2-208

2-208

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 30 MEI 2002 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Wetsontwerp betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging (Stuk 2-1117) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

De heer Jan Remans (VLD), rapporteur. - Het wetsontwerp ressorteert onder de optioneel bicamerale procedure. Het is in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden besproken op 14 en 21 mei, in aanwezigheid van minister Vandenbroucke. Ik verwijs naar het schriftelijk verslag, maar wil er toch enkele bemerkingen aan toevoegen.

Minder dan 10% van de bevolking veroorzaakt meer dan 90% van de kosten voor geneeskundige verzorging. De minister hoopt dat: "met één procent van de totale kostprijs van de ziekteverzekering het stelsel 50% rechtvaardiger wordt gemaakt". De maximumfactuur is om twee redenen een revolutie in de sociale zekerheid. Ten eerste is ze een innovatie ter bescherming tegen overmatige kosten volgens de draagkracht van het gezin. Ten tweede komt er een onderscheid tussen noodzakelijke behandelingen en comfortzorgen.

In de commissie werd vooral beklemtoond dat de kosten van de maximumfactuur niet méér zouden bedragen dan wat in de regering is afgesproken. Nooit zijn de financiële gevolgen van een wet zo goed berekend als voor dit wetsontwerp. We hopen dat de administratie zich niet heeft vergist. Sommigen vragen zich af of de kosten en de inspanningen voor de uitvoering van deze wet in verhouding zijn tot de doelstellingen. We kennen immers de complexiteit van de procedures, zeker bij verschillende samenlevingsvormen, bij verschillende verzekeringen binnen hetzelfde gezin en als er een interactie tussen verschillende ministeries moet plaatsvinden. We zijn ons bewust van de grote hindernissen die moeten worden overwonnen, aangezien we nu al worden geconfronteerd met de administratieve traagheid terwijl de minister de snelle uitvoering van de terugbetaling in geval van overschrijding van de maximale factuur in het vooruitzicht stelt.

Bij de bespreking van een amendement van de heer Barbeaux heeft de commissie overigens genoteerd dat de minister zich uitdrukkelijk engageert om met zorg te waken over de bescherming van de privacy en indien er daarover enige twijfel zou rijzen, het advies zal vragen van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De commissie heeft met 8 stemmen bij 2 onthoudingen het wetsontwerp in zijn geheel goedgekeurd. In overeenstemming met de Kamer werden door de commissie verschillende tekstverbeteringen aangebracht. Het verslag werd unaniem goedgekeurd door de acht aanwezige leden.

M. Michel Barbeaux (CDH). - Beaucoup de choses ont été dites sur ce projet de loi, notamment à la Chambre. Je m'attacherai donc aux remarques essentielles que nous voulons formuler.

Nous reconnaissons que le maximum à facturer tel qu'il est proposé dans le projet de loi présente un certain attrait. Introduire dans notre système de soins de santé la garantie que l'on ne devra pas payer plus qu'un certain montant en matière de soins de santé a, a priori, l'avantage de sécuriser les patients et, en particulier, ceux qui souffrent de maladies chroniques et dont les revenus sont les moins élevés, ou en tout cas ceux qui doivent faire face à d'énormes charges en raison de leur situation de santé. J'ai d'ailleurs pu le constater moi même, auprès de plusieurs associations de patients souffrant de maladies chroniques : le MAF est perçu comme une solution intéressante à leurs problèmes financiers liés à leur maladie.

Mais le rôle du politique, et en particulier s'il est dans l'opposition, est d'être attentif et de rendre vigilant aux risques de dérives à moyen et long terme de mesures présentées comme apportant des solutions immédiates et intéressantes à des problèmes actuels. Je voudrais une fois encore répéter les deux principales critiques de mon parti à l'encontre du projet de loi.

Parce qu'il généralise une sélectivité exclusivement fondée sur les revenus, ce projet de loi affaiblit la légitimité de notre système de sécurité sociale solidaire. Il est vrai qu'il existait déjà des formes de sélectivité dans la sécurité sociale ; je pense à la franchise sociale et à la franchise fiscale, mais celles-ci n'étaient pas généralisées et basées exclusivement sur les revenus.

C'est le concept même d'assurance sociale qui est ici en cause. Le projet de loi instaurant le maximum à facturer part du postulat que la sécurité sociale doit garantir une protection minimale de base aux personnes les moins favorisées, celles bénéficiant des revenus les plus faibles. À charge cependant de celles qui ont des revenus plus élevés d'assurer elles-mêmes, auprès d'assurances privées, le coût lié à la prise en charge de leur soins de santé au delà du paquet de base assuré pour tous. C'est la dérive anglo-saxonne, « à la Beveridge », que j'ai évoquée en commission. Cette dérive sera d'autant plus réelle que le MAF servira d'alibi pour décider des augmentations de tickets modérateurs, comme cela vient d'être fait pour les médicaments avec la suppression de la ristourne de 10% chez le pharmacien, ou pour les kinésithérapeutes. Immanquablement, ce choix politique risque de mener à une dualisation de l'offre de soins entre le paquet de base couvert par le MAF et une tendance à s'assurer dans le secteur privé pour les personnes aux revenus plus élevés pour lesquelles le MAF n'interviendra que beaucoup plus tardivement ou probablement pas du tout. Cela pourrait aboutir, dans le chef des personnes aux revenus plus élevés qui cotisent davantage à la sécurité sociale, à une remise en cause de la légitimité de notre système d'assurance sociale qui, contrairement aux systèmes d'assistance ou d'aide sociale, n'est pas accordé après une enquête sur les ressources. Or, ici, on instaure l'intervention de l'assurance sociale qu'est la sécurité sociale après une enquête sur les ressources. Il s'agit là d'un changement fondamental de notre système de sécurité sociale. C'est de cette dérive dont nous ne voulons pas.

Deuxième critique évoquée notamment par le rapporteur que je remercie de son rapport exhaustif concerne la complexité administrative liée à la mise en oeuvre du MAF. Je pense d'ailleurs, monsieur le ministre, que vous l'avez reconnu en commission.

L'exécution des dispositions du projet de loi va poser des problèmes d'ordre administratif considérables. C'est notamment le cas de la notion de ménage qui relève d'une appréciation différente suivant l'administration qui les considère. C'est ainsi qu'il y a deux notions de ménage : social pour certaines catégories de revenus et fiscal pour d'autres.

L'administration des finances n'ayant pas la même interprétation du ménage que les organismes assureurs, il va falloir recomposer plus ou moins fictivement - avec toutes les erreurs que cela peut engendrer - les ménages pour pouvoir établir le niveau de revenus.

Autre exemple de complexité, les organismes assureurs vont devoir prévoir des compteurs de tickets modérateurs différents pour les parents et pour les enfants bénéficiant de plafond particulier.

Ces même organismes devront échanger leurs informations pour reconstituer les ménages lorsque les membres de ceux-ci sont affiliés à des mutualités différentes.

Des enquêtes approfondies devront être menées si les revenus de l'année en cours sont nettement inférieurs aux revenus enrôlés par le fisc, à savoir ceux de l'avant-dernière année pour laquelle l'administration dispose d'informations.

Et il ne s'agit là que d'un échantillon des difficultés auxquelles les mutualités vont être confrontées alors que, par ailleurs, les montants financiers qui leur sont octroyés pour assurer la gestion administrative de l'assurance obligatoire les obligent déjà à prélever des cotisations sur leurs membres, dans le cadre de l'assurance libre complémentaire, pour financer une partie de leurs frais administratifs.

C'est pour souligner les craintes que soulève le nouveau système de réassurance des tickets modérateurs qui nous est proposé que, comme à la Chambre, notre groupe s'abstiendra lors du vote.

De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Ik dank de heer Remans voor het verslag. Ik zal bondig zijn in mijn commentaar bij het wetsontwerp en mij beperken tot de fundamentele kritiek die ik reeds in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden geformuleerd heb.

De CD&V-fractie onderschrijft de doelstellingen van het ontwerp, dat een rechtvaardiger systeem van terugbetaling van de kosten voor gezondheidszorg beoogt. Ik ben er persoonlijk ook van overtuigd dat minister Vandenbroucke deze sociale correctie in de ziekteverzekering met de beste bedoelingen heeft willen inlassen.

Positieve intenties alleen zijn echter niet voldoende. Met de invoering van de maximumfactuur zet de minister in de eerste plaats de deur open voor de omvorming van de ziekteverzekering van een socialezekerheidsstelsel naar een bijstandsregeling. Dat zal wel niet de bedoeling geweest zijn, maar met dit wetsontwerp is het hek van de dam. De maximumfactuur gaat ook gepaard met een onbetaalbare en onuitvoerbare administratieve rompslomp, die het hele systeem van de gezondheidszorg stuurloos dreigt te maken. Dat is nefast voor de goede dienstverlening aan de bevolking. De kostprijs van het systeem zal bovendien niet langer evenredig zijn met het gewenste resultaat.

Ik geef enkele elementen.

De basisinformatie waarmee de ziekenfondsen moeten werken, is van een zeer twijfelachtige kwaliteit. De gegevens van het rijksregister, met name het bestand 140H dat de historiek van de gezinnen weergeeft, zijn zeer onvolledig, vooral omdat de gemeenten de gegevens voor het rijksregister zeer ongelijkmatig invoeren en aanpassen. Er zijn heel wat personen die in verschillende gezinnen leven. Nochtans moeten alle ziekenfondsen deze gegevens op dezelfde wijze interpreteren. Er wordt dan ook gevreesd dat de fiscus maar op 50% van de vragen van het RIZIV naar de inkomenssituatie van de gezinnen die voor de regeling van de maximumfactuur in aanmerking komen, op een geautomatiseerde wijze zal kunnen antwoorden. De niet-beantwoorde vragen zullen in de diverse ziekenfondsen nadien manueel moeten worden afgehandeld. Door de gebrekkige automatisering van de overheid zullen de ziekenfondsen zwaar moeten investeren in tijd, energie en personeel.

Bovendien is de definitie van het begrip `gezin' verschillend voor de regeling betreffende de maximumfactuur, het RIZIV, de fiscus en het rijksregister. Het ligt voor de hand dat dit de automatische uitwisseling van gegevens bemoeilijkt en dan druk ik mij nog zacht uit.

20% van de gezinnen die gebruik kunnen maken van de maximumfactuur, hebben gezinsleden die bij meer dan één ziekenfonds zijn aangesloten. Er zal dus een enorme informatiewisseling tussen de ziekenfondsen nodig zijn om de remgeldtellers bij te houden. Volgens een eerste berekening zou het gaan om 4.000.000 gegevensuitwisselingen per maand.

De minister blijft het antwoord schuldig op de vraag naar de kostprijs van de maximumfactuur voor de ziekenfondsen. Hij zegt alleen maar dat de ziekenfondsen geen extra geld hiervoor zullen krijgen. Hij steekt dus de kop in het zand. Ofwel zullen de ziekenfondsen hun personeelsbestand gevoelig moeten uitbreiden om deze administratieve verrichtingen uit te voeren, ofwel zullen zij deze taak proberen uit te voeren met het beschikbare personeel, maar dan dreigen andere essentiële elementen van het zorgsysteem ontregeld te geraken. De kostprijs van de administratieve verwerking zal in elk geval immens hoog zijn. Op langere termijn zal de overheid dit bedrag moeten ophoesten, want anders zullen de ziekenfondsen verplicht zijn de bijdragen van de leden te verhogen.

De bevolking zal de maximumfactuur hoe dan ook moeten betalen en dat is onaanvaardbaar. We hebben in de commissie voor de Sociale Aangelegenheden reeds opgemerkt dat er veel eenvoudiger manieren zijn om een rechtvaardige terugbetaling te garanderen. De organisatie van een zo'n complexe en omvangrijke gegevensuitwisseling is een verspilling van middelen. Die middelen kunnen beter worden aangewend voor de talrijke fundamentele behoeften in de gezondheidszorg.

Over de technische moeilijkheden die zullen rijzen bij het opstellen van de uitvoeringsbesluiten, zal ik het vandaag niet hebben.

We zijn ons ervan bewust dat de minister dit systeem heeft uitgewerkt om een sociale correctie in te voeren. Wij staan daar volledig achter. De administratieve verwerking is evenwel enorm complex en buitengewoon duur. Daarom hebben we fundamentele bezwaren tegen het ontwerp. We zullen ons dan ook bij de stemming onthouden.

De heer Jan Steverlynck (CD&V). - Ik heb de besprekingen in de commissie niet kunnen bijwonen omdat mijn aanwezigheid in een andere commissie vereist was.

Ik zou even willen ingaan op de toepassing van de maximumfactuur voor de leden van kloostergemeenschappen.

Het wetsontwerp beschouwt de leden van de kloostergemeenschappen niet als een feitelijk gezin, maar behandelt ze, net zoals personen die in een rusthuis verblijven, als alleenstaanden. In de uitvoeringsbesluiten van het wetsontwerp zullen dan ook uitzonderingen op de notie `feitelijk gezin' worden opgenomen.

De wet op de inkomensgarantie voor ouderen daarentegen behandelt personen die in een rusthuis verblijven, en de leden van kloostergemeenschappen niet op gelijke voet. Personen die in een rusthuis verblijven, worden volgens die wet niet als een gezin beschouwd, maar wel als alleenstaanden. Dat is een consequente redenering. De wet beschouwt religieuzen die in een kloostergemeenschap leven, echter als een feitelijk gezin. Ze kunnen nooit een verhoogde uitkering voor alleenstaanden ontvangen. De bestaansmiddelen van alle kloosterlingen worden samengeteld en vervolgens door het aantal kloosterlingen gedeeld om het recht op een uitkering vast te stellen. Dat betekent dat kloosterlingen vrijwel nooit recht hebben op de basisuitkering.

Dat is niet alleen een inconsequente houding, maar een echte discriminatie. Naargelang het de regering uitkomt, behandelt ze kloosterlingen als alleenstaanden of als een feitelijk gezin. Sociale rechtvaardigheid zou ook hier op zijn plaats zijn.

De minister heeft in de commissie toegegeven dat kloosterlingen inzake de maximumfactuur en de inkomensgarantie voor ouderen op een verschillende manier worden behandeld. Ik heb begin dit jaar een wetsvoorstel ingediend om dit probleem op te lossen en deze inconsequentie weg te werken. Ik stel voor kloosterlingen, wat de inkomensgarantie betreft, op dezelfde manier te behandelen als personen die in een rusthuis verblijven.

Graag had ik van de minister vernomen of hij ermee akkoord gaat deze discriminatie en deze inconsequente houding weg te werken, zodat ook de kloosterlingen in de toekomst op een sociaal rechtvaardige manier worden behandeld.

M. Paul Galand (ECOLO). - Je ne reprendrai pas ce qui a déjà été dit à la Chambre par les membres Ecolo-Agalev.

Je voudrais simplement à nouveau exprimer notre satisfaction au sujet de ce projet qui constitue une avancée importante à inscrire au tableau de bord du gouvernement arc-en-ciel et, surtout, une garantie d'accessibilité des soins à tous, notamment dans le cadre de la lutte contre la pauvreté et le surendettement.

Comme nous le savons, une partie des problèmes de surendettement sont, hélas, liés aux coûts des soins de santé.

Je voudrais formuler deux considérations complémentaires. D'abord, l'accessibilité doit s'accompagner de moyens en vue d'assurer une continuité cohérente en matière de soins ; celle-ci est liée à l'établissement d'une relation de confiance entre le patient et un médecin de référence, « son » médecin.

Les patients ont besoin de relations humaines personnalisées avec des prestataires de soins compétents. Pour ce faire, ceux-ci doivent disposer du temps nécessaire et être correctement rémunérés pour le temps passé à l'écoute du patient.

Ces prestataires-pivot devraient être, et sont le plus souvent, des généralistes. Je m'étonne donc particulièrement que certains mettent des freins, principalement à Bruxelles, à l'installation des SID (Services intégrés de soins à domicile) et à la place que les généralistes doivent y occuper. Par ailleurs, le président du VLD semble croire qu'en « splitsant » les soins de santé, on disposera d'une base plus performante.

Selon moi, le gouvernement arc-en-ciel a tout intérêt à aller de l'avant et à afficher sa solidarité et sa coresponsabilité avec les personnes frappées par la maladie, comme il le fait dans le présent projet de loi, et non à préparer des reculades.

Par ailleurs, les critiques formulées par l'opposition tiennent avant tout du procès d'intention. Certes, la mise en place de ce projet peut rencontrer des difficultés mais sa non-réalisation serait singulièrement regrettable et dommageable.

Par conséquent, je ne dissimulerai pas la satisfaction du groupe Ecolo-Agalev vis-à-vis de ce projet qui vise à renforcer un système de soins solidaire et cohérent.

-De algemene bespreking is gesloten.