2-1209/1

2-1209/1

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

19 JUNI 2002


Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 90, 3º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, teneinde de financiële situatie van sommige ouderen te verbeteren door de opheffing van de belastbaarheid van onderhoudsgelden aan bloedverwanten in opgaande lijn

(Ingediend door de heer Jacques D'Hooghe)


TOELICHTING


Tal van ouderen verblijven niet langer in een gezin of in hun gezinswoning, maar worden opgenomen in een rust- en verzorgingstehuis of doen een beroep op ambulante zorg. Ouderen kunnen vaak hun verzorging ­ geneeskundige en andere ­ niet zelf betalen uit de eigen inkomsten.

De kosten voor de opname en de verzorging in private of publieke instellingen zijn hoog. Voor het arrondissement Antwerpen was de gemiddelde maandelijkse dagverblijfkost zo'n 1 200 euro. Dit maakt dat de veelal beperkte bestaansmiddelen van de ouderen vaak niet volstaan om de opname te betalen. In zo'n geval schieten OCMW's de kosten voor, welke ze daarna kunnen verhelpen op de kinderen of kleinkinderen op grond van hun onderhoudsplicht jegens hun behoeftige bloedverwanten in opgaande lijn.

De betaalde onderhoudsbijdragen voor de opname en verzorging of voor verzorging in het algemeen zijn in hoofde van de oudere voor 80 % belastbaar in de inkomstenbelasting.

Voor mensen met een modale pensioenuitkering betekent dit dat er netto vaak niets overblijft voor resterende uitgaven, ondanks de onderhoudsuitkeringen van kinderen en/of kleinkinderen. Zakgelden voor de ouderen zijn vaak niet begrepen in de dienstverlening vanuit het tehuis of het OCMW of zijn te gering om financieel daadwerkelijk iets te betekenen.

Dit kan duidelijk geïllustreerd worden met volgend reëel voorbeeld.

Een oudere met een pensioen van 930,25 euro verblijft in een rustoord waar de dagprijs 37,56 euro bedraagt. Iedere maand kan het zakgeld op 52,06 euro worden berekend. Maandelijks is er voor de oudere in kwestie een tekort van 264,13 euro. Hetzelfde jaar vestigt de fiscus een aanslag van 112,79 euro, na toekenning van de verminderingen.

De fiscus beslist in het concrete geval in samenspraak met het OCMW over te gaan tot beslag op de inkomsten. Indien in dergelijke gevallen een onderhoudsuitkering wordt toegekend aan de oudere om het saldo te dekken ­ vermits de persoon in kwestie niet over voldoende middelen beschikt om de lasten te dragen ­ wordt die uitkering opgenomen in de belastbare basis en zal de oudere dus effectief bijkomend belast worden.

Navraag bij OCMW's leert dat deze belasting vaak wordt gerecupereerd door de fiscus via beslag op pensioenen en niet door het OCMW wordt ten laste genomen. Er bestaat voor het OCMW geen wettelijke verplichting om dat te doen.

Vaak zal dit ten koste gaan van bijvoorbeeld het zakgeld van de oudere. In dit verband willen de indieners trouwens wijzen op de noodzaak van een all-in prijs voor de opname van ouderen.

Volgens de indieners kan een bijkomende correctie worden aangebracht op de belastbaarheid van de onderhoudsgelden toegekend aan bloedverwanten in opgaande lijn. Het lijkt niet langer te verantwoorden de onderhoudsgelden toegekend aan ouderen met een modaal pensioen te belasten.

Huidige wettelijke regeling

Artikel 205 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de kinderen levensonderhoud verschuldigd zijn aan hun ouders en hun andere bloedverwanten in opgaande lijn die behoeftig zijn.

Onder bepaalde voorwaarden zijn deze onderhoudsgelden uitgekeerd aan bloedverwanten in opgaande lijn :

­ aftrekbaar in hoofde van de onderhoudsplichtige (artikel 104, 1º en 2º, WIB 1992);

­ belastbaar in hoofde van de begunstigde (artikel 90, 3º en 4º, en artikel 99 van WIB 1992).

Zowel de aftrekbaarheid als de belastbaarheid gelden ten belope van 80 % van het bedrag.

Voorgestelde wijziging

De indieners stellen voor de belastbaarheid van de onderhoudsuitkeringen in hoofde van de ouderen op te heffen.

Behoeftige bejaarden, vaak met een modaal pensioen maar met belangrijke financiële noden, zullen hierdoor niet belast worden voor de gelden die ze van hun kinderen of kleinkinderen ontvangen voor hun eigen onderhoud.

De verschillende behandeling van de onderhoudsgelden toegekend aan bloedverwanten in opgaande lijn is gebaseerd op een objectief criterium en is ingegeven door de vaststelling dat in de realiteit de kosten voor de ouderen erg hoog oplopen ­ ook voor de gemiddelde pensioenen ­ terwijl de belasting op de toegekende onderhoudsgelden in de praktijk wel degelijk wordt geïnd bij de ouderen zelf.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Artikel 90 WIB 1992 bepaalt de diverse inkomsten die belast worden. De gelden betaald voor het onderhoud van bloedverwanten in opgaande lijn die behoeftig zijn, worden voor 80 % van het uitgekeerde bedrag in aanmerking genomen.

De verwijzing naar artikel 205 van het Burgerlijk Wetboek verdwijnt waardoor de inkomsten uit de onderhoudsplicht ten aanzien van bloedverwanten in opgaande lijn niet langer tot de belastbare basis behoren.

Jacques D'HOOGHE.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 90, 3º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt het cijfer « 205 » geschrapt.

21 mei 2002.

Jacques D'HOOGHE.