(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Het koninklijk besluit van 22 december 2000 legt de regels vast waarbij ambtenaren van de fiscale administraties ter beschikking gesteld worden van de CDBGEFID. Een koninklijk besluit van dezelfde datum wijzigt het besluit van 17 juni 1994 betreffende eenzelfde terbeschikkingstelling van de procureurs des Konings en van de arbeidsauditeurs.
Graag had ik van de geachte minister antwoord gekregen op volgende vragen :
1. Lijkt het niet aangewezen dat deze politionele en justitiële diensten zelf deskundige fiscalisten in hun korpsen integreren, eerder dan steeds elders ambtenaren te moeten « lenen » ?
2. Kan hiertoe niet overwogen worden fiscale ambtenaren « over te hevelen » door de aanwerving mogelijk te maken, eventueel gedurende een overgangsperiode, van ambtenaren-juristen die in een bijzonder bekwaamheidsexamen zouden slagen ?
Antwoord : 1. Het dient opgemerkt te worden dat de parketten sedert 1986 (charter van de belastingplichtige) kunnen beschikken over korpseigen fiscale substituten, al is het zo dat de desbetreffende plaatsen in een aantal ressorten lang vacant blijven wegens gebrek aan interesse vanwege de fiscalisten.
Ook het CDGFID telt reeds mensen met een financiële/fiscale vorming of bijscholing in eigen rangen, hoewel terzake nog verbetering mogelijk is.
Dit neemt niet weg dat de hard bevochten detachering van de fiscale ambtenaren moet worden behouden, gelet onder meer op de in hun respectievelijke administraties opgedane waardevolle praktijkervaring van deze mensen.
Door zulke detachering blijft hun administratie van herkomst bovendien de mogelijkheid behouden om toe te zien dat deze personen niet oneigenlijk worden ingezet.
2. Dergelijke aanwerving/overheveling zal pas slagen als er kan worden voorzien in een bijzonder kader met voldoende doorgroeimogelijkheden en aangepaste verloning, zo niet zullen velen blijven optreden voor het carrièrematig meer interessante ministerie van Financiën, en moet dus in ieder geval in zijn geheel worden doordacht.
In dit verband kan worden opgemerkt dat in de voorbereidende fase van de wet van 23 maart 1999, betreffende de rechterlijke organisatie in fiscale aangelegenheden, sprake was van een mogelijke benoeming tot rechter in eerste aanleg van ambtenaren van het ministerie van Financiën, doctors of licentiaten in de rechten met ten minste 10 jaar praktijk en een graad van rang 11, en dat deze optie na negatief advies terzake van de Raad van State is komen weg te vallen.