(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
De personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding genieten van dezelfde rechtsregels als het personeel van het gemeenschapsonderwijs en het gesubsidieerd onderwijs. Ze genieten van hetzelfde geldelijk statuut als het onderwijzend personeel en ze oefenen een permanente onderwijsbegeleidingsopdracht uit, wat vanzelfsprekend inhoudelijk aansluit bij de onderwijssector.
Mijn aandacht wordt erop gevestigd dat er een ontwerp van wet wordt voorbereid houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare diensten. Hierin wordt de anomalie vastgesteld dat het onderwijzend personeel, wat de pensioenregeling betreft, van een tantième 1/55 geniet terwijl voor de personeelsleden van de centra voor leerlingebegeleiding het tantième 1/60 behouden blijft. Dit gebrek aan afstemming op de toepasselijke pensioenregels in de onderwijssector is vanuit de taakinhoud en ook vanuit het geldelijk statuut en de rechtspositie van de personeelsleden van de centra voor leerlingenbegeleiding compleet onbegrijpelijk.
Welke zijn de motieven geweest om in de ontwerptekst deze verschillende regelingen te voorzien of berust deze bepaling eerder op een misverstand ?
Mag ik van de geachte minister vernemen of hij bereid is deze ongerijmdheid weg te werken ?
Antwoord : In antwoord op zijn vraag heb ik de eer het geachte lid mee te delen dat het ontwerp van wet houdende diverse wijzigingen aan de wetgeving betreffende de pensioenen van de openbare sector geen wijzigingen aanbrengt aan de berekening van de pensioenen ten laste van de Staatskas van de gewezen personeelsleden van de PMS-centra (die trouwens langs Franstalige kant nog bestaan) en van de gewezen personeelsleden van de CLB-centra. Deze pensioenen zullen worden blijven berekend op basis van het tantième 1/60. Het betreft hier geen misverstand of mogelijke ongerijmdheid.
De integratie van de PMS-centra en de centra voor medisch schooltoezicht in CLB-centra die door het decreet van 1 december 1998 werd doorgevoerd, is niet van die aard dat zij op pensioengebied de toekenning van een voordeliger tantième verantwoordt.
Het tantième 1/55 wordt in principe enkel voorbehouden voor personen die onderwijstaken uitoefenen. Het decreet van 1 december 1998 heeft geen zodanige taakverandering van de betrokken personeelsleden meegebracht dat zij na het decreet wel dergelijke taken zouden uitoefenen.
Bovendien blijven langs Franstalige kant de PMS-centra bestaan en de toekenning van een verschillend tantième aan personeelsleden die aan beide kanten van de taalgrens een vrijwel identieke taak uitoefenen, zou een niet te verantwoorden discriminatie inhouden.
In het algemeen wens ik uw aandacht erop te vestigen dat in de toekomst de voortschrijdende vergrijzing van de bevolking een grotere pensioenlast ten laste van de Staatskas zal meebrengen. In die context lijkt het mij dan ook ongepast om deze pensioenlast nog te verzwaren door de toekenning van voordeligere tantièmes aan bepaalde personeelscategorieën. Bovendien zou de toekenning van een voordeliger tantième aan de personeelsleden van de CLB- en PMS-centra aanleiding geven tot gelijkaardige eisen vanwege andere personeelscategorieën.
Om deze redenen ben ik van oordeel dat de pensioenen van de gewezen personeelsleden van de PMS- en CLB-centra dienen berekend te blijven op basis van het tantième 1/60.