2-175 | 2-175 |
Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC), rapporteuse. - Cette proposition de résolution a fait l'objet d'une brève discussion en commission pour laquelle je vous renvoie à mon rapport écrit. Je tiens cependant à exposer le point de vue de mon parti concernant cette importante résolution. Je déplore d'ailleurs que l'hémicycle soit à ce point désert, exception faite des bancs de l'opposition.
Depuis la prise de pouvoir par les Taliban, la vie de femme, d'épouse ou de mère des femmes afghanes a été bouleversée. Les droits fondamentaux de ces femmes ont été bafoués, elles ont été privées d'une existence conforme à la dignité humaine, de toute forme de vie sociale, culturelle, politique, civile ou économique. Les Taliban ne permettaient aucune liberté aux femmes et leur interdisaient, par exemple, le travail hors de la maison, la scolarité, le sport, les promenades non accompagnées d'un homme. Le pouvoir taliban niait la féminité en imposant la burqa recouvrant tout le corps, en interdisant tout maquillage, toute couleur vive... Je ne m'attarderai pas sur ces aberrations qui ont été les règles de vie énumérées par les Taliban car aujourd'hui, la page semble tournée et l'Afghanistan tente de se reconstruire. Dans cette dynamique de changement, il faut permettre aux femmes de retrouver leur dignité et leurs droits.
Ces femmes ont imploré l'aide de la communauté internationale sans laquelle les changement risquent d'être encore plus longs et plus difficiles à obtenir. Leurs demandes sont simples. Elles souhaitent retrouver une vie, tout simplement une vie de femme ! Aujourd'hui, pour l'Afghanistan, les choses les plus importantes sont la paix et l'instauration d'un État de droit. La société internationale doit aider ce pays et ses citoyens en prenant ses responsabilités face aux violations des droits de l'homme.
Dans le plan d'action adopté à Bruxelles, en décembre dernier, les femmes afghanes souhaitent obtenir le respect des droits de l'homme pour les citoyens afghans et, en particulier, un certain nombre de droits pour les femmes. Il s'agit de l'accès égal aux soins de santé, du droit à la sécurité personnelle, du droit à l'enseignement, du droit au travail, de la participation à la vie d'un État démocratique, ce qui implique la participation aux événements culturels et associatifs, du droit de vote et de l'égalité de traitement hommes - femmes, bref, du droit à une vie qui nous semble être la normalité. À l'heure même où la Chambre des représentants de Belgique, à la suite du Sénat, débat du nouvel article 11bis de notre Constitution concernant la garantie de l'égalité des femmes et des hommes, rappelons-nous ce qui, dans cette Constitution, nous garantit ces droits.
Notre Constitution proclame le droit à la protection de la santé, à l'aide sociale, médicale et juridique, le droit à l'enseignement, au travail, le droit à l'épanouissement social et culturel, le droit de vote. La Convention européenne des droits de l'homme insiste, quant à elle, sur le droit à la vie, à la liberté et à la sûreté.
Aujourd'hui, en tant que citoyennes et citoyens belges et européens, nous disposons de ces droits et vivons dans un État démocratique où le rôle de la femme est sans cesse valorisé. Il s'impose de continuer à valoriser ces droits car le combat n'est pas gagné pour toutes les femmes de notre pays : 60% des bénéficiaires du minimex sont des femmes élevant seules leurs enfants et 90% des emplois à temps partiel sont occupés par des femmes, ce qui signifie pour elles moins de droits au chômage et une pension très faible. Le combat n'est donc pas terminé en Belgique et nous devons le poursuivre pour les femmes du monde entier, particulièrement pour celles dont la situation sociale et politique est une horreur quotidienne.
La proposition de résolution va en ce sens. Elle propose de donner plus de droits ou, plus exactement, des droits aux femmes afghanes. Je tiens, par ailleurs, à revenir sur les points 3 et 4 de la résolution qui ont été ajoutés à la suite d'un amendement que j'ai moi-même cosigné. Nous avons estimé important que le réseau européen des commissions parlementaires chargées de l'égalité des chances assure un suivi de l'installation de ces droits. Cela relève du concret, des choses programmées. En outre, je souhaite que nous oeuvrions à la création d'un fonds permettant de travailler en profondeur sur l'égalité des chances entre les femmes et les hommes afghans.
Dans un courrier de l'UNESCO, Chekeba Hachemi, présidente de l'Association Afghanistan libre, a appelé la communauté internationale à réagir le plus rapidement possible avant, dit-elle, que l'Afghanistan ne devienne un pays inconsolable. Nous devons libérer ces femmes des « cachots de tissus » dans lesquels elles sont enfermées et nous devons leur donner des droits, leurs droits.
Si nous n'entendons pas l'appel de cette nation brillante et exténuée, nous dit Mme Hachemi, il n'en restera plus rien et sous les tchadri couleront des larmes que personne ne verra.
Il est indéniable que le groupe PSC soutient cette proposition et appelle ses collègues du Sénat à faire de même car la paix et la liberté, ou plutôt les libertés, n'ont ni pays ni frontières.
Mevrouw Mimi Kestelijn-Sierens (VLD). - Het voorstel van resolutie dat wij vandaag bespreken is tot stand gekomen dankzij het initiatief van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Senaat, dat hier op 12 december 2001 een forum organiseerde met het oog op de wederopbouw van Afghanistan.
Afghaanse vrouwen en organisaties die activiteiten ontplooien ter bevordering van de positie van de vrouwen in de Afghaanse samenleving, kwamen over hun ervaringen en verwachtingen getuigen.
De Afghaanse bevolking heeft de jongste 23 jaar niets anders dan geweld gekend. Onder het Talibanregime verergerde de toestand en werden de mensenrechten geschonden. Vrouwen en meisjes waren hierbij de belangrijkste slachtoffers. Elk recht op bewegingsvrijheid, gezondheid, arbeid en onderwijs werd hen ontnomen. Dit belette de vrouwenbewegingen echter niet onder die omstandigheden voor de rechten van de vrouwen te blijven ijveren, ook al moesten ze daarvoor elders hun toevlucht zoeken.
De gebeurtenissen van 11 september 2001 zetten de internationale gemeenschap onder druk om mee te helpen aan het vredesproces in Afghanistan.
Dankzij internationale steun is men erin geslaagd de Afghaanse vrouwen te betrekken bij de dialoog en hen een kleine rol toe te bedelen in de heropbouw van het land.
De verklaring van Bonn vormde daartoe de aanzet. Deze verklaring legt de basis voor een actieve deelname van vrouwen aan de politiek in hun land, enerzijds door de oprichting van een ministerie dat de belangen van de vrouwen behartigt en anderzijds door de garantie dat vrouwen deel uitmaken van de interimregering en van de vergadering die de grondwet voorbereidt, de Loya Jirga.
Dat 2 op 30 ministers in de interimregering vrouw zijn, is een eerste stap in de goede richting. Uiteraard moet er nog heel wat werk worden verzet opdat de vrouwen volwaardig bij het politieke, economische, sociale en culturele leven worden betrokken.
De rondetafelconferentie die op 10 en 11 december 2001 in Brussel werd gehouden op initiatief van Unifem, het vrouwenagentschap van de VN, en gesteund door de Belgische regering, het Europees Parlement en de Europese vrouwenlobby, is in elk geval beloftevol. Deze conferentie leidde tot het Brussels actieplan, dat een coherente strategie voorstelt om de aanwezigheid van vrouwen op alle politieke niveaus te garanderen. Voorts suggereert dit actieplan aanbevelingen aan de internationale gemeenschap op het vlak van onderwijs, gezondheid, vluchtelingen, mensenrechten en de opstelling van een grondwet.
Het voorstel van resolutie herneemt tal van deze aanbevelingen en wil hierdoor het belang ervan benadrukken. De eisen die erin zijn opgenomen, zijn onlosmakelijk met mekaar verbonden. Zo moet eerst de veiligheid worden gegarandeerd opdat de scholen hun deuren opnieuw zouden kunnen openen.
Een belangrijk element van het voorstel is dat de internationale gemeenschap, zowel de Verenigde Naties als de Europese Unie, verder moeten toezien op de naleving van het actieplan van Brussel. In dat verband werd een VLD-amendement goedgekeurd ertoe strekkend via het Europees netwerk van parlementaire commissies voor gelijke kansen toe te zien op de uitvoering van het actieplan.
Tevens vestig ik de aandacht op resolutie 1325 inzake vrouwen, vrede en veiligheid, die op 31 oktober 2000 werd aangenomen door de Veiligheidsraad van de VN en die op voorstel van de VLD in het voorstel tot resolutie werd opgenomen. Resolutie 1325 pleit voor de integratie van het genderaspect in de vredesonderhandelingen en vredesopbouw omdat het de basis vormt voor de heropbouw van landen in conflict.
Elke dialoog kan bijdragen tot de heropbouw van Afghanistan, waar de rechten van de vrouwen dienen gewaarborgd te worden. Het verheugt ons dat de Belgische regering haar steun aan het herstel van de rechten van de Afghaanse vrouwen heeft toegezegd door tijdens de donorconferentie te Japan 500.000 euro uit te trekken voor de uitbouw van het Afghaanse ministerie van vrouwenzaken.
Het voorstel van resolutie dat is voortgevloeid uit het colloquium met de Afghaanse vrouwen, komt tegemoet aan de wens om de dialoog rond de Afghaanse vrouwenrechten levendig te houden en geniet ten volle de steun van de VLD.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Onze fractie staat volledig achter de resolutie die opkomt voor de verbetering van de situatie van vrouwen in Afghanistan. Er is geen land waar jaren oorlog zo veel diepe sporen heeft nagelaten als Afghanistan. Vooral de vrouwen hebben veel geleden onder de bezetting en de opgelegde beperkingen. Jarenlang werden ze uitgesloten van het sociale en publieke leven. Meisjes werden verhinderd onderwijs te volgen, zodat zij geen beroep konden aanleren en niet in hun onderhoud en dat van hun gezin konden voorzien. Hierdoor is er een hele generatie ongeletterde vrouwen ontstaan die afhankelijk is van externe hulp om te overleven. Vandaag verenigt de internationale gemeenschap zich om de heropbouw van Afghanistan te ondersteunen waarbij specifieke aandacht moet gaan naar de vrouwen. De inspanning van de internationale gemeenschap ontslaat ons er niet van concrete solidariteitsacties uit te bouwen. We zijn uiteraard verheugd over de resultaten die het internationaal overleg heeft opgeleverd en over de massaal toegezegde humanitaire hulp voor het land dat zo geleden heeft. We zijn ook verheugd over de financiële steun die de Belgische regering heeft toegekend, meer specifiek voor de verbetering van de situatie van vrouwen. We betreuren echter ook dat de Belgische regering deze hulp rechtstreeks aan de Afghaanse regering heeft toegekend en niet gezocht heeft naar mogelijkheden om concreet samen te werken met vrouwenorganisaties in het land. We doen dan ook een oproep tot de internationale gemeenschap, de Europese Unie en de Belgische regering om specifiek samen te werken met de vrouwen van Afghanistan. Er zijn daar sterke vrouwenverenigingen. De Revolutionaire associatie van vrouwen van Afghanistan is zelfs wereldberoemd en heeft tijdens het hele Talibanregime ondergronds gewerkt. Die vereniging werd in 1977 in Kaboel opgericht als een onafhankelijke politieke organisatie van Afghaanse vrouwen die vechten voor mensenrechten en sociale rechten in hun land. Haar acties waren steeds gericht op de ondersteuning van de slachtoffers van de fundamentalisten. Ze contacteerde jarenlang organisaties als Amnesty International om de misbruiken aan te klagen, ageerde de voorbije jaren vooral in het geheim omwille van de Taliban en organiseerde in het geheim onderwijs aan huis. Opleiding, alfabetisering en gezondheidszorg voor meisjes en vrouwen zijn immers haar sterke actiepunten. RAWA is de enige vrouwenorganisatie die opkomt voor de rechtsstaat, tegen de sharia en voor de emancipatie van de vrouw.
Daarom doen wij een oproep, die wij ook in onze vereniging Vrouw en maatschappij in concrete actie omzetten, om samen te werken met de vrouwen van Afghanistan die werkelijk hun leven inzetten om de weerbaarheid van alle vrouwen en meisjes in hun land te versterken.
M. Paul Galand (ECOLO). - Je me joins aux interventions précédentes essentiellement pour que cette résolution soit aussi un hommage à la résistance des femmes afghanes et aux quelques hommes qui ont osé être leurs alliés. En effet, comme cela vient d'être dit, sous le pouvoir taliban, ce sont elles qui ont essentiellement organisé une résistance quotidienne en prodiguant clandestinement un enseignement et des soins aux jeunes filles et aux femmes et ce souvent au péril de leur vie.
Sans doute, plusieurs plans de paix ou de développement durable échouent-ils parce que la place des femmes n'est pas assez reconnue dans les processus de paix et qu'on ne laisse pas assez de place aux représentant(e)s de leurs organisations. Donc, une série de facteurs essentiels pour l'aboutissement de ces processus ne sont pas assez pris en compte.
Suite à cette résolution, je souhaite que des instructions soient données à nos postes diplomatiques pour que, dans l'ensemble de ces pays où la condition de la femme est menacée, une attention particulière soit accordée à cette dimension.
Nous devons sans cesse nous rappeler que l'égalité entre les hommes et les femmes est le type même de la diversité non hiérarchisée et que c'est une condition sine qua non au développement de régimes démocratiques.
M. François Roelants du Vivier (PRL-FDF-MCC). - J'ai eu l'occasion de participer à la réunion qui a eu lieu dans cet hémicycle le 12 décembre dernier et qui a donné naissance à la résolution dont nous discutons aujourd'hui. Comme les autres collègues, j'ai été ému par les témoignages qui ont été apportés et qui ont donné une dimension très humaine à cette réunion.
Bien entendu, mon groupe appuie la proposition de résolution qui nous est soumise. Elle reconnaît tout d'abord la situation des femmes en Afghanistan qui, pendant le règne des Taliban, a été tout à fait hallucinante et où, comme l'a dit une de nos collègues, il y a eu une génération sacrifiée. Par ailleurs, cette résolution demande une restauration des femmes afghanes dans leurs droits.
Bien sûr, après la libération de Kaboul et de l'Afghanistan, on a pu imaginer que les choses évolueraient vite. La Conférence de Bonn a permis - fait nouveau - d'avoir deux femmes ministres dans le gouvernement afghan. Les différentes conférences jusqu'à celle des pays donateurs ont marqué leur intérêt pour la situation des femmes et leur souhait de voir les droits des femmes respectés. Je ne suis toutefois pas convaincu que le nouveau régime en place à Kaboul soit fondamentalement plus ouvert. Je crois que nous devons être vigilants pour l'avenir et ne pas nous dire qu'avec la victoire contre les Taliban, l'obscurantisme est vaincu dans ce pays.
Je voudrais vous dire, Monsieur le ministre, que je souhaite que le gouvernement reste attentif à la situation et, tout en respectant la souveraineté afghane, rappelle sans cesse l'exigence universelle des droits de l'homme.
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - Je soutiens cette résolution. Invité à l'installation du nouveau gouvernement de Kaboul, il m'a été demandé de prendre la parole lors de la cérémonie de prestation de serment des membres de ce gouvernement. J'ai évidemment traduit la préoccupation de la Belgique dans mon discours. Cette préoccupation apparaît dans la présente résolution. L'aide européenne mobilisée pour l'Afghanistan sera aussi conditionnée de façon déterminante par le sort qui sera fait à la politique d'égalité hommes - femmes. J'ai déjà traduit cela.
Quand à votre résolution, je suis en effet d'avis qu'une des tâches les plus importantes en Afghanistan est aujourd'hui d'éliminer les discriminations à l'égard des femmes et d'assurer leur pleine participation au processus de reconstruction de la vie politique, économique et sociale du pays. En décembre dernier, La Belgique a déjà soutenu, comme une majorité d'autres États membres de l'Union européenne, une proposition allemande d'intégrer dans la Task Force du représentant spécial de l'Union européenne pour l'Afghanistan un ou une chargé(e) de mission spécialement investi(e) de la mise en oeuvre des droits de la femme et de la défense de ses intérêts. La Belgique veille aussi à ce que le plan d'action soit pris en compte par la Commission européenne et par les services chargés de la mise en oeuvre de l'aide européenne à l'Afghanistan.
Je partage totalement le point de vue selon lequel la vigilance est de rigueur et que rien n'est réglé, loin s'en faut. Il va donc falloir que la communauté internationale exprime activement sa plus grande vigilance.
Je puis donc soutenir cette proposition de résolution et ses différents amendements, sauf la formulation du point 4.
Différents fonds ont déjà été créés pour l'Afghanistan, notamment le Trust Fund créé par le PNUD, la Banque mondiale et la Banque asiatique de Développement, afin d'accroître les synergies et de ne pas faire double emploi. Dans les priorités définies pour ce fonds, plusieurs sont directement en faveur des femmes. Je proposerais donc de formuler ce paragraphe en demandant de veiller à ce que la perspective de genre soit prise en compte dans la mise en oeuvre des projets financés par les fonds finançant la reconstruction de l'Afghanistan.
Dans le même ordre d'idées, je vous suggère d'ajouter un considérant, la résolution des Nations unies 1383 sur l'Afghanistan, adoptée le 6 décembre dernier par le Conseil de sécurité. Celle-ci fait notamment référence à la nécessité d'avoir un gouvernement à base large, gender sensitive, multiethnique et pleinement représentatif. Je mets cette résolution à votre disposition. Il s'agirait peut-être d'un apport un peu plus substantiel.
M. Paul Galand (ECOLO). - Étant donné que nous votons la semaine prochaine, comment s'organiser en commission des Affaires étrangères pour que nous puissions prendre en compte le souhait du ministre ? Il est en effet tout à fait souhaitable et positif que la commission prenne en compte la proposition du ministre, qui enrichit la résolution. Il faudrait donc veiller à ce que nous puissions intégrer cette suggestion avant jeudi prochain en réunissant la commission, par exemple mardi prochain.
Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - En tant que rapporteuse, je suis tout à fait d'accord avec la proposition de M. Galand.
De voorzitter. - Volgende week is er geen vergadering gepland van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen. We zullen de commissie vragen samen te komen om dit punt te behandelen.
-Tot terugzending wordt besloten.