2-161

2-161

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 29 NOVEMBRE 2001 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Mia De Schamphelaere à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur «le recours à des travailleurs originaires des futurs États membres de l'Union européenne» (n° 2-595)

M. le président. - Mme Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la consommation, de la Santé publique et de l'Environnement, répondra au nom de Mme Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre de l'Emploi.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Deze vraag werd al enkel keren uitgesteld, hoewel ze dringend is voor een aantal sectoren, voornamelijk de sectoren die het aan beschikbaar arbeidspotentieel ontbreekt. Wij stellen vast dat de werkloosheid toeneemt, maar toch vinden de werkgevers in de groenteteelt en in de boomkwekerijen onvoldoende arbeidskrachten.

Aan dit tekort kan op verschillende manieren worden tegemoetgekomen. Eén van de voor de hand liggende oplossingen bestaat in het sluiten van akkoorden over het uitwisselen van arbeidskrachten met kandidaat-lidstaten uit Centraal-Europa. De regering weigert echter dit te doen. Wij vragen ons af waarom.

Tijdens het Europese voorzitterschap heeft de regering geregeld contacten met de kandidaat-lidstaten. Het sluiten van akkoorden over het uitwisselen van arbeidskrachten met landen als Polen, Tsjechië en Hongarije zou een eerste stap naar integratie kunnen zijn. Als de regering niet van plan is die stap te zetten, welke reden roept zij daarvoor dan in?

Kunnen er gezien de urgentie aan de betrokken sectoren geen vergunningen worden verleend, zoals in de periode 1992 - 1994? Kunnen er geen soepeler regels worden toegepast bij het verlenen van arbeidsvergunningen aan werknemers afkomstig uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie?

Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - De afwezigheid van internationale akkoorden mag geen belemmering zijn om arbeidsvergunningen en arbeidskaarten toe te kennen. Door deze reglementering kan de bevoegde overheid, namelijk de bevoegde gewestminister, om economische of sociale redenen van bedoelde bepaling afwijken. Het moet wel gaan om individuele behartigenswaarde gevallen.

De in België aanwezige reserve van arbeidskrachten, met inbegrip van de kandidaat-vluchtelingen, lijkt mij voldoende om aan de noden van de tuinbouwsector tegemoet te komen. Voor dit soort werk moet een beroep kunnen worden gedaan op bepaalde categorieën van de bevolking zoals studenten, gepensioneerden, enzovoort. Indien niemand van de meer dan twee miljoen inactieve burgers op arbeidsleeftijd in België bereid zou zijn om deze activiteit te verrichten, moeten de arbeidsvoorwaarden die aan deze job verbonden zijn, waarschijnlijk worden herzien.

Het lijkt mij bijgevolg niet opportuun om bilaterale akkoorden te sluiten met de landen die op het ogenblik met de Europese Unie onderhandelen over de toepassingsbepalingen met betrekking tot de EU-uitbreiding en meer bepaald over het vrije verkeer van werknemers. Ik denk bijvoorbeeld aan de overgangsperiode.

De omzendbrieven met betrekking tot de toekenning van voorlopige arbeidsvergunningen aan kandidaat-vluchtelingen, die in 1994 gepubliceerd werden en waarvan er één uitsluitend betrekking heeft op de tuinbouwsector, zijn nog steeds van toepassing.

De personen die geregulariseerd werden, zijn vrijgesteld van de verplichting een arbeidskaart te bekomen.

Er is dus geen enkele reden om de reglementering te wijzigen.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik betreur dit antwoord omdat de procedure bij de kandidaat-vluchtelingen erg moeizaam verloopt. Er komt heel wat administratieve rompslomp bij kijken zodat het inschakelen van deze categorie niet evident is.

Het argument dat het probleem door de onaantrekkelijke arbeidsvoorwaarden zou worden veroorzaakt, is wel heel merkwaardig.

Ik heb heel wat opmerkingen bij het antwoord van de minister, maar ik zal er een aanvullende schriftelijke vraag over stellen.

-L'incident est clos.