2-201 | 2-201 |
De heer Frans Lozie (AGALEV), rapporteur. - Ik verwijs naar mijn schriftelijk verslag.
Mevrouw Erika Thijs (CD&V). - Met dit ontwerp komt de regering tegemoet aan de wijziging van artikel 184 van de Grondwet. Enerzijds is het een goede zaak dat eindelijk essentiële delen van het statuut van de leden van de geïntegreerde politiedienst in een wet worden vastgelegd. Op die manier wordt tenminste zekerheid en bescherming geboden aan de personeelsleden. Eens te meer wordt een ontwerp op de valreep ingediend bij het parlement.
Toen artikel 184 van de Grondwet in maart 2001 werd goedgekeurd, voorzag de grondwetgever in een heel ruime termijn om de essentiële elementen van het statuut bij wet te bekrachtigen. Helaas is de regering er nog maar eens in geslaagd de tekst de laatste week vóór de einddatum aan de Senaat voor te leggen, zodat elk zinvol wetgevend werk onmogelijk wordt.
Anderzijds vinden we het een rechtsstaat onwaardig dat de procedures bij de Raad van State rond het mammoetbesluit worden doorkruist.
CD&V is het eens met sommige wijzigingen van de wet op de geïntegreerde politie, maar ziet ook dat er nog altijd knelpunten bestaan. Zo is de meerkost voor vele gemeenten een bittere pil om te slikken.
Het is onaanvaardbaar dat met dit ontwerp opnieuw kosten worden doorgeschoven naar de plaatselijke besturen.
De regering kondigde eind november vorig jaar aan dat ze het mammoetbesluit zou wijzigen omwille van de belangrijke verhoging van de kosten van de politiehervorming. De regering beloofde op 21 november dat de federale staat het tekort zou aanvullen en de bijkomende toelaatbare kosten van de politiehervorming op lokaal vlak voor haar rekening zou nemen. Hoe zal de regering dat doen? Heel eenvoudig nemen we aan, door te snoeien in de kredieten van de federale politie en door opnieuw te onderhandelen over bepaalde elementen uit het mammoetbesluit. De regering heeft er echter niet bij gezegd dat ze zelf zou bepalen wat toelaatbare meerkosten zijn en wat niet.
De minister heeft vorige week nog in de bevoegde commissie bevestigd dat de regering zich ertoe verbindt een serieuze evaluatie te maken van de meerkosten die de politiehervorming met zich brengt. Met de bonden zal worden onderhandeld om ongeveer 800 miljoen te besparen. Over welke besparingen het gaat, is helemaal niet duidelijk. Tegelijk zou de evaluatie van de zones moeten leiden tot een vermindering van de meerkosten die de gemeenten in een financiële wurggreep houden.
De onderhandelingen met de bonden lopen evenwel vast en de diverse protocolovereenkomsten worden telkens afgewezen. De evaluatie van de zones en de meerkosten zijn hetzelfde lot beschoren. De minister gaat gewoon door. Hij kan ook moeilijk anders. Minister Vande Lanotte heeft de marge voor het onderhandelen vastgelegd, minister Duquesne voert uit en de gemeenten betalen het gelag. Op zeer subtiele wijze worden de kosten stapsgewijze doorgeschoven naar de lokale besturen. Bij de lokale besturen neemt de onzekerheid toe, vooral ook omdat van de regering geen enkel geruststellend signaal uitgaat over de meerkosten. De begrotingscontrole zou hiervoor nochtans het ideale moment geweest zijn. Maar ook nu weigert de regering vooruit te zien. Er werd geen bijkomend bedrag ingeschreven.
Niet alleen de financiële zekerheid weegt zwaar op de gemeenten. Ook door het capaciteitsverlies en het toenemend aantal taken van de lokale politie wordt de situatie gewoon onhoudbaar. De politie wordt voor alles en nog wat opgeroepen. De zonechefs slagen er niet meer in zich aan hun planning te houden.
De heer De Ruyver meent dat er helemaal geen sprake van capaciteitsverlies is. Dergelijke uitspraken kunnen alleen komen van mensen die absoluut geen voeling hebben met het lokale niveau. Als voorbeeld geeft de heer De Ruyver de opleidingen. De rekruteringen lopen echter volledig mank en ook in dit dossier worden geen vorderingen gemaakt.
Het systeem van de federale pot zorgt ervoor dat Limburgse zones door West-Vlaamse agenten worden bemand. Dat zijn goede krachten en ik vind het leuk dat ze naar Limburg komen, maar het is niet verwonderlijk dat wie elke ochtend van West-Vlaanderen naar Limburg moet pendelen snel een detachering naar West-Vlaanderen aanvraagt. Dat systeem moet zo snel mogelijk worden herzien. Er is wel degelijk een capaciteitsverlies, dat door deze Exoduswet nogmaals wordt versterkt.
De zones moeten via personeel of financiële middelen bijdragen tot de bemanning van de communicatie- en informatiecentra. Dit wetsontwerp kent hiervoor de bevoegdheid aan de koning toe. Die carte blanche voor de koning is totaal onaanvaardbaar. Daarenboven gaat het voorgestelde artikel 96bis volledig in tegen de geest van artikel 96 van de wet op de geïntegreerde politie. In de memorie van toelichting staat uitdrukkelijk dat de steun door de lokale politie aan federale diensten gebeurt door middel van een detachering en dat de wedde door de federale overheid aan de zones zal worden terugbetaald. Door deze wet worden deze kosten, bovenop de andere meerkosten, ten laste van de gemeente gelegd. De CD&V-fractie betreurt dat de regering niet de intellectuele eerlijkheid heeft dat te erkennen.
Ook op technisch vlak vertoont het wetsontwerp enkele gebreken. Een eerste betreft de medische bescherming van de leden van de politiedienst. De regering blijft ondanks het groeiende protest in de sector vasthouden aan de lijst van de aangenomen geneesheren. Het protest is overigens terecht: er is inderdaad geen enkele objectieve reden om dit systeem te behouden en te verhinderen dat elke erkende arts gratis verzorging toedient aan de leden van het operationeel kader. De CD&V-fractie dient terzake dan ook een amendement in. De inhoud ervan maakt trouwens het voorwerp uit van het protocol 57 waarover met de bonden is onderhandeld. Dit protocol omvatte ook een aantal andere besparende maatregelen zoals de nachtprestaties, de invoering van de carenzdag, de telefoonvergoedingen enzovoort. Het protocol 57 werd door de bonden verworpen. Nochtans wordt in de memorie van toelichting allusie gemaakt op het overleg met de bonden en wordt er gesteld dat een akkoord in de maak zou zijn. De regering moet eindelijk eens eerlijk communiceren met het Parlement, de politiediensten en de lokale besturen en ze moet ophouden met toverformules in de wetsontwerpen op te nemen. Gelet op de felle reacties van het politiepersoneel lijkt een akkoord me verre van bereikt. Eens te meer stellen we vast dat de perceptie van de werkelijkheid bij de paars-groene meerderheid en de reële situatie op het terrein verre van gelijklopend zijn. De minister moet dan ook een nieuwe titel krijgen.
Ik zou willen dat hij de geschiedenis ingaat als de David Copperfield van de politiehervorming. De lokale besturen en de politiebesturen zullen het daarmee zeker eens zijn.
Tot slot wil ik erop wijzen dat er een absolute gelijkheid moet bestaan tussen de leden van de vroegere korpsen. Voor eenzelfde opleiding moet eenzelfde statuut gelden. Derhalve dienen wij amendementen in ter invoeging van nieuwe artikelen 131bis tot en met nonies.
Binnen de gerechtelijke zuil bestaat als gevolg van het mammoetbesluit een zekere discrepantie tussen de gewezen BOB'ers en GPP'ers. In de commissie engageerde de minister zich ertoe om elke discriminatie via het mammoetbesluit weg te werken. Onze fractie rekent daarop en zal waakzaam blijven.
Ik besluit met de wens dat de oprichtingsfase van de politie, die inmiddels drie jaar duurt, eindelijk kan worden afgesloten. De operationaliteit van de politiediensten is verminderd omdat de administratieve druk sterk is toegenomen. Dat is een onaanvaardbare paradox.
De hervorming had tot doel de politiediensten te optimaliseren. In de beginfase wordt ongelooflijk veel tijd en energie verspild met vorming en het ontcijferen van ontelbare omzendbrieven, wat mevrouw Lizin, burgemeester van Hoei, ongetwijfeld zal bevestigen.
De CD&V-fractie betreurt dat en wacht met `geduldig ongeduld' het einde van de beginfase af. De geloofwaardigheid van de overheid inzake veiligheid staat immers op het spel. Ik hoop dat de minister als een echte David Copperfield de hervorming waarmaakt en ervoor zorgt dat de politiediensten binnen zes maanden optimaal werken.
Mme Anne-Marie Lizin (PS). - La réforme des polices continue son parcours. C'est un plaisir d'en parler en présence du ministre des Affaires étrangères. En effet, c'est lui qui a initié ce parcours lors des premières négociations Octopus. Certes, la réforme a quelque peu évolué. Quelques pattes supplémentaires se sont pratiquement ajoutées à l'Octopus. Le présent projet constitue un de ces suppléments.
Notre groupe adoptera sans l'amender ce projet Exodus auquel nous sommes donc favorables. Je saisis néanmoins l'occasion de cette discussion pour donner certains éléments d'appréciation. Nous espérons que le ministre de l'Intérieur aura le temps de mener, ville par ville, commune par commune, une négociation portant non seulement sur les surcoûts admissibles mais aussi sur les suppléments aux surcoûts admissibles, de façon à ce que l'on tienne compte d'un véritable objectif de sécurité dans le pays.
Le premier risque majeur d'Exodus est la création d'une armée mexicaine de commissaires divisionnaires. En effet, on a accepté certaines demandes visant à faire passer, presque d'office, des chefs de petits corps et de corps de taille intermédiaire au grade de commissaire divisionnaire. Il n'a pourtant pas été possible de faire la même chose pour des personnes issues de l'ancienne police judiciaire qui, elles, possédaient les diplômes requis. Le risque est donc important. Il n'est pas nécessairement un facteur d'augmentation de l'efficacité du système. Je voudrais attirer l'attention de tous ceux qui s'intéressent à cette réforme des polices sur cette évolution peut-être un peu rapide de la préparation de ce projet Exodus.
Je souligne que le ministre a tenu compte de nos demandes concernant les femmes. Le nombre de femmes dans la police n'est pas encore suffisamment important. Le ministre devra procéder à des recrutements de femmes. Celles-ci doivent faire l'objet de discriminations positives.
Le deuxième risque est celui du « bureaucratisme ». Le nombre de documents que la police locale envoie actuellement aux bourgmestres est énorme. En fait, le mauvais côté de l'héritage de l'ex-gendarmerie est à son paroxysme. Auparavant, en cas de grève à la prison, la police locale m'envoyait une note de trois lignes m'indiquant les faits, la date et le nombre d'hommes et de véhicules nécessaires. Aujourd'hui, pour connaître ces informations, je dois éplucher dix pages de documents relativement illisibles. Il faut absolument élaborer un système permettant d'éviter cette bureaucratie inutile.
Je ne porte pas un avis négatif sur la mise en oeuvre de la réforme des polices, si ce n'est sur le volet financier. Cependant, durant ces deux dernières années, des demandes émanant de la BSR ont été rencontrées à juste titre par une technique de commissionnement. Aujourd'hui, elles sont à l'origine d'une injustice. Si on l'ajoute à ce qui vient d'être autorisé pour les commissaires divisionnaires, le droit de certains éléments de l'ex-police judiciaire à voir leurs qualités valorisées n'a pas été rencontré. En commission, le ministre a marqué son assentiment pour rencontrer les demandes qui lui avaient été faites en la matière par ses interlocuteurs. Je voulais simplement acter cet accord du ministre et faire en sorte qu'il veille à ce que l'accord soit appliqué rapidement.
-La discussion générale est close.