2-172

2-172

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 10 JANUARI 2002 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Mondelinge vraag van de heer Didier Ramoudt aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over «het licentiesysteem voor basketbalploegen» (nr. 2-811)

De heer Didier Ramoudt (VLD). - In de maand mei stelde ik de minister een vraag over het invoeren van een licentiesysteem voor basketbalploegen naar analogie met de voetbalbond. De vraag was ingegeven door de vaststelling dat veel basketploegen niet in orde waren met de RSZ-bijdragen en de bedrijfsvoorheffing. De minister antwoordde toen dat de Basketbalbond een systeem heeft uitgewerkt dat zou proefdraaien in het seizoen 2001-2002 en definitief zou worden in 2003. Naast bepalingen over de RSZ en de bedrijfsvoorheffing zouden in de nieuwe regeling ook voorwaarden worden ingeschreven over boekhouding, management en infrastructuur voor de clubs van eerste klasse. Financiėle en materiėle zaken, waaronder de werkvoorwaarden bijvoorbeeld, zijn makkelijk te evalueren. Het betreft trouwens zaken die de clubs al jaren weten. Voor infrastructurele zaken zijn er meer problemen en schijnen nogal wat clubs te talmen. Zo hebben Oostende, Antwerpen en Leuven wel zaalplannen, maar is er van bouwwerken nog geen sprake, om niet te zeggen dat op gebied van ruimtelijke ordening er nog niets is geregeld.

Graag kreeg ik van de minister een antwoord op volgende vragen. In welke mate beantwoorden de clubs al aan de gestelde normen? Welke timing wordt voor de invoering van het licentiesysteem in het vooruitzicht gesteld? In welke mate zal het niet in orde zijn met de infrastructuur een invloed hebben op de toekenning van de licentie wanneer het systeem in werking treedt?

De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - Het licentiesysteem van de Koninklijke Belgische Basketbalbond draait proef tijdens het competitieseizoen 2001-2002. In deze overgangsperiode hebben de bestaande clubs van de eerste nationale afdeling automatisch een licentie gekregen. Tijdens het seizoen 2002-2003 treedt het licentiesysteem definitief in werking. In de loop van de maand februari 2002 dienen de clubs uit de eerste nationale afdeling een licentie aan te vragen. Tegen uiterlijk 15 april 2002 moeten alle clubs aan de licentievoorwaarden voldoen om aan de competitie in de eerste nationale afdeling te kunnen deelnemen. Op basis van het vorig jaar gewijzigde reglement van de Koninklijke Belgische Basketbalbond zal het niet beantwoorden aan de licentievoorwaarden zowel inzake RSZ-voorwaarden, infrastructuur, boekhouding enzovoorts voor de betrokken clubs tot gevolg hebben dat ze niet meer aan de competitie mogen deelnemen in het seizoen 2002-2003.

De beslissing over de toekenning of de wijziging van de licentie behoort tot de bevoegdheid van de licentiecommissie. Over de wijze waarop de licentiecommissie, respectievelijk de Basketbalbond het niet-beantwoorden aan de licentievoorwaarden zal beoordelen, kan ik derhalve niet antwoorden. Dat belet evenwel niet dat ik zal nagaan of de gemaakte afspraken inzake RSZ-schulden worden nageleefd.

De heer Didier Ramoudt (VLD). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Het ziet er wel naar uit dat de invoering van een licentiesysteem een lege doos wordt. De minister legt de volledige verantwoordelijkheid bij de licentiecommissie, terwijl hij goed weet dat een aantal clubs niet over genoeg tijd zullen beschikken om zich te conformeren aan de voorschriften inzake infrastructuur. In feite suggereert de minister dat het ontbreken van de vereiste infrastructuur geen rol zal spelen bij de toekenning van een licentie. Mocht dat criterium wel moeten worden nageleefd, zouden drie eersteklassers niet aan de competitie kunnen deelnemen. Nu al is duidelijk dat ze in februari nog niet over de vereiste infrastructuur zullen beschikken.

Ik weet niet in welke mate de minister zich met die zaak kan bemoeien, maar ik zou graag vernemen wat die clubs kunnen doen om toch aan de competitie te kunnen deelnemen en in welke mate de licentiecommissie mag afwijken van de afspraken die met de overheid zijn gemaakt.

De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - Misschien is senator Ramoudt wat voorbarig in zijn beoordeling of misschien bestaat er zelfs een misverstand.

Ik laat mij uiteraard niet in met de voorwaarden inzake infrastructuur. Dat interesseert mij misschien als televisiekijker of sportliefhebber, maar niet als minister van Sociale Zaken. In die functie wil ik alleen orde op zaken stellen inzake de RSZ - bijdragen. Voor al de overige kwesties zijn anderen verantwoordelijk. Ik zeg wel dat er in het kader van een licentiebeleid vanuit gegaan mag worden dat een club in orde is met de RSZ-bijdragen.

Wat dat aspect betreft is het zeker voorbarig te spreken van een lege doos. Wij zullen toekijken op wat de basketbalbond doet. Ook met de voetbalbond heb ik onlangs een discussie gevoerd, want ik vond dat de voetbalbond het systeem onvoldoende streng had toegepast. Ik trek daaruit mijn lessen en ik zal voor de basketbalbond even streng zijn als voor de voetbalbond. Ik zal dus nagaan of ze zich houden aan de gemaakte afspraken inzake het naleven van de RSZ-voorschriften als voorwaarde voor de toekenning van een licentie.