2-1014/1

2-1014/1

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

16 JANUARI 2002


Voorstel tot oprichting van een onderzoekscommissie belast met een onderzoek naar het beleid ten aanzien van de overheidsondernemingen

(Ingediend door de heer Jacques D'Hooghe)


TOELICHTING


Naar aanleiding van het faillissement van Sabena, de problemen met de herstructurering en het bestuur van De Post en de NMBS, de discussie rond de toekomst van BIAC en Belgocontrol en de verdere privatisering en eventuele fusie van Belgacom wordt een aantal initatieven ontwikkeld om het beheer en de exploitatie van de overheidsbedrijven efficiënter te maken.

Een aantal belangrijke autonome overheidsbedrijven, naamloze vennootschappen van publiek recht en/of hun dochterondernemingen zijn op dit ogenblik in volle herstructurering of zullen de komende jaren grondig hervormd worden. Niet zelden als gevolg van de verdere en onvermijdbare liberalisering van de betrokken sector in een Europese context.

Het is onduidelijk welke koers de Belgische overheid in het algemeen en de Belgische regering in het bijzonder terzake juist wil varen.

In een snel liberaliserende markt is het van kapitaal belang tijdig strategische plannen te ontwikkelen. Terzake heeft de overheid als meerderheidsaandeelhouder een grote verantwoordelijkheid. Ook ten aanzien van het dagelijks bestuur heeft de overheid minimaal een belangrijke controlerende functie ­ ongeacht de gehanteerde structuur.

Daarnaast moet de overheid erover waken dat voor heel wat sectoren de vereiste kwalitatieve dienstverlening aan de consument wordt geboden en dat een universele dienstverlening voor bepaalde sectoren is gegarandeerd.

De overheid heeft aldus een dubbele verantwoordelijkheid ten aanzien van deze overheidsondernemingen : meerderheidsaandeelhouder én controlerende en regulerende instantie. Teneinde beide taken te kunnen combineren zijn een duidelijke beleidsvisie en een aangepast wetgevend arsenaal onontbeerlijk.

Het past dat een grondig onderzoek wordt gevoerd van het beleid ten aanzien van de overheidsbedrijven in de loop van de jongste jaren met het oog op het formuleren van een beleidsvisie en het uitwerken van een aangepast wetgevend kader.

De structuren, het bedrijfseconomisch kader en het juridisch kader moeten worden aangepast zodat het functioneren op een voldoende transparante wijze kan gebeuren ­ mede met het oog op de controle op de aanwending van de overheidsmiddelen ­ en zonder dat de normale marktconforme werking van het bedrijf in het gedrang komt.

De impact van de overheidsbedrijven op de Belgische economie in het algemeen en op diverse beleidsaspecten in het bijzonder, zoals de tewerkstelling, de sociale zekerheid, de fiscaliteit ... is bijzonder groot. Het hoeft evenmin een betoog dat ze in heel wat sectoren een directe impact hebben op het dagelijks leven van de bevolking.

De Senaat als reflectiekamer kan hier een fundamentele rol spelen, op voorwaarde dat ook vertrouwelijke en gevoelige bedrijfseconomische informatie op een geëigende wijze en met de nodige waarborgen kan bekomen en behandeld worden.

Daarom lijkt de procedure van de oprichting van een onderzoekscommissie een te verantwoorden keuze.

Jacques D'HOOGHE.

VOORSTEL


Artikel 1

Er wordt een parlementaire onderzoekscommissie opgericht met als opdracht :

­ de bestaande overheidsondernemingen bedrijfseconomisch, fiscaal, sociaal en juridisch door te lichten met het oog op een meer rationele en efficiënte werking, rekening houdend met de huidige en toekomstige marktontwikkelingen en omgevingsfactoren;

­ de nodige beleidsvoorstellen te formuleren inzake tijdige structurele, organisatorische en wetgevende aanpassingen.

Art. 2

De commissie wordt bekleed met alle bevoegdheden waarin de wet van 3 mei 1880 op het parlementair onderzoek voorziet en oefent die uit volgens de noodwendigheden van haar opdracht.

De commissie hoort alle personen van wie zij het nuttig acht dat ze verschijnen.

De commissie legt de nodige nationale en internationale contacten die voor het vervullen van haar opdracht noodzakelijk zijn.

Art. 3

De commissie bestaat uit vijftien leden en vierentwintig plaatsvervangers, die de Senaat uit zijn leden aanwijst volgens de regel van de evenredige vertegenwoordiging van de fracties.

Art. 4

Binnen de door het bureau van de Senaat vastgestelde budgettaire beperkingen, kan de commissie alle nodige maatregelen nemen teneinde haar opdracht op efficiënte wijze te vervullen.

Ze kan daartoe, desgevallend via het sluiten van een arbeidsovereenkomst, een beroep doen op specialisten.

Art. 5

De commissie brengt binnen zes maanden na haar oprichting verslag over haar werkzaamheden uit aan de Senaat.

10 januari 2002.

Jacques D'HOOGHE.
Luc VAN DEN BRANDE.