2-1080/3 | 2-1080/3 |
7 MEI 2002
Evocatieprocedure
Het voorliggend wetsontwerp is in de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen op 14 maart 2002 en is op 15 maart 2002 overgezonden aan de Senaat.
De Senaat heeft het geėvoceerd op 25 maart 2002. De commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden heeft het behandeld tijdens haar vergadering van 7 mei 2002, in aanwezigheid van de vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid.
Het thema van de gelijke vertegenwoordiging is al uitgebreid besproken toen de Senaat het wetsontwerp heeft aangenomen betreffende de gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de lijsten voor de wetgevende verkiezingen (stuk Senaat, nr. 2-1023/1 tot 6) en de verkiezingen op gewestelijk niveau (stuk Senaat, nr. 2-1024/1 tot 5). Ook de afwisseling man-vrouw op de twee eerste plaatsen, na een overgangsperiode, waarbij er op de drie eerste plaatsen een vertegenwoordiger van elk geslacht hoort te staan, is toen ter sprake gekomen. Deze eerdere wetsontwerpen zijn aangenomen door de Kamer en de Senaat. Het ontwerp dat vandaag wordt besproken, strekt ertoe dezelfde principes toe te passen bij de verkiezing van het Europees Parlement.
Artikel 2
De dames Erika Thijs et de Mia De Schamphelaere dienen een amendement nr. 1 (stuk Senaat, nr. 2-1080/2) in dat ertoe strekt in het ontworpen artikel 21bis van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europees Parlement te bepalen dat de kandidaten op de lijst afwisselend van een verschillend geslacht moeten zijn. Daardoor wordt, enerzijds, een evenwichtige spreiding van mannen en vrouwen gewaarborgd en een vrouwelijke vertegenwoordiging op verkiesbare plaatsen, anderzijds.
Mevrouw Iris Van Riet verwijst naar de bespreking over het wetsontwerp betreffende de pariteit voor de federale verkiezingen waarbij werd gesteld dat men binnen de regering tot de overeenstemming is gekomen om de pariteit op de lijsten te verwezenlijken maar dat het aan de politieke partijen wordt overgelaten om het « ritssysteem » al dan niet toe te passen. De politieke partijen kunnen er dus zelf voor zorgen dat de vrouwen evenwichtig worden gespreid over de lijsten. Vermits de lijststem ook voor de helft geneutraliseerd is denkt ze niet dat dit een probleem zal zijn.
Mevrouw Anne-Marie Lizin vindt dat de gelijke vertegenwoordiging op lijsten een verbetering betekent ten opzichte van de huidige regeling, maar dat het ritssysteem natuurlijk nog beter is. Aangezien er momenteel binnen de regering geen overeenstemming bestaat inzake het ritsprincipe, lijkt het raadzaam om de pariteit als dusdanig al te aanvaarden. Men kan daarna altijd nog een wetsontwerp indienen om de pariteit met ritssysteem in te voeren voor alle verkiezingen.
De minister is het met dit standpunt eens en meent dat het beter is het nu bereikte akkoord in wet om te zetten.
Het amendement wordt verworpen met 6 stemmen tegen 3 stemmen.
Het wetsontwerp in zijn geheel wordt aangenomen met 7 stemmen bij 2 onthoudingen.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteurs, | De voorzitster, |
Iris VAN RIET, | Anne-Marie LIZIN. |
Christine CORNET D'ELZIUS. |
De door de commissie aangenomen tekst
is dezelfde als de tekst
van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers
overgebrachte wetsontwerp
(zie stuk Kamer nr. 50-1608/7)