2-220 | 2-220 |
Mme Mia De Schamphelaere (CD&V), corapporteuse. - Je me réfère au rapport écrit.
Mme Martine Taelman (VLD), corapporteuse. - Je m'y réfère également.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Dit wetsontwerp betreft een derde reeks van maatregelen ter bescherming van de getuigen. De getuige zal in bijzondere omstandigheden kunnen worden gehoord via een videoconferentie, een gesloten televisiecircuit of een teleconferentie. Deze bijzondere modaliteiten van verhoor zijn mogelijk zowel in de opsporingsfase als voor de bodemrechter.
Dit ontwerp had behandeld moeten worden samen met de ontwerpen op de anonieme getuigen en op de bescherming van bedreigde getuigen. De minister verzekerde ons dat deze ontwerpen niet zouden leiden tot een versnippering van de dossiers omdat ze door dezelfde werkgroep van eminente specialisten waren opgesteld. We hebben meermaals gepleit voor een geïntegreerde wet die alle mogelijke instrumenten ter bestrijding van de georganiseerde misdaad omvat. De opvolgingscommissie had zich unaniem achter deze werkwijze geschaard.
De regering heeft deze weg echter niet bewandeld. Noch uit de memorie van toelichting, noch uit het dispositief van het ontwerp blijkt duidelijk hoe deze drie ontwerpen zich tot elkaar verhouden. Zo wordt bijvoorbeeld in het voorgestelde artikel 112 van het wetboek van Strafvordering het verhoor van een getuige door middel van een videoconferentie of een gesloten televisiecircuit mogelijk gemaakt, op voorwaarde dat de getuige de beschermingsmaatregelen heeft genoten waartoe besloten is door de getuigenbeschermingscommissie, ingesteld door de wet op de bescherming van bedreigde getuigen.
Bij deze beschermingsmaatregelen is er inzonderheid sprake van een verandering van de identiteit van die getuige en zelfs van diens familieleden die onder hetzelfde dak wonen. De vraag rijst of de getuige die in rechte gehoord wordt door middel van een videoconferentie of een gesloten televisiecircuit, zijn nieuwe identiteit zal moeten bekend maken of daarentegen onder zijn vroegere identiteit zal getuigen. Tijdens de bespreking van het ontwerp op de bescherming van bedreigde getuigen werd er reeds op gewezen dat de mogelijkheid om te getuigen onder een oude identiteit uitdrukkelijk moest worden opgenomen in het wetboek van Strafvordering.
Overigens wordt in het voorgestelde artikel 112, paragraaf 3, van het wetboek van Strafvordering uitdrukkelijk bepaald dat de officier van gerechtelijke politie of de politieambtenaar die in hetzelfde vertrek aanwezig is als de getuige tijdens diens verhoor, de identiteit van de te horen persoon moet verifiëren. Moet alleen het lid van de politie deze identiteit kennen of moet deze ook bekendgemaakt worden aan de onderzoeksrechter of aan de procureur des Konings overeenkomstig de artikelen 47bis en 75 van het wetboek van Strafvordering? Als het voorgestelde artikel 112 inderdaad niet afwijkt van de artikelen 47bis en 75, moet dit duidelijker worden bepaald.
Collega Vandenberghe zal op nog andere incoherenties wijzen. We hebben alleszins grote vragen bij de overlappingen en leemten die zijn ontstaan door de werkwijze van de regering om niet het geheel van de bescherming van getuigen in één groot ontwerp voor te leggen.
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Er bestaat een zekere incoherentie met de wet betreffende de anonieme getuigen. In de wetgeving bestaat momenteel de mogelijkheid niet voor zulke getuigen om gehoord te worden door middel van een videoconferentie of een gesloten televisiecircuit. Het lijkt ons nochtans evident een verband te leggen tussen dit wetsontwerp en de wetten betreffende de anonieme getuigen en de bescherming van de bedreigde getuigen.
De anonieme en de bedreigde getuigen die op het rijksgebied verblijven, moeten eveneens kunnen worden verhoord door middel van een tele- en videoconferentie. Eergisteren las ik in dit verband nochtans in een persartikel dat dit systeem niet zou functioneren bij de rechtbanken waar het werd uitgeprobeerd. Alleszins vormt het een essentieel element van de bescherming van de getuigen.
Het verheugt ons dat het verhoor door middel van videoconferentie ook openstaat voor de verdachten. Dit betekent een significante stap vooruit ten opzichte van de ontwerpen met betrekking tot de anonieme getuigen en de beschermde getuigen. We menen evenwel dat ook de formeel in verdenking gestelden van deze maatregel moeten kunnen genieten, ongeacht of ze in het binnen- of buitenland verblijven. Deze redenering geldt uiteraard ook voor de beschermde en anonieme getuigen.
Een coherente wet bevordert de leesbaarheid van het recht. In feite had men een getuigenwet kunnen opstellen, waarin alle mogelijke situaties van de getuigen zijn opgenomen, zodat via het trefwoord `getuige' de getuigenwet, de anoniemegetuigenwet, de beschermdegetuigenwet en dergelijke kunnen worden teruggevonden. Ik weet echter dat men steeds onduidelijkheid schept als men gebreken wil verbergen. Ik weet trouwens hoe dat moet gebeuren.
Hoewel het een wetsontwerp met goede bedoeling is, vormt dit toch wel een tekortkoming. Dit heeft ons ertoe aangezet amendementen in te dienen. Zoals blijkt uit het advies van de Raad van State is de geldigheid van paragraaf 3 van artikel 112 van het wetboek van Strafvordering afhankelijk van de aanwezigheid van een buitenlandse justitiële autoriteit die de identiteit van de getuige controleert. Op zich is die bepaling niet vatbaar voor kritiek. De werkzaamheid ervan hangt evenwel af van de implementatie van de internationale wederzijdse rechtshulp.
Deze zou kunnen resulteren uit de ratificatie door België van de Akte van de Raad van 29 mei 2000 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie.
Dezelfde opmerking geldt voor het verhoor van een getuige of een deskundige via een teleconferentie. Ik verwijs in dit verband naar paragraaf 3 van artikel 112bis.
België kent traditioneel een zekere achterstand inzake de ratificatie van internationale instrumenten, zodat de minister zal moeten toezien op een snelle ratificatie van de desbetreffende verdragen.
In paragraaf 4 wordt voorzien in het opmaken van een proces-verbaal waarin "de belangrijkste elementen van het onderhoud, en eventueel de meest relevante passages vermeld worden". Uit deze bepaling blijkt evenwel niet duidelijk wie belast wordt met de redactie van dat proces-verbaal.
Krachtens artikel 76 van het wetboek van Strafvordering wordt de onderzoeksrechter daarbij door een griffier bijgestaan. Zal het proces-verbaal in casu ook door die griffier worden opgesteld of door het lid van de politie dat de getuige zal vergezellen?
Wat gebeurt overigens met de ondertekening van het proces-verbaal door de getuige, wat vereist wordt krachtens het voornoemde artikel 76, als het proces-verbaal opgesteld is door de griffier en de getuige in het buitenland is op het ogenblik van het verhoor?
Hoe dan ook moet het lid van de politie dat het gehoor bijwoont aan de zijde van de getuige, zelf ook een proces-verbaal opstellen van de vaststellingen die hij heeft gedaan met betrekking tot de identiteit van de getuige. Dit proces-verbaal moet door de getuige zelf worden ondertekend. Indien het proces-verbaal van de onderzoeksrechter of de procureur des Konings niet door de getuige wordt ondertekend, dan moet dit in de wet worden gepreciseerd, wat in het huidige ontwerp niet is gebeurd. Op dit punt kan de tekst dus worden aangevuld en artikel 76 van het wetboek van Strafvordering dient te worden aangepast om met deze specifieke situatie rekening te houden. We dienen daartoe een amendement in.
Artikel 112ter geeft de procureur des Konings of de onderzoeksrechter de mogelijkheid om de audiovisuele of de auditieve opname van een verhoor te bevelen. De voorgestelde bepaling vertoont veel gelijkenis met het voorgestelde artikel 112. Ik verwijs dus naar de opmerkingen in verband met die bepaling.
Paragraaf 4 voorziet in de volledige en letterlijke overschrijving van het verhoor van de persoon, op verzoek van de onderzoeksrechter, de procureur des Konings of de partijen die in het geding betrokken zijn. Hierbij wordt eveneens bepaald dat in deze overschrijving "het gedrag en de uitdrukkingen van de gehoorde persoon (worden) weergegeven. De overschrijving wordt zo spoedig mogelijk bij het dossier gevoegd". Aangezien het om de opname van een teleconferentie gaat, kan alleen het lid van de politie dat aan de zijde van de gehoorde persoon staat, verslag uitbrengen van de gedragingen en de houding van die persoon. Kunnen we bijgevolg daaruit afleiden dat wel degelijk die politieman belast wordt met die vaststellingen? De meest geschikte persoon om deze overschrijving te doen lijkt wel degelijk het lid van de politie dat een proces-verbaal dient op te stellen waarin het gedrag en de uitdrukkingen van de gehoorde persoon worden weergegeven. Ook hier dienen we opnieuw ons amendement in om dit te preciseren.
Artikel 3 voorziet in de mogelijk om tijdens de procedure ten gronde een bedreigde getuige of een getuige die in het buitenland is te horen door middel van een videoconferentie. Om voor een zeker evenwicht te zorgen tussen de naleving van de rechten van de verdediging en de bescherming van de getuige, wordt bepaald dat wanneer de getuigenis gegeven is in de context van een videoconferentie, een gesloten televisiecircuit of een teleconferentie met stem- en beeldvervorming, deze verklaringen slechts in aanmerking worden genomen als bewijs op voorwaarde dat ze "in afdoende mate steun vinden in andersoortige bewijsmiddelen". Dit artikel steunt duidelijk op dezelfde ratio legis als artikel 189bis van het wetboek van Strafvordering inzake het gebruik van anonieme getuigen en we zijn dan ook van mening dat in beide gevallen dezelfde bewoordingen moeten worden gebruikt. Daarom dienen we ons amendement opnieuw in.
Ter afronding wil ik de grote auteur Balzac parafraseren, al wil ik mezelf natuurlijk niet met hem vergelijken, des te meer omdat dat zeer ongepast is in het jaar van Victor Hugo. Iedereen die aan politiek wil doen, moet echter Balzac lezen en niet de marketingmensen en de politieke commentatoren. In de literatuur zal hij immers veel meer vernemen over het maatschappelijk en menselijk leven dan in de zeer dure werken waarvan de prijs omgekeerd evenredig is met de draagwijdte van de verkondigde ideeën. Balzac zei: "Het volstaat niet om goede intenties te hebben om een goed literator te zijn." Daar moet ik altijd aan denken wanneer ik de realisaties van de regering bekijk. Goede bedoelingen... de regering heeft ze te over en etaleert ze ook voortdurend, maar ze volstaan niet om een efficiënt veiligheidsbeleid uit te bouwen. In het recht gaan snel en efficiënt trouwens zelden samen.
Om in het recht efficiënt te werken, moet je enige hoogte van visie, hauteur de vue, hebben. Hoogte winnen vergt tijd. Platvloerse analyses kunnen snel worden gemaakt, maar om een overzicht te verwerven, moet je een zekere abstractie kunnen maken en een zekere afstand in tijd en ruimte kunnen nemen. Wie daar niet de tijd voor neemt, zal nooit genoeg creativiteit aan de dag leggen om originele combinaties en originele oplossingen te vinden.
Ik erken dat de materie heel complex is, maar de manier waarop paarsgroen die gedurende drie jaar heeft aangepakt, is niet erg positief. Dat zeg ik niet vanuit een vooringenomen negatieve ingesteldheid, die sommige mij aanwrijven. Dat ligt trouwens niet in mijn geaardheid. De CD&V-fractie heeft vaak positieve oplossingen verdedigd en heeft vandaag het recht om een balans op te maken met een actief- en een passiefzijde. Er staan zeker wetsontwerpen aan de actiefzijde en die heeft onze fractie dan ook mee goedgekeurd of er zeker niet tegen gestemd. Wat we missen is dat de regering in haar eerste jaar niet één groot justitieel verhaal heeft kunnen brengen, met daarin de diverse grote knelpunten in de bestrijding van de nieuwe vormen van criminaliteit, zoals de georganiseerde criminaliteit. Daarbij had ze specifieke punten als de bedreigde getuigen, de anonieme getuigen, de bijzondere opsporingstechnieken, de nieuwe bewijsregelingen, de modernisering van het strafprocesrecht, de positie van het slachtoffer en dergelijke in een grote visie en derhalve in een grote tekst naar voren kunnen brengen.
Blijkbaar wil de jongste tijd zowat iedereen naar Toscane, dat de paarsgroene meerderheid tot een nieuw bedevaartsoord heeft uitgeroepen. Wie in de kijker wil komen, moet vandaag naar Toscane.
De voorzitter. - Gaat u ook niet, mijnheer Vandenberghe?
De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Niet naar Toscane, wel naar Firenze en dat is niet bepaald een bedevaartsoord, mijnheer de voorzitter. Als je de kunstwerken in de Uffizi en de andere prachtige musea van Firenze bekijkt, dan treffen in de grote meesterwerken altijd opnieuw de indrukwekkende samenvoegingen van verschillende elementen, de vele vormen van harmonie van kleur en vorm, waardoor ze een bepaalde gedachte uitdrukken, ook al wordt daar geen woord bij gebruikt. Zoals men weet is ook een jurist in wezen een kunstenaar. Hij moet daarom in die musea rondlopen om te zien hoe die andere kunstenaars al die verschillende elementen hebben samengevoegd tot een groot meesterwerk, dat de tijd overstijgt. Al die kleine wetjes op een kleine schaal, zonder enige samenhang of harmonie zullen nooit enige verwondering uitlokken. Natuurlijk zijn daar ook wel een paar wetjes bij die we konden goedkeuren, maar van de visie en de uitdaging van de regeerverklaring vind ik niet veel terug. De paarsgroene regering beloofde bij haar aantreden toch dat zij, na vijftig jaar politiek obscurantisme waarmee de CVP het land tot aan de rand van de afgrond had gebracht en tot in de duistere middeleeuwen teruggevoerd, met een totaalvisie al de problemen zou aanpakken. In de balans van drie jaar paarsgroen beleid, is daar niet veel van te merken.
-La discussion générale est close.