2-188

2-188

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 7 MARS 2002 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de Mme Mia De Schamphelaere au ministre de la Fonction publique et de la Modernisation de l'administration sur «les critères de sélection des candidats aux fonctions supérieures dans l'Administration» (nº 2-907)

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Het is de ambitie van de regering om het openbaar ambt dynamischer te maken. Eén van de hefbomen hierbij is een open selectie voor topfuncties waarbij de kandidaatstelling van ondernemers en managers uit de privé-sector wordt bevorderd.

Bij de bespreking van het wetsontwerp houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken formuleerden de senatoren kritische bemerkingen over de kennis die de topmanagers uit de privé-sector hebben van het administratief en grondwettelijk recht in het algemeen en van de vijf algemene beginselen die aan de basis liggen van de openbare dienst.

De openbare dienst dient immers in het belang van de samenleving aan een aantal specifieke vereisten te voldoen zoals de benuttinggelijkheid, de openbaarheid van bestuur, de continuïteit van de dienst enzovoort. Dit veronderstelt dat de kandidaat-topmanagers een grondige kennis hebben van de openbare dienst.

Op deze bemerkingen antwoordde de minister dat niet alle topmanagers uit de privé-sector zullen komen en dat ook in de openbare dienst niet alle topambtenaren kenners zijn van het administratief recht.

De meest recente feiten tonen aan dat het gebrek aan kennis van de openbare sector tot de mislukking kan leiden van de opdracht van pas benoemde topmanagers uit de privé-sector. De heren Beernaert en Rombouts zijn hiervan markante voorbeelden.

Gelet op deze gang van zaken vernam ik graag van de minister in hoeverre hij zijn visie op de noodzaak van een specifieke kennis van de openbare sector heeft veranderd.

In hoeverre wordt deze kennis tijdens de algemene selectie en het assessment getoetst? Gaat de minister richtlijnen geven om dit aspect te versterken bij de bevraging van de kandidaten?

Hoe wordt nu het profiel van de kandidaten bepaald? Wordt hierbij rekening gehouden met de specificiteit van de openbare dienst?

De heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen. - Deze vraag doet mij denken aan een oud wiskundig probleem, aan de kwadratuur van de cirkel. Enkele dagen geleden werd mij in de Kamer door parlementsleden van dezelfde partij als die van mevrouw De Schamphelaere verweten dat de mensen uit de privé-sector geen kans maken bij die selecties en dat het een schandaal is dat het steeds de mensen uit de openbare sector zijn die het halen. Dat waren blijkbaar de supporters van mevrouw Nuyens die tot dezelfde politieke strekking behoort. Vandaag wordt naar voren gebracht dat de mensen uit de privé-sector eerst een aantal dingen moeten bewijzen vóór ze mogen komen. Mijn antwoord hierop is dus: van tweeën één.

Als men het heeft over de selectie van managers is de tegenstelling niet alleen de openbare sector versus de privé-sector, maar ook een grote entiteit versus een kleine entiteit. Als ik iemand zoek om het departement Financiën te leiden, dan zoek ik iemand om vijf fundamenteel verschillende processen en 30.000 personeelsleden te leiden. Die moet andere kwaliteiten hebben, noodgedwongen als het ware een management kunnen beoefenen vanop de Olympos, dan iemand die Personeel en Organisatieontwikkeling en enkele honderd man moet leiden. Het is dus veel ingewikkelder dan de tegenstelling tussen de privé- en de openbare sector. Overigens zal een manager die verhuist van het ene bedrijf naar het andere telkens een nieuwe cultuur moeten leren kennen en appreciëren. Indien hem dat niet lukt, dan vertrekt hij, wat ook geregeld in de privé-sector gebeurd.

Mevrouw De Schamphelaere gaat zeer ver door te stellen dat de heren Rombouts en Beernaert in hun opdracht mislukt zijn omdat ze uit de privé-sector kwamen. Ik kan een perfecte analyse geven waarom de beide mislukt zijn en welke fouten ze hebben begaan. Alleen is er hier een deontologisch probleem.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Heeft de regering een deontologie?

De heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen. - Soms heb ik een deontologie. Ik kan alleen maar voor mezelf spreken.

Waarom de heren Beernaert en Rombouts zijn mislukt is veel ingewikkelder dan omwille van de tegenstelling openbare dienst-privé-sector. Het eventuele gebrek aan kennis van het administratief en grondwettelijk recht is evenmin de oorzaak van hun falen.

Ik heb mevrouw Nuyens gevraagd me toe te staan schriftelijk uit te leggen waarom ze niet werd geselecteerd. Ze is daarop niet ingegaan. Ik heb een parlementaire vraag gekregen over een Franstalige kandidaat die niet geselecteerd is. Ik heb schriftelijk gevraagd of ik in de assemblee mocht uitleggen waarom betrokkene niet werd geselecteerd. Het antwoord was ontkennend. De persoon in kwestie gaat wel naar de Raad van State. Ik begrijp wel dat de privacy wordt ingeroepen. Ik wil ook niet bij toekomstige kandidaten de indruk wekken dat ik de conclusies van de selectie publiek bekend zal maken. In de privé-sector gebeurt dat nooit. De topmanagers komen en gaan er overigens ook. Alleen staat dat niet in de kranten. Ik weet ook niet waarom.

Ik heb mijn visie niet veranderd. Integendeel, mijn visie is onverminderd dezelfde gebleven. Meer zelfs, ik ben zeer tevreden dat we nu met mandaten werken. Nu kunnen we tenminste iemand wegsturen wanneer hij niet voldoet. In het verleden moesten we hem laten zitten tot zijn overlijden of zijn pensioen. Dat kwam niet in de krant. Nu kunnen we iemand anders aanwerven.

We moeten natuurlijk veel zorg besteden aan de selectieprocedures. Het gaat immers om de inschatting van de potentialiteit, de moeilijkste vorm van inschatting die bestaat. We moeten de zaken permanent kritisch bekijken en kwaliteit nastreven. Hier volg ik mevrouw De Schamphelaere volledig.

Met het assessment toetsen we de generieke managementkwaliteiten. De jury toetst de jobvereisten die worden opgesteld door de verantwoordelijke minister. Ik geef geen andere richtlijnen omdat deze sterk afhangen van het departement. Bij het departement Personeel en Organisatieontwikkeling, bijvoorbeeld, is een soepelheid om zich zeer snel aan te passen aan de cultuur van een openbare dienst of een voorkennis vereist. Bij Financiën is dan weer vooral technische kennis van belang. Misschien werkt de komst van iemand uit de privé-sector daar zelfs verfrissend. Elke baan heeft dus zijn eigen profiel. Het is niet omdat iemand briljant is in job A dat hij dat ook is in job B. Omgevingsfactoren spelen een grote rol. Ook het moment waarop de betrokkene binnenkomt in de geschiedenis van de dienst of het bedrijf en het type van opdracht spelen een rol. Veranderingsmanagement is niet hetzelfde als beheers- of crisismanagement. Sommige kandidaten kunnen deze verschillende managementtypes verenigen, anderen zijn vooral op één bepaald element geprofileerd.

Er wordt rekening gehouden met de specificiteit van de job in de openbare dienst, hoewel dat element niet altijd even zwaar doorweegt.

Ik geef een voorbeeld. De functie van voorzitter van een klein departement zoals Begroting vereist andere managementkwaliteiten dan de functie van voorzitter van het departement Financiën met 30.000 ambtenaren. Men moet technisch zeer sterk staan om een kleine groep van gespecialiseerde technici te kunnen beheren. Die moeten anders worden geleid dan een groep van 30.000 ambtenaren. We wensen dus een maximale diversiteit te bereiken. Daarom komen de assessoren en de juryleden op het einde van de selectieproeven bijeen om een globaal oordeel te formuleren. Ze bekijken eerst de doelgestructureerde elementen en op het einde moeten ze die Gestalt herstellen en de persoon in kwestie rangschikken met het oog op de vacante betrekking.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Het is natuurlijk belangrijk te weten wanneer de kwadratuur van de cirkel wordt vastgesteld. Uit de verklaringen van de heren Beernaert en Rombouts kon duidelijk worden afgeleid dat ze zich enigszins mispakt hadden aan de cultuur van de openbare dienst. Ze hadden de mogelijkheden en kansen, maar ook de moeilijkheden onderschat en konden niet werken met zelf gekozen klanten of werknemers.

De minister zal mij gelijk geven wanneer ik zeg dat er vele managementvisies en theorieën zijn, maar dat het er vooral op aankomt dat de manager zijn product kent. Ik geloof niet in de vlotte overgang van de allround manager van een chocoladefabriek naar een computerbedrijf. De manager die een functie in de openbare dienst ambieert moet goed weten dat de doelstellingen van die dienst heel anders zijn dan de winstdoelstellingen van de privé-sector.

De heer Luc Van den Bossche, minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen. - Ik wens de repliek van mevrouw De Schamphelaere te nuanceren. Ik geloof tot op zekere hoogte wel in een general management en in het feit dat men in veel gevallen rustig van de ene job naar de andere kan overstappen. Het is niet absoluut nodig het product op zich goed te kennen. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat die persoon toch nog altijd kan rekenen op de groep managers die juist onder hem staat en op zijn persoonlijke staf. Er is één uitzondering, namelijk de informaticasector waar, zoals mevrouw De Schamphelaere terecht zegt, zowel productkennis als managementkwaliteiten van essentieel belang zijn.