2-210 | 2-210 |
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Onze samenleving is zeer gevoelig geworden voor psychisch geweld en pesterijen. Het is dan ook logisch dat de wetgevende kamers dienaangaande een wet hebben goedgekeurd. De wetgeving blijkt echter bepaalde leemten te bevatten.
Er is het geval van postman Van Gysel, die zich in oktober 2000 onder een trein wierp omdat hij de pesterijen van zijn collega's niet meer aankon. Zijn ouders dienden klacht in bij het parket. Het parket had in eerste instantie besloten vervolging in te stellen omdat de maximumstraf voor het misdrijf meer dan twee jaar bedroeg. Tevens werd beslist om de pestende collega's te verwijzen naar de correctionele rechtbank. Nu blijkt echter dat de daders buiten vervolging zouden kunnen worden gesteld. Het parket had zich immers gebaseerd op de zogenaamde antistalkingwet, waarin het belagen wordt omschreven als een klachtmisdrijf. Hierbij moet het slachtoffer zelf klacht indienen. Uiteraard is dit onmogelijk voor iemand die overleden is ten gevolge van die pesterijen.
Zal de dood van postman Van Gysel onbestraft blijven? Is er geen mogelijkheid tot een herkwalificatie van de feiten op basis van andere strafbepalingen?
Onlangs heeft het Parlement het regeringsontwerp met betrekking tot de bestraffing van pesterijen op het werk goedgekeurd. Volstaat dit ontwerp in gevallen waarbij het pesten de dood tot gevolg heeft? Pesten is niet langer een klachtmisdrijf, aangezien al wie een belang kan aantonen, een klacht kan indienen. De strafbepaling betreft echter alleen maar diegene die niet binnen een bepaalde termijn een einde heeft gemaakt aan de pesterijen. Als het slachtoffer overlijdt, komt er automatisch een einde aan de pesterijen.
Is er geen nood aan een meer algemene strafbepaling voor psychisch geweld, zodat het optreden van het parket in dergelijke situaties mogelijk wordt? De strafbepaling moet toepasbaar zijn op alle extreme vormen van pesterijen, op het werk, in de privé-sfeer of in de media, en alle mogelijke gevolgen moeten kunnen worden aangepakt.
De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Het probleem is dat het in deze zaak gaat om een klachtmisdrijf, ook wel privaat misdrijf genoemd. Een klachtmisdrijf is een misdrijf dat wordt geacht dermate een individueel belang te raken dat een strafrechtelijke reactie integraal afhangt van de wens van het betrokken individu om op te treden. Beklaagt de betrokkene zich niet, of overlijdt hij/zij alvorens zich te beklagen, dan kan het openbaar ministerie geen strafvervolging instellen, tenzij in de wetsbepalingen inzake het klachtmisdrijf uitdrukkelijk in een uitzondering wordt voorzien. Zo bepaalt bijvoorbeeld artikel 450 van het Strafwetboek dat de naastbestaanden van de overleden belasterde een klacht inzake laster en eerroof kunnen indienen.
De gerechtelijke instanties staan in voor de uiteindelijke strafrechtelijke kwalificatie van bepaalde feiten. De grondrechter buigt zich over de definitieve kwalificatie. De minister van Justitie kan niet adviseren dat de kwalificatie in deze of gene zin zou kunnen of moeten gebeuren, zeker niet in een nog niet afgeronde rechtszaak.
Een eventuele wijziging moet gebeuren met een wetsbepaling, waarover een parlementair debat wordt gevoerd. Zo'n wijziging kan alleen voor de toekomst gelden, vermits het over strafrecht gaat.
De twee wetsontwerpen betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk, die in de plenaire vergadering van de Senaat van 23 mei jongstleden werden behandeld, voeren op strafrechtelijk gebied nieuwe bepalingen in. Zo wordt het niet of onvoldoende nemen van de beschermingsmaatregelen waarin de wet van 4 augustus 1996 voorziet en die door de ontwerpen worden aangepast, bestraft. Er komt eveneens een nieuwe strafbepaling, niet gebonden aan een klacht, betreffende het niet stopzetten van pesterijen nadat deze stopzetting bij rechterlijk bevel werd opgelegd. Deze bepaling kan dus een verschil maken zodra het slachtoffer van pesterijen zich tot de rechter wendt om de pesterijen te doen ophouden.
Aan het beginsel dat pesterijen strafrechtelijk ressorteren onder de noemer `belaging', zoals bepaald in artikel 442bis van het Strafwetboek, en dus een klacht vergen van het slachtoffer, veranderen de beide wetsontwerpen niets.
Met de bestaande wetsbepalingen, aangevuld met de bepalingen van de twee reeds aangehaalde wetsontwerpen, kan de problematiek van pesterijen voldoende worden opgevolgd, zo nodig - in laatste instantie en zeker niet als algemene stelregel - door een strafrechtelijke aanpak.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Hij kan inderdaad moeilijk tussenbeide komen in een lopend onderzoek, maar uit zijn antwoord blijkt eveneens dat nog geen afdoend instrumentarium wordt aangeboden in verband met psychisch geweld.
De belaging vormt maar één onderdeel van psychisch geweld en betreft het achtervolgen, het stalken en het verstoren van de rust. Psychisch geweld kan zich evenwel ook uiten door het uitdrukkelijk negeren of isoleren van personen, dus het tegenovergestelde van belaging.
De minister antwoordt dat het gaat om een klachtmisdrijf, maar het gebeurt wel vaker dat iemand ingevolge de pesterijen niet meer in staat is klacht in te dienen, niet uitsluitend door overlijden, maar ook omdat hij er psychisch niet meer toe in staat is. In dat geval kan er niet worden vervolgd.
Wij hebben een wetsvoorstel ingediend ter bestrijding van psychisch geweld. Het beperkt zich niet alleen tot de werksfeer, maar heeft ook betrekking op verenigingsleven en de familiale sfeer. In onze samenleving hebben we immers een verschuiving opgemerkt van fysiek naar psychisch geweld, waarbij slachtoffers zich vaak zelf verantwoordelijk voelen. Maatschappelijk moeten we dan ook het signaal geven dat dit niet noodzakelijk juist is en dat psychisch geweld ook niet moet worden getolereerd. Daarom lijkt een meer algemene strafbepaling me aangewezen te zijn.
De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Ik deel de mening van mevrouw De Schamphelaere dat het geweld in onze maatschappij wordt verlegd van fysiek naar psychisch geweld en dat er ter zake inderdaad een lacune is in de wet. Bij een klachtmisdrijf kunnen de nabestaanden van een persoon die ten gevolge van de pesterijen overleden is, geen gerechtelijke procedure inzetten door in zijn naam klacht in te dienen. Deze lacune werd wel opgevangen bij laster en eerroof, maar hier nog niet. Dat de CD&V een wetgevend initiatief neemt, stemt me dan ook tevreden.
-L'incident est clos.