2-169

2-169

Belgische Senaat

Handelingen

VRIJDAG 21 DECEMBER 2001 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Algemene bespreking

De heer Jan Steverlynck (CD&V), corapporteur. - Ik zal kort verslag uitbrengen over drie artikelen die over justitie handelen en meer bepaald over de problematiek van het beheer van de gevangenisarbeid, de autonomie Regie van de gevangenisarbeid en de landbouwexploitaties. In de commissie heeft de minister erop gewezen dat het zeer ongebruikelijk is dat er artikelen over justitie in de programmawet worden opgenomen. Deze keer werd er een uitzondering gemaakt om tegemoet te komen aan de wens die het Rekenhof enige tijd geleden uitte.

Volgens de minister hebben de artikelen de volgende drie doelstellingen: ten eerste het juridisch statuut van deze diensten duidelijk omschrijven, ten tweede de verschillende diensten onderbrengen in één dienst en ten derde de basisopdrachten opnieuw bepalen. Verder bepaalt artikel 169 van de programmawet dat deze artikelen later in werking zullen treden, namelijk op een moment dat de Koning zal bepalen.

Een commissielid vroeg zich af waarom deze bepalingen zo haastig in de programmawet zijn opgenomen, terwijl er rond deze problematiek beter een afzonderlijk wetsontwerp was ingediend. Ook werden er verscheidene vragen gesteld over de opdracht van de Regie. Die gaat uiteindelijk veel verder dan gevangenisarbeid en heeft ook betrekking op ondersteunende diensten en opdrachten in verband met het ruimer functioneren van gevangenissen. Voor dit laatste heeft de minister verwezen naar een overzicht van de taken dat bij het Kamerverslag werd gevoegd, maar diverse leden wezen erop dat de benaming Regie van de gevangenisarbeid vrij beperkend is in vergelijking met de taken die men de Regie wil opdragen.

Verder verduidelijkte de minister op vraag van commissieleden een en ander over de leiding en controle op de Regie, het gebrek aan aanbod van arbeid voor gevangenen, de problemen met de ter beschikking gestelde lokalen, de bezoldiging en de opleiding.

De minister kon niet precies zeggen wanneer de uitvoeringsbesluiten klaar zullen zijn, maar dat zou in de komende weken zijn. Wel moeten ze dan nog worden voorgelegd aan de Inspectie van Financiën.

De vier amendementen die werden ingediend, werden verworpen en de artikelen werden goedgekeurd met zeven stemmen tegen twee bij één onthouding.

De heer Michiel Maertens (AGALEV), corapporteur. - Het verslag van de commissie voor de Buitenlandse Betrekkingen en voor de Landsverdediging, die de artikelen 95 en 132 tot 140 van de programmawet heeft besproken en goedgekeurd, zal ik niet in extenso voorlezen of bespreken.

Als lid van de groene fractie dank ik de CD&V voor haar grootmoedige houding tijdens de bespreking. Als rapporteur - en ik benadruk rapporteur - wens ik toch te wijzen op drie procedurele knelpunten.

Eén partij wenste de rapporteur het vertrouwen niet te schenken en vroeg een afzonderlijke lezing en goedkeuring van het verslag. Zo geschiedde ook, maar deze partij was op de lezing en goedkeuring van het verslag niet aanwezig en heeft daardoor de werkzaamheden nodeloos vertraagd.

Dezelfde partij, die in het verleden bij herhaling heeft aangeklaagd dat er in de programmawet te veel punten voorkomen die eigenlijk bij afzonderlijke wet moeten worden geregeld - een overigens zeer eerbaar standpunt - diende bij artikel 132 een amendement in om het begrip "programma's voor de bevordering van de eerlijke handel" nader te preciseren. Deze partij wenste dit begrip te doen aansluiten bij de wetgeving over sociaal verantwoorde productie, die nochtans nog steeds in bespreking is. Uit de bespreking bleek dat een lid herhaaldelijk de opmerking heeft gemaakt dat het legistiek uitgesloten is in een wet te verwijzen naar een andere wet die nog niet eens is goedgekeurd en gepubliceerd.

Tot slot wil ik erop wijzen dat het niet de bedoeling is in een programmawet juridische definities vast te leggen. Dit gebeurt altijd in een afzonderlijke wet. Nu is er precies een wet op sociaal verantwoorde productie in bespreking en de indieners van het amendement hebben derhalve blijk gegeven van een gewilde of ongewilde gebrekkige kennis van het onderscheid tussen een gewone wet en een programmawet. Daardoor hebben ze opnieuw de bespreking nodeloos vertraagd. (Uitroepen bij de CD&V en de Vlaams-Blokfractie)

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Is dit een verslag of een partijstandpunt? Mijnheer de voorzitter, dit is onaanvaardbaar.

De heer Michiel Maertens (AGALEV), corapporteur. - Belangrijk is ook te vermelden dat er uitvoerig werd gediscussieerd over het statuut van het BTC-personeel en het arrest van de Raad van State daaromtrent. De staatssecretaris zelf heeft tijdens de algemene bespreking van de programmawet aangekondigd dat daarover op een latere datum een afzonderlijk debat zal worden gehouden.

De voorzitter. - De heer Siquet, corapporteur, verwijst naar zijn schriftelijk verslag.

De heer Frans Lozie (AGALEV), corapporteur. - Ik breng namens de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden verslag uit over de bespreking van de artikelen 96 tot 103 van het ontwerp van programmawet.

Artikel 96 van het ontwerp van programmawet betreft de aanstelling van een nieuwe leiding in de federale overheidsdiensten. De voorgestelde wettelijke bepaling beoogt de belangrijke Copernicus-hervorming, die pas werkelijk een aanvang kan nemen met de installatie van het nieuwe management, te verankeren met een uitdrukkelijk democratische legitimatie door het Parlement. Het lijkt inderdaad gepast, gelet op de omvang en de diepgang van deze eerste grote hervorming sedert 1937, de juridische basis voor de installatie van het eerste mandaat van het nieuwe management in een wet te verankeren, al kan de uitvoerende macht voor het overige zelf bij reglement de diensten organiseren en de rechtspositie van het personeel bepalen. Deze bepaling treedt retroactief in werking, maar zal geen retroactief effect kennen.

Artikel 97 is als regeringsamendement in het ontwerp ingevoegd. De nieuwe federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten evenals de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling worden ingevoegd in artikel 1 van de wet van 22 juli 1993. Dat gebeurt op vraag van de vakbonden.

Artikel 98 geeft de Koning de bevoegdheid weer om een tijdelijk statuut in te voeren in de administraties. Deze bevoegdheid is hem toegekend door de Grondwet, maar werd in 1993 afgestaan aan de wetgevende kamers. Aangezien deze wettelijke bepaling niet nodig is om een tijdelijk statuut in te voeren in de ministeries, de federale overheidsdiensten, de instellingen van openbaar nut, de openbare instellingen van sociale zekerheid die onder het koninklijk besluit van 3 april 1997 vallen, heeft de regering beslist deze wettelijke bepaling in de wet van 22 juli 1993 te schrappen.

Eén van de essentiële bouwstenen en de administratieve vereenvoudiging die hiermee beoogd wordt, is de eenmalige gegevensopslag. De aldus opgeslagen gegevens moeten worden meegedeeld aan andere federale openbare diensten die ze nodig hebben. Deze mededeling wordt uiteraard beperkt tot de gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van door of krachtens de wet opgelegde opdrachten. Artikel 102 van het ontwerp van programmawet voorziet in de wettelijke basis voor de implementatie en toepassing van de bovenstaande beginselen.

Artikel 103 is een regeringsamendement waardoor een staatsdienst met afzonderlijk beheer wordt opgericht, zoals bepaald in artikel 140 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. Deze dienst krijgt de naam Fed+, behoort tot de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie en is belast met het ontwikkelen van culturele, promotionele, ontspannende, vormende en sportieve initiatieven ten behoeve van de federale ambtenaren.

Bij de aanvang van de algemene bespreking tekende de heer Vandenberghe protest aan tegen de manier van werken. Hij vond het niet ernstig dinsdagmiddag te beginnen met de bespreking van een programmawet die meer dan 160 artikelen telt, met de bedoeling de tekst vrijdag te laten goedkeuren in plenaire vergadering. Volgens de heer Vandenberghe is de regering slordig te werk gegaan bij het opstellen van deze wet, met name bij de bepalingen van titel VIII Ambtenarenzaken.

De heer Vandenberghe gaf een aantal voorbeelden. In artikel 96 wil de regering het principe van de aanstelling van een nieuwe directie bij de overheidsdiensten laten opnemen. Zodoende draagt de Koning een bevoegdheid over aan de wetgevende macht, die de Grondwet Hem nochtans exclusief verleent. Dit manoeuvre heeft volgens de heer Vandenberghe tot doel te beletten dat de Raad van State van het koninklijk besluit van 31 oktober 2001 met betrekking tot de aanstelling en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten vernietigt. Daarom rekent de regering op de wetgever om hieraan een wettelijke grondslag te geven. De heer Vandenberghe verzet zich tegen deze zijns inziens ongrondwettige werkwijze.

Wat artikel 99 van de programmawet betreft, verwees de heer Vandenberghe naar het advies van de Raad van State. Het advies van de Inspecteur van Financiën over en het akkoord van de minister van Begroting met de ontworpen bepaling zijn nog steeds niet beschikbaar, zodat het Parlement zijn controlefunctie op de uitvoerende macht niet kan uitoefenen. De minister antwoordde dat de adviezen werden gevraagd en dat hij ervan overtuigd is dat ze positief zullen zijn, omdat de geplande maatregelen de overheidsfinanciën gunstig beïnvloeden.

De heer Vandenberghe zegde dat hij geen bezwaren heeft tegen de in artikel 102 van het ontwerp van wet voorziene elektronische mededeling tussen de verschillende federale openbare diensten op zich, maar wel bij de concrete toepassing ervan. Hoewel een gesloten circuit enkel toegankelijk is voor de diensten die er toegang toe hebben, kan in dergelijke systemen worden ingebroken door onbevoegden. Verontrustend is vooral dat toegang zou worden verkregen tot de gegevens van de sociale parastatalen, die bij uitstek over vertrouwelijke gegevens beschikken over het privé-leven van de burgers.

De minister meende eveneens dat de veiligheid van de gegevens enorm belangrijk is. De minister ging akkoord met de opmerkingen van de heer Vandenberghe. De minister gaf toe dat zelfs met deze beveiligingsmaatregelen een dergelijk systeem niet 100% waterdicht is. Hoewel in artikel 102 weliswaar alleen de mogelijkheid tot het opleggen van een versleuteling opgenomen is, heeft de regering de uitdrukkelijke bedoeling van deze mogelijkheid ruim gebruik te maken. De vereiste teksten daartoe liggen reeds klaar, aldus de minister.

Ten slotte antwoordde de minister dat hij het oneens is met de opmerking van de heer Vandenberghe over de grondwettelijkheid van de bepalingen betreffende Ambtenarenzaken in de programmawet. Hij verzekerde de senator ervan dat het advies van de Inspectie van Financiën is aangevraagd. De minister zei geen problemen te verwachten in dit verband.

De commissie besprak ook titel IX, de artikelen 104 tot 131, die handelen over de politiehervorming. Bij de algemene bespreking zei collega Moureaux dat dit wetsontwerp, en in het bijzonder artikel 128, het mogelijk maakt politiemensen te blijven betalen, wat zowel voor de regering als voor de lokale overheden een grote zorg is. Door dit ontwerp zullen de gemeenten hun politieambtenaren vervroegd kunnen betalen ten laste van het gemeentefonds. Het daarmee overeenstemmende bedrag zal later in mindering worden gebracht van de gemeentelijke dotatie aan de politiezone.

Titel IX van dit wetsontwerp bevat voornamelijk bepalingen die betrekking hebben op het uitvoeren van de politiehervorming. De burgers, de lokale overheden en de politiemensen zelf zouden het ten zeerste op prijs stellen mochten de laatste schikkingen zonder getalm worden genomen, teneinde te garanderen dat de lokale politiekorpsen in de beste omstandigheden van start kunnen gaan. De zowat 20 artikelen van titel IX vormen een onontbeerlijk minimumpakket van regels om op 1 januari 2002 foutloos van start te kunnen gaan met de lokale politiekorpsen. Tevens moeten die artikelen de overschakeling van het vroegere politiestatuut naar dat van de nieuwe, lokale politie in goede banen leiden.

Mevrouw De Schamphelaere verwees naar de lange lijdensweg van de politiehervorming, waarvan de grote lijnen reeds waren uitgestippeld tijdens de vorige legislatuur in het zogenaamde Octopusakkoord. De moeizame weg die sindsdien is afgelegd, gepaard gaande met een afwenteling van de politieke en budgettaire problemen naar het lokale niveau, blijkt volgens haar ook uit dit ontwerp. De Raad van State heeft niet alleen een groot aantal bezwaren van legistieke aard opgeworpen, maar wees er ook op dat een aantal noodzakelijke adviezen ontbreken, onder meer van de inspecteur van Financiën.

De heer Dallemagne herinnerde eraan dat de gemeenten zich zorgen blijven maken over de budgettaire weerslag van de invoering van de politiezones. Hoewel de middelen zijn verhoogd, volstaan ze niet om de problemen waarmee de gemeenten worden geconfronteerd, het hoofd te bieden.

Mevrouw Nagy was het eens met de opmerkingen over de financieringsproblemen van de gemeenten bij de uitvoering van de politiehervorming.

De heer Moureaux deelde deze zorg, maar was van mening dat dit probleem besproken moet worden in een ander kader dan dat van de bespreking van de programmawet. Hij meende dat het de taak is van de zones te beslissen hoe ze de administratieve diensten organiseren die nodig zijn voor de werking van een politiezone. Het probleem dat door mevrouw Nagy werd aangesneden, past volgens hem in een ruimere discussie, namelijk die over de aanvaardbare meerkosten. Naar zijn mening ging het heel duidelijk om aanvaardbare meerkosten.

De heer Vandenberghe betreurde de wijze waarop de Senaat eens te meer een programmawet dient te bespreken. Verschillende artikelen wijzigen de taalwetgeving. Hij vroeg te onderzoeken of de kwalificatie in artikel 1 terecht is. Bovendien opperde de Raad van State niet alleen wetstechnische bezwaren tegen het voorontwerp, maar wees hij ook op een aantal grondwettelijke bezwaren. Met deze vernietigende bezwaren wordt in het ontwerp op geen enkele manier rekening gehouden.

De minister erkende dat de politiehervorming wordt uitgevoerd in een moeilijke context. Hij wees er echter op dat een grote meerderheid van de vakbonden akkoord is gegaan met de voorgestelde maatregelen voor de uitvoering van het mammoetbesluit. Grote inspanningen zijn geleverd om de statutaire situatie van de politieagenten te verbeteren. Een totale politiehervorming moet binnen een beperkte tijdspanne worden uitgevoerd. De Raad van State houdt niet altijd rekening met deze tijdsdruk en geeft dit ook toe.

De minister heeft een werkgroep opgericht om hierover samen met de Raad van State te overleggen. Uit dit overleg zijn voorstellen gesproten die het mogelijk moeten maken zich te concentreren op de hoofdzaak en snel in te grijpen bij dringende gevallen. De minister zal deze voorstellen op 31 december voorleggen aan de regering.

De minister houdt het advies van de inspecteur van Financiën ter beschikking van de leden en zegde dat de inspecteur bevestigt dat er geen problemen zijn.

Met betrekking tot de financiering van de hervorming, lichtte de minister rondzendbrieven aan de burgemeesters toe waarin hij uitlegt over welke financiële middelen ze kunnen beschikken en welke techniek ze moeten gebruiken voor de minimale budgettaire inschrijving bij de inkomsten.

De regering heeft vastgesteld dat er statutaire meerkosten kunnen ontstaan. Daarom heeft ze besloten dat 35% van de dotatie in de maand januari wordt betaald en 35% in de maand april zodat de toelaatbare uitgaven betaald kunnen worden. Tijdens die periode zal de regering de budgetten voor elke zone opnieuw laten berekenen in samenwerking met de gewestministers en de provinciegouverneurs om vast te stellen wat de werkelijke toelaatbare meerkosten kunnen zijn. Zone per zone wordt dus een nauwkeurige afrekening opgemaakt en als ergens vastgesteld wordt dat toelaatbare meerkosten niet gedekt zijn, treedt de federale overheid op.

De heer Moureaux wees erop dat de gemeenten bij een strikte toepassing van de regels van het mammoetarrest een groot aantal politiemensen moeten aanwerven om de aanwezigheid van evenveel politiemensen op het grondgebied van onze gemeenten te waarborgen. Voor het hele land impliceert dat een aanzienlijke stijging van de kosten, die tot op heden niet is berekend. De minister kan de regels misschien versoepelen, omdat met het huidige personeel de huidige politieaanwezigheid behouden blijft.

De minister antwoordde dat hij over dergelijke maatregelen onderhandelt met de vakbonden. Eén van de voorstellen bestaat erin de periode voor de recuperatie van overuren te verlengen van twee tot vier maanden; zoals dat het geval was bij de vroegere rijkswacht.

Wat de taalkaders betreft, herinnerde de minister eraan dat er zeer uiteenlopende situaties bestaan. Om historische redenen bestonden er bij de rijkswacht geen taalkaders. De minister wil dit probleem regelen voor alle politiediensten. Reeds in juni heeft hij voorstellen voorgelegd aan de Vaste Commissie voor Taaltoezicht. Zodra hij over de antwoorden beschikt, zal het nodige gedaan worden. Daarom heeft hij alleen de pariteit voorgesteld voor de top van de federale politie, die weinig talrijk is. Hij heeft de taalwetgeving niet indirect gewijzigd, aangezien hij een volledige pariteit voorstelt voor topfuncties.

De Raad van State maakt een interessante opmerking in verband met dit artikel door te erkennen dat een inmenging van de wetgevende macht in geschillen betreffende eerste benoemingen aanvaard kan worden indien ze gerechtvaardigd wordt door dringende redenen van algemeen belang. De minister wees erop dat dit hier het geval is, aangezien de continuïteit van de dienst in goede omstandigheden gewaarborgd moet worden.

Voor de artikelsgewijze bespreking verwijs ik naar het schriftelijk verslag. De artikelen 96 tot 131 worden aangenomen met 8 tegen 4 stemmen. Dit verslag werd eenparig goedgekeurd door de aanwezige leden.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik stel vast dat er slechts één minister aanwezig is. Als er een minister was die ik vanmorgen niet verwachtte, was dat wel de minister van Landsverdediging. De programmawet bevat immers slechts twee artikelen die betrekking hebben op zijn departement.

Hoofdzakelijk gaat de programmawet over de politiehervorming en de financieel-economische problemen. We doen al weken heroïsche inspanningen om de voor deze materies bevoegde ministers te ondervragen, maar zijn daar nog niet echt in geslaagd. De Senaat is een vredig gezelschap en de regering hoopt wellicht dat de vredige sfeer die de debatten in de Senaat beheerst, zal uitdeinen over heel het land dat er behoefte aan heeft. Ik begrijp dan ook niet waarom een debat in de vredige kerstperiode door een minister van Landsverdediging moet worden bijgewoond, tenzij het leger in de toekomst alleen nog vredesopdrachten uitvoert. Ik had in ieder geval gerekend op de aanwezigheid van de ministers die bevoegd zijn voor de politieke punten van de programmawet.

Waar is de minister van Binnenlandse Zaken? We vragen ons dat trouwens al een heel jaar af. Waar zijn de minister van Financiën en de minister bevoegd voor overheidsbedrijven, de manager van het jaar? Als die ministers hier niet zijn, heeft het geen zin het debat aan te vatten.

Kan de voorzitter ons zeggen of die ministers vandaag nog zullen komen? Of is het voor hen misschien vanzelfsprekend dat we over de programmawet stemmen zonder dat ze onze pertinente vragen hebben beantwoord?

De voorzitter. - Ik kan u onmiddellijk bevestigen dat minister Duquesne en minister Onkelinx vanmorgen nog aanwezig zullen zijn.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik neem daar akte van.

Zullen we ook minister Daems - ik neem aan dat hij nog bevoegd minister is - nog vragen kunnen stellen over Sabena, Biac en De Post? Over die belangrijke dossiers wordt in de regering zeker nog een hartig woordje gezegd. Is het dan zo abnormaal dat de Senaat wil inspelen op de actualiteit en onmiddellijk zijn parlementaire controle wil uitoefenen zoals de bevolking van ons verwacht?

Het is onaanvaardbaar dat Kamer en Senaat steeds opnieuw de programmawet als een soort snelrecht moeten behandelen. De omstandigheden waarin wij moeten werken, zijn werkelijk beneden alles. Ik had van Agalev en Ecolo eerlijk gezegd een andere houding tegen deze praktijken verwacht. Toen deze partijen in de oppositie zaten, waren zij de intellectuele krekels van het land, die een fris geluid voortbrachten en de juiste opmerkingen formuleerden. Zij zouden niet over zich heen laten walsen! Zij zouden zich niet door ministers de wet laten dicteren! Wat zien we vandaag? In 72 uur moeten we een massa belangrijke bepalingen in de commissie bespreken en daarna in de plenaire vergadering, zonder behoorlijke verslagen en zonder de tijd om ze te lezen.

Dankzij superminister Slangen wekt de regering de indruk dat in ons land alles voor de wind gaat. Vroeger, als we superminister Slangen mogen geloven, verkochten de regeringen wind. Vandaag gebeurt het omgekeerde: nu koopt de regering wind! In Brussel kunnen ze ervan meespreken. Dat is de nieuwe politieke ontwikkeling.

En aangezien alles voor de wind gaat, moet een programmawet uitsluitend details, technische kwesties zonder enige politieke betekenis regelen. De achtbare senatoren worden als middeleeuwse griffiers behandeld, die bij de geringste verschrijving onmiddellijk op de vingers worden getikt. Onze partij weigert uiteraard dit schabouwelijk middeleeuws lot te ondergaan.

Dit ontwerp weerspiegelt de toestand waarin ons land zich momenteel bevindt. Het is de zoveelste remedie van de paarsgroene Prozac-regering om de onderliggende depressie te maskeren. Het geld is op en de mensen geloven niet meer in de vele beloften die niet werden nagekomen. Het vertrouwen van de ondernemers, die veel heil hadden verwacht van de VLD, is gedaald omdat het duidelijk wordt dat de regering niet de nodige slagkracht aan de dag legt. Wie ik hier mis, is de minister van Binnenlandse Zaken. Hij is de minister die perfect de slogan van de Prozac-coalitie uitdraagt, tout va très bien, madame la marquise. Als alles goed gaat, waarom zouden we dan nog een debat moeten voeren? Een debat over een programmat is voor de regering helemaal naast de kwestie. En toch. Gaat het wel zo goed in het land? Aan de boeren in Vlaanderen op wie geregeld wordt gejaagd - de jacht is nochtans aan strenge regels onderworpen -, wordt doodleuk gezegd dat de herhaaldelijk beloofde dioxinevergoeding niet zal worden uitbetaald. Vóór de verkiezingen had de heer Willockx, aangesteld als bijzonder commissaris in de dioxinecrisis en overigens een charmante man, nochtans uitdrukkelijk zo een vergoeding beloofd.

De dioxinevergoeding komt er niet omdat de minister van Financiën met de euro-minikits heeft geleurd. Er is niets meer over. Hij heeft op 15 december in het kansspel in La Dernière Heure de middelen die de boeren voor de dioxinecrisis kregen, verspeeld.

De gemeenten zitten met grote problemen door de financiële gevolgen van de politiehervorming.

Spijtig genoeg danken bedrijven personeel af. Wij kennen de grootste sociaal-economische terugval sinds 1973-1974.

De internationale spanning is toegenomen en was nooit zo groot sinds de crisis in Koeweit. En wat doet de regering? Zij pakt de blijkbaar echte en urgente problemen waarover de burger dagelijks praat, namelijk de afschaffing van de Senaat en de voorwaarden voor het verlenen van gemeentelijk stemrecht voor migranten in 2006, aan, want die moeten snel en efficiënt worden geregeld. Al de rest zoals de begroting, de vrede, de veiligheid, de werkgelegenheid enzovoort, wordt even terzijde geschoven want er zijn blijkbaar meer dringende zaken te regelen.

In een televisieprogramma zei de heer Tobback dat hij nooit een taart zou gooien in het gezicht van de heer De Gucht, omdat hij zoiets enkel zou doen bij belangrijke mensen. Het is nochtans de partijvoorzitter van de VLD die een boek heeft geschreven over het einde van de pilaren. Ge moet maar durven. De regering, die zich op een brede en hoge pilaar heeft gezet en gedurende twee jaar aan de bevolking heeft gevraagd in aanbidding voor die pilaar te gaan zitten, moet nu het einde der pilaren vaststellen. De pilaar waarop de regering en de meerderheidspartijen zich hebben geplaatst, zinkt weg en verbrokkelt. De Tolkienmagie is verdwenen. Ik sprak reeds eerder over de Prozac-coalitie. Prozac heeft belangrijke nevenwerkingen. Het leidt tot valse percepties en tot immobilisme, tot de bewering dat alles blauw en rood is.

De regeringspartijen blokkeren belangrijke dossiers, de vetpotten zijn leeg, er moeten keuzes worden gemaakt. De bonte coalitie kan echter niet kiezen. De eerste minister doet zijn best, dat betwijfelt niemand, maar hij heeft de situatie niet in de hand en heeft Slangen zijn gang laten gaan.

De eerste prioriteit is de mediapolitiek. De politici zijn niet beschikbaar voor de Kamer of de Senaat, maar wel voor radio en televisie. Op vrijdagochtend worden in de Ministerraad de staatszaken geregeld "onder vrienden", zoals minister Duquesne heeft gezegd. In de tijd die dan nog rest komen de ministers naar het Parlement, waar ze aan de meerderheid enkel applaus vragen.

Is dat het België dat in de tv-spot Belgium, a way of life wordt aangeprezen? Niet voor onze fractie. Ik ben mij er wel van bewust dat het voor de regering na 11 september moeilijker is geworden, ook rekening houdend met de uitdaging van het Europese voorzitterschap. Zij heeft eerder gezegd dat de huidige meerderheid het verschil maakt. Vroeger waren de bewindslieden amateurs, kermiscoureurs, nu zijn het echte staatslieden. De regering kan 11 september of het Europees voorzitterschap toch niet als excuus inroepen, want dat zijn precies gebeurtenissen waar zij haar staatsmanschap kan bewijzen.

Wat is er aan de hand? Volstaat het te zeggen dat er geen leiderschap is in de regering? Er is wel de zogenaamde open debatcultuur die volgens een persartikel van vanmorgen ontaard is in een verlammende bekvechterij.

Als ik even kijk naar wat er van een coherent, snel en efficiënt beleid van de modelstaat is terechtgekomen, dan ben ik ontgoocheld.

Het aantal werklozen stijgt in Vlaanderen sterker dan in een groot aantal Europese landen: in oktober en november telkens met meer dan tien procent vergeleken met vorig jaar. De tewerkstellingsgraad zal tussen juni 1999 en 2001 trager gestegen zijn dan tussen 1997 en 1999. De uitgavenstijging van alle overheden is in 2001-2002 in reële termen 2,5 procent groter dan de stijging van het bruto binnenlands product. De federale overheid is daarbij de koploper. De fiscale druk op personen is ongeveer op hetzelfde peil gebleven als twee jaar geleden. Hier en daar dalen de belastingen wel, zoals de afschaffing van het kijk- en luistergeld, maar de gemeentebelastingen stijgen in 2001 en 2002 met meer dan 10 miljard. De totale fiscale en parafiscale druk op de inkomens uit arbeid ligt in 2002 dertig miljard hoger dan in 2000. Voor de gehuwden, die onderworpen zijn aan de discriminatoire bepaling van het huidige fiscale statuut, stelt deze regering geen verlaging in het vooruitzicht.

Senator Steverlynck heeft een sterk verslag gebracht over de werkzaamheden van de commissie Justitie. De heer Slangen nam op televisie de minister van Justitie op de korrel. Hij was trouwens heel bescheiden en onderscheidde in de regering en het parlement coureurs van de eerste, de tweede en de derde categorie. Als adviseur van de eerste minister is een dergelijke uitspraak natuurlijk vanzelfsprekend. Iedereen geeft nu punten. Het parlement en de regering zijn volgens Slangen een afspiegeling van de bevolking waaronder zich ook veel sukkelaars bevinden. Zouden er volgens de heer Slangen dan ook misdadigers in het parlement zetelen?

De echte problemen die de bevolking bezighouden zijn de veiligheid en de bestrijding van de criminaliteit. Het zou verkeerd zijn de regering hiervoor als schuldige aan te wijzen. De regering is echter verdeeld over de aanpak ervan. Men koppelt nu de bestrijding van de criminaliteit aan het stemrecht. Alsof de criminaliteit niet moet worden bestreden.

De georganiseerde criminaliteit kan dus nog even doorgaan omdat de strijd ertegen aan een ander dossier wordt gekoppeld. Dit is in het licht van de recente gebeurtenissen in de internationale politiek toch niet meer ernstig te nemen.

Hoe is het gesteld met de wintervoorraad voor het Zilverfonds van onze goudhamster uit Oostende? Er wordt een lange, koude winter aangekondigd met veel ontberingen, maar de wintervoorraad van het Zilverfonds heb ik nog niet gezien.

De voorzitter. - Mijnheer Vandenberghe, ik wijs u erop dat ook de minister van Sociale Zaken en Pensioenen hier nu aanwezig is.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik dank hem voor zijn komst. De regering moet echter niet overdrijven. Ik herinner me dat bij de bespreking van de eerste programmawet in juli 2000 heel de regering 's nachts om drie uur na de kabinetsraad hier aanwezig was om erop te zien dat de meerderheid volgens de gegeven instructies zou stemmen.

Terug naar het spaarpotje voor het Zilverfonds. We hebben destijds amendementen ingediend die ertoe strekten in de wet de verplichting op te nemen om in het Zilverfonds te storten. Het antwoord was dat het moreel engagement van de paarsgroene regering dermate groot was dat het niet in de wet moest worden vastgelegd. Het woord van de regering stond daarboven. Jammer genoeg hebben we op het gevaar gewezen en werd voor de afbouw van de staatsschuld geen strikt schema gevolgd. De regering heeft 500 miljard laten liggen en het Zilverfonds is vandaag een lege doos.

Dit brengt me bij de hervorming van de NMBS. Ik herinner mij dat minister Durant tot mijn grote verbazing persoonlijk aanwezig was op een vergadering van de overlegcommissie. Ik had nog nooit de eer gehad haar in die commissie te ontmoeten, maar ze kwam toen persoonlijk meedelen dat het wetsontwerp op de NMBS uitermate belangrijk was en dat de parlementaire bespreking ervan sneller moest gaan dan de Thalys. Enkele maanden geleden vroeg de regering dus om de termijnen drastisch in te korten tot vijf en vijftien dagen. Inmiddels stellen we vast dat dit dossier reeds maanden aansleept. De wagons van de regering staan ergens in een station op een zijspoor; een bende kijvende ministers ruziet over de vraag wanneer ze de wagon terug op de rails zullen zetten. Dit zo dringende dossier is geblokkeerd.

Een ander punt is de administratieve vereenvoudiging. Er was beloofd dat de hoeveelheid paperassen met 25% zou worden verminderd. Bij de artikelsgewijze bespreking zullen we onderstrepen welke keurige juridische technieken in voorliggend ontwerp worden gebruikt om de helderheid en de transparantie van de rechtsstaat te verbeteren. In 2000 had de eerste minister nog de moed om toe te geven dat de regering van de administratieve vereenvoudiging niet veel had terechtgebracht; in 2001 heeft hij er gewoon over gezwegen.

Hoeveel zijn onze aandelen in de overheidsbedrijven nog waard? De Morgen kondigt vandaag op haar voorpagina aan dat de minister die destijds bevoegd was, zich tijdens de besprekingen over het contract tussen De Post en Fortis heeft laten rollen, waardoor De Post bij de exploitatie jaarlijks miljarden verliest aan Fortis. Ik weet niet of het waar is, maar ik heb het vanochtend gelezen.

BIAC! Om de verkoop van de gronden van BIAC mogelijk te maken, moet de ministerraad vandaag een koninklijk besluit opstellen, terwijl daarover hier nog niet is gestemd. Ons hamstertje uit Oostende moet namelijk een begrotingsdeficit dichtrijden en daarom werd de Financietoren verkocht en volgt nu BIAC. Daarom, leden van de meerderheid, zit u hier vandaag. Daarom moet u dit allemaal goedkeuren, omdat het koninklijk besluit van de verkoop van de gronden van Zaventem, waarvan de waarde niet juist is geschat, vandaag door de ministerraad moet worden goedgekeurd. Dat is de werkelijke inzet van al die bepalingen. Dat moet het mogelijk maken te zeggen dat er voor 2001 geen financieringstekort is, terwijl dit eigenlijk wordt gerealiseerd door het vervreemden van activa, dus van het eigen kapitaal.

Het beheer van de overheidsbedrijven is het absolute dieptepunt. Alles wat de regering op dit terrein aanraakt, loopt verkeerd. De minister van Overheidsbedrijven is bezig zich op te werken tot de antipode van Harry Potter: veel dure toverspreuken, maar weinig magie.

Ik heb even warmgelopen omdat ik nu de politiehervorming moet aanpakken. De minster van Binnenlandse Zaken - dat moet ik toegeven - was bescheidener en sprak van een politiehervorming. Hij maakte geen misbruik van namen, had het niet over een Galileiprogramma of iets dergelijks, in tegenstelling tot de minister van Ambtenarenzaken met zijn copernicaanse revolutie, die echter verzandde in verhalen bij de Raad van State, waarna er dan weer wetten moesten worden goedgekeurd om te verhinderen dat die verhalen worden voortgezet. Kortom, het Copernicusplan liep uit op een volledige destabilisering van het overheidspersoneel en vergoedingen voor de staatsmanagers die hun uitzonderlijke kwaliteiten moeten onderstrepen. Collega De Schamphelaere zal daarop straks nader ingaan.

De politiehervorming draagt dus tenminste een naam die aangeeft waar het om gaat: de hervorming van de politie. Op het ogenblik dat de Raad van State advies moest geven over de bepalingen met betrekking tot de politiehervormingen, beschikte hij echter niet over het verslag van de Inspectie van Financiën. Dat kwam achteraf, maar we weten allemaal dat de Raad van State zonder advies van de Inspectie van Financiën geen advies kan geven en dat het wetsontwerp dan ook niet kan worden behandeld. Er is wel een advies van de Raad van State, maar daar staat in dat er geen verslag is van de Inspectie van Financiën en dat er aan een fundamentele vormvoorwaarde dus niet is voldaan. Dit heeft de inhoudelijke discussie in elk geval ten zeerste gehypothekeerd en leidde tot een aantal vragen over de artikelen rond de politiehervorming, die we straks zullen stellen.

Over de politiehervorming werden zeer vele verklaringen afgelegd waarvan ik de inhoud zelden even klaar in de basisteksten heb teruggevonden. Zeker de leden van gemeenteraden en schepencolleges hebben de afgelopen maanden meegemaakt hoe de begroting van de politiezones en de gemeenten moest worden opgemaakt.

De hervorming "zou" budgettair neutraal zijn voor de gemeenten. De voorwaardelijke tijd "zou" is zelfs niet meer van toepassing. De meer dan voltooide tijd moet worden gebruikt.

De gemeenten zullen door de hervorming niet alleen tot bijkomende uitgaven worden verplicht, maar ze zullen ook voor de federale politie moeten betalen. Agenten die in de praktijk nog geen taken op het lokaal niveau verrichten zullen immers uiteindelijk ten laste komen van de gemeenten. Dat de federale overheid de wedden voorschiet zal daar niets aan veranderen.

Er is grote onrust. De minister ontving gisteren de vertegenwoordigers van de Vlaamse en Waalse gemeenten. We zullen eventueel van de minister vernemen wat de precieze standpunten zijn.

Tijdens het debat dat achtenveertig uren geleden in de commissie voor de Binnenlandse Zaken werd gevoerd legde een medewerker een aantal verklaringen af namens de minister. De dag nadien werden in de Kamer vragen gesteld en daar legde de minister een andere verklaring af. Wie moeten we uiteindelijk geloven?

De programmawet zit vol verrassingen. Er zijn drie verschillende bepalingen om, in bepaalde hypothesen, bij wijze van voorlopige maatregel de personeelsleden van de lokale politie voorschotten op nettolonen uit te betalen. Uit de uitleg die we tijdens de commissiebesprekingen kregen moeten we afleiden dat het gaat om een schatting van de lonen voor het werk dat verricht is op basis van de wedde van de voorafgaande maand. Het gaat dus niet om netto wedden, maar om voorschotten. Daarna volgt er een vereffening met de echte netto wedden. De vraag is wie daarvoor zal opdraaien. Wat is de wettelijke basis voor deze operatie?

De oorspronkelijke tekst van de regering voorzag in de wedden en de vergoedingen. De regering verving in een amendement wedden en vergoedingen door netto wedden.

Ik diende amendement in om terug te komen op de oorspronkelijke tekst van de regering, want ik begrijp niet waarom hij werd vervangen. Op mijn vraag hoe het verschil tussen de netto wedde en de bruto wedde wordt geregeld, antwoordde de medewerker van de minister dat er een akkoord was met de minister van Sociale Zaken en dat het allemaal ten laatste in juni 2003 zou worden geregeld, dus in de maand van de parlementsverkiezingen.

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - J'aurais évidemment voulu être présent en commission de l'Intérieur du Sénat mais cela n'a pas été possible parce je défendais mon budget en séance publique de la Chambre. Nous avons d'ailleurs terminé nos travaux à peu près au même moment.

On m'a fait part de vos inquiétudes, monsieur Vandenberghe, mais je pense qu'elles ne sont pas fondées. Peut-être, la fatigue aidant, mon collaborateur, qui est un homme de très grande qualité, n'a-t-il pas été suffisamment explicite.

Je voudrais donc signaler, sous le contrôle de mon collègue, le ministre des Affaires sociales, que dans l'ensemble des dispositions de la loi-programme qui sont souvent très techniques, figure une importante disposition formelle qui doit assurer la transition en permettant d'assurer le paiement des policiers au début de mois de janvier de l'année prochaine. Donc, là où les corps de police ne seront pas encore constitués au 1er janvier 2002 ainsi que là où ces corps sont bel et bien constitués mais où les services chargés de la détermination des droits pécuniaires des policiers communaux et anciens gendarmes ne sont pas encore à même de calculer précisément ces droits, les articles 122, 123, 126 et 128, permettent, tantôt à la police fédérale, tantôt aux receveurs communaux, de verser aux intéressés une avance sur leur rémunération définitive. Je parlé évidemment d'un montant brut.

Pour que ce système perturbe le moins possible les bénéficiaires, il est prévu de leur octroyer, à titre d'avance, leur traitement net, facile à calculer, parce qu'il résulte seulement de l'insertion du personnel dans les nouveaux grades, les nouvelles échelles barémiques, sans qu'interviennent des éléments relatifs au fonctionnement des corps de police locale.

Bien entendu, par ces dispositions, le gouvernement n'entend nullement dispenser les zones de police de s'acquitter des charges fiscales et parafiscales liées au traitement des intéressés mais pour des raisons techniques, il n'est toutefois pas possible d'assumer immédiatement le paiement de ces charges.

En outre, le secrétariat social et les receveurs communaux ne peuvent procéder aux déclarations fiscales et parafiscales au nom de la police locale de la zone. Dès que le corps de police locale sera créé, il est évident que ces paiements et ces déclarations se feront sans tarder. Ainsi que le gouvernement l'a indiqué dans la justification de ses amendements, qui ont d'ailleurs abouti à ce texte, cette régularisation devrait intervenir dans les tous premiers mois de l'année 2002. Il n'est donc pas question de consacrer l'une ou l'autre dispense en la matière.

En ce qui concerne les couvertures de sécurité sociale du personnel - peut-être y a-t-il eu là une équivoque dans les explications données en commission - mon collègue des Affaires sociales, se fondant non pas sur l'arbitraire, comme d'aucuns l'ont prétendu, mais bien sur des dispositions réglementaires, notamment l'article 10, §1er de l'arrêté royal du 25 octobre 1985 portant exécution du chapitre 1er, section 1ère de la loi du 1er août 1985 portant des dispositions sociales, et autorisant le paiement d'avances, mon collègue donc m'a précisé que le versement de montants nets n'entraînait pas la disparition de cette couverture de sécurité sociale, pour autant que les données utiles soient communiquées dans un certain délai à l'INAMI ou à l'ONSSAPL. En ce qui concerne plus particulièrement le droit au remboursement des soins médicaux, les prestations du personnel peuvent même être communiquées à l'INAMI jusqu'au 30 juin 2003.

Probablement, les termes utilisés par mon collaborateur en commission du Sénat n'ont-ils pas été assez nuancés et précis, ce qui peut avoir engendré chez d'aucuns un certaine confusion, voire la croyance que l'État disposait de temps, jusqu'à cette date, pour s'acquitter de ses obligations en matière de charges fiscales et parafiscales.

Je viens de vous démontrer qu'il n'en était rien et je peux vous confirmer de vive voix que les régularisations nécessaires interviendront, immédiatement après la constitution des corps de police locale, normalement au cours du premier trimestre 2002. Je pense vraiment que ce sera le cas parce que je reçois énormément de demandes d'agréation des zones de police.

Je ne sais quelle est l'explication de l'interprétation donnée, mais je tiens à ce qu'elle soit tout à fait claire. Je m'exprime d'ailleurs sous le contrôle du ministre des Affaires sociales. Mon collaborateur a parlé d'une date ultime de régularisation. Tout cela sera fait dans le courant du premier trimestre et ne posera aucune difficulté, quand je vois le nombre de demandes d'agréation de zones qui sont formulées.

Pour des raisons formelles, les secrétariats n'ont pas la possibilité de se substituer aux zones. On peut effectuer le paiement, mais on ne peut pas faire la déclaration à la sécurité sociale au nom de la zone.

Cette disposition est tout à fait indispensable pour pouvoir payer les policiers pendant cette période intermédiaire. On a utilisé la formule la plus simple, en ce sens que l'avance est, en fait, le traitement net du policier, ce qui est pour lui la chose la plus importante.

M. Philippe Mahoux (PS). - Le traitement est bien celui fixé par le nouveau barème ?

Et la commune paiera donc directement les policiers communaux, à charge pour la zone de faire la balance entre ce qui a été payé directement aux agents et ce qui doit lui revenir. Est-ce bien de cela qu'il s'agit ?

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Bien entendu.

M. René Thissen (PSC). - J'aimerais également obtenir quelques précisions. Pendant la période intermédiaire, qui est juridiquement l'employeur ? Est-ce la zone de police ou l'État fédéral ?

Le précompte professionnel sera-t-il versé mensuellement par l'État fédéral ? Sinon, le nouveau receveur régional a-t-il une responsabilité en la matière ? Si les gendarmes sont transférés à partir du 1er janvier, cela signifie que le receveur régional doit prendre ses responsabilités et que s'il y a un retard de paiement du précompte, il est personnellement responsable des intérêts de retard qui s'ensuivraient. Comment les choses vont-elles se passer sur ce plan ?

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Pour les gendarmes transférés, c'est l'État fédéral qui assume la responsabilité jusqu'au moment du transfert. Il n'y a dès lors aucune responsabilité dans le chef du receveur.

En ce qui concerne le précompte et les cotisations sociales, la situation est simple pour les anciens gendarmes. Tout se trouve sur disquettes à la police fédérale. Les gendarmes étaient employés par l'ancienne gendarmerie et puis par la police fédérale.

La difficulté se situe surtout au plan des polices communales, où le secrétariat social ne dispose pas des données, mais ne peut se substituer à l'entité juridique « zone de police locale », qui ne devient opérationnelle qu'à partir du moment où elle est agréée.

Hier encore, M. Langendries m'a interrogé pour savoir s'il pouvait m'envoyer la demande d'ici la fin du mois. Les zones de police souhaitent vivement réduire la période d'agréation pour mettre fin, le plus rapidement possible, à ce système qui a dû être imaginé pour faire face à cette période intermédiaire.

M. René Thissen (PSC). - Vous confirmez donc bien que toutes les cotisations fiscales et sociales seront payées en temps utile, à savoir mensuellement ou trimestriellement suivant les différentes réglementations ?

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Je ne suis pas un spécialiste des questions fiscales. Je vais procéder à une vérification afin d'être tout à fait sûr de la réponse que je viens de donner.

M. René Thissen (PSC). - Ce qui figure dans le rapport laisse entendre qu'il existe un problème. Vous nous avez donné une explication mais je voudrais que la réponse à la question posée soit certaine. En effet, les conséquences budgétaires peuvent être considérables si l'État se donnait le droit de payer les cotisations fiscales et sociales en 2003.

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Je vais de toute façon procéder à la vérification. Mais le montant des cotisations sociales relatives aux gendarmes a été précisé par la décision gouvernementale du 21 novembre dernier et donc retiré de la dotation fédérale. Il ne peut y avoir de conséquences financières parce que ces moyens sont identifiés. Ils seront octroyés aux zones en tenant compte du nombre de gendarmes, de leurs âges, de leurs statuts, de l'ancienneté et des rémunérations respectives qui en découlent.

M. René Thissen (PSC). - Mais ces moyens seront versés en retard. Si, pour transférer l'équivalent des cotisations sociales et fiscales aux zones de police, vous attendez que celles-ci soient constituées, le receveur n'aura pas la possibilité de payer à temps.

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Il n'y aura pas de problème. Le ministre des Affaires sociales peut le confirmer.

M. René Thissen (PSC). - J'aimerais qu'il le fasse.

De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - De minister van Binnenlandse Zaken heeft de techniek uitgelegd. Ik zal voorzichtigheidshalve toch zelf verifiëren of er een probleem zou kunnen rijzen in verband met de betalingstermijnen. Ik denk evenwel niet dat dit het geval zal zijn, als ik zie hoe de RSZ en de RSZPPO functioneren.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - In de zomer van 1998 zaten we samen om te onderhandelen over het Octopuswet. Drie en een half jaar later, 14 dagen vóór de inwerkingtreding van de politiezones, regent het omzendbrieven.

Deze morgen kreeg ik telefoon van een KALOG-personeelslid van mijn gemeente. Hij wenst over te stappen naar de politiezone. Tot voor kort was er beloofd dat hij zijn statuut, een GEKO-contract van onbepaalde duur, kon behouden. In de recente omzendbrief PLP 16 van het kabinet van Binnenlandse Zaken staat nu dat de overstap naar de politiezone maar mogelijk is met een contract van bepaalde duur. Gedurende maanden werd deze personeelsleden voorgespiegeld dat ze probleemloos zouden kunnen overstappen naar een politiezone en nu zouden ze moeten akkoord gaan met een contract van bepaalde duur. Dat is toch geen manier van werken.

Een ander probleem is de federale dotatie. De gemeenten hadden zekerheid over een bepaalde toelage van de federale overheid aan de politiezones. Enkele weken geleden schreef de minister een ontwerp van koninklijk besluit waarin staat dat er 915 miljoen onttrokken wordt aan de pot van de federale dotaties aan de gemeenten. Het bedrag van 915 miljoen zou op een andere manier worden verdeeld. Dat bedrag zou een reserve zijn om de sociale zekerheid te betalen. Tot op vandaag is dat koninklijk besluit nog niet verschenen. Gisteren werd er nog over onderhandeld met de eerste minister. Ik hoop dat minister Vandenbroucke duidelijkheid over de sociale dotatie kan geven. De gemeenten hebben wel een omzendbrief gekregen om deze sociale dotatie in de begroting van de politiezone in te schrijven. In mijn gemeente werd de begroting al goedgekeurd. Het koninklijk besluit is evenwel nog niet verschenen! Hoeveel zal de sociale dotatie bedragen? Zal de federale dotatie met 915 miljoen verminderen? Dit is gewoon kafkaiaans!

Is de minister nog van plan dit koninklijk besluit te schrijven of zullen de bepalingen in een wet worden ingeschreven, zoals de heer Tobback, omwille van de zekerheid voor de toekomst, verkiest? Ik zou graag een duidelijk antwoord krijgen van de minister.

M. Philippe Mahoux (PS). - Monsieur le ministre, le chef de corps affecté à la zone de police m'a demandé ce matin l'autorisation de transférer son bureau à la zone. La situation est, reconnaissez-le, particulière.

De la lecture de l'excellent rapport de la commission de l'Intérieur, si je le comprends bien, dois-je conclure que, dans l'hypothèse où la disposition inclue dans la loi-programme ne serait pas votée, nous ne pourrions payer nos policiers communaux le deux janvier 2002 ? C'est important à savoir.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Mijnheer de voorzitter, ik heb de uitgebreide uitleg van de minister aandachtig beluisterd. Ik geef toe dat hij goed voorbereid was. Toch heb ik nog steeds niet begrepen waarom de regering in de Kamer een amendement heeft voorgesteld dat de uitbetaling van de brutowedden, toelagen en vergoedingen vervangt door de uitbetaling van de nettowedden ingeval de politiezones in gebreke blijven.

Iedereen weet welke risico's de uitbetaling van een nettowedde heeft voor het sociale en het arbeidsrechtelijke statuut, zeker op het fiscale vlak. De fiscus behandelt normaal gezien de brutowedden en deze worden ook in aanmerking genomen voor de opbouw van de rechten inzake sociale zekerheid. Ik denk dat het hier eigenlijk om een platte besparingsoperatie gaat.

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Ce que dit M. Mahoux est tout à fait exact. Ce serait la conséquence prévisible si les dispositions en question n'étaient pas adoptées par les deux Chambres.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Avant le deux janvier, il reste donc dix jours.

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Je trouve qu'il s'agit d'un problème important et je suis sûr que tous ceux qui se sentent responsables doivent partager cette préoccupation.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Certes, mais ils doivent aussi voter de bonnes lois.

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Vu d'une tribune, la mise en oeuvre de la réforme peut sembler au ministre ou au parlementaire chose aisée. Un jour, si le Sénat m'y invite, je viendrai vous raconter concrètement l'immensité des problèmes, parfois très pratiques, que l'on a dû surmonter. La réforme est colossale, énorme et elle a lieu à un moment où les personnes concernées sont souvent perturbées ou inquiètes. Cela ajoute à la difficulté.

À monsieur Vankrunkelsven, je veux réaffirmer mon respect de l'État de droit. Je ne pouvais donc pas envoyer les fameux arrêtés auxquels vous faites allusion avant que la Chambre n'ait voté le budget. Ces arrêtés ne sont que l'exécution du budget. La dotation fédérale n'est, en somme, que l'exécution dans chacune des zones de police des inscriptions prévues dans le budget de l'État.

Le budget a été voté hier à la Chambre. Dès lors, tout a été soumis dès aujourd'hui à la signature du Roi. J'ajoute que nous avons précédé quelque peu la signature en faisant parvenir à chaque responsable une fiche où se trouve tous les renseignements budgétaires tels qu'ils seront annexés à l'arrêté relatif à la dotation fédérale. M. Istasse ne me démentira pas.

En ce qui concerne le « sac à dos », une formule que M. Tobback a utilisée hier, on essaie d'assumer les conséquences de cette réforme et, simultanément, de mettre en place un système qui assure une répartition des moyens fédéraux sur des critères plus objectifs. Sans porter de jugement sur ce qui s'est passé hier en ce qui concerne la disposition des gendarmes sur le territoire - il n'y a dans tout cela aucune considération à caractère communautaire - au nord comme au sud du pays, on a simplement différencié les zones urbaines et les zones rurales et on a voulu rétablir l'équilibre en prévoyant un mécanisme qui n'est pas remis en question.

Depuis le début, on sait qu'il fallait prévoir une période transitoire de douze ans pour permettre aux zones, et donc aux communes, de se mettre progressivement en ordre. C'est vrai pour la dotation fédérale.

Je rappelle que l'accord du 6 mars prévoit le même type de réflexion pour tout ce qui relève de l'aspect social. Des simulations ont été prévues pour voir comment on pourrait substituer au système actuel qui rend compte de la réalité des coûts, un système comparable ou inspiré du système imaginé par la KUL, en ce qui concerne la dotation fédérale.

Dans les premiers mois de l'année prochaine, on procédera à une évaluation dans chaque commune, de manière à s'assurer que le compte soit bon, ne serait-ce qu'en raison de surcoûts statutaires évidents et/ou variables selon les situations, mais aussi en raison d'un certain nombre de notions qui ne sont pas tout à fait clarifiées, notamment les conséquences de la réforme des polices.

J'ai donné un exemple qui est évident et qui est accepté par tout le monde : on transfère des bâtiments et du charroi sans inscription budgétaire au niveau de l'État, celui-ci étant son propre assureur. Dès lors que ses biens sont à disposition des zones de police, ils doivent être assurés. Il est clair que c'est une conséquence de la réforme des polices. Mais il y en a d'autres.

Le service du ministère de l'Intérieur va donc travailler avec les responsables des zones, notamment les chefs de corps. Hier, nous sommes également convenus que l'Union des Villes et des Communes serait associée. Il était déjà prévu dans l'accord du 6 mars que, quand les choses seraient clarifiées et qu'un accord serait intervenu sur les concepts et sur la manière de faire fonctionner la machine, le mécanisme d'attribution des moyens fédéraux serait consacré par la loi afin de rassurer les autorités locales.

Quant à l'intervention de M. Thissen, mon collaborateur m'a confirmé que les anciens gendarmes continueront à payer les cotisations et à assumer les précomptes.

Mme De Schamphelaere demande le pourquoi du changement pour raisons techniques. Je ne suis pas un spécialiste de cette matière. La difficulté est qu'un secrétariat social ou un receveur ne peut se substituer à l'autorité qui l'engage, au niveau de la déclaration, pour le calcul de la cotisation. On peut lui donner l'autorisation d'effectuer un paiement à titre d'avance. Il a été décidé que la notion de traitement net était la plus simple, mais on ne peut demander d'engager la zone. C'est la raison pour laquelle nous avons déposé un amendement à la Chambre. Il n'y a pas d'autre explication.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Mais c'est un mauvais amendement !

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Au rythme où les demandes d'agrément des zones arrivent, je crois que toutes les régularisations seront terminées dans les trois ou quatre premiers mois de l'année prochaine. J'ajoute que les moyens financiers nécessaires pour y faire face seront disponibles, surtout après la décision intervenue au sein du gouvernement, le 21 novembre.

De voorzitter. - Iedereen is hier blijkbaar aan het woord, behalve de spreker. Ik stel voor dat de heer Vandenberghe eerst zijn uiteenzetting beëindigt. Daarna kunnen er nog vragen worden gesteld aan de minister.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Het kan nog even duren voor de heer Vandenberghe klaar is met zijn uiteenzetting. Hoe lang is de minister overigens beschikbaar om op de vele vragen te antwoorden?

De voorzitter. - De heer Vandenberghe rekent erop zijn uiteenzetting deze ochtend af te werken.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Tout à fait, monsieur le Président.

De voorzitter. - Onmiddellijk daarna is er gelegenheid om bijkomende vragen te stellen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Mevrouw De Schamphelaere heeft de juiste vraag gesteld. De minister van Binnenlandse Zaken antwoordde daarop dat hij geen specialist is in die materie. Dáárover ging heel het debat.

Indien de verklaring van de minister juist is, dan werd er een verkeerd amendement ingediend en dan moeten wij nog een ander subsidiair amendement indienen om aan de wensen van de minister tegemoet te komen.

Artikel 123 van de programmawet luidt "... en blijkt dat de gemeente of de politiezone in gebreke blijft of zal blijven om de wedden, toelagen en vergoedingen te betalen die aan deze personeelsleden verschuldigd zijn, dan is de uitbetalingsdienst van de federale politie gemachtigd onder de vorm van voorschotten, bedragen gelijk aan de nettowedden aan de personeelsleden uit te betalen...". De minister zegt dat "bruto" werd vervangen door "netto" omdat de ontvanger geen verantwoordelijkheid kan opnemen voor het brutobedrag. Het gaat echter niet over de ontvanger, maar over de uitbetalingsdienst van de federale politie.

Elke dag krijg ik een andere uitleg van dit artikel. Maar zelfs als het over de ontvanger zou gaan, dan had de regering een ander amendement moeten indienen in de zin van: "... dan is de ontvanger gemachtigd om de nettowedden uit te betalen onder voorbehoud van de correctie die moet worden aangebracht...". Om achteraf te kunnen nagaan of de berekening van de sociale bijdragen correct is gebeurd, hoeft de wet de uitbetaling niet te beperken tot de nettowedden. Er kan wel een bepaling worden toegevoegd over de controle op die berekening.

Ik dank de minister voor zijn uitleg. Tijdens de middagpauze zullen wij kennis nemen van de tekst om te zien of wij geen nieuw subsidiair amendement moeten indienen. De minister heeft echter toegegeven dat de politiehervorming op het terrein aanleiding geeft tot immense problemen. Maar immense problemen kunnen alleen worden opgelost met heldere wetten, zodat iedere burger en iedere gemeentebestuurder weet welke regels hij moet toepassen.

Als de minister van Binnenlandse Zaken rondzendbrieven stuurt aan een gemeente tegen een sneller tempo dan iemand ooit liefdesbrieven kan sturen aan zijn geliefde, hoe kan er dan rechtszekerheid bestaan voor het gemeentebestuur? Iedere dag nieuwe rondzendbrieven!

Laten we een heldere en duidelijke wet goedkeuren. Neem onze amendementen aan. We hebben nog tijd tot het einde van de maand. In de politiek is dat lang. Premier Dehaene zei ooit: "Een week in de politiek, dat is een eeuwigheid!"

In de Kamer horen we dit, in de Senaatscommissie voor de Binnenlandse Aangelegenheden horen we iets anders en nu, in openbare vergadering, horen we weer iets anders. Ik wil dat allemaal wel aanvaarden. Ik wil de goede bedoelingen van de minister van Binnenlandse Zaken niet in twijfel trekken. Ik wil hem enkel op bescheiden wijze behulpzaam zijn. Ik adviseer hem een amendement aan te nemen dat vorm geeft aan zijn gedachten, want de Kamer heeft hem misleid.

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Permettez-moi d'ajouter ce qui suit afin de faire progresser le débat.

Dès le moment où la zone de police est constituée, les gendarmes sont transférés. Cela ne signifie pas que, du jour au lendemain, la zone de police soit capable d'assurer les paiements ONSS. À partir de ce moment-là, comme c'est le cas pour les policiers communaux, il faut assurer la garantie du paiement du traitement net des policiers, la zone pouvant très rapidement, dans les jours qui suivent, assurer le paiement de toutes les charges fiscales et sociales.

Le texte est donc tout à fait conforme aux attentes.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - We zullen dat straks nog grondig bekijken. Ik ga daar nu niet verder op in.

Een volgende opmerking betreft de taalkaders.

Toen we ons over de eerste wet moesten uitspreken heb ik de regering gewaarschuwd dat ze zich zou vastrijden omdat de taalkaders niet waren geregeld, wat tot gevolg zou hebben dat alle benoemingen zouden worden vernietigd. Eind 1999, bij de discussie over het wetontwerp tot oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gaf ik mevrouw Aelvoet dezelfde waarschuwing mee. Ik wees de minister erop dat het Voedselagentschap een federale dienst is die aan de taalwetgeving onderworpen is en dat er bijgevolg bepaalde procedures moesten worden gevolgd. We zijn nu twee jaar verder en het blijkt dat ik gelijk had.

Ook bij de bespreking van het wetsontwerp tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, vestigde ik er de aandacht op dat de regering geen rekening hield met de taalwetgeving. Ze schenkt nooit aandacht aan juridisch-technische argumenten, behalve wanneer de Raad van State haar benoemingen schorst of vernietigt of wanneer het Arbitragehof een wet vernietigt.

De regering drijft altijd haar wil door. De eerste benoemingen worden dan bekendgemaakt. De burger schiet wakker, legt klacht neer bij de Raad van State die hem gelijk geeft en de benoemingen onmiddellijk schorst. De Raad treedt mijn bezwaren bij dat benoemingen in een federale dienst niet mogelijk zijn zonder toepassing van het taalkader.

Si je ne me trompe, le Conseil d'État a quand même bien suspendu les nominations, monsieur le ministre ?

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Vous vous trompez.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - Alors je vous écoute.

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Le Conseil d'État a été saisi de quinze recours francophones et de quinze recours néerlandophones et les avis rendus par les auditeurs sont parfaitement contradictoires.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - C'est très bien. Cela nous permet d'avoir un débat.

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - J'admets que vous ayez une thèse.

M. Hugo Vandenberghe (CD&V). - C'est la moindre des choses.

M. Antoine Duquesne, ministre de l'Intérieur. - Il se fait que j'en ai une autre. Contra le ministre de l'Intérieur.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). De minister wil in het parlement een verzekering sluiten tegen rechtsveroordelingen. Dat heb ik goed begrepen. De auditeur vernietigt 15 benoemingen. Ik ben het ermee eens dat elk geval apart moet worden beschouwd, want de rijkswacht valt inzake taalkader onder de bijzondere regeling van de wet van 1938, terwijl andere politiediensten vallen onder de gecoördineerde wetgeving op het gebruik van talen in bestuurszaken van 1966.

De regering vraagt ons nu een ontwerp goed te keuren dat eventueel verhaal onmogelijk moet maken. Volgens de bepalingen van de programmawet moeten alle benoemingen buiten taalkader gebeuren vóór 1 januari 2003. Daarna moet het taalkader worden toegepast. Degenen die benoemd zijn zullen in functie blijven, maar het taalkader zal in onevenwicht zijn.

Ik vind het niet ernstig dat dergelijke belangrijke zaken in een programmawet worden geregeld. De diensten van de minister van Binnenlandse Zaken hebben bijna twee jaar tijd gehad om het taalkader op te stellen. Ze hadden de beginselen ervan in een voorontwerp kunnen uiteenzetten en op basis daarvan hadden we eventueel een overgangsmaatregel kunnen goedkeuren.

Een volgend punt betreft de bekrachtiging van het mammoetbesluit. In artikel 131 staat dat deel XII van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten wordt bekrachtigd. Die gedeeltelijke bekrachtiging wordt verantwoord omdat alleen maar deel XII voor de Raad van State wordt betwist en omdat het belang van de verzoekers op die manier kan worden ondergraven.

De rechterlijke macht is nog onpartijdig en buigt niet voor de paarsgroene coalitie. Bijgevolg beslist die coalitie dan maar om een ontwerp te laten goedkeuren die de rechterlijke macht verhindert om recht te spreken. Het is duidelijk dat artikel 131 opnieuw een voorbeeld is van een politiek gevaarlijke denkwijze.

De artikelen met betrekking tot financiën en economie bezorgen de regering een vrijbrief. Zo krijgt de regering uitgebreide bevoegdheden voor bepaalde aspecten van de organisatie van de elektriciteits- en gasmarkt, komt er een retroactieve wettelijke validatie van de reglementering van het NIRAS, worden er voor de hervorming van de telecommunicatiewetgeving opnieuw bijzondere machten verleend en wordt er voor de uitverkoop van BIAC een blanco cheque uitgeschreven. De regering bevindt zich al in de koopjesperiode, hoewel die door de invoering van de euro tot 15 januari 2002 is uitgesteld.

De regering geeft het signaal voor de uitverkoop. Op het BIAC-dossier zal de heer D'Hooghe straks ingaan.

Ik zou wel eens willen weten welke de bijzondere crisisomstandigheden zijn die het gebruik van de bijzondere machten rechtvaardigen. Het Arbitragehof en de Raad van State hebben er meermaals op gewezen dat het toekennen van bijzondere machten een reële crisisperiode veronderstelt. Thans is er geen juridisch aanvaardbare motivering voor bijzondere machten. De enige motiveringen die we horen is dat de regering te laat is met de omzetting van een richtlijn of te laat is met het rapport over duurzame ontwikkeling. Over de bijzondere omstandigheden die de machtsuitbreiding van de regering verantwoorden, lezen we niets. In deze periode van economische terugval waarin de begrotingscontrole moeizaam dreigt te verlopen, zouden we toch een effectieve aanpak en een voluntaristisch beleid mogen verwachten. Niets daarvan. De regering beperkt zich tot het delegeren van machten en neemt geen enkel inhoudelijk initiatief.

Ze geeft ook geen enkele aanzet tot het realiseren van een sociaal-economisch programma. De paarsgroene coalitie faalt op het vlak van het sociaal-economisch beleid. Dat is niet verwonderlijk omdat de verkiezingsprogramma's van de VLD, de SP.A en de groenen in dat opzicht weinig overeenstemmen. Het gebrek aan eenheid blijkt duidelijk uit het feit dat maatregelen tegen de stijgende werkloosheid, de stijgende arbeidskosten en de verzwakking van de concurrentiepositie worden uitgesteld tot na nieuwjaar.

In het sociale hoofdstuk van de programmawet beperkt de regering zich tot enkele technische ingrepen in enkele wetten en besluiten. Uiteraard hoort inhoudelijk werk niet thuis in een programmawet, maar ik geloof echt niet dat dat de echte reden is waarom er geen inhoudelijk werk wordt geleverd.

De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - Het is nochtans de waarheid. Het is jammer dat hierover twijfel bestaat. Ik heb immers nauwgezet rekening gehouden met de opmerkingen die de Senaat en zijn voorzitter vorig jaar hebben gemaakt.

We hebben te maken met een echte programmawet, ook op het sociale vlak, die budgettaire bepalingen en een aantal dringende en ook enkele kleine technische aanpassingen omvat. Ik wil er overigens op wijzen dat er na het kerstreces belangrijke wetsontwerpen zullen worden ingediend, onder meer inzake gezondheidszorg, waarvoor er dringend nieuwe legistieke beslissingen moeten worden genomen.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Ik zei toch al dat voor het sociale hoofdstuk de regering zich beperkte tot technische ingrepen. Ik maak van de gelegenheid wel gebruik om erop te wijzen dat inzake de hervorming van de pensioenen van de zelfstandigen en het probleem van de alternatieve financiering de aangekondigde besluiten en het tweede verslag van de werkgroep-Cantillon er nog altijd niet zijn. Het verslag werd oorspronkelijk aangekondigd voor september 2001, daarna voor december 2001. Vandaag is het nog altijd niet ter beschikking. De meerderheid is verdeeld over de gelijkstelling van het pensioenstatuut van de zelfstandigen met dat van de werknemers. Dat is de reden waarom er geen vooruitgang op dit punt wordt geboekt.

Inzake een aantal heikele punten, waaronder het opstellen van een evaluatiesysteem voor de bepaling van de behoeftigheidsgraad en de ermee gepaard gaande tegemoetkomingen en honoraria van de individuele zorgverstrekker, verwijst de programmawet naar een regeling bij koninklijk besluit. Het is de vraag of dit er wel komt. De wet op het tijdskrediet, die op 1 januari 2002 van kracht wordt, heeft ook nog steeds geen uitvoeringsbesluit.

Er zijn ook nog bepalingen over de kinderbijslag en het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. Ik heb twee jaar geleden al gezegd dat de wettelijk aanpak van de opbouw van dat agentschap verkeerd was. Het antwoord was dat het er dringend moest komen. Twee jaar later staat het nog steeds in de steigers.

Met deze programmawet tracht de regering ook haar verantwoordelijkheid voor de financiering van de verplichte BSE-testen te ontlopen. Vanaf 2002 zal de kost ervan worden doorgerekend aan de consument onder het voorwendsel de boeren te vrijwaren van extra lasten. In hoever beantwoordt die maatregel nog aan de oorspronkelijke bedoelingen?

Op de bepalingen voor defensie ga ik niet verder in. Het is een goede zaak dat dit departement geen nieuwe elementen in deze programmawet wil steken. Militairen die vorige week hun affectatie zouden hebben moeten krijgen, vertelden mij dat hen vorige donderdag is gezegd dat de uitvoering van het plan is uitgesteld tot 1 juli. Is dit misschien een van die beslissingen die de voorbode zijn van nakende verkiezingen? Als geen werk wordt gemaakt van de hervorming in het leger, vermijdt men tegenstand in de kazernes van Heverlee en Leopoldsburg. Alle moeilijke operaties die op stapel stonden voor 1 januari, zouden dus uitgesteld zijn.

De voorzitter. - Dat denk ik niet.

De heer Hugo Vandenberghe (CD&V). - Men heeft mij dat verteld. Ik stel hier enkel de vraag. Het doet mij wel genoegen dat de minister van Landsverdediging van de programmawet geen gebruik heeft gemaakt om allerlei zaken te regelen.

Ik zou nog veel andere punten naar voren kunnen brengen. Er zijn 165 artikelen. Bij de bespreking van de amendementen die ik met andere collega's heb ingediend, kunnen we de punten behandelen die ik hier niet heb aangeraakt.

Behoudens de verschillende technische en juridische onvolkomenheden die op zich al het werkelijke handelsmerk zijn van de paarsgroene regering, bevestigt deze wet andermaal, door de improvisatie, het gebrek aan visie en het ad hoc-karakter, dat deze regering er op een aantal punten niet in slaagt de echte problemen waar de mensen mee bezig zijn, aan te pakken.

Het "communicatiegordijn" van de meerderheid is een gênante voile geworden waardoor iedereen ziet wat er vooral niet gebeurt. Als de regering dan toch iets probeert aan te pakken, ontbeert ze standvastigheid en zekerheid. Ze slaagt er evenmin in de sociale cohesie in de samenleving of het ondernemerschap dat de Vlamingen zo kenmerkt, te stimuleren en de onderbouwen. Dit is in deze onzekere tijd nochtans noodzakelijk.

Tot de eerste minister en zijn regering zeg ik: amper een jaar geleden bazuinde u rond dat het land opnieuw vertrouwen heeft in zijn bestuur en zijn leiders. Waar zijn die leiders? Als ik alle verklaringen van de paarsgroene meerderheid hoor, is mijn vraag: hoeveel leiders zijn er vandaag in ons land? De grens tussen naïef optimisme en het moedwillig negeren van de problemen is flinterdun.

De verkiezingsslogan van sommige meerderheidspartijen neem ik vandaag graag over tot besluit van mijn betoog: Dit land kan inderdaad beter.

Mme Sfia Bouarfa (PS). - J'ai l'honneur d'intervenir au nom du groupe socialiste et je serai particulièrement brève car, comme cela a été dit, le projet de loi soumis à notre examen contient essentiellement des mesures techniques visant l'exécution du budget de l'année 2002.

En matière d'emploi, nous pouvons souligner que le fait de permettre d'augmenter le taux d'activité des personnes âgées inactives ne peut que rencontrer notre approbation.

Quant aux chômeurs âgés, ils conserveront leur prime d'ancienneté en cas de reprise du travail. Il s'agit là d'une disposition positive ; en effet, il nous paraît intéressant d'activer les moyens de la sécurité sociale pour inciter le plus grand nombre de personnes à sortir de l'inactivité. Tel est bien le rôle d'un État social actif

Les partenaires sociaux en sont également convaincus, puisque la mesure constitue en fait la mise en oeuvre d'un accord social visant essentiellement à lutter efficacement contre les pièges à l'emploi. Nous saluons le travail de Mme Onkelinx en cette matière.

L'idée d'une évaluation ultérieure de la mesure a été évoquée lors des travaux en commission et je suis convaincue que l'expérience doit être menée sans déjà fixer de conditions supplémentaires demandées par certains. Cela aboutirait à rendre encore plus complexe la législation sociale.

Nous aurons l'occasion de demander des ajustements si, dans un certain laps de temps, il apparaissait nécessaire de rectifier les modalités de cette disposition.

Pour ce qui concerne la convention premier emploi, nous sommes bien évidemment favorables à un assouplissement des modalités d'application pour permettre à un plus grand nombre de jeunes de bénéficier de cette formule qui, on le sait, a déjà remporté un franc succès.

En matière de soins de santé, le projet comporte toute une série de mesures qui facilitent l'accès aux soins de santé et rationalisent la procédure budgétaire.

Dans d'autres domaines relevant de la compétence du ministre des Affaires sociales, notamment ceux des congés annuels, des pensions, des allocations familiales, nous constatons avec satisfaction que les mesures proposées apportent des solutions à des problèmes juridiques apparus à la suite d'arrêts de la Cour d'arbitrage.

D'autres mesures relevant de la compétence du ministre chargé des classes moyennes constituent une avancée en matière de statut social des travailleurs indépendants. Nous les soutenons mais nous souhaitons que, dès janvier 2002, le débat en commission puisse reprendre en la matière.

Il est en effet souhaitable que l'on évolue progressivement vers la révision globale du statut social de cette catégorie de travailleurs. Mon groupe a déposé plusieurs propositions de loi à cet égard.

Je dirai un mot sur les dispositions prises quant à l'organisation du marché de l'électricité. Pour discrètes qu'elles soient, ces courtes dispositions sont un pas dans la voie d'une politique énergétique respectueuse de l'environnement. Il est d'autant plus important de favoriser une utilisation optimale et rationnelle de l'énergie que, malgré les grandes crises déjà traversées, nous n'en percevons pas encore toute l'importance.

Cette importance de l'environnement, on la retrouve dans d'autres mesures de cette loi, tant en matière de développement durable que dans le domaine de la gestion des déchets radioactifs. Nous nous en réjouissons car l'avenir ne se conçoit pas sans une qualité de vie pour tous.

Les mesures prises en matière économique sont aussi des jalons importants pour une simplification et un meilleur fonctionnement de l'administration au service du citoyen. Il en va de même pour les télécommunications où l'évolution ultrarapide du marché et de la technologie impose une adaptation constante et une réponse adéquate du politique.

Nous resterons, par contre, vigilants quant à la question de BIAC, déjà évoquée aujourd'hui. L'aéroport de Bruxelles-National est d'une importance stratégique considérable pour le pays tout entier et pour la situation de Bruxelles comme capitale de l'Europe et place internationale. Il représente, en outre, un très gros pôle d'emploi. À ce titre, la présente loi donne au gouvernement des instruments qu'il convient d'utiliser avec discernement et prévoyance dans le but de faire fonctionner au mieux cette entreprise et ce service public.

Le groupe socialiste y veillera particulièrement.

D'autres mesures ont retenu notre attention. Nous attendions, par exemple, avec impatience les dispositions relatives à la mise en place de la réforme des services de police. En effet, cette réforme doit se concrétiser au niveau local dans les prochaines semaines. Notre chef de groupe est d'ailleurs intervenu tout à l'heure dans ce sens. Il est dès lors nécessaire que les dernières dispositions soient prises rapidement afin que les corps de police locale puissent se mettre en place dans les meilleures conditions. Hormis quelques adaptations techniques, ce projet de loi prévoit l'assouplissement des règles permettant de désigner un comptable spécial dans les zones pluricommunales. D'autres dispositions permettent d'assurer la continuité du paiement des rémunérations des policiers communaux et fédéraux qui ne seraient pas encore transférés dans un corps de police locale à la date du 1er janvier 2002.

Certains aspects de cette importante réforme ont suscité un débat animé en commission. La démocratie parlementaire y a trouvé son compte.

Pour nous, ces quelques mesures constituent un ensemble de règles minimales indispensables au bon démarrage des corps de police locale au 1er janvier prochain. Pour terminer, je rappelle les multiples déclarations du gouvernement quant à la neutralité de la réforme pour les finances communales. Nous y comptons fermement.

Le groupe socialiste apportera son soutien à ce projet de loi-programme.

De voorzitter. - We zetten onze werkzaamheden voort vanmiddag om 14.15 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 13 uur.)