarend beslag en de modaliteiten van het uitvoerend beslag in strafzaken nog niet werden goedgekeurd in de Senaat. Dat is een onaanvaardbare werkwijze. Het is beter dat er geen twee regelingen bestaan inzake verbeurdverklaringen.
Bovendien is de voorgestelde regeling strijdig met de Grondwet. Het volstaat immers niet dat de betrokkene heeft ingestemd met de terbeschikkingstelling van het goed. Hij heeft onder alle omstandigheden recht op de vruchten van het goed. Indien het goed wordt verhuurd, dienen de huurgelden ook aan de eigenaar te worden uitbetaald. De tekst voorziet niet in een bewarend beslag, waarbij enkel de mogelijkheid om het goed te vervreemden wordt verhinderd, maar veeleer in een verdoken onteigening, waarbij ook de vruchten van het goed worden onteigend, alvorens de verbeurdverklaring wordt uitgesproken.
Amendement 65 op artikel 191 strekt ertoe in het voorgestelde artikel 77bis, §4bis, de woorden "teneinde het op te knappen en tijdelijk te verhuren" te doen vervallen.
Het is geen goed idee om de OCMW's alle woningen te laten opknappen. We stellen ons daar veel vragen bij. Op wiens verantwoordelijkheid, op wiens kosten, met welke mensen moet zo een opknapbeurt gebeuren? Hoe wordt eventueel een meerwaarde bij teruggave na rechterlijke beslissing geregeld?
De meeste OCMW's trachten hun verouderde woningen via sociale tewerkstelling op te knappen. Op die manier worden laaggeschoolden ingeschakeld. De opknapbeurt is een werk van lange adem. Dat vraagt tijd en middelen. Renovatie van woningen behoort niet tot de kerntaken van een OCMW, maar veeleer tot de taken van de sociale woningmaatschappijen in samenspraak met de gemeenten en op voorwaarde dat de desbetreffende woningen ook effectief kunnen worden ingezet in een sociaal beleid, wat met voorgestelde regeling geenszins is verzekerd.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 261 betreft artikel 191. Ik betreur de afwezigheid van de heer de Clippele die nochtans veel interesse heeft voor de hier bedoelde materie.
Een huurcontract is in essentie altijd tijdelijk. De eeuwigdurende huur is tegen de openbare orde, ze bestond in het Ancien Régime, maar werd afgeschaft door de Franse revolutie, want het is een element van de feodaliteit.
Omdat ik moeilijk kan aannemen dat de regering opnieuw een nieuw feodaal recht zou willen invoeren, stel ik voor het woord "tijdelijk" te vervangen door "voor ten hoogste één jaar". Dat lijkt ons een redelijk voorstel.
Amendement 262 betreft eveneens artikel 191. De beslagneming van een onroerend eigendom moet met de grootst mogelijke juridische zekerheid gepaard gaan. Ik stel me veel vragen bij de manier waarop de beslagneming ter kennis zal worden gebracht van de eigenaar of de huurder. Zal dat mondeling gebeuren, via de telefoon, met een brief of weet ik veel? Ik zou verwachten dat dit per deurwaardersexploot gebeurt.
Ik herinner me nog dat een van onze eminente collega's en vroegere voorzitter van het eigenaarssyndicaat hier destijds aandrong op een strenge reglementering van de beslagneming. Ik kan dat ook moeilijk aannemen dat hij die waarschuwde voor een collectivisering van het land, vandaag instemt met de voorgestelde regeling die niet aan de rule of law beantwoordt.
Het blokkeren van een onroerend goed moet via bepaalde vormen gebeuren omdat het gaat om een grondwettelijk gewaarborgd recht. Wat ik hier verdedig, is gewoon een uiting van juridisch gezond verstand.
Met amendement 263 op artikel 191 willen we voorkomen dat degene die het voorwerp is van een beslag zich gedurende een bepaalde periode niet tot de rechter zou kunnen wenden. De beperking van de uitoefening van een recht vinden we onaanvaardbaar.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 66 strekt ertoe artikel 192 te doen vervallen omdat het een voorlopige boete oplegt in het kader van een strafprocedure. Een voorlopige boete is onaanvaardbaar in het licht van de rechten van de verdediging. Volgens het strafrecht kan in afwachting van een veroordeling geen voorlopige straf worden opgelegd. De vergelijking met de voorlopige hechtenis gaat niet op, omdat de voorlopige hechtenis niet als straf is bedoeld, maar als bewarende maatregel. Als artikel 192 wordt aangenomen, dan zal het ongetwijfeld worden aangevochten en dan verwacht ik nog heel veel commentaar!
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Het zal hier niemand interesseren, maar de voorgestelde bepaling is strijdig met artikel 6, §2, van het EVRM, over het vermoeden van onschuld.
Volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kan het vermoeden van onschuld in alle omstandigheden worden ingeroepen. Er kunnen bewarende maatregelen worden genomen, maar de constructie van de boete die na vrijspraak kan worden terugbetaald, is niet ernstig.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 67 betreft artikel 192.
Het gaat niet op OCMW's op te zadelen met de financiële risico's van de hen opgelegde taken.
De uitvoering van de renovatie zal al zwaar genoeg wegen op de lokale budgetten. De reële mogelijkheid tot teruggave na renovatie betekent een verarming van de gemeenschap ten voordele van de eigenaar. Indien een OCMW wegens uitvoering van voorgestelde regelgeving genoodzaakt is een persoon te huisvesten of te herhuisvesten, is het niet aanvaardbaar dat die kost uitsluitend door de plaatselijke gemeenschap wordt gedragen, te meer daar de OCMW's niet zelf beslissen over de aanvang van de procedure en aldus overgeleverd zijn aan de inzichten van derden. Steeds meer lasten worden afgeschoven op de schouders van lokale overheid, zonder enige compensatie vanwege de beleidsvoerders.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 264 op artikel 192 ligt in het verlengde van mijn vorig betoog. Als de beklaagde of de verdachte achteraf wordt vrijgesproken, dan heeft hij niet alleen recht op de terugbetaling van de kosten, maar ook op een schadevergoeding gelijk aan het bedrag van de huurgelden die tijdens de inbeslagneming werden ontvangen en niet terugbetaald.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 68 strekt ertoe artikel 193 aan te vullen. Het gaat niet op de OCMW's weer eens op te zadelen met de financiële risico's. De uitvoering van de renovaties op zich zal reeds zeer zwaar wegen op het lokale budget. Het zou derhalve correct zijn, mocht de staat de investeringen in materialen en in arbeidskrachten terugbetalen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Amendement 37 strekt ertoe een Titel XIIIbis (nieuw) in te voegen dat handelt over het statuut van de ontwikkelingssamenwerking. Tijdens de algemene bespreking heeft collega de Bethune het probleem van de ontwikkelingssamenwerking al uitvoerig behandelt, zodat ik daarop nu niet uitgebreid dien terug te komen.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Amendement 69 strekt er toe een Hoofdstuk XIIIbis (nieuw) in te voegen. Dit voorstel werd vanochtend al uitvoerig toegelicht.
Indien op het ogenblik van het overlijden partijen één jaar gehuwd zijn, de partner de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt of kinderen ten laste heeft, kan de overlevende een overlevingspensioen genieten. Het pensioenbedrag wordt berekend op basis van de arbeidsprestaties van de overleden partner, dus op grond van opgebouwde rechten.
Deze regelgeving dateert uit de periode van de eeninkomensgezinnen. Een periode waarin de meeste gehuwde vrouwen niet buitenshuis werkten. De huidige samenleving wordt echter gekenmerkt door twee-inkomensgezinnen. Man en vrouw hebben een eigen beroepsactiviteit en streven naar een evenwichtige verdeling van de gezinstaken.
De CD&V denkt dat de bestaande wetgeving een zware hypotheek legt op de toekomst van de overlevende partner, vooral als er kinderen in het gezin aanwezig zijn. Dit probleem moet worden opgelost.
De verantwoording van amendement 38 op artikel 207 is de volgende. Teneinde de militaire administratie de mogelijkheid te bieden de nodige maatregelen te nemen, treedt artikel 147bis pas vanaf 1 september in werking.
Gezien het vredesbelastingfonds ten vroegste met de begroting van 2003 in werking kan treden, treedt artikel 206quater pas per 1 januari 2003 in werking.
Amendement 70 wordt als volgt verantwoord. De onophoudende stroom amendementen op de programmawet in de Kamer was de oorzaak van heel wat storende fouten. De inwerkingtreding van artikel 46 vormt geen uitzondering op die van de artikelen 44 en 47 tot 50. Dat dient dan ook behoorlijk te worden geformuleerd.
Amendement 71 is een technisch amendement. Men heeft nagelaten de vernummering van de artikelen 31 en 33 toe te passen bij de bepaling inzake de inwerkingtreding. De Senaat kan niet anders dan dit amendement goedkeuren.
-Le vote sur les amendements est réservé.