2-857/3

2-857/3

Belgische Senaat

ZITTING 2001-2002

27 NOVEMBER 2001


Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 28 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BINNENLANDSE ZAKEN EN VOOR DE ADMINISTRATIEVE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR MEVROUW CORNET D'ELZIUS


I. INLEIDENDE UITEENZETTING

De hoofdindiener van het voorstel zet uiteen dat het doel ervan is het risico te verkleinen dat tussentijdse verkiezingen moeten worden georganiseerd om een vacante plaats in te vullen, wanneer de reserve aan opvolgers is uitgeput. Het strekt ertoe om de partijen die kandidaat zijn bij de verkiezing van de Waalse Gewestraad en de Vlaamse Raad toe te staan meer kandidaten op hun lijst op te nemen dan er leden te verkiezen zijn.

Om een grotere gelijkheid van kansen tussen de kandidaten te bevorderen en beter rekening te houden met de voorkeursstemmen uitgebracht door de kiezer, is de overdracht van de lijststemmen naar de kandidaten die de eerste plaatsen op de lijst innemen door de bijzondere wet tot hervorming van de instellingen tot de helft teruggebracht. Daarnaast is het systeem van de kandidaat-opvolgers afgeschaft. Niet-gekozen kandidaten worden automatisch opvolgers.

Door niet langer kandidaat-opvolgers voor te stellen aan de kiezer, heeft de wetgever het aantal kandidaten op de lijsten sterk verminderd.

In bepaalde gevallen is hun aantal ingekrompen tot twee per lijst (arrondissement Neufchâteau/Virton voor de verkiezing van het Waals Parlement).

Dit kleine aantal kandidaten biedt de kiezer een onvoldoende keuze, vooral indien men ervan uitgaat dat de kandidaten op de lijst de verschillende stromingen in de kieskring moeten vertegenwoordigen en dat het aantal vrouwen en jongeren op de lijst moet toenemen.

Een ander risico is dat bij gebrek aan opvolgers steeds vaker tussentijdse verkiezingen moeten plaatsvinden. Een lid kan overlijden of ontslag nemen wegens onder meer een ernstige ziekte. Een gekozen kandidaat kan aangewezen worden voor een ministerambt en zijn opvolgers kunnen om een of andere reden weigeren zijn plaats in te nemen. Deze risico's zijn vooral groot in kieskringen met een gering aantal verkozenen.

Bovendien heeft een lijst die niet meer over opvolgers beschikt, geen enkele waarborg dat hij zijn zetel terugkrijgt na de tussentijdse verkiezing. Dit wijzigt de aard van de stemming, die bij de volledige verkiezing van de verkozenen van de kieskring nog evenredig was. De Raad van State heeft daar ook al op gewezen in zijn advies van 28 juni 2000 over het voorontwerp van bijzondere wet, dat de indieners met dit voorstel willen wijzigen (stuk Kamer, nr. 1050/001, 1999-2000, blz. 20 en 21).

In dit voorstel wordt de tekst overgenomen die de Raad van State naar voren schoof in zijn advies van 3 april 2000 over het voorontwerp van wet tot beperking met de helft van de devolutieve kracht van de lijststemmen en tot afschaffing van het onderscheid tussen kandidaat-titularissen en kandidaat-opvolgers voor de verkiezing van de federale wetgevende Kamers en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap (stuk Kamer, nr. 667/001, 1999-2000, blz. 32).

Tijdens de bespreking van dit wetsontwerp in de Kamer, verklaarde de minister dat in het oorpronkelijke ontwerp betreffende de Kamer en de Senaat wel was voorzien in een oplossing voor dit probleem. De regering gaf er evenwel de voorkeur aan, het Parlement te laten oordelen over de relevantie van een maatregel terzake (stuk Kamer, nr. 667/004, 1999-2000, blz. 4). Aan de vooravond van de plaatselijke verkiezingen heeft de meerderheid in het Parlement zich niet over dit onderwerp uitgesproken. Er werd opnieuw aan herinnerd tijdens de besprekingen in de Senaatscommissie voor de Binnenlandse Zaken op 19 juni 2001 en in de plenaire vergadering van 5 juli 2001 over het ontwerp van bijzondere wet.

Dit voorstel strekt ertoe het aantal kandidaten op te trekken op de lijsten voor de verkiezingen van het Waals Parlement en van het Vlaams Parlement. Er wordt voorgesteld dit aantal met 30 % op te trekken, met een minimumaantal van drie bijkomende kandidaten.

In de kleinste kieskringen brengt dit het aantal kandidaten op vijf per volledige lijst.

Dit aantal vormt een bovengrens, en geen verplichting voor de lijsten, die dus niet noodzakelijk volledig moeten zijn om te kunnen worden ingediend.

Daar komt nog bij dat de indieners het niet nodig achten het reeds hoge aantal kandidaten voor de verkiezing van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nog op te trekken.

Ten slotte dient erop gewezen dat artikel 14bis, eerste lid, van de wet van 16 juli 1993 to vervollediging van de federale staatsstructuur, ingevoegd bij de wet van 24 mei 1994, hier niet wordt gewijzigd. Deze bepaling aangaande de vertegenwoordiging van beide geslachten moet bij bijzondere wet worden gewijzigd na de lopende herziening van de grondwetsartikelen 10 en 10bis.

Wat het Waals Parlement betreft is de toestand het meest schrijnend, omwille van de kleine dimensie van bepaalde kieskringen. Zo zijn er in het arrondissement Neufchâteau-Virton slechts twee zetels te begeven en in het arrondissement Aarlen-Marche-en-Famenne-Bastenaken, drie zetels. Het risico is daar bijgevolg groot dat tijdens de zittingstijd tussentijdse verkiezingen moeten worden gehouden. Dit is de reden waarom huidig voorstel werd ingediend.

II. BESPREKING

De hoofdindiener vestigt er de aandacht op dat dit voorstel niet los te koppelen is van zijn andere voorstellen nrs. 2-858/1 en 2-859/1.

Een lid beklemtoont dat haar voorstel nr. 2-882/1 evenmin los te koppelen valt van dit voorstel, omdat het tracht een probleem op te lossen dat ook speelt op het vlak van de verkiezingen maar dan voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het wil de gevaren van het « stemblok » neutraliseren.

Het zou onbillijk zijn enkel de problemen van de kleine arrondissementen te regelen zonder deze van de grote kiesomschrijvingen in overweging te nemen.

De minister, die eerst nog wat terughoudend was, kan met zulk een binding instemmen, als uiting van een evenwicht. Technisch is het echter een probleem van geheel andere aard.

Uiteindelijk beslist de commissie huidig voorstel van bijzondere wet afzonderlijk te behandelen, omdat er bij de stemming in de plenaire vergadering een bijzondere meerderheid voor vereist is.

Sommige leden vinden dat het voorstel nog niet ver genoeg gaat, en dat bijvoorbeeld een lijst van vijf kandidaten in een klein arrondissement nog onvoldoende tegemoet komt aan de zorgen van de hoofdindiener.

De dames De Schamphelaere en Thijs dienen een amendement in (nr. 1) om het aantal bijkomende kandidaten op de lijst vast te stellen op vijf in plaats van drie.

De commissie beslist in de Nederlandse tekst van de aanhef van artikel 2 bij wijze van technische correctie de woorden « als volgt » te vervangen door de woorden « door de volgende leden ».

III. STEMMINGEN

Artikel 1

Dit artikel wordt eenparig aangenomen door de tien aanwezige leden.

Artikel 2

Het amendement nr. 1 en het aldus gewijzigde artikel wordt eenparig aangenomen door de tien aanwezige leden.

Stemming van het geheel

Het geheel van het wetsvoorstel wordt eenparig aangenomen door de tien aanwezige leden.

Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het uitbrengen van dit verslag.

De rapporteur,
Christine CORNET D'ELZIUS.
De voorzitter,
Anne-Marie LIZIN.