2-778/13 | 2-778/13 |
20 MAART 2002
Evocatieprocedure
Dit wetsontwerp werd op 15 maart 2002 door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden in het kader van de in artikel 79, eerste lid, van de Grondwet bepaalde procedure.
De commissie voor de Justitie heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 20 maart 2002.
De minister stipt aan dat de door de Kamer van volksvertegenwoordigers aangebrachte wijzigingen vooral van technische aard zijn en een aantal juridische ongerijmdheden hebben opgelost. De tekst aangenomen door de Senaat, werd fundamenteel niet gewijzigd.
De meeste aanpassingen brengen de Nederlandstalige tekst in overeenstemming met de Franstalige tekst of omgekeerd.
Een amendement had betrekking op de aangetekende zendingen. In de Kamer werd beslist om deze aangetekende zendingen enkel te doen ten aanzien van de dader, daar waar dit oorspronkelijk aan meerdere partijen diende te gebeuren. Dit is praktisch echter niet haalbaar voor de justitiehuizen, aangezien dit enorm veel kosten en extra werk met zich mee zou brengen. Het openbaar ministerie en de probatiecommissie zullen dan ook per gewoon schrijven op de hoogte worden gebracht.
Voor het overige werden er geen andere wijzigingen aangebracht aan de tekst zoals overgezonden door de Senaat.
Mevrouw Nyssens merkt op dat de regering in de Kamer een amendement had ingediend met betrekking tot de duur van de werkstraf. Hierbij heeft men zich blijkbaar gebaseerd op een amendement dat door spreekster in de Senaat was ingediend. Helaas werd dit amendement terug ingetrokken. Wat waren de redenen hiervoor, hoewel vele leden van de commissie in de Kamer dit amendement ondersteunden ?
Een tweede opmerking heeft betrekking op de interpretatie van de tekst. Verschillende mensen op het terrein hebben de aandacht hierop gevestigd. Men zou immers uit artikel 37ter, § 3, kunnen afleiden dat het slachtoffer inspraak heeft in de beslissing over het toekennen van een werkstraf. De tekst stelt « ... de rechter kan hierbij eveneens rekening houden met de belangen van de eventuele slachtoffers ... ». Volgens vele veldwerkers had deze bepaling beter opgenomen kunnen worden in § 4, dat betrekking heeft op de nadere regels, de duur en de concrete inhoud van de werkstraf.
De vraag is dan ook of het de bedoeling is slachtoffers te horen over de toekenning zelf van de werkstraf. Indien dit niet het geval is, dient duidelijk te worden bepaald wat dan wel de draagwijdte is van deze bepaling.
B. Antwoord van de minister
Het amendement van de regering om de maximumduur van de werkstraf op 240 uur te brengen, werd ingetrokken na een zeer verwarrende discussie in de Kamercommissie. Het ontwerp zoals dit nu voorligt, legt een maximumstraf op van 300 uur. Bij wettelijke herhaling kan dit oplopen tot maximum 600 uur. Iedereen weet dat dit bijna niet haalbaar is en dat 240 uur het maximum realiseerbare is. Niettemin was er consensus in de commissie van de Kamer om de maximumgrens van 300 uur te behouden. De regering heeft daarop haar amendement ingetrokken.
Betreffende de vraag omtrent de interpretatie van artikel 37ter, is het geenszins de bedoeling dat het slachtoffer gehoord wordt of inspraak krijgt met betrekking tot de werkstraf. Er zal enkel rekening worden gehouden met de belangen van de slachtoffers. Zo zal het bijvoorbeeld niet kunnen dat een dader tewerkgesteld wordt in de buurt van de woonst van het slachtoffer. Er wordt dus in een zo groot mogelijke mate rekening gehouden met de verzuchtingen van de slachtoffers, zolang dit geen betrekking heeft op de concrete strafmaat.
Mevrouw de T' Serclaes vestigt de aandacht op het feit dat amendement nr. 54 dat in de Kamer werd aangenomen, niet is weergegeven in de uiteindelijke aangenomen tekst. Het betreft het punt d) van het amendement, dat bepaalt dat de woorden « te doen uitvoeren » in artikel 37quinquies, § 4, lid 4, dienen te worden vervangen door de woorden « uit te voeren ». Hierbij dient te worden opgemerkt dat deze aanpassing weinig verandert aan de concrete betekenis van de tekst.
Mevrouw Nyssens voegt hier aan toe dat zij de oorspronkelijke tekst eerder genegen is, aangezien deze beter de realiteit weergeeft.
De commissie beslist de tekst aan te passen bij wijze van verbetering.
De commissie stemt bij eenparigheid van de 9 aanwezige leden in met de tekst zoals hij door de Kamer van volksvertegenwoordigers werd teruggezonden.
Een tekstverbetering wordt aangebracht (zie III).
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteur, Martine TAELMAN. |
De voorzitter, Josy DUBIÉ. |