2-200

2-200

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 25 APRIL 2002 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Jacques D'Hooghe aan de minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen over «de benoeming tot managementfuncties en staffuncties» (nr. 2-770)

De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Op 7 september 2001 heeft de Raad van State door het arrest nr. 98.735 het koninklijk besluit van 2 mei 2001 geschorst. Daaropvolgend heeft de regering het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 goedgekeurd dat het geschorste besluit vervangt.

Vervolgens heeft de regering uitvoeringsbesluiten genomen ter oprichting van een aantal federale overheidsdiensten waaronder de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg door een koninklijk besluit van 3 februari 2002; de federale overheidsdienst Financiën door een koninklijk besluit van 17 februari 2002; de federale overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel, en Ontwikkelingssamenwerking door een koninklijk besluit van 8 maart 2002; de federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie door een besluit van 25 februari 2002.

Bovendien stel ik vast dat de regering in het Belgisch Staatsblad van 25 januari 2002 een oproep van de kandidaten heeft gepubliceerd voor de functie van voorzitter van het directiecomité van de federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de federale overheidsdienst Financiën, de federale overheidsdienst Buitenlandse zaken, Buitenlandse Handel, en Ontwikkelingssamenwerking. De oproep van de kandidaten verscheen dus in het Belgisch Staatsblad nog vóór het oprichtingsbesluit was genomen.

Tenslotte stel ik vast dat het besluit tot oprichting van de federale overheidsdienst Justitie niet steunt op het nieuwe koninklijk besluit van 29 oktober 2001, maar verwijst naar het geschorste koninklijk besluit. Dit geldt overigens ook voor de FOD Budget.

Hoe verklaart de minister dat de oproep van de kandidaten werd gepubliceerd nog vóór voor de betrokken dienst een rechtsgeldige basis bestond?

Waarom werd voor de FOD's Justitie en Budget geen nieuw oprichtingsbesluit goedgekeurd? Hoe verklaart de minister dat de procedure werd opgestart op basis van een geschorst koninklijk besluit?

Wat zijn de gevolgen van dit alles en hoe zal de minister de rechtszekerheid waarborgen?

De heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen. - De oproep van de kandidaten voor de functie van voorzitter van het directiecomité van de vier federale overheidsdiensten die door de heer D'Hooghe werden opgesomd, werd vóór de publicatie van het oprichtingsbesluit gepubliceerd teneinde de vacature tijdig aan te kondigen.

De inschrijvingstermijn voor de betrokken functies werd verlengd om de reglementair voorziene inschrijvingstermijn voor werving in de rijksbesturen te respecteren.

Tussen de datum van publicatie van het oprichtingsbesluit - dat de betrekking van voorzitter van het directiecomité creëert en derhalve de reglementaire basis van de vergelijkende selectie is - en de einddatum van de inschrijving is steeds de minimale inschrijvingstermijn van 14 kalenderdagen verlopen, zoals is voorgeschreven door artikel 16bis, derde lid van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.

De vergelijkende selectie voor de functie van voorzitter van het directiecomité voor de FOD's Justitie en Volksgezondheid werd niet opgestart op basis van het sinds 31 oktober 2001 ingetrokken koninklijk besluit van 2 mei 2001 betreffende de aanwijzing en de uitoefening van de management- en de staffuncties in de federale overheidsdiensten. De vergelijkende selectie is wel degelijk gebeurd overeenkomstig het nieuw koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanwijzing en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten.

Enkel de aanhef van de koninklijke besluiten houdende oprichting van de federale overheidsdiensten Justitie en Budget en Beheerscontrole verwijst nog naar het ingetrokken koninklijk besluit van 2 mei 2001 en meer bepaald naar artikel 2. Dit koninklijk besluit is echter niet de rechtsgrond van de oprichtingsbesluiten. Ze werden, net als alle andere oprichtingsbesluiten, genomen in uitvoering van artikel 37 van de Grondwet dat de Koning als hoofd van de uitvoerende macht de bevoegdheid geeft zijn administratie te organiseren. Ze vinden dus hun rechtstreekse grondslag in artikel 37 van de Grondwet. Ik citeer André Mast: "De Koning mag administratieve diensten die ressorteren onder de uitvoerende macht oprichten, behouden of afschaffen. Hij heeft krachtens artikel 37 van de Grondwet de bevoegdheid om het aantal, de bevoegdheidskring en de benaming van de overheidsdiensten vast te stellen".

Bovendien verleent de Grondwet, onverminderd artikel 37, via artikel 107, tweede lid, de Koning de bevoegdheid het aantal betrekkingen in zijn administratie, in casu de federale overheidsdiensten, vast te stellen. In uitvoering van dat artikel 107, tweede lid, stelt de Koning sinds jaar en dag de personeelsformaties vast. Artikel 2, paragraaf 2, van bovenvermeld koninklijk besluit van 2 mei 2001 is derhalve een overbodig artikel en slechts een herhaling van de bevoegdheid die de Koning reeds heeft ingevolge de Grondwet.

Er zijn geen gevolgen gekoppeld aan het feit dat de aanhef van de oprichtingsbesluiten nog een verwijzing bevat naar het ingetrokken koninklijk besluit van 2 mei 2001. De vermeldingen van het ingetrokken koninklijk besluit van 2 mei 2001 moeten worden beschouwd als een vorm van `regelgeving bij verwijzing'. In plaats van in de oprichtingsbesluiten opnieuw het begrip `managementfunctie' te omschrijven, werd verwezen naar de invulling van dit begrip in het ingetrokken koninklijk besluit van 2 mei 2001.

Om te anticiperen op de vraag of de intrekking ab initio is en het begrip `managementfunctie' dus niet steeds een inhoud heeft gehad, wijs ik op het feit dat tot zelfs 31 december 2001 het begrip gedefinieerd was in artikel 22 van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.

Zelfs indien dit niet het geval was, hanteren de rechtsleer - ik verwijs in dit verband naar `Beginselen van wetgevingstechniek en behoorlijke regelgeving' van H. Coremans en M. Van Damme, Brugge, Die Keure, 2001, 124. - en de Raad van State een dynamische benadering van regelgeving bij verwijzing: de verwijzing naar het koninklijk besluit van 2 mei 2001 moet worden gelezen als een verwijzing naar het koninklijk besluit van 29 oktober 2001. De Raad van State heeft zelf in zijn advies bij het ontwerp van koninklijk besluit van 29 oktober 2001 aangegeven dat het de bedoeling was dat het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 in de plaats komt van het ingetrokken koninklijk besluit van 2 mei 2001.

De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Ik had een dergelijk antwoord verwacht, maar we moeten ernstig blijven. De minister stelt dat de verwijzing naar het oude koninklijk besluit bij de publicatie geen gevolgen heeft. We zullen zien hoe de Raad van State oordeelt over eventuele klachten vanwege kandidaten die niet in aanmerking werden genomen.

Er zou ook nog een schorsingsprocedure lopen tegen het koninklijk besluit van 29 oktober 2001. Ondertussen gaat de Ministerraad rustig voort met de benoemingen: vorige week werden nog vijf personen benoemd. Ik twijfel er niet aan dat er bij de benoemden valabele krachten zijn, zoals onze oud-collega Luc Coene. Ik vrees echter voor de gevolgen van die benoemingen.

Allicht zal de minister te goeder trouw zijn geweest bij het opzetten van het systeem, maar ik heb toch vragen bij het opzetten van zo'n dure procedure om uiteindelijk acht kabinetschefs te benoemen. Waarom moest eerst de bevolking worden geraadpleegd over de nieuwe structuur van het openbaar ambt, als het toch zo moet eindigen?

Vanochtend las ik nog een commentaar bij de benoemingen bij de NMBS en ABX waar Geertje Smet, de kabinetschef van minister Daems, een plaats in de raad van bestuur krijgt. Enkele weken geleden keurden we hier de reorganisatie van de Nationale Loterij goed. Nu zien we dat ook daar een ex-kabinetschef aan het hoofd komt. Het is prachtig dat een minister zulke bekwame medewerkers heeft. Alleen begrijp ik niet dat minister Daems daarmee geen mooier palmares kan voorleggen. Ik verwijs naar het faillissement van Sabena, de hele UMTS-operatie enzovoort.

Ik vraag me dan ook af of de procedure werkelijk bedoeld was om te objectiveren. Van de aanwezige minister neem ik aan dat het zijn bedoeling was, maar het resultaat is benoemingen van bijna uitsluitend kabinetschefs in de verschillende topfuncties. Daar heb ik bedenkingen bij.

De heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen. - Sta me toe twee elementen uit de repliek van de heer D'Hooghe te lichten.

Ten eerste, er werd een geding aangespannen tegen het koninklijk besluit van 29 oktober, maar dit belet niet dat de overheid verder haar werk doet. Een schorsing is immers ad futurum. Met andere woorden, wie rechtsgeldig benoemd werd, blijft dat ook.

Uiteraard moet de uitspraak van de Raad van State worden afgewacht. Hierop wens ik niet vooruit te lopen.

Ten tweede, ik ga niet dieper in op de bevraging. Daarvan heb ik trouwens altijd enige intellectuele afstand genomen.

De benoemingen zijn evenwel een andere kwestie. Ik heb ervaring in dit halfrond en in de opeenvolgende regeringen en wat ik zeg, is helemaal niet bedoeld om deze regering als beter te bestempelen dan de vorige. De geschiedenis zal hierover oordelen. Ik heb evenwel nooit een procedure gekend met een evenveel ernst als de hier behandelde. Vraag wie aan het twee dagen durend assessment over de generieke managementkwaliteiten heeft deelgenomen maar eens of de testen valabel waren.

In het verleden besprak de directieraad deze aangelegenheid en stelde een rangschikking op, maar vergeten we niet dat het zien functioneren van iemand eigenlijk een dagelijks assessment is, wat betekent dat deze werkwijze daarom niet tot slechte beslissingen leidde. Inmiddels werd ze wel geprofessionaliseerd en geobjectiveerd door een gespecialiseerd bureau voor het assessment te laten instaan en een jury te laten oordelen over jobspecifieke kwaliteiten, die daarenboven vooraf worden vastgelegd.

Gisteren ontmoette ik een kandidaat directeur-generaal in ICT met een carrière in de particuliere sector. Hij deelde me mee dat hij nog nooit een dergelijke ernstige selectieprocedure had ondergaan. Indien gewenst, kan ik hem vragen of ik zijn naam bekend mag maken.

Dat de heer Damar in de eindclassificering de enige kandidaat van categorie A was, zegt alleen iets over de andere kandidaten en over de heer Damar. De heer Jadot werd door de jury als eerste gerangschikt. Het is toch niet omdat hij Jadot heet dat hij niet verstandig kan zijn. Beide kandidaten waren kabinetschef tot begin de jaren negentig. Ze werden allebei, net zoals mevrouw De Knop voor Binnenlandse Zaken, als enige of in het geval Jadot als topkandidaat in categorie A gerangschikt. Men kan daar heel wat beschouwingen bij maken, maar de procedure is in elk geval zeer objectief.

Zolang men mij niet zegt dat het assessmentbureau niet professioneel is of zich laat beïnvloeden, of dat de jury niet objectief is, aanvaard ik niet dat men omwille van het resultaat beweert of zelfs maar insinueert dat de procedure niet ernstig is.

De procedure is serieus en degenen met een voorgeschiedenis als kabinetschef die als eerste gerangschikt werden, hebben de procedure gewonnen.

Dat is toch niet verbazingwekkend. In het begin heeft de CD&V-fractie mij hier bijna uitgescholden omdat ik de particuliere sector zou binnenhalen. Ik heb toen gezegd dat het Engelse voorbeeld aantoont dat slechts 20 procent van de kandidaten uit de particuliere sector komt. We zijn daar zelfs nog niet aan toe.

Heel wat kandidaten komen uit andere overheidssectoren dan de federale. Dat is niet zo verwonderlijk, net zoals in de particuliere sector houdt men immers ook rekening met de voorgeschiedenis.

De meeste ministers kiezen hun kabinetschef vrij zorgvuldig uit. Ze kiezen mensen met intellectuele bagage en werkkracht. Als ze als kabinetschef hebben gewerkt, hebben ze natuurlijk heel wat ervaring opgedaan en hun kennis kunnen uitbouwen. Met die ervaring gaan ze naar het assessment en doen ze jobspecifieke testen. Als ze geregeld goed scoren, dan is dit een bewijs dat de ministers hun kabinetschefs zorgvuldig uitkiezen en niet opteren voor degenen die de meeste affiches hebben geplakt. Het is niet omdat iemand gewezen kabinetschef is dat hij ook niet de beste kan zijn in de selectie.

Uiteindelijk wordt een sfeer gecreëerd alsof het om een getrukeerde procedure gaat. Voor mij mag er een gemengde parlementaire commissie worden samengesteld om een onderzoek te doen.

Men mag deze procedure niet verwarren met de NMBS-ABX-procedure. Copernicus heeft betrekking op de federale administratie. Voor de aanstelling van de NMBS en ABX-managers is er trouwens geen assessmentsysteem. Die werkwijze is helemaal anders.

Het faillissement van Sabena doet hier niets ter zake. De cruciale beslissing van Sabena werd genomen na een jarenlange lijdensweg. Toen ik meer dan twintig jaar geleden in de Kamer kwam was Sabena al een noodlijdende onderneming. Een cruciaal moment was toen Swissair hoofdaandeelhouder werd en instond voor het management. In de lijn van de Swissair-groep werd blijkbaar een gevaarlijke en desastreuze politiek gevoerd. De acquisities werden opgevoerd en men heeft zich blind gestaard op het aantal vervoerde reizigers.

Ik vind het niet mijn taak om mijn collega's hier te verdedigen, maar ik neem het niet dat het einde van een lang verhaal in de schoenen wordt geschoven van een collega en dat hem wordt verweten de boel om zeep te hebben geholpen. We zijn als staat in het verleden niet altijd even keurig en correct geweest in ons optreden. De enorme schulden die de NMBS vandaag meedraagt zijn niet gisteren ontstaan. Ik wil de geschiedenis daarvan best wel eens maken. Ik denk dat we met zijn allen in de Senaat dan iets minder een grote mond zullen opzetten. Ik raad iedereen aan om voorzichtig te zijn met zijn commentaren.

Hetzelfde geldt grosso modo voor de recente benoemingen. De procedure is nauwgezet gevolgd en wie wint, wint. De voorgeschiedenis van de kandidaten speelt daarbij geen rol. Twee ministers konden uit een lijst met meerdere kandidaten kiezen. Collega Aelvoet had vier kandidaten in rang A, van wie twee ex æquo aan Nederlandstalige kant, twee gerangschikt als eerste en tweede langs Franstalige kant. Ze heeft uit de twee ex æquo en de eerste bij de Franstaligen gekozen. Collega Vandenbroucke had twee kandidaten van rang A, een Nederlandstalige en een Franstalige, van wie hij de eerste heeft gekozen. Die was inderdaad op dat ogenblik zijn kabinetschef, maar hij is wel ex æquo als de beste uit de selectie gekomen. Zowel het assessment als de jury zijn het eens over de resultaten omtrent de twee kandidaten.

De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Ik heb het dossier Sabena van vrij dicht gevolgd. Het is waar dat er in 1995 een basisbeslissing is genomen, maar pas in april 2000 is de beslissing genomen om de participatie van Swissair op te trekken tot 85 procent. Tussen april 2000 en de datum van het faillissement, namelijk 7 november 2001, is er volgens onze berekeningen 35 miljard weggevloeid naar Zwitserland via alle soorten contracten zoals AMP, ground handling of catering en dergelijke meer, die aan dochterondernemingen werden uitbesteed. Met een dergelijk bedrag kan je normaal een heel eind verder geraken. Ik wil niet tegenspreken dat Sabena een langere voorgeschiedenis heeft, maar er zijn in de recentere periode kapitale fouten gemaakt, waar we de minister ook toen al op hebben gewezen.

Over de benoemingen zelf blijf ik toch bij de vraag hoe het komt dat heel valabele mensen het niet gehaald hebben. De minister zegt dat de procedure correct is gevolgd, maar het is toch eigenaardig dat er aan het einde van het verhaal alleen mensen uitkomen uit de onmiddellijke omgeving. Ik las in Knack dat er 40 en 25 miljoen euro aan studies en aan de organisatie van de selectie zijn besteed. Dat is erg veel geld om uiteindelijk mensen te vinden die door de ministers al lang gekend zijn.

De heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen. - In dat bedrag zitten bijvoorbeeld ook de BPR's voor de reorganisatie van Financiën en van een hele reeks andere departementen. De reorganisatie van een bedrijf met 60.000 werknemers omvat trouwens wel iets meer dan benoemingen. De hele factuur is met alle mogelijke onderdelen en details aan het parlement meegedeeld. Het debat moet nu ook niet worden gereduceerd tot dit van de benoemingen. We kunnen van mening verschillen en de heer D'Hooghe mag vinden dat ik van alles fout doe, maar laten we ten minste de feiten correct weergeven.

De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - U heeft gezegd dat u zelf een kandidaat heeft gezien die getuigt dat het om een zeer ernstig assessment ging. Knack had het over mevrouw Nuyens. Die discussie kent u ook.

De heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen. - Heeft mevrouw Nuyens ooit gezegd dat de gevolgde procedure niet deugde? Zeker niet. Ze is als eerste, samen met een andere kandidaat, uit het examen gekomen. Ze heeft twee keer deelgenomen, wat op zich al meer dan eigenaardig is.

Mevrouw Nuyens heeft telkens twee keer deelgenomen aan de selectieprocedure, wat op zichzelf betwistbaar is. Zij was vooraan gerangschikt, net zoals een andere kandidaat. Uiteindelijk beslisten de assessoren en de jury in beide gevallen tot een gelijke rangschikking van mevrouw Nuyens en een andere kandidaat. Dan kan de minister vrij kiezen tussen beide kandidaten. Ik heb de heer Monard gekozen boven mevrouw Nuyens. Ik heb al verschillende keren aan mevrouw Nuyens gevraagd mij de toestemming te geven om uit te leggen waarom ik haar niet heb gekozen. Dat durft mevrouw Nuyens niet. Ik hou mij aan de discretieplicht. Ik nodig haar nogmaals uit mij de toestemming te geven de redenen van mijn keuze mee te delen. Mevrouw Nuyens heeft nooit beweerd dat de selectie niet ernstig is verlopen.

De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - We zullen de discussie sluiten, want we kunnen eindeloos argumenteren. De beoordeling van mensen is uiteindelijk steeds subjectief.

De heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen. - De eindkeuze ligt bij de minister en daarbij kunnen uiteraard subjectieve elementen in meespelen. De minister kiest echter tussen de kandidaten die geselecteerd zijn.

-Het incident is gesloten.