2-170

2-170

Belgische Senaat

Handelingen

VRIJDAG 21 DECEMBER 2001 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Ontwerp van programmawet (Stuk 2-989) (Evocatieprocedure)

Voortzetting van de algemene bespreking

De heer Wim Verreycken (VL. BLOK). - Ik neem aan dat de chaos bij de aanvang van de ochtendvergadering deel uitmaakte van de opwaardering van de Senaat. Rapporteurs waren niet aanwezig waardoor de voorzitter naar het schriftelijk verslag moest verwijzen. Een rapporteur kwam het partijstandpunt verkondigen. Verslagen werden te laat of niet bezorgd, gedeeltelijk vertaalde verslagen werden rondgedeeld. De vergadering begon drie kwartier te laat omdat deze geniale regering de Senaat verwaarloosbaar ballast vindt. Dit is echter allemaal bijzaak. De regering heeft immers geëist dat we de programmawet nog vóór het reces goedkeuren. We worden dus geacht in het gareel te lopen, ook al moet daarvoor het eigen reglement opzij worden geschoven. Doe maar, maar spreek dan niet meer over de herwaardering van onze instelling.

Ik vertegenwoordig hier een partij waarover reeds zoveel boeken werden geschreven dat sommige uitgeverijen en broodschrijvers ons als een extra bron van inkomsten beschouwen. Mijn partij zorgt daarnaast ook nog voor de broodwinning van pater Leman en zijn kompanen.

Ik weet dat vele collega's niet graag hebben dat wij zelf het woord nemen, maar liever gammele wetsvoorstellen tegen ons indienen, zonder dat wij geacht worden ons daartegen te verzetten. Gisteren heb ik hier het woord verdraagzaamheid horen uitspreken. Verdraagzaamheid veronderstelt echter dat men een andere mening kan aanvaarden en niet alleen de eigen mening goedvindt.

Ik weet ook dat wij niet welkom zijn in de bureaus van commissies, noch op recepties van een selectieve senaatsvoorzitter. Ik weet echter ook dat wij 600.000 Vlamingen vertegenwoordigen, 600.000 vrije burgers die ons als hun woordvoerder hebben gekozen.

Ik leg dus al de antidemocratische oprispingen van de politiek correcte broodschrijvers, paters en politici opzij en verzet mij, namens die 600.000 vrije Vlamingen, met al mijn vrije spreekrecht tegen wetten die de integriteit van onze Vlaamse identiteit bedreigen. Deze programmawet, deze vergaarbakwet, vormt zulk een bedreiging.

Ik denk in dit verband alleen al aan de artikelen die betrekking hebben op de politiehervorming en waarin de taalwetten met één belgicistische recuperatiepennetrek worden weggeveegd. In de commissie stelt de minister dat er bij de rijkswacht geen taalkaders bestonden en dat alle voormalige rijkswachters in de nieuwe politie worden opgenomen zonder dat men zich hierbij stoort aan de hinderlijke taalkaders, die de wet eigenlijk oplegt. De opmerking dat taalkaders in overheidsdiensten verplicht zijn, wuift de minister van de hand. Hij weet dat in dit land grosso modo 6 miljoen Vlamingen en 3,5 miljoen Walen wonen, maar met de taalkaders en de taalwetgeving meent hij geen rekening te moeten houden.

Natuurlijk gaat het helemaal niet over de integratie van voormalige rijkswachters. Artikel 116 van de programmawet heeft uitdrukkelijk betrekking op de aanwervingen tot 31 december 2002. Dus gedurende gans het volgende jaar kunnen alle korpsen langs de taalgrens - nog een wettelijke hindernis die de Franstaligen al jaren weg willen - zonder enige belemmering met Nederlandsonkundigen worden volgepropt. Deze programmawet maakt dit mogelijk. Mocht later een Vlaams politicus met een beetje ruggengraat vragen om de korpsen terug aan te passen aan de taalkundige streekrealiteit, dan zullen de Franstaligen hem verwijten dat hij een "sociaal bloedbad" wil aanrichten, de heilige "verworven rechten" wil aantasten en de communautaire vrede wil verstoren.

Voor ons, Vlaams-nationalisten, is dit niet belangrijk. Wij vinden het erg dat de burgers, de Vlamingen die in de betrokken regio's wonen, de eerste slachtoffers van de programmawet zullen zijn. Zij zullen ook de blijvende slachtoffers zijn omdat de aanwervingen de facto onomkeerbaar zullen blijken te zijn. Dit zal de opstellers van de programmawet worst wezen. De PS moest worden gepaaid en bij de Vlaamse regeringsleden ontbrak elke Vlaamse reflex om voor één keer "neen" te zeggen en het belang van het evenwicht op basis van de taalwetten te onderstrepen.

Wij staan met deze opmerking niet alleen. In het Franstalige advies van de Inspectie van Financiën staat dat "zonder te overdrijven, deze bepaling een inbreuk vormt op de gecoördineerde wetten inzake het gebruik der talen in bestuurszaken". Ook op een ander punt is het advies vernietigend. "Dit is niet de enige verkrachting van beginselen, want de aanstellingen bij de federale politie worden gedaan zonder dat een organiek kader bestaat". Een medewerker van de minister wuift dit advies in de commissie weg met de opmerking dat het een van veel adviezen is. Met andere woorden, de wet bepaalt dat de Inspectie van Financiën een advies moet uitbrengen, maar met dat advies wordt helemaal geen rekening gehouden.

Dit is natuurlijk geen ernstige manier van werken, vooral omdat de Raad van State intussen geen volwaardig advies over de bewuste artikelen gaf, omdat het wettelijk voorgeschreven advies van de Inspectie van Financiën niet aanwezig was. De meerderheidspartijen in de commissie voor de Binnenlandse Zaken meenden, uiteraard volkomen ten onrechte, dat de Raad van State geen opmerkingen maakte over aantastingen van de taalwet, omdat er geen aantastingen waren. Bekijk gewoon de data van de adviezen van de Inspectie van Financiën en van de Raad van State en u zult zien dat het vernietigende advies van de Inspectie van Financiën werd afgeleverd ná het advies van de Raad van State. Indien de Raad van State het bewuste advies wél had gekregen, dan zou de Raad ook een uitspraak hebben gedaan over die artikelen. De Raad van State heeft zich over die artikelen niet uitgesproken, niet omdat ze geen aantasting inhouden, wel omdat aan de eerste wettelijke vereiste niet was voldaan, namelijk het tijdig doorsturen van een advies van de Inspectie van Financiën.

Ook in de artikelen die de vervanging van personeelsleden regelen in geval van onderbreking van de beroepsloopbaan, slopen manifeste anomalieën. Wanneer deze tekst wet wordt, dan zullen bijvoorbeeld KMO's niet langer werklozen moeten aannemen ter vervanging van iemand die zijn beroepsloopbaan onderbreekt. Ze zullen vrij zijn iemand aan te werven die aan het vereiste profiel voldoet. Dat lijkt de logica zelf, maar waarom kan dat dan niet in overheidsinstellingen? Wanneer daar iemand met loopbaanonderbreking wordt vervangen - als het al gebeurt, want het is niet meer verplicht - kan enkel geput worden uit werklozen. Met andere woorden dan speelt niet het gevraagde profiel, maar de partijlidkaart een belangrijke, zo niet een beslissende rol. De minister van Ambtenarenzaken kon in de commissie voor dit onderscheid, voor deze - om in de terminologie van gisteren te blijven - schandelijke discriminatie geen objectieve verantwoording geven. Hij kon enkel verklaren dat hij ook liever de regel van de werklozen overal zou afschaffen, maar "er zijn zo van die gevoeligheden in de regering". Door de "gevoeligheden in de regering" moet een totaal onevenwichtige regel worden ingevoerd. Dat wil men de Senaat oplepelen als een duidelijk teken van een nieuw, doeltreffend, snel, doorzichtig bestuur. Het Vlaams Blok is niet de waterdrager van de "gevoeligheden in de regering" en wij zullen deze aanfluiting van evenwichtigheid en gelijke kansen dan ook afwijzen.

Ik sta ook nog even stil bij het nieuwe e-bestuur of e-government voor de anglofielen. Artikel 102 geeft hier een aanzet tot het elektronisch verzenden van gegevens, ter vermindering van de papierberg en ter beperking van de lijdensweg die nogal wat burgers moeten afleggen om alle mogelijke en onmogelijke attesten bijeen te sprokkelen. Uiteraard heb ik met dat principe geen enkel probleem. Ik heb er wel een probleem mee dat ook de federale sociale parastatalen geacht worden gegevens door te sturen langs elektronische weg, zonder de verplichting om deze gegevens onleesbaar te maken voor onbevoegden.

De voorbije jaren en maanden doken om de haverklap internet-inbrekers op die erin slaagden het internet te kraken en vertrouwelijke gegevens te bemachtigen. En vandaag gaan wij sociale informatie, bij uitstek vertrouwelijk, verzenden via datzelfde internet. De enige waarborg bestaat uit de vaagheid dat de Koning kan toestaan of opleggen dat eenvormige identificatiesleutels moeten worden gebruikt. Alleen als de verzender en de ontvanger een gelijke identificatiesleutel hebben, kan er worden gecommuniceerd, maar op wat onderweg gebeurt heeft niemand controle.

Ik meen echt dat dit niet kan. Enkel via een optimaal beveiligde verbinding, dit wil zeggen met het verplichte gebruik van eenvormige identificatiesleutels, mogen vertrouwelijke gegevens worden uitgewisseld tussen besturen. Enkel zo kan worden verhinderd dat bedrijven die het met de ethiek niet zo nauw nemen, een internet-inbreker aanwerven om gegevens te verzamelen die van onschatbare commerciële betekenis kunnen zijn. Denk maar aan een bedrijf dat alle lijders aan een bepaalde ziekte wil kennen, teneinde gerichte publiciteit voor een of ander wondermiddel te kunnen versturen. Dit is mogelijk als men inbreekt in verbindingen die de sociale gegevens van de burger verzendt.

De Senaat heeft hier een belangrijke naleesopdracht, een verfijningstaak. De Senaat krijgt de mogelijkheid om het verzenden van inbraakgevoelige informatie via een gewone e-postlijn te verbieden. Enkel een volledig beveiligde verbinding moet kunnen. De wet strekt ertoe de besturen te verplichten uitsluitend van dergelijke verbindingen gebruik te maken.

Het amendement dat in de commissie werd verworpen, heb ik opnieuw ingediend. Ik heb trouwens gezien dat ook de CD&V een gelijkaardig amendement heeft ingediend. Dat is een belangrijk signaal, want dat betekent dat nu al twee partijen de Senaat de mogelijkheid geven om een anomalie weg te werken, meer bepaald om ervoor te zorgen dat de sociale gegevens van de burgers niet verstuurd kunnen worden via een onbeveiligde e-postverbinding.

Ik heb me bewust beperkt tot drie themata: de minachting voor de taalwetten, het onevenwicht tussen particuliere bedrijven en overheidsbedrijven bij aanwervingen, en de manifeste onveiligheid bij het elektronisch verzenden van vertrouwelijke persoonsgegevens.

Deze drie thema's tonen aan dat de programmawet niet mag worden goedgekeurd. Als de Senaat niet de geschiedenis wil ingaan als een groep slippendragers van de regering, zonder enig reëel wijzigingsrecht zelfs niet ten aanzien van flagrant foute wetsartikels, dan moeten wij dit onding tegenhouden.

M. René Thissen (PSC). - Contrairement à M. Vandenberghe qui ce matin regrettait la seule présence de M. Flahaut, j'aurais aimé pour ma part le voir à son banc pour lui adresser une question. Mais peut-être d'autres ministres nous rejoindront-ils : ne désespérons pas.

Ce débat, comme beaucoup d'autres, est mené au pas de charge. Cent cinquante articles doivent être votés en quelques jours, juste avant les fêtes. Ce n'est évidemment pas une bonne façon de légiférer. On sait évidemment dans quel jeu on joue, puisqu'à la Chambre, aucun des amendements présentés par les parlementaires de l'opposition n'a été approuvé. Les avis du Conseil d'État n'ont pas été davantage retenus, ce qui est désormais une tradition. D'un point de vue déontologique, cela me paraît inacceptable ; il faut continuer à le dénoncer.

Cette loi-programme qui clôture nos travaux de l'année accompagne un budget 2002 dont le moins que l'on puisse dire est qu'il s'appuie sur un certain nombre de bases incertaines et qu'il annonce, en plein hiver, un contrôle réfrigérant. Il est tout de même piquant d'entendre un ministre du Budget prophétiser, avant même la confection du budget, qu'il sera dépassé, deux ou trois mois plus tard, de quelque deux milliards d'euros. Pour le ministre des Finances, cela représenterait 160 millions d'eurominikits à récupérer.

Autrement dit, nous tous - les parlementaires, mais aussi tous nos concitoyens, les ménages, les entreprises, les associations, les allocataires sociaux et les contribuables - devons nous attendre à recevoir, dès le début de l'année nouvelle, de drôles d'étrennes, vraisemblablement emballées dans une nouvelle loi-programme, plus indigeste encore que celle qui nous est servie aujourd'hui.

Je ne reprendrai pas le détail de tous les points intégrés dans cette loi-programme. Je me limiterai à quelques points importants. De plus, la réforme que nous pourrions attendre ou espérer en ce qui concerne le Sénat pourrait nous amener à revoir les endroits où toutes ces discussions doivent se tenir.

Quiconque suit l'actualité de ces derniers mois sait, en effet, que la réforme de la police coûtera nettement plus cher qu'initialement prévu. Ainsi, le ministre de l'Intérieur vient enfin de donner raison aux communes qui s'efforçaient patiemment de le convaincre que, depuis l'arrêté dit « Mammouth », un policier local avec son statut flambant neuf, engendre une dépense supplémentaire de 5.330 euros, soit 215.000 francs. Ces crédits qui figureront dans les budgets de police soumis à l'approbation des communes dans les différentes zones, ne sont pas prévus au budget fédéral. Et l'amendement introduit par le PSC à la Chambre, qui vise à garantir la neutralité budgétaire de cette réforme pour les communes, a évidemment été rejeté. Mais nous ne désespérons pas ; nous le déposerons une fois encore.

Le ministre de l'Intérieur a donné, ce matin, un certain nombre d'éléments susceptibles de nous rassurer, mais il est clair aujourd'hui, tant dans la majorité que dans l'opposition, qu'aucun conseiller communal, aucun échevin, aucun bourgmestre ne peut se dire rassuré quant à la réforme des polices et à sa neutralité budgétaire.

Nous avons demandé ce matin des précisions concernant l'exonération de responsabilité des receveurs régionaux eu égard au fait que des avances en salaire net seront versées aux zones de police, toutes les obligations fiscales et sociales étant assumées par l'État fédéral aussi longtemps que les gendarmes ne seront pas transférés dans les zones de police en retard de constitution. Nous prenons note de cette déclaration mais nous estimons qu'il vaudrait mieux l'insérer dans la loi parce qu'on va jusqu'à modifier la loi-programme, par un amendement du gouvernement en précisant que l'on s'en tiendra au salaire net. Pourquoi ne pas préciser également le fait que les receveurs régionaux qui seront mis en place ne risquent pas d'avoir des problèmes dès leur installation ?

En ce qui concerne la neutralité budgétaire, nous prenons acte des déclarations successives. Nous comprenons le ministre de l'Intérieur lorsqu'il nous dit que c'est un projet énorme qui demande énormément de travail, mais nous estimons qu'il relève de la responsabilité ministérielle de prendre des précautions lors de la mise en place d'un nouveau système. Depuis deux ans et demi, le ministre a eu le temps de s'y consacrer. Aujourd'hui, malheureusement, il y a des retards considérables et l'on s'efforce d'assurer la mise en place des zones de police au moyen de bouts de ficelles.

En ce qui concerne la Sabena, tout le monde sait maintenant que le gouvernement fédéral n'a pas pu - n'a pas voulu ? - éviter la faillite de la Sabena. Quelques semaines après ce drame social sans précédent dans notre pays, qui peut nous dire si l'annonce du scénario de relance via la compagnie DAT était programmée de longue date ou réellement improvisée ? À ce jour, le volet social d'indemnisation des victimes de cette catastrophe économique n'est que très partiellement exécuté et, à l'heure où je vous parle, les difficultés juridico-financières du montage semblent encore loin d'être surmontées.

Cette question est d'une actualité brûlante. Chaque jour, nous assistons à de nouvelles péripéties qui, au lieu de renforcer les certitudes de sauvetage, accroissent l'insécurité quant à l'avenir du personnel et des activités aéroportuaires à Bruxelles. C'est dans ce contexte que la loi-programme décide d'avoir recours aux pouvoirs spéciaux pour vendre des terrains fédéraux à BIAC et de faire de cette dernière une société juridiquement autonome et privée flamande de par sa localisation en Flandre. Ces terrains ont été estimés par le comité d'acquisition à dix milliards. On ne peut prétendre que ce comité soit à la solde de qui que ce soit. Il s'agit d'un organe indépendant, qui fait son travail le mieux possible.

Cependant, faute d'accord sur ce montant de dix milliards, le gouvernement décide de choisir un géomètre expert immobilier ou un géomètre expert en transactions internationales, comme si le comité d'acquisition était totalement incapable de recueillir des informations relatives à la concordance des prix estimés à une valeur réelle, par rapport au marché national et international. Or, le géomètre choisi estime que les terrains ne valent que sept milliards. En conséquence, on va transférer, par le biais d'une loi-programme, des terrains fédéraux sous-évalués, en offrant ainsi à BIAC un somptueux cadeau de trois milliards !

Le fédéral transfère au régional et cela se fait sans aucune réaction des partenaires francophones de la majorité. Il y a trois milliards de perte pour l'entité fédérale au profit de la Région flamande et c'est le silence complet ! C'est vraiment très grave à nos yeux.

M. Philippe Mahoux (PS). - Si on avait dû vous attendre pour essayer de sauver la Sabena, je crois qu'on aurait attendu longtemps !

M. René Thissen (PSC). - Je parle pour le moment de terrains appartenant à l'État fédéral, qui sont la propriété de tous les Belges, donc également des francophones, et qui vont être cédés en étant sous-évalués. Vous acceptez cela ; c'est sans doute votre façon de gérer les choses.

M. Philippe Mahoux (PS). - Vous considérez donc que BIAC est une société flamande.

M. René Thissen (PSC). - Elle le sera bientôt. (Interruption de M. Lozie.)

Non, monsieur Lozie, ce n'est nullement un crime. Je considère que l'État fédéral qui possède un patrimoine ne peut pas céder celui-ci en dessous de son prix à une société qui va être privatisée.

M. Philippe Mahoux (PS). - Ce n'est pas encore le cas.

M. René Thissen (PSC). - Non, mais cela va se faire. Vous avez prévu la possibilité de régler cette question sans aucune difficulté lorsque cette loi-programme sera adoptée.

Le PSC veut que l'on gère les choses le mieux possible et que l'on ne cède pas le patrimoine de l'État en le bradant. Nous n'avons jamais défendu ce type de gestion.

Il me revient qu'aujourd'hui, avant même que la loi-programme soit adoptée au Parlement, le gouvernement a pris la décision de vendre avant la fin de l'année. Il n'y a donc plus aucune réflexion à mener, tout est réglé, les prix sont convenus, tout va bien et en vendant avant la fin de l'année, on diminue quelque peu - 7 milliards, c'est quand même significatif - le déficit du budget de l'année 2001.

Vous acceptez tout cela, monsieur Mahoux, mais ce n'est pas notre cas.

M. Philippe Mahoux (PS). - Nous essayons, en nous mettant autour de la table, de trouver une solution pour sauver non pas l'entreprise en tant que telle, mais les personnes licenciées. Vous ne participez pas à cette démarche, monsieur Thissen ; cela vous regarde.

M. René Thissen (PSC). - Vous faites de lamentables amalgames. Je dénonce simplement le fait que l'on est en train de vendre un terrain appartenant à l'État. Cela n'a aucun rapport avec la constitution de la nouvelle société actuellement en gestation. Les propriétaires de l'aéroport constituent une entité et la nouvelle société qui se construit en est une autre, complètement différente. Il y a, d'une part, un aéroport avec un patrimoine important, qui va s'enrichir, demain, de 3 milliards par la sous-évaluation d'un transfert d'actifs et, d'autre part, des acteurs économiques qui tentent de reconstruire une nouvelle société. Nous sommes évidemment demandeurs de la création de cette nouvelle société, mais sur des bases solides.

Nous ne voulons pas d'une société qui soit le résultat d'un recollage lui permettant simplement de survivre pendant deux ou trois ans, le temps d'arriver à une nouvelle législature. Nous demandons une nouvelle société solide, nantie d'un capital suffisant et non de crédits compensant l'absence de participation de certaines régions. Nous voulons une société aérienne qui fonctionne pendant longtemps. Sans des bases solides, nous devrons faire face, à très court terme, à des difficultés. Les deux choses sont donc vraiment différentes : l'aéroport et la BIAC continuent à exister sans aucun problème mais la Sabena n'est plus.

J'en viens à Belgacom. À l'occasion de la libéralisation du marché, le gouvernement avait exprimé sa volonté de ne pas fausser la concurrence entre les opérateurs. Cela figure même dans la déclaration gouvernementale. Nous proposons que cette concurrence redevienne un peu plus sérieuse en supprimant un avantage exagéré. Ceci permettrait de financer davantage de nombreuses communes, une grande partie du patrimoine de Belgacom étant répartie sur leur territoire. Le précompte immobilier est totalement exonéré sur le patrimoine de Belgacom. Pourquoi ne pas réinstaurer ce précompte ? De toute façon, vous devrez le faire. Or, vous venez de le reporter au 1er janvier 2003 alors qu'on aurait très bien pu le faire dès le 1er janvier prochain.

Tout le monde sait que La Poste va mal. Seuls les revenus et les pouvoirs de l'administrateur délégué augmentent. Alors que le gouvernement a besoin de plus d'un mois pour voir clair dans les comptes, les syndicats ont déjà compris que la stratégie de l'entreprise conduit inéluctablement à une contraction des activités de service public et à une hémorragie d'emplois. Les clients, eux, recherchent d'autres alternatives, plus fiables et moins coûteuses. C'est ce moment-là que choisit le ministre des Entreprises et Participations publiques pour réduire de près d'un quart sa subvention 2002. Elle passera de 220 à 168 millions d'euros. J'essaie de comprendre...

Nous avons entendu des déclarations matamoresques, notamment à l'occasion de la manifestation du 20 mai. Des partis dont les objectifs sont qualifiés d'extrêmement sociaux ont fait de grandes déclarations et ont annoncé l'augmentation des allocations sociales et des revenus des plus faibles. En fin de compte, nous constatons que le minimex devrait être augmenté de 4%. Cette augmentation figure au budget mais la loi-programme n'en parle pas. Cela signifie qu'elle ne sera pas appliquée dès le 1er janvier prochain. Une autre loi-programme sera nécessaire pour la mettre en oeuvre. J'espère que cette loi existera début 2003.

Malgré les nombreuses apparitions télévisuelles de nos éminents collègues et ministres durant une présidence européenne très moyenne, on n'a rien trouvé d'autre que de nous infliger, à la rentrée, l'annonce de la disparition du Sénat. C'était évidemment une belle façon d'occulter le fait que nous allions au-devant de grandes difficultés pour la préparation du budget et pour la gestion des finances de notre État en 2002.

Nous sommes invités à voter cette loi-programme dans l'indifférence générale, il faut bien le dire. La Chambre est en congé depuis hier. Ce projet est déposé tout en fin d'année.

Mais nous devons nous faire respecter : donc, nous déposerons à nouveau certains de nos amendements parce que nous pensons qu'il y a vraiment lieu de revoir certains points de ce projet de loi-programme. Nous verrons les suites qui seront réservés à nos amendements. En tout cas, dans l'état actuel, nous ne pouvons approuver ce projet auquel aucune modification n'a été apportée depuis son dépôt au Sénat.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik wil de bevoegde minister feliciteren met de nadere omschrijving van artikel 145 over het Fonds voor zandwinningen op zee en vooral voor de omschrijving van de heffingen op zandwinningen. Toch zijn er nog ernstige lacunes waarover ik de minister later zal ondervragen zodat dit in een volgende programmawet kan worden aangepast.

De heffingen moeten in de eerste plaats dienen om de ecologische schade te herstellen of te compenseren. Met de formulering in de programmawet gaat de roofbouw op de zeebodem door. Naast het bestuderen van de schade en het zoeken van nieuwe zones moet in de eerste plaats de onomkeerbare ecologische schade worden voorkomen en de omkeerbare worden hersteld.

In Nederland wordt enkel zand en grind gewonnen op bestelling. Er worden geen stocks aangelegd aan land waar ten alle tijde uit kan worden geput.

Er zou moeten worden bestudeerd hoe bouwpuin kan worden gerecycleerd om de exploitatieomvang te reduceren. Hoe klein de exploitatie of hoe groot de zee ook is, we moeten respect hebben voor het mariene milieu, want we hebben maar één wereld.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik wil al degenen die vandaag het woord nemen, bedanken omdat zij welwillend tijd hebben besteed aan de bestudering van dit belangrijke wetsontwerp. Ik dank in het bijzonder collega Vandenberghe. Naast zijn belangrijke inhoudelijke opmerkingen heb ik ook het cabaretgehalte van zijn uiteenzetting gewaardeerd. Ik heb op dat vlak nog veel van hem te leren.

Het is een traditie om telkens voor de kerst- en zomervakantie een programmawet aan het Parlement voor te leggen. De regering heeft de mond vol van nieuwe politieke cultuur, transparantie, de kloof tussen de burger en de politiek, maar de kloof tussen de burger en de politiek wordt alleen groter met zulke programmawetten. Ik herinner mij dat de heren Daems, Dewael en Reynders vroeger, toen ik nog geen parlementslid was, maar op TV naar de parlementaire debatten keek, sterk waren in het opvoeren van nummertjes in de Kamer tegen de beruchte techniek van de programmawet. De regering maakt sedert haar aantreden echter telkens ook gebruik van die techniek.

De techniek van de programmawet werd voor de eerste keer gebruikt op 29 december 1973. Dat is bijna 28 jaar geleden. Ik was toen welgeteld zes maanden oud. In 1973 was het de bedoeling om de uitgavendrift in die crisisjaren te temperen.

Intussen is de techniek wat aangepast. De regeringen voeren nu ook andere redenen aan voor de toepassing van deze techniek. Het is nu de bedoeling delicate dossiers aan elkaar te koppelen, zodat de meerderheidpartijen niet meer kunnen interveniëren en elk argument van de oppositie bot vangt. Het gaat over de klassieke koehandel waartegen premier Verhofstadt zich jaren met hand en tand heeft verzet. Het is goed daaraan te herinneren, nu minister Vandenbroucke in ons midden vertoeft. Hij is een belangrijk minister in de regering.

In de politiek is een week een eeuwigheid, maar ik heb het lange geheugen van een politicus en niet dat van een mug. Zo herinner ik mij dat de heer Vandenbroucke in lang vervlogen tijden, in de zomer van 2000, heeft verklaard dat de techniek van de programmawet niet moest worden afgeschaft, maar toch serieus onder de loep moest worden genomen. Is daarvoor een werkgroep opgericht door de regering? Ik weet het niet, maar de techniek van de programmawet en de manier waarop die de jongste weken en dagen in Kamer en Senaat in praktijk wordt gebracht, is net dezelfde, met dat verschil dat het lijstje van de artikelen in deze programmawet er alleen maar langer op is geworden. Ik denk dat we nu al aan 180 artikelen zitten. Ik zou de minister willen vragen of hij sinds de zomer van 2000 heeft kunnen uitmaken welke objectieve verbeteringen er aan de techniek van de programmawet moeten worden aangebracht en wat hij aan de techniek van deze programmawet heeft verbeterd?

Minister Vandenbroucke is niet de enige die dit heeft verklaard. De heer Morael, die hier vandaag niet aanwezig is, heeft intussen twee jaar geleden in de winter van 1999 bij de bespreking van een programmawet in de commissie voor de Financiën verklaard dat dit de laatste programmawet moest zijn. Hij noemde de programmawet een zonde die de regering van de vorige regering had overgenomen. Wij hebben daar toen welwillend de spons over geveegd en gezegd dat het voor één keer goed was. Vandaag krijgen we echter opnieuw een programmawet voorgeschoteld.

Deze programmawet vertoont overigens gelijkenissen met de programmawet van de zomer van 2001, die voor Belgacom voorzag in een machtiging voor de Koning om een fusieoperatie met een andere maatschappij te verwezenlijken. Wie de actualiteit volgt, kent het resultaat van deze operatie.

Deze regering heeft dus niets geleerd uit de fouten van het verleden. Ze neemt gewoon het spel van meerderheid en oppositie over. Dat betreuren wij ten zeerste.

De heren Vandenberghe en Thissen hadden het al over de afschaffing van de Senaat. U kent onze houding ten aanzien van het evocatierecht, ten aanzien van de tweede-lezingkamer. Ik zal daar niet op terugkomen. Wij zijn principieel tegen het evocatierecht, maar de Senaat kan op sommige punten toch een toegevoegde waarde leveren. Ik zal dus even blijven stilstaan bij die punten. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de nationale socio-economische enquête.

M. Philippe Mahoux (PS). - Le Sénat a donc quand même un certain rôle à jouer. Il faudrait le dire aussi pendant les émissions à grande audience, monsieur Van Quickenborne.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Waar zijn de camera's, mijnheer de voorzitter? Ik zeg het hier publiek en uit volle borst: "De Senaat heeft een bepaalde rol te vervullen en ik zal die nu aangeven." (Vrolijkheid)

De nationale socio-economische enquête was een punt waarover de Senaat zich terecht heeft laten horen. Onze voorzitter was helaas niet zo welwillend nog enkele wijzigingen toe te staan.

Ik blijf stilstaan bij twee punten uit deze programmawet. Artikel 46 van het ontwerp dat ons door de Kamer van volksvertegenwoordigers is overgezonden, heeft betrekking op de terugbetaling van Maribel bis en ter. Ik vind daar in de verslagen over de besprekingen in Kamer en Senaat weinig van terug. Het is trouwens opvallend hoe licht de regering gaat over deze verplichting tot terugbetaling.

Ik meen dat de regering de principes van de rechtszekerheid schendt. In 1993 en 1994 werd aan de bedrijven een steun toegekend en nu, zeven jaar later, worden die bedragen teruggevorderd.

Niemand stelt vragen bij de aansprakelijk van de Belgische Staat in deze zaak. Op 19 november 1991werd het fameuze arrest-Francovich geveld, waardoor de aansprakelijkheid van de Staat bij schending van Europese rechtsregels kan worden vastgesteld en waardoor individuele burgers of bedrijven aan de staat schadevergoeding kunnen vragen.

Het is goed even te herinneren aan de principes van dit belangrijke arrest. Het arrest zegt dat "aan de volle werking van de gemeenschapsbepalingen zou worden afgedaan indien particulieren niet de mogelijkheid zouden hebben om schadevergoeding te verkrijgen wanneer hun rechten worden aangetast als gevolg van een schending van het gemeenschapsrecht die aan een lidstaat kan worden toegerekend."

Het Hof van Justitie is van oordeel dat drie belangrijke voorwaarden moeten worden vervuld. Ten eerste moet de geschonden rechtsregel aan particulieren rechten toekennen. Er moet vervolgens sprake zijn van een duidelijke schending en, ten slotte, moet er een direct causaal verband zijn tussen de schending van de op de staat rustende verplichting en de door de benadeelde persoon geleden schade. Deze drie voorwaarden zijn niets anders dan een toepassing van het ons welbekende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek.

De regering schendt dus de principes van de rechtszekerheid en springt al te lichtzinnig om met haar verantwoordelijkheid ten opzichte van het Europees recht.

Wat moet er gebeuren met de bedrijven die vandaag verlies lijden en die toch gedwongen worden deze sommen terug te betalen? Ik stel alvast voor om de fameuze fiscale voordelen voor noodlijdende bedrijven, waar de laatste weken zoveel over te doen was, ook op deze bedrijven toe te passen, zodat ze hun verliezen kunnen beperken.

Misschien is het aan de aandacht van de Senaat ontsnapt, maar ik heb artikel 46 met een loep gelezen. In de vierde en vijfde alinea van artikel 46, dat de leden van de meerderheid ongetwijfeld van buiten kennen, staat: "De aldus terugbetaalde bedragen zijn geen aftrekbare beroepslasten in de zin van artikel 49 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992." En verder; "De terugbetalingen die zullen verricht worden vanaf 1 januari 2002, zijn geen aftrekbare beroepslasten in de zin van artikel 49 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992."

Is de vijfde alinea van artikel 46 geen herhaling van de vierde en bijgevolg overbodig? Ik verwijs in dat verband naar een incident in de Senaat, toen de regering erin slaagde om twee artikelen met identiek dezelfde tekst te doen goedkeuren. Ons amendement om dit recht te zetten in het ontwerp van programmawet, werd niet gunstig onthaald.

De heer Hordies heeft in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden een interessante uiteenzetting gehouden over de problematiek van BIAC. Na het debacle van Sabena heeft het debat zich toegespitst op de toekomst van BIAC. De luchthaveneconomie in de regio Zaventem zorgt voor tienduizenden arbeidsplaatsen in Vlaanderen, Wallonië en Brussel. Het is dan ook onaanvaardbaar een programmawet te gebruiken om de problemen van BIAC te regelen.

Ik beschouw mijzelf als een bevoorrechte getuige van de problemen rond BIAC. Het VEV heeft mij een stage bij BIAC aangeboden van 11 tot 14 september 2001. Ik weet niet of de datum van 11 september al dan niet toevallig is gekozen. Toevallig of niet, op die datum bevond ik mij samen met enkele kaderleden van BIAC in pier A. Helaas beschikken wij in de Senaat, in tegenstelling tot de gemeenteraad van Kortrijk, niet over PowerPoint en een lichtgevende pen. Was dat wel het geval, dan had ik op basis van het grondplan van de luchthaven kunnen tonen wat pier A voor de toekomst van BIAC en van het vliegwezen in ons land betekent. Pier A verschilt van andere pieren in Zaventem en in andere luchthavens omdat hij slechts een verdieping telt. Vertrekkende en aankomende passagiers moeten in dezelfde ruimte worden opgevangen. Toen wij in dat verband een opmerking maakten over de veiligheid, werd ons verzekerd dat een richtlijn over veiligheid in de maak is, dat er over het algemeen weinig problemen zijn en dat het vliegtuig het veiligste vervoermiddel ter wereld is enzovoort, enzovoort. Precies dan rinkelt mijn GSM en verneem ik dat het WTC in New York in elkaar stort.

De Europese Commissie heeft richtlijnen geformuleerd in verband met de veiligheid van de luchthavens. Frankrijk heeft na 11 september aangedrongen op de scheiding van aankomende en vertrekkende passagiers in Europese luchthavens. De infrastructuur van pier A, die 32 landplaatsen telt, beantwoordt niet aan de nieuwe richtlijnen.

De pier is gebouwd met het oog op de verdere ontwikkeling van BIAC, die uiteraard te maken had met de immense groei van Sabena. BIAC krijgt vandaag veel te weinig aandacht. De gevolgen van het faillissement van Sabena staan centraal, maar het hart van de economie, van de main port Zaventem, krijgt niet de aandacht die het verdient.

Duizend mensen werken rechtstreeks voor BIAC, maar onrechtstreeks vele tienduizenden. Het aantal transferpassagiers op Zaventem is met een derde gedaald. Een normale dag in Zaventem telde ongeveer 250 vluchten. Dat is nu teruggevallen op 170, of zeven miljoen passagiers minder. Dat derde komt neer op een verlies van 1,4 miljard. De landingsrechten zijn sterk gedaald. Pier A met 32 aanlegplaatsen zal worden geopend in aanwezigheid van een stralende minister Daems, die zal zeggen dat we een stralende toekomst tegemoet gaan, maar om wat te doen?

Het is opvallend dat de regering geen enkel signaal geeft over wat er nu moet gebeuren met BIAC, hoewel de Belgische Staat met 63% hoofdaandeelhouder is van BIAC. Wel is er de programmawet waarin de regering snel en zonder fundamenteel debat een en ander wil doorduwen. Daarnaast moet BIAC investeren in DAT. BIAC moet de nieuwe aandeelhouder worden, samen met Belgocontrol. De Belgische Staat zwijgt over het miljard verlies van BIAC volgend jaar. Van de Belgische overheid, de PS, de PRL, Ecolo, Agalev, die allemaal praten over meer greep en controle op overheidsbedrijven, hoor ik niets. Er zijn welwillende verklaringen over de wet van 1991 die zou moeten worden aangepast. Maar de Belgische overheid gebruikt haar meerderheid van 63% niet om een goed toekomstplan te ontwerpen. De regering heeft alleen een programmawet waarin machtiging wordt gegeven aan de Koning en aan de regering, om zelf de toekomst van dit overheidsbedrijf vast te leggen. De regering heeft voor BIAC dan wel een programmawet, maar geen meerderheid. De PRL heeft een wetsvoorstel ingediend om de wet van 1991 zodanig te verscherpen dat de controle op overheidsbedrijven toeneemt. De PS verklaart bij monde van haar oppervoorzitter, de heer Di Rupo, dat de controle op de overheidsbedrijven moet worden versterkt. Ook Agalev en Ecolo hebben dat in een persconferentie meegedeeld. Iedereen vindt dat interessant. De regering zal daarmee rekening moeten houden. Maar het eerste dat de regering doet, is de controle op BIAC loslaten. In de Kamer diende mevrouw Coenen een amendement in dat ze uiteindelijk introk en de heer Hordies bracht een interessant debat op gang in de commissie, maar trok zich daarna stilletjes terug.

M. Philippe Mahoux (PS). - Je trouvais effectivement la question de M. Hordies tout à fait pertinente. En cas de problème chez BIAC, les propriétés reviennent à l'État, le tout est de savoir à quelle valeur.

J'entends le ministre Daems répondre qu'en cas de malheur - ce que personne n'espère, je suppose - la valeur serait fixée en fonction de la situation.

Il serait intéressant d'obtenir la garantie que l'évaluation se fasse de la manière dont elle a été faite à l'origine et avec les mêmes personnes. Jeter la suspicion sur un géomètre ou un comité d'acquisition, c'est peut-être un peu léger.

Dans sa déclaration, le ministre dit que cela se fera bona fide si cela devait arriver.

Le ministre nous l'a dit oralement mais, je le répète, en cas de malheur, nous devons évidemment obtenir les garanties que la rétrocession à l'État se ferait dans les mêmes conditions.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Laten we na deze fantastische uitleg en de beloften van de minister terugkeren naar de realiteit. Ongeveer een uur geleden heeft de Ministerraad het koninklijk besluit over de verkoop van de gronden, voor de prijs die in de pers werd genoemd, aangenomen. Terwijl de heer Mahoux zich hier uitput om uit te leggen dat het erom gaat een eerlijke prijs vast te leggen en dat de verklaringen van de minister zeer duidelijk zijn, neemt de regering een koninklijk besluit zonder wettelijke basis.

M. René Thissen (PSC). - Je voudrais répondre à M. Mahoux qu'il ne devrait pas y avoir de problème. Puisqu'il considère que le système du géomètre-expert indépendant qui va, de bonne foi, fixer la valeur à sept milliards alors que le Comité d'acquisition l'a fixée à dix milliards est normal, il ne devrait voir aucun inconvénient, en cas de déconfiture de BIAC, à ce que les terrains cédés aujourd'hui reviennent, pour le même prix, à l'État belge.

Nous avons d'ailleurs déposé un amendement dans ce sens.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik dank de heer Thissen voor deze heel interessante aanvulling.

Als het over juridische zaken gaat, werpt de heer Daems, de chief executive officer van de overheid, in de Senaat steeds op dat hij geen jurist is, maar wel een economist. Met mij ligt het net andersom: ik ben jurist, maar geen economist. Wanneer ik evenwel vaststel dat sommigen een maatschappij willen privatiseren die van zich zelf zegt dat ze voor volgend jaar een verlies van 1 tot 1,3 miljard verwacht, dan is het duidelijk, ook voor een niet-economist, dat de minister er niets van kent.

Het is jammer dat collega De Grauwe iemand bij wie Daems gewoonlijk veel inspiratie haalt, hier niet aanwezig is. Ik verwijs hierbij ook graag naar de hem welbekende Chicago School en Milton Friedman. Feitelijk doet de regering het omgekeerde van wat de Chicago boys aanbevelen: privatiseren als de vooruitzichten slecht zijn, of toch niet, want minister Daems wil de Staat laten verliezen. In andere dossiers heeft hij de Staat ook al laten verliezen. Denk maar aan de UMTS-licenties, Belgacom, De Post, het Berlaymontgebouw enzovoort. Zij opzet is perfide. Hij wil de Staat afslanken. Hij geeft twee redenen op waarom hij de programmawet gebruikt om zijn operatie door te voeren. Ten eerste, budgettaire implicaties. Terloops gezegd, ik ken weinig beslissingen van de regering die geen budgettaire implicaties hebben, behalve misschien de woorden van de heer Slangen, en dan nog! Ten tweede vermeldt de minister de sociale onderhandelingen die op 1 februari 2002 starten. Wat dat vandaag te maken heeft met de privatisering van BIAC is mij

niet duidelijk.

Mevrouw Martine Taelman (VLD). - Ik luister met heel veel interesse naar de uiteenzetting van de heer Van Quickenborne. Zoals hij ben ik evenmin economist, maar ik stel wel vast dat hij psycholoog is. Hij maakt intentieprocessen van mensen die hier niet aanwezig zijn. Ik vraag bewijzen.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Ik vraag niet liever dan dat minister Daems aanwezig zou zijn. Ik ben bereid op hem te wachten.

Mevrouw Martine Taelman (VLD). - Dat u geen economist bent, is mij via de media duidelijk geworden. U deelt de begroting van de Senaat door het aantal senatoren. Het is alsof men de kostprijs van de arbeiders van een bedrijf als BASF zou berekenen door de omzet te delen door het aantal arbeiders. (Vrolijkheid) Ik ben niet onder de indruk van uw betoog.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Collega Taelman zal morgen in de pers kunnen lezen dat een politicus die een ander politicus van antwoord dient door een ander onderwerp aan te snijden, meestal niet de juiste argumentatie kan ontwikkelen. Dat doet ook mevrouw Taelman. Ze geeft geen antwoord op de vraag of het opportuun is een bedrijf te privatiseren dat dreigt failliet te gaan.

Mevrouw Martine Taelman (VLD). - U hebt over de psychologie van een minister. Dat is ook niet de grond van de zaak. Dat is net mijn punt.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - De meerderheid zal vandaag de privatisering van BIAC goedkeuren, terwijl de trafiek drastisch dreigt terug te vallen: het aantal passagiers daalt met 7 miljoen passagiers, mogelijk 5 miljoen als DAT toch de lucht in gaat. Dat zijn toch de feiten.

Ik geef collega Taelman op één punt gelijk: ik heb in het Belgisch Israëlitisch Weekblad gelezen dat ik inderdaad niet rijp zou zijn voor de psycholoog, maar wel voor de psychiater.

De regering geeft het verkeerde antwoord op het verkeerde tijdstip. Het echte debat, dat over de toekomst van de luchthaven, wordt in het federale parlement niet ernstig gevoerd. In het Vlaams Parlement, dat juridisch niet bevoegd is voor het beheer van de luchthaven van Zaventem, is dat wel gebeurd. Wij moeten die discussie voeren naar aanleiding van de programmawet. Dit is vooral jammer omdat de vorige Senaat aan de commissie voor de Financiën in 1997 had toegestaan verschillende topverantwoordelijken van BIAC te horen, naar aanleiding van de bespreking van het wetsontwerp over de rationalisering van het beheer van de luchthaven. Kamer en Senaat hebben toen beslist na een grondige discussie. Het federale Parlement plaatst zich in dit debat onder het Vlaams Parlement. De regering neem het Parlement niet ernstig.

Intussen stapelen de problemen zich op. De buurlanden zitten immers ook niet stil: Schiphol heeft jaarlijks 40 miljoen passagiers, Frankfurt 50 miljoen, Parijs 75 miljoen en Londen 107 miljoen. Als kers op de taart komt er in Chaulnes, bij Amiens, een nieuwe luchthaven bij.

M. Alain Destexhe (PRL-FDF-MCC). - Mais monsieur Van Quickenborne, après les élections, le nouveau gouvernement français va annuler ce projet d'aéroport.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Dit is een ongelooflijk belangrijke verklaring. Terwijl heel Frankrijk oeverloos over de presidentsverkiezingen debatteert, weet de heer Destexhe reeds wie zal winnen en welk beleid nadien zal worden gevoerd.

De minister moet nagaan wat de luchthaven van Chaulnes voor ons land betekent. Met de HST zijn al onze luchthavens vanuit geheel België bereikbaar binnen de twee uur. Er moet dus meer dan ooit over de luchthaven van Zaventem worden gedebatteerd, niet bij de bespreking van een programmawet, maar naar aanleiding van de bespreking van een volwaardig wetsontwerp of wetsvoorstel.

In de programmawet wordt eigenlijk de privatisering van BIAC vooropgesteld. De beslissingen over de modaliteiten worden hierbij aan de koning, dus de regering, overgelaten, ook al is er geen debat ten gronde gevoerd over de voorwaarden voor die privatisering. In het Nederlandse parlement is weken gedebatteerd over de vervreemding van de aandelen in Schiphol. Hier zeggen de meerderheidspartijen dat de wet van 1991 moet worden aangepast met als eerste concrete stap de privatisering van BIAC. De PS, de PRL, Agalev en Ecolo maken zich belachelijk. Ze eisen meer controle en tegelijkertijd wordt toch geprivatiseerd. Dat begrijp ik echt niet.

De regering wil twee dingen. Ze wil BIAC privatiseren en ze wil dat BIAC investeert in DAT. Ze moet mij eens uitleggen hoe een dergelijke investering kan worden gerijmd met de regels van eerlijke concurrentie, waarbij BIAC een open huis zou moeten zijn waarin verschillende luchtvaartmaatschappijen welkom zijn. DAT krijgt een voetje voor, zogezegd omdat hiermee de Belgische belangen worden gediend, wat dit ook moge betekenen.

In de verschillende debatten in Kamer en Senaat is veel te weinig aandacht besteed aan de geschiedenis van BIAC. Nochtans, wie de toekomst wil kennen, moet een zicht hebben op het verleden. Ik wil dan ook eerst enkele belangrijke data uit het verleden van BIAC aanhalen. Nadien wens ik na te gaan hoe die zaken in buitenlandse luchthavens werden aangepakt. Ten slotte wil ik stilstaan bij de discussie over de vervreemding van de aandelen in Schiphol en de lessen die wij eruit kunnen trekken.

Mijn verhaal begint in het gezegende jaar 1946 toen de Regie der Luchtwegen, een parastatale instelling van het type A, werd opgericht. De doelstelling was tweeledig. Ten eerste moest de veiligheid van de luchtvaart worden gegarandeerd en ten tweede moesten luchthavens worden gebouwd en geëxploiteerd. Het heeft een lange tijd geduurd, maar in 1987 heeft de Regie der Luchtwegen met een aantal privé-maatschappijen, banken en krediet- en verzekeringsinstellingen de NV Brussels Airport Terminal Company, BATC, opgericht met een kapitaal van meer dan twee miljard frank. Het is goed de lijst van de toenmalige aandeelhouders van BATC en nog steeds aandeelhouders van BIAC, even in herinnering te brengen: P&V-verzekeringen, Kredietbank, groep Brussel Lambert, Generale Maatschappij van België, Nationale Investeringsmaatschappij, de toenmalige Algemene Spaar- en Lijfrentekas, het toenmalige Gemeentekrediet van België, Royale Belge, ABB-verzekeringen en nog een aantal kleinere bedrijven.

Niet toevallig zijn dit dezelfde bedrijven die we vandaag horen vernoemen wanneer het gaat om het redden van DAT. In 1987 bracht de Regie der Luchtwegen haar passagiersactiviteiten onder bij BATC in het luchthavengebouw van Brussel Nationaal. De massa personeel van de Regie der Luchtwegen werd in het kader van een dienstverleningsovereenkomst ter beschikking gesteld van BATC. Deze kreeg de opdracht een nieuw luchthavengebouw te bouwen, wat ook is gebeurd in 1994, zij het met zware financiële problemen. Dat heeft dan geleid tot het in dienst nemen van de heer Klees als directeur-generaal van BATC en het aangaan van een converteerbare obligatielening van meer dan 2 miljard frank.

De voorzitter. - Mijnheer Van Quickenborne, ik wil u erop wijzen dat uw spreektijd beperkt is. Het is misschien niet het ogenblik om heel de geschiedenis van BATC door te nemen.

De heer Vincent Van Quickenborne (VU-ID). - Mijnheer de Voorzitter, ik heb 45 minuten spreektijd en ik zal niet de hele geschiedenis schetsen, maar geeft u mij toch de kans om, zoals de heer Vandenberghe, te komen tot het punt dat ik onder de aandacht wil brengen.

De problemen van BATC heb ik geschetst. Er kwam een scheiding tussen BATC, het latere BIAC, en de Regie der Luchtwegen, die Belgocontrol is geworden, het bedrijf dat we vandaag kennen.

Tot slot kom ik bij de discussie over de privatisering van BIAC. Wie de artikelen 158 en volgende aandachtig leest, kan vaststellen dat de regering van plan is BIAC te privatiseren door het van een economisch overheidsbedrijf om te vormen tot een NV van privaatrecht. We kunnen ons dan ook afvragen of de randvoorwaarden voor deze privatisering zijn gecreëerd en moeten op zoek gaan naar de specifieke verantwoordelijkheden die de exploitant draagt voor het waarborgen van het main port-belang, het behoud van de luchthaveneconomie, de verankering van de luchthaven van Zaventem en de tewerkstelling.

De privatisering van BIAC houdt belangrijke risico's in. Na een privatisering zou de luchthavenexploitant zich kunnen concentreren op activiteiten die beter renderen dan de luchtvaartgebonden activiteiten wat tot gevolg kan hebben dat meer wordt geïnvesteerd in buitenlandse luchthavens, dat er meer landzijdige investeringen komen en dat men zich richt op niet-luchthavengebonden investeringsprojecten. Al deze risico's moeten ons vooral waakzaam maken. In de artikelen van de programmawet of in de memorie van toelichting staat daarover niets vermeld. Er wordt bijvoorbeeld niets gezegd over preventie tegen mogelijk wanbeheer noch over een reguleringssysteem waarbij de geprivatiseerde luchthavenexploitant periodiek wordt gecontroleerd. Er wordt wel voorzien in de eventuele intrekking van de licentie van de vergunning die in de plaats komt van het beheerscontract, maar de randvoorwaarden daarvan worden niet opgesomd.

Een andere risico is dat bij privatisering een buitenlandse luchthaven of luchtvaartmaatschappij de maatschappij opkoopt.

Met andere woorden, dat BIAC niet langer het Vlaams karakter behoudt.

Ik heb van de minister geen antwoord gekregen op de relevante vraag over de overname door een buitenlands bedrijf. De discussie over de verankering werd op geen enkel ogenblik gevoerd.

De beslissing om BIAC te privatiseren mag niet worden genomen op vraag één partij en tegen de zin van alle andere meerderheidspartijen die aandringen op meer controle op de economische overheidsbedrijven.

Er werd geen discussie ten gronde gevoerd over de privatisering van BIAC. Men heeft zich zelfs niet de moeite getroost om de pro's en de contra's van een privatisering naast elkaar te zetten.

De VU-ID-fractie zal met overtuiging tegen het ontwerp stemmen, niet alleen omdat het om een verraderlijke techniek gaat waarvan de Groenen zelf hebben gezegd dat hij niet meer mocht worden gehanteerd, maar ook omdat de toekomst van onze luchthavenexploitant op het spel dreigt te worden gezet.

M. Marc Hordies (ECOLO). - Ecolo n'est guère favorable au fait d'inclure dans une loi-programme des sujets aussi importants que la privatisation de la BIAC. C'est pourquoi je me suis abstenu en commission lors du vote des amendements déposés par le CD&V, amendements qui prévoyaient le retrait, de la loi-programme, des articles relatifs à la BIAC - des amendements identiques avaient été déposés par une députée Ecolo en commission de la Chambre des représentants.

Je ne reprendrai pas l'argumentation développée en commission des Finances et vous prie de vous référer au texte écrit. J'y ai évoqué des questions sensibles relatives à l'actualité brûlante : que va-t-on décider à propos de la SIC, de la DAT et même de la SNCB ? Quelles seront les décisions finales des institutions publiques régionales d'investissement ?

Je pensais que la situation de la BIAC aurait pu être plus opportunément réglée dans quelques semaines. Certaines questions étant relatives aux déclarations et intentions des communautés et régions, il me semblait que ce dossier pouvait faire l'objet d'un débat au Sénat, lieu de rencontre des représentants des communautés via les sénateurs de communautés.

Je voudrais revenir plus précisément sur le prix de vente des terrains de la BIAC et entendre le ministre Daems à ce sujet. Lors des débats qui ont eu lieu à la Chambre des représentants et en commission du Sénat, M. le ministre a déclaré qu'il n'était pas possible d'évaluer le terrain en raison d'un manque de points de comparaison avec le prix de vente d'autres aéroports européens. Il a annoncé qu'une évaluation, effectuée par un troisième expert, était encore en cours au moment des discussions à la Chambre des représentants. Je voudrais savoir, monsieur le ministre, si cette troisième évaluation, indépendante, a été effectuée. J'ai sous les yeux une carte reprenant le prix de vente des terrains sis dans des zones économiques, ce qui peut nous servir de base puisque l'aéroport est situé dans une zone économique. Les propositions d'acquisition font état d'un prix de moins de mille francs le mètre carré. Si je me reporte au prix de vente moyen des zones économiques dans et autour de Bruxelles, je constate qu'à Grimbergen, le prix est de 2.500 francs le mètre carré, à Vilvorde, 4.000 francs, à Mechelen, 3.200 francs, de nouveau à Vilvorde, entre 1.500 et 2.000 francs, à Cortenberg, 4.700 francs, à Strombeek, 8.000 francs et à Zaventem, entre 5.000 et 10.000 francs le mètre carré. Je voudrais obtenir des informations de la part du ministre Daems quant à la troisième évaluation : a-t-elle été réalisée ? Si oui, que conclut-elle ? A-t-on tenu compte du prix des terrains dans les zones économiques comme celles que je viens de citer ?

Quoi qu'il en soit, je rejoins la réflexion émise par M. Mahoux, estimant que, dans le cas où l'État aurait à racheter tous les terrains, il devrait pouvoir le faire sur les mêmes bases que celles qui auraient prévalu pour le prix de vente de la BIAC. Une clause en ce sens ne pourrait-elle être incluse dans l'acte de vente ?

De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - De behandeling van een programmawet is nooit een aangename bezigheid. Het betreft immers een samenraapsel van zeer uiteenlopende wettelijke bepalingen. Dit is dit keer niet anders. Deze klus klaren is nog onaangenamer in een assemblee als de Senaat. De regering verwacht dat de tekst ongewijzigd wordt goedgekeurd en dan nog liefst zo snel mogelijk. Ik maak mij geen illusies dat deze praktijk ten gronde zal kunnen veranderd worden.

Toch is er iets bijzonders aan de hand. Deze regering heeft geen enkele schroom. In juli werden op een tijdsbestek van 14 dagen een 8-tal wetsontwerpen neergelegd voor afhandeling vóór het reces. Nu wordt op dinsdag een programmawet in de Kamer gestemd, met de verwachting dit ontwerp vóór het einde van de week door commissies en plenaire vergadering van de Senaat te loodsen. Dit gebeurt op een ogenblik dat de Senaat ronduit in het gezicht wordt gespuwd: door de Eerste Minister bijvoorbeeld. De premier zei in oktober in zijn regeringsverklaring dat de Senaat moet worden afgeschaft of, zoals hij het uitdrukte, samengevoegd met de Kamer. Twee weken geleden werd er een karikatuur van de Senaat opgevoerd in een televisieprogramma. Afgelopen week meende een lid van deze vergadering, voor het overige een hardwerkende en sympathieke collega, de Senaat andermaal in het gezicht te moeten spuwen.

Mijnheer de voorzitter, vandaag heb ik u een brief overgemaakt waarin ik u attent maak op het feit dat een aantal ministers het vertikken vragen te komen beantwoorden, zonder dat hierop een reactie volgt. Vandaag wordt ons gevraagd om zomaar een programmawet door onze strot te laten duwen.

Deze assemblee moet naar mijn oordeel eens even op haar strepen staan, wil ze niet verder haar eigen bestaansreden laten in vraag stellen. De boodschap aan de regering moet erin bestaan: "Wij doen niet moeilijk .... maar we zullen in ieder geval ons werk doen en zo nodig een aantal artikels onderzoeken. Als reflectiekamer nemen wij minstens de tijd om een aantal dubieuze bepalingen aan een grondig onderzoek te onderwerpen."

Ik richt mij dan ook tot de voorzitter met het verzoek om alle collega's te steunen die de bestaansredenen van een tweede federale kamer als evident beschouwen. Ik vraag hem om aan hun zijde te staan wanneer zij vandaag het imago van de Senaat willen hoog houden door minstens de taak uit te oefenen waarvoor de Senaat geroepen is. Wij hebben als fundamentele taak te fungeren als reflectiekamer en te waken over de kwaliteit van het wetgevende werk. Welnu, een goede waakhond moet af en toe zijn tanden laten zien of zelf eens bijten. Dit laatste is hier niet eens nodig.

Mevrouw Martine Taelman (VLD). - Mijnheer D'Hooghe, de oorsprong van het huidige probleem van de Senaat is niet te zoeken in deze regeerperiode maar wel ten tijde van de hervorming van de Senaat, waarbij de bevoegdheden op een slechte manier werden toebedeeld.

De heer Jacques D'Hooghe (CD&V). - Dit verwijt treft weinig mensen in deze vergadering. Ik heb sinds 1995 zitting in deze assemblee en heb dus nooit de oude samenstelling gekend. Toen bestond dit euvel al. Dit neemt niet weg dat wij ons werk moeten doen zoals het hoort.

De tekst van deze programmawet bevat nauwelijks dringende elementen. De boodschap aan de Regering kan dan ook zijn: "Niet zo haastig, beste vrienden, we zullen toch even ons werk doen en één en ander onderzoeken".

Het artikel 51 breidt de bevoegdheid van het Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen uit tot de problematiek inzake de gezondheid van dieren en planten. Allemaal goed en wel, maar het Agentschap werkt nog niet eens aan haar fundamentele taken. Het Agentschap werkt vandaag gewoon niet, omdat het niet kan werken: het staat nog steeds in de steigers. Men heeft gepoogd het Agentschap te laten opstarten via de formule van terbeschikkingstelling van personeel. Een foute keuze, zo blijkt, want men had het advies van de Gewesten nodig en dat komt er niet om communautaire redenen. De Gewesten vrezen dat er te veel personeel onder het Agentschap zal ressorteren, ten koste van de gefederaliseerde materie Landbouw.

De vaststelling dat het Federaal Agentschap na twee jaar nog niet functioneert, is wraakroepend. Men herinnert zich hoe in volle verkiezingscampagne in 1999 omwille van de dioxinecrisis de eetwaren uit de rekken werden genomen. Heel België stond op zijn kop en de dioxinecrisis was de inzet van de verkiezingen. En ik citeer Premier Verhofstadt in Knack van 1 september 1999 onder de titel: "En beteren zal het...". Daarin vertelt hij: "Maar we hebben nuttig werk verricht. We trachten van een nadeel een voordeel te maken. Dat Federaal Agentschap zal héél snel op volle toeren kunnen draaien, dankzij het systeem van kwaliteitsbewaking dat wij op vijf weken hebben uitgebouwd. De dioxinecrisis was voor deze Regering geen stoorzender; we hadden de kans om direct te bewijzen waar het ons om te doen is".

U hebt inderdaad niet verkeerd gehoord. Op vijf weken had de Premier de klus geklaard, maar vandaag functioneert het Federaal Agentschap nog steeds niet.

En ik citeer verder Verhofstadt in hetzelfde artikel: "Eén van die projecten is inderdaad een hervorming met het oog op duurzame ontwikkeling. Daarin past het Federale Agentschap. Maar het is veel meer. Het gaat te gronde over de vraag: "Groen, hoe vertaal je dat? We moeten komen tot ecologische zorgzaamheid. Dat moet een constante worden in het hele beleid."

Het is een constante. Deze regering doet niets. Wat voor het einde van 1999 zou afgerond zijn, is einde 2001 nog niet afgerond... Men weet niet eens wanneer het zal afgerond worden. En het betreft het verkiezingsthema van de laatste nationale stembusslag.

Men heeft de kiezer bedrogen! Om die reden dien ik dan ook opnieuw een amendement in dat ertoe strekt het opstarten van het Federaal Agentschap te versnellen door te werken via de formule van een voorlopig kader.

Artikel 99 van deze programmawet voorziet voor de openbare sector in de afschaffing van de verplichting om een personeelslid dat loopbaanonderbreking gevraagd heeft te vervangen. De Raad van State merkt bovendien op dat het personeelslid van de private sector dat zijn loopbaan onderbreekt niet langer vervangen moet worden door een volledig uitkeringsgerechtigde werkloze, terwijl deze personen, volgens artikel 9, paragraaf 1, van de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector nog steeds door werklozen moeten worden vervangen, in de zin van artikel 9, paragraaf 2, van die wet. Dit betekent dat artikel 99 van de huidige programmawet verschillende regimes invoert in de private en de openbare sector. Bij de inhoud van dit bewuste artikel 99 rijzen heel wat vragen.

Kan de wet van 10 april 1995 met betrekking tot de herverdeling van de arbeid - en dus gericht op de vervanging van de vrijgekomen arbeidsplaatsen - via een programmawet worden uitgehold?

Kan er in de openbare sector een andere regeling worden ingevoerd als in de private sector? Het lijkt mij dat dit op zijn minst ondoordacht is en het getuigt van onbehoorlijk bestuur. Er wordt bijgevolg een amendement ingediend om de samenhang tussen de openbare en de private sector te realiseren.

Volgens de memorie van toelichting zou artikel 102 van de programmawet nobele bedoelingen hebben. Het artikel kadert in een poging tot administratieve vereenvoudiging. In de toelichting staat dat de Koning gemachtigd wordt een aantal uitvoeringsbepalingen uit te vaardigen met het oog op een goed georganiseerd elektronisch gegevensbeheer door de Federale openbare diensten. Daarbij wordt tussen deze federale openbare diensten een functionele taakverdeling vastgelegd voor de opslag en het beheer van de gegevens. Bovendien moet het eenmalige karakter van de gegevensverzameling bij de burgers en de onderneming met het oog op een elektronische gegevensuitwisseling tussen de Federale openbare diensten gewaarborgd worden. Zoals de regering zelf vermeldt, is het belangrijk dat hierbij gebruik wordt gemaakt van eenvormige identificatiesleutels met betrekking tot elke entiteit waarover gegevens worden beheerd. In de laatste alinea van de toelichting wordt vermeld dat het evident is dat de regels en de modaliteiten die in uitvoering van dit artikel zullen worden uitgevaardigd, in overeenstemming moeten zijn met de wetgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, vooral voor wat betreft het proportionaliteitsbeginsel. In artikel 102 staat dat de Koning aan federale openbare diensten het gebruik van éénvormige identificatiesleutels "kan" toestaan of opleggen. Nergens wordt bepaald dat de Koning die eenvormige identificatiesleutels "moet" opleggen, waardoor de geheimhouding niet langer gewaarborgd is.

Er wordt een amendement ingediend dat bepaalt dat de Koning bij in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan de Federale Openbare Diensten vermeld in punt 1, eenvormige identificatiesleutels moet opleggen. Deze identificatiesleutels worden dus verplicht teneinde de zekerheid te bieden dat de reglementering inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer, inzonderheid het proportionaliteitsbeginsel, wordt nageleefd.

De heer Van Quickenborne is blijkbaar de mening toegedaan dat er niet genoeg aandacht aan BIAC wordt besteed. Wat de eigenlijke bedoeling van de regering is, is niet helemaal duidelijk. Reeds in 1998 hoopte men tegen 2001 klaar te zijn voor een beursintroductie en het siert de regering dat zij de uitgestippelde strategie consequent voortzet. Een beursintroductie is evenwel geen operatie die op automatische piloot kan worden uitgevoerd. Vandaag is iedereen het erover eens dat de huidige toestand niet toelaat dat het bedrijf zich via een beursintroductie uit de openbare sector terugtrekt. Het ondernemen van asynchrone acties wordt stilaan het handelsmerk van Rik Daems. Ik verwijs naar de geflopte UMTS-veilingen en naar het mislukte huwelijk tussen Belgacom en KPN-Orange. De minister wil naar de beurs trekken, nu we met een nog nooit gekende crisis in de luchtvaartsector worden geconfronteerd en nadat ingevolge het faillissement van Sabena ongeveer de helft van de activiteiten van BIAC zijn verloren gegaan. Dat kan niet! Daarvoor geeft CD&V vandaag geen volmacht. Onze fractie gaat ermee akkoord een ontwerp van wet dienaangaande op een gepast tijdstip in het parlement te bespreken. We willen de timing evenwel niet uit het oog verliezen.

Er is echter meer. Uit artikel 161 van de programmawet blijkt dat het de bedoeling is van de regering om op een sluikse manier het Comité van Aankoop buiten spel te zetten. De minister beloofde in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden ons een brief van het Aankoopcomité te bezorgen. Helaas hebben wij deze niet ontvangen. Overigens beriep de minister zich in de commissie op de verregaande openheid van zijn beleid. Naast de brief waarover ik het zopas had, blijven ook de cruciale stukken van het Sabena-dossier achterwege. Wij wachten nog steeds op de faxen en de brieven die tussen 16 juli en 2 augustus tussen Swissair en Sabena of de Belgische regering werden uitgewisseld. De minister is er steeds als de kippen bij om publiek te verklaren welke openheid hij in zijn beleidvoering aan de dag legt. De hoofdredacteur van het Laatste Nieuws, de heer Vander Kelen - een voor minister Daems niet ongunstige bron - noemt hem "de minister van de confidentialiteit".

De tekst van artikel 161, paragrafen 1 en 2 doet vermoeden dat de voor BIAC gunstige aankoopvoorwaarden zijn uitgestippeld om de BIAC-bestuurders ervan te overtuigen te participeren in DAT. Is het de bedoeling van dit artikel de verkoop door de staat mogelijk te maken en op die manier het tekort in de begroting op te vullen? Dergelijke overwegingen zijn in het raam van gezond bedrijfsbeheer vanzelfsprekend niet te dulden. Tot slot herhaal ik de vraag die ik in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden heb gesteld.

Is het verantwoord dat een uitbater van een luchthaven participeert in de bedrijfsvoering van één van zijn klanten-luchtvaartmaatschappijen? Het risico is niet denkbeeldig dat dit een rem betekent voor andere luchtvaartmaatschappijen om Brussel aan te doen. In het verleden heeft BIAC zich steeds verzet tegen een voorkeursbehandeling van haar home-carrier. We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat onder druk van deze Regering BIAC gedwongen wordt een andere koers te varen.

Er rijst vanzelfsprekend een communautair probleem in het geval één van de gewesten zou participeren in BIAC. De luchthaven van Zaventem werd steeds als een nationale economische activiteit beschouwd. Aansturen op dergelijke complexe constructies in een land als België lijkt ons niet aangewezen.

Wij zullen ons als CD&V-fractie beperken tot het indienen van één amendement en wel tot wijziging van het artikel 157. Wij willen BIAC wel de wettelijke mogelijkheid bieden haar kapitaalsstructuur te verstevigen - hoewel we betwijfelen dat dit op dit ogenblik mogelijk is - zelfs wanneer de overheidsparticipatie minder dan de helft zou bedragen, maar met uitsluiting van een beursintroductie. Wij zullen in die zin een amendement indienen.

Het artikel 166 van de programmawet stelt één miljard frank ter beschikking van het Fonds voor sluiting van ondernemingen, via de federale participatiemaatschappij, voor de uitbetaling van een gedeelte van het sociale begeleidingsplan ten gunste van de ontslagen werknemers van NV Sabena met inbegrip van AMP-België. Zoals de regering zelf mededeelde, voorziet zij dat er tot en met het jaar 2003 in totaal 15,6 miljard Bef nodig is voor de financiering van het sociaal begeleidingsplan ten gevolge van het faillissement van Sabena. De regering zou hierbij 5 miljard laten ophoesten door het Fonds voor de sluiting van ondernemingen en de staatskas zou voor 4 miljard belast worden, naast een voorziening op het budget van de RVA. Hiermee schuift de regering haar verantwoordelijkheid voor een groot deel af naar het Fonds voor de sluiting van ondernemingen en dus naar alle andere bedrijven in België. Dit is compleet onaanvaardbaar. Deze regering schreeuwt gedurende twee jaar van de daken dat ze de lasten zou verlagen, maar neemt op sluikse wijze niet eens haar eigen verantwoordelijkheid op. Eerst kijkt ze reactieloos toe hoe ongeveer 35 miljard frank naar Zwitserse kluizen stroomt en neemt dan achteraf geen enkele verantwoordelijkheid voor de gevolgen van dit nefast beleid. De regering is nu zinnens één miljard uit te trekken.

Maar ook op andere vlakken schuift de regering haar verantwoordelijkheid af. Ik denk aan de indexering van de belastingschalen. Voor de bedrijfsvoorheffing zal ze dit toepassen vanaf 1 april en niet vanaf 1 januari. Het gevolg is dat dit pas in 2003 zal worden gerecupereerd. Er is het voorbeeld dat fractieleider Vandenberghe heeft aangehaald inzake de politiehervorming. Enkel de nettowedden zullen worden terugbetaald en achteraf geregulariseerd.

Alle kosten worden op de lange baan geschoven, liefst tot na 2003. Vandaar dat de CD&V-fractie van oordeel is dat alle vergoedingen, behoudens de werkloosheidsuitkeringen die klassiek via de RVA-instellingen gebeuren, door de Belgische Staat moeten voorzien worden. Hun verantwoordelijkheid indirect afwentelen op de andere bedrijven, getuigt van weinig moed en betrouwbaarheid. Bovendien breekt de Regering hiermee haar voornaamste belofte, met name de lastenverlaging. Erger nog, de Regering verhoogt de lasten!

De bedragen, vermeld in ons amendement, zijn niet eens overdreven. Wij houden er geen rekening mee dat nog andere Sabena-filialen kunnen sneuvelen; in deze slechtere hypothese loopt het tekort voor de sociale begeleidingsmaatregelen vanzelfsprekend nog op.

De CD&V-fractie heeft vele fundamentele bedenkingen op deze programmawet en dient hier enkel amendementen in die slaan op fundamentele tekortkomingen. In de huidige stand van zaken kan onze fractie deze programmawet dan ook niet goedkeuren.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Het principe van een programmawet strookt niet met de democratische beginselen die in de Senaat door een aantal mensen zo hoog worden aangeschreven. Zoals u weet ben ik geen minnaar van de Senaat, hoogstens een koele minnaar. Tegen 15 januari zal ook onze fractie een aantal gedachten neerschrijven over wat de Senaat zou kunnen zijn. Wat de Senaat in elke geval niet moet doen, is een programmawet behandelen en tegen alle principes van de democratie in, onder het klappen van de zweep van de regering en van de Kamer, deze wet willens nillens goedkeuren, zonder dat de normale procedures kunnen gevolgd worden. Wij verzetten ons daartegen en we zullen daar vandaag een zeer krachtig signaal over geven.

Ik zie in deze Senaat drie soorten collega's. In de eerste groep zitten de grote supporters van de Senaat: ze zijn voorstander van het tweekamerstelsel en van de democratie, maar enkele keren per jaar laten ze zich in de hoek drijven en staan ze niet op hun strepen. Een vooraanstaand lid van deze groep is onze voorzitter, Armand De Decker. Daarom zal ik deze groep de nobiljons noemen.

Dan zijn er diegenen, zoals onder meer Hugo Vandenberghe, die ook de Senaat ondersteunen, maar zich niet in de hoek laten dringen en die principes ook verdedigen wanneer het moeilijk is. Dat zijn de hugenoten. (Vrolijkheid)

Mevrouw Jeannine Leduc (VLD). - Vandenberghe behoorde tijdens de vorige zittingsperiode tot de eerste groep.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Dat is mogelijk. Ik ben nog zeer jong. Ik ken de geschiedenis nog niet zo goed.

Bij de derde groep behoren diegenen die willen dat de Senaat anders functioneert, maar niet akkoord gaan met de twee andere groepen. Dat zijn de spiritisten. (Vrolijkheid) Het gaat inderdaad om een klein groepje, maar dat toch af en toe het verschil maakt.

Ik vrees dat er vandaag een monstercoalitie zal ontstaan tussen de hugenoten en de spiritisten. We zullen dan ook - weliswaar tegen mijn zin, want ik speel dat soort spelletjes niet graag - van het recht om het advies van de Raad van State te vragen gebruik maken omdat we telkens opnieuw vaststellen dat als de vakantie nadert, we in twee of drie dagen een programmawet moeten goedkeuren.

Ik had graag enkele vragen gesteld aan de minister van Binnenlandse Zaken over deze programmawet. Drie en een half jaar geleden, in de zomer van 1988, hebben we samen, Duquesne en ik en vele anderen, de onderhandelingen over de Octopus-wet afgerond. Drie en een half jaar heeft men de tijd gehad om deze politiehervorming op de sporen te zetten. Twee weken vóór de politiezones operationeel worden, moet er nog een aantal artikelen in een programmawet worden goedgekeurd. Dit is Kafka. Wij zullen daarmee niet akkoord gaan.

Hoogmoed komt voor de val. Drie jaar geleden, toen het kabinet-Duquesne aantrad op Binnenlandse Zaken, was de werkgroep-De Witte al aardig op weg om de politiehervorming in goede banen te leiden. Het kabinet-Duquesne wist echter beter en schafte de werkgroep af. Er kwamen onderhandelingen met de vakbonden. De gevolgen zijn gekend: een onbetaalbare politie en veel vertraging.

Ik geef het voorbeeld van de aanstelling van de zonechefs. Kort na de vakantie hebben we in onze gemeente een selectiecommissie samengesteld die een zonechef selecteerde. Drie maanden later wachten we nog altijd op de ondertekening van de aanstelling van de zonechef. Onze politiezone dreigt op 1 januari niet van start te kunnen gaan. Een programmawet is nodig om de voorziene middelen toch vrij te maken. Dit is onaanvaardbaar in een democratie.

Een ander voorbeeld heeft betrekking op het CALOG-personeel dat ook overgeheveld moet worden. Tot voor enkele weken heeft niemand zich om dat personeel bekommerd. Sommigen hebben een Gesco-statuut, anderen zijn contractueel, statutair of hebben een tijdelijk contract.

Ik word vandaag nog geconfronteerd met de situatie dat iemand in een Gesco-statuut met een contract van onbepaalde duur niet kan overstappen naar de politiezone omdat ze niet vast kan worden benoemd omdat een selectieprocedure is vereist, die niet nodig is voor de aanwerving van personen met een Gesco-statuut bij de gemeentebesturen.

Er bestaat een voorontwerp van een rondzendbrief PLP 16bis. Ik neem aan dat die brief een dezer dagen zal worden verstuurd.

Ik had de minister graag nog enkele vragen gesteld over de dotaties. De regering heeft beslist om de federale dotatie van meer dan 18 miljard en waarvoor enkele normen inzake de verdeling bestonden, zoals de KUL-norm, met één miljard te verminderen. Minister Vandenbroucke heeft een methode ontwikkeld om de sociale lasten van de rijkswachters te dragen, maar niet van de politiemensen. Ik zie de logica hiervan niet in. Politiezone X met 70 politiemensen, waaronder 20 ex-rijkswachters, krijgt dezelfde dotatie als politiezone Y met 70 politiemensen, waaronder 40 ex-rijkswachters. Minister Vandenbroucke heeft een systeem uitgedokterd waarbij de federale overheid in de ene zone de sociale lasten van 20 personen zal dragen, en in de andere zone de sociale lasten van 40 personen. Trouwens, als een ex-rijkswachter in zone Y op pensioen gaat, dan moet de lokale overheid de dag nadien opdraaien voor de sociale lasten van zijn opvolger. Dit is onrechtvaardig; ik dacht dat kansspelen in ons land verboden waren. Wie toevallig verantwoordelijk is voor een zone met veel ex-rijkswachters, krijgt een hoge tegemoetkoming van de federale overheid, wie verantwoordelijk is voor een zone met weinig ex-rijkswachters krijgt een lage tegemoetkoming. Dit aanvaarden wij niet.

Bovendien zijn de koninklijke besluiten over de verdeling van deze middelen op minder dan 14 dagen voor de start van de politiezones nog altijd niet in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. Ze gaan al rond. Onze achtbare collega, Louis Tobback, maakt zich daar ook druk om. Hij heeft de teksten natuurlijk wel al ontvangen en hij heeft vastgesteld dat de ontwerpen van koninklijk besluit zeer onrechtvaardig zijn. Indien nodig, zal hij ze aanvechten bij het Arbitragehof of de Raad van State. Als minister Vandenbroucke zijn regeling behoudt, zal ik ook naar de Raad van State gaan.

Deze werkwijze, dit geklungel en het amateurisme waarmee we de Octopuswet, die in wezen een goede wet is, en nu omgezet is in de Mammoetwet, op de laatste dagen van het jaar op een drafje moeten goedkeuren, doen afbreuk aan de politiehervorming. Om deze redenen zal ik samen met de oppositie over de programmawet een vraag stellen aan de Raad van State.