2-223 | 2-223 |
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Een evenwichtig asielbeleid vereist samenwerking tussen de lokale besturen, de federale overheid en de gemeenschappen.
Samenwerking betekent overleg en inspraak en die begrippen staan haaks op retroactieve beslissingen, op rondzendbrieven die wetteksten afschaffen en op de invoering van een omkering van bewijslast. De rondzendbrieven die op 24 juni bij de OCMW's toekwamen, gaan uit van het vermoeden van afwezigheid van gemeentelijke huisvesting, als asielzoekers niet in de toegewezen gemeenten wonen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat heel veel OCMW's hun protest hebben laten horen. De voorgestelde maatregelen gaan er immers vanuit dat de OCMW's verantwoordelijk zijn voor de concentratie van asielzoekers in de steden en hun effectief verblijf in een andere gemeente. Deze hypothese is echter fundamenteel fout. Asielzoekers zijn immers niet verplicht te verblijven in de gemeente die hen werd toegewezen als inschrijvingsplaats. Zij behouden de vrijheid te gaan en staan waar ze willen en zich te vestigen waar ze dat wensen in België.
Ondertussen is er overleg geweest met de protesterende OCMW's overlegd. Wat was het resultaat van dit overleg? Bent u bereid om terug te komen op de retroactieve toepassing van de rondzendbrieven en op de omkering van bewijslast?
Komt er een grondige evaluatie van het spreidingsplan en wordt er gedacht aan een verplicht verblijf van de asielzoekers in de toegewezen gemeenten?
Naar verluidt zouden sinds de invoering van de lifo-methode nog 37.000 asielaanvragen op behandeling wachten. Binnen welke termijn zullen deze achterstallige dossiers worden weggewerkt? Wat is de exacte planning?
De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie. - De omzendbrief werd opgesteld op expliciete vraag van heel wat OCMW's die niet akkoord gaan met de manier van werken van sommige andere openbare centra.
De wet legt de bewijslast expliciet bij de gemeenten. Volgens de wet moet de gemeente bewijzen dat ze de asielzoeker een woning heeft aangeboden. Daaraan is dus niets veranderd. Vroeger kon een OCMW echter gewoon met een typeformulier aangeven dat een asielzoeker niet in de gemeente woont, ondanks geleverde inspanningen. De formule van het typeformulier wordt nu niet meer aanvaard. Er moet een individueel verslag zijn, gebaseerd op het sociaal verslag van de maatschappelijk assistent. Dat werd op het overleg dat we hieromtrent maandag met de OCMW's hebben gevoerd, aanvaard.
Het lag niet in mijn bedoeling te werken met terugwerkende kracht. Ik neem het op mij dat niet alles even duidelijk was. In de tekst stond dat de vorige omzendbrief werd ingetrokken, maar dat geldt natuurlijk alleen voor de toekomst, voor alle personen die vanaf 1 juli 2002 naar het OCMW worden gestuurd en niet in een lokaal opvanginitiatief terechtkunnen. Hiermee ging de Vereniging van Belgische Steden en Gemeenten akkoord.
Soms worden asielzoekers die aan een gemeente worden toegewezen, in een andere gemeente gehuisvest, terwijl de eerste gemeente wel asielzoekers uit nog een andere gemeente opvangt. Voor deze `uitwisseling' werd een regeling getroffen. Uiteraard is een uitwisseling tussen een kleine gemeente en Antwerpen niet aanvaardbaar. Het moet gaan om gemeenten waaraan nog asielzoekers worden toegewezen.
De OCMW's worden niet meer vergoed als meer dan 95% van de toegewezen asielzoekers elders wordt gehuisvest. De gemeenten die beweren die 5% asielzoekers niet te kunnen huisvesten, kunnen nog altijd met een lokaal opvanginitiatief werken. De lokale opvanginitiatieven worden gesubsidieerd een vereisen dus geen financiële inspanning van de gemeente. De OCMW's erkennen dat. Er is natuurlijk de vrijheid van vestiging, maar 5% van de toegewezen asielzoekers huisvesten is echt niet zo veel. In vijftig gemeenten is er een probleem. De overige 539 gemeenten, waaronder heel wat kleine, slagen er wel in die 5% of meer te halen.
De Vlaamse en Brusselse afdelingen van de Vereniging van Steden en Gemeenten gingen met deze regeling akkoord, maar aan Waalse kant waren er tegenkantingen, zodat er over het geheel geen akkoord is. We hebben afgesproken de vijftig gemeenten die niet aan de criteria voldoen, één na één uit te nodigen om ze de nodige uitleg te geven en een afspraak te maken.
Hadden we misschien beter vooraf meer overleg gepleegd? Misschien wel, maar misschien ook niet. Over de invoering van de principes en van de lokale opvanginitiatieven is vooraf altijd overlegd. In dat overleg hebben we ook geregeld gezegd dat er iets moest gebeuren, maar we stelden vast dat er niets gebeurde. Een klein schokgolfje heeft ervoor gezorgd dat in één week acht van de achtenvijftig OCMW's plots wel konden wat ze vijf jaar lang niet konden. Nu is er opnieuw een constructieve dialoog. Het was dus goed even aan de boom te schudden.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik ben verheugd over de hernieuwde dialoog met de OCMW's. Een van mijn vragen was ook of er een evaluatie van het spreidingsplan komt. Natuurlijk blijft er een spanning bestaan tussen de prijs van de huisvesting in grootsteden en in landelijke gemeenten, maar ook tussen de spreiding en de vrijheid van vestiging. Asielzoekers, die zich in een kwetsbare situatie bevinden, willen liever niet geïsoleerd gehuisvest worden, zodat ze met cultuur- of landgenoten een sociale omgeving kunnen opbouwen. Een evaluatie van het spreidingsplan zou bijvoorbeeld kunnen uitmonden in een plan om vluchtelingen in groep samen met landgenoten over het land te spreiden.
Ik had ook een vraag gesteld over de achterstand sinds de invoering van de lifo-methode.
De heer Johan Vande Lanotte, vice-eerste minister en minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie. - Dit laatste moet u aan mijn collega van Binnenlandse Zaken vragen. Dat valt niet onder mijn bevoegdheid.
De vraag over de spreiding ben ik inderdaad vergeten te beantwoorden. Met de OCMW's hebben we afgesproken tweemaandelijks overleg te plegen.