2-161 | 2-161 |
M. le président. - Je vous propose de joindre ces demandes d'explications. (Assentiment)
De heer Frans Lozie (AGALEV). - Het ministerie van Buitenlandse Zaken reikt voortdurend bijzondere identiteitskaarten met een beperkte geldigheidsduur van 5 of 1 jaar uit; het gaat om diplomatieke, speciale en consulaire kaarten, kaarten voor Technisch en Administratief Personeel, voor kinderen en voor anderen. Eind april werd aan de betrokken diensten een lijst bezorgd van 10.047 regels met namen van personen waarvan de geldigheid van de identiteitskaart reeds meer dan één jaar verlopen was, zonder dat deze personen uit de gegevensbestanden werden verwijderd, dus zonder dat kon worden vastgesteld dat de identiteitskaart uitdrukkelijk was ingeleverd.
Het diensthoofd vroeg aan de agenten van de dienst de dossiers waarvoor ze bevoegd zijn na te kijken met de bedoeling deze dossiers af te sluiten door de vermelding "einde functie" erop te vermelden. Het betrof dossiers waarvoor noch in het dossier zelf, noch bij de ambassade of de internationale organisatie, een reden kon worden gevonden om ze nog open te houden.
Blijkbaar werd in het verleden geregeld vergeten in te schrijven dat een kaart werd teruggegeven, werd geannuleerd, verloren werd verklaard, enzovoort. De dossiers belasten uiteraard het gegevensbestand van de diensten van Buitenlandse Zaken, dat om allerlei legitieme redenen hoe langer hoe meer door derden wordt gebruikt.
Uit het feit dat de diensten deze opdracht kregen, kan worden opgemaakt dat mogelijk een groot aantal identiteitskaarten, die reeds meer dan één jaar vervallen zijn, nog in het bezit zijn van de titularissen, waarbij niet kan worden uitgesloten dat onbevoegden van deze interessante documenten misbruik maken.
Wie de lijst leest, komt tot de vaststelling dat geregeld één identiteitskaart, met dus ook één geldigheidsdatum, gebruikt wordt voor meerdere personen, vaak uit één gezin. Volgens strikte richtlijnen mag één identiteitskaart uitdrukkelijk aan slechts één fysiek persoon worden uitgereikt.
Ik heb de minister als voorbeeld de gegevens overhandigd van een concreet geval waarbij één identiteitskaart werd uitgereikt aan de titularis, zijn vrouw en zijn twee dochters. De betrokkene komt voor op de lijst van personen die geviseerd worden door het ministerieel besluit van 28 augustus 2001 van de minister van Financiën in verband met de uitvoering van het koninklijk besluit van 17 februari 2000 betreffende beperkende maatregelen tegenover de Taliban uit Afghanistan. In het Belgisch Staatsblad van 13 september 2001 wordt de titularis van deze verlopen kaart vermeld als handelsgezant op het consulaat-generaal van de Taliban in Peshawar. De publicatie dateert dus van twee dagen na de aanslagen in de Verenigde Staten. Anderhalve week geleden is in het Staatsblad een aanvullende lijst gepubliceerd van personen die tot de Taliban behoren en waarvoor bijzondere maatregelen worden genomen in het kader van bovenvermeld koninklijk besluit.
Graag kreeg ik dan ook een antwoord op de volgende vragen. Welk gevolg werd gegeven aan het verzoek van het diensthoofd in het voorjaar 2001 om deze lijst uit te zuiveren? Kan de vice-eerste minister mij een overzicht geven van de redenen waarom deze personen, meer dan een jaar nadat hun kaart verlopen is, nog op de lijst voorkomen? Hoe groot is deze lijst nog?
Klopt het dat geregeld leden van eenzelfde familie gekoppeld worden aan een bijzondere identiteitskaart van één titularis en is dit conform de wetgeving terzake?
Vertoeft de persoon naar wie ik verwees nog steeds op die lijst? Heeft hij eventueel een verlenging van zijn identiteitskaart gekregen en valt dit te rijmen met de uitvoering van het koninklijk besluit voor beperkende maatregelen tegenover de Taliban uit Afghanistan?
Welke maatregelen heeft de dienst van de vice-eerste minister genomen om te voorkomen dat personen die momenteel het voorwerp uitmaken van de strijd tegen het terroristisch netwerk Al-Qaeda nog in het bezit zouden kunnen zijn van verblijfsdocumenten die hen toegang kunnen verschaffen tot ons grondgebied, zelfs indien de geldigheidsdatum ervan verstreken is?
Alle verblijfsdocumenten voor Schengen-landen zijn bijzonder interessant. Het vervalsen van de vervaldatum is slechts een klein probleem. De moord op de heer Massoud heeft aangetoond dat we zeer voorzichtig moeten omgaan met visa, verblijfsdocumenten en zeker met bijzondere identiteitskaarten.
M. Marc Hordies (ECOLO). - Cette demande d'explications découle, en fait, d'une question d'actualité que je comptais poser voici quelque temps mais qui, pour des raisons d'agenda, avait dû être reportée.
Je voudrais, tout d'abord, formuler une observation générale. J'ai participé, lors d'une réunion du Conseil de l'Europe, à une rencontre avec des jeunes migrants. Ces derniers furent nombreux à dénoncer toutes les difficultés que leur posaient l'obtention de documents et le passage des frontières. Je sais aussi que de nombreux entrepreneurs, chercheurs, acteurs culturels, etc...., ont du mal à obtenir leurs visas à temps. Les jeunes m'ont exprimé toute leur inquiétude par rapport au fait que l'Europe puisse ainsi fermer ses frontières. La problématique qui nous occupe aujourd'hui contribue donc à rendre plus difficile un accès non frauduleux au territoire.
Lors d'un échange de vues mené avec la sous-commission « Traite des êtres humains », le 28 mai dernier, au sujet de la constitution éventuelle d'une commission d'enquête chargée, notamment, d'aborder la problématique des passeports et des visas, vous avez clairement manifesté votre totale opposition à cette proposition.
Depuis lors, quatre nouveaux éléments sont venus accroître le nombre de questions que je me pose en la matière.
Je pense, tout d'abord, à l'assassinat du commandant Massoud par deux personnes porteuses de passeports belges volés. Une vaste enquête a été menée à ce sujet au début de cette semaine.
Ensuite, le numéro 4 de la revue spécialisée « Suspicion » qui venait de paraître lorsque j'ai rédigé ma question, indique « ... qu'à peine une semaine après les attentats aux États-Unis, les douaniers finlandais interceptaient un ressortissant belge en possession de 800 faux passeports et visas ». Les sources sont la radio et la presse finlandaises et les informations datent des 22 et 23 septembre 2001. Nous ne savons pas encore, à l'heure actuelle, si les documents volés étaient authentiques ou s'il s'agissait de faux.
Par ailleurs, le 31 octobre 2001, le journal parlé de la RTBF faisait part de la possibilité évoquée par les États-Unis d'imposer de nouveaux visas pour des ressortissants venant de certains pays, jugés non sûrs, pays parmi lesquels figure la Belgique.
Enfin, comme d'autres collègues, j'ai reçu des documents, issus du service du Protocole, nous informant qu'en date du 27 avril 2001, il existait 10.047 cartes diplomatiques, consulaires et autres cartes spéciales, périmées depuis plus d'un an, dont on ne trouvait, à cette date, pas trace de clôture. Le service du Protocole demandait dès lors aux agents traitants de vérifier les données les concernant afin, si nécessaire, de les clôturer. À la lecture de ce document, on peut donc supposer que de telles cartes sont dans la nature, ce qui me semble particulièrement inquiétant.
Le ministre peut-il infirmer ou confirmer ces informations ? Peut-il m'informer des suites éventuelles qui y ont été données, que ce soit sous forme de démentis, d'enquêtes ou de mesures préventives, afin d'éviter que de tels faits puissent se reproduire ? L'objectif est de sécuriser au maximum notre système de délivrance des passeports, visas et autres documents et d'éviter ainsi toute suspicion concernant des documents délivrés de manière régulière, suspicion s'exerçant donc au détriment de voyageurs qui seraient tout à fait en règle.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - De vorige sprekers plaatsten nogal wat vraagtekens bij de huidige veiligheidsgaranties van Belgische en diplomatieke paspoorten. Dit probleem ligt mede aan de basis van het onzekere imago dat ons land in de wereld op het vlak van veiligheid opbouwt. Dit kan dan weer vergaande gevolgen hebben voor Belgen die naar de Verenigde Staten willen reizen. Enkele weken geleden verscheen immers het bericht dat de Amerikaanse overheid en meer bepaald het ministerie van Justitie en de coördinator van de strijd tegen het terrorisme, de heer Ridge, overwegen opnieuw een visumplicht in te voeren voor Belgische burgers die naar Amerika wensen te reizen. Ze hebben daarbij uitdrukkelijk de reden vermeld, namelijk het gebrek aan vertrouwen in de toekenningsprocedure van paspoorten in België.
Het verhaal is bekend. Er zijn inderdaad enkele honderden gestolen en vervalste paspoorten in omloop. Daardoor is de geloofwaardigheid van Belgische reisdocumenten ernstig aangetast. De moord op Mohammed Shah Massoud door houders van valse Belgische paspoorten is hiervan een illustratie.
Ook heeft de Amerikaanse regering kritiek op de Belgische naturalisatiewetgeving, omdat deze procedure te weinig garanties biedt inzake openbare veiligheid.
Daarom kreeg ik graag een antwoord op enkele concrete vragen.
Is de minister officieel op de hoogte gebracht van de kritiek van de Verenigde Staten? Werd hem medegedeeld dat men overweegt opnieuw een visumplicht voor Belgische burgers in te voeren?
Welke concrete maatregelen stelt de Belgische regering voor om de veiligheid en de efficiëntie van de toekenningsprocedure van paspoorten te verbeteren?
Welke maatregelen kunnen er worden genomen om de vervalsing van paspoorten te bemoeilijken?
Hoe ver is het onderzoek naar de gestolen Belgische paspoorten gevorderd?
Heeft de minister al een antwoord gegeven aan de Amerikaanse overheden?
Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - La demande d'explications que nous sommes quatre à présenter cet après-midi me semble éminemment d'actualité, surtout depuis lundi, puisqu'une enquête a été lancée sur la problématique des visas.
En effet, les problèmes qui entourent ces visas ne donnent pas une image extraordinaire de la Belgique. De plus en plus, la presse parle de la mauvaise image de la Belgique. Même Royer dans Le Soir illustre aujourd'hui cette problématique. La mauvaise image de la Belgique aux États-Unis et ailleurs a plusieurs causes : elle est probablement due à des errements en matière de passeports et de visas mais aussi, en ce qui concerne la justice, à la lenteur à participer à la lutte contre le terrorisme. C'est ce qu'on dénonçait immédiatement après les événements du 11 septembre.
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - Le dernier élément que vous citez est faux. Cela a été rectifié, y compris dans la presse américaine.
Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Peut-être. Je ne dis pas qu'une mauvaise image est toujours fondée sur des éléments véridiques. Le Daily Telegraph - même s'il y a eu rectification par la suite - en parlait déjà le 6 septembre mais l'assassinat, la veille du 11 septembre, du commandant Massoud par des terroristes porteurs de passeports belges volés n'a pas arrangé les choses. Vous aviez déclaré à l'époque que vous n'étiez pas responsable du vol éventuel de passeports dans une ambassade...
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - En tout cas, pour ce qui concerne le vol de passeports dans une ambassade en juin 1999, je puis vous assurer que je n'y peux rien du tout.
Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Il n'empêche que ces vols créent une mauvaise image et c'est sur ce point surtout que je voudrais insister.
Des articles du Wall Street Journal et de l'International Herald Tribune des 17 et 18 octobre sont assassins pour notre pays. La concrétisation de cette mauvaise image apparaît dans le fait de retrouver la Belgique parmi les 6 pays pour lesquels les citoyens auraient dorénavant besoin d'un visa pour entrer sur le territoire américain. Un officiel aurait assuré « qu'il y a certaines inquiétudes quant à la manière dont les passeports sont octroyés dans certains de ces pays ». Voilà le premier élément de la mauvaise image qu'acquiert notre pays, à juste titre ou non.
En juillet 2001, j'interrogeais le ministre de la Justice au sujet de l'inquiétante lenteur de certaines procédures judiciaires et plus particulièrement à l'égard d'un fonctionnaire du service du protocole du ministère des Affaires étrangères ayant délivré, contre rémunération, des centaines de cartes d'identité spéciales - normalement réservées à l'attention du personnel des services des missions diplomatiques - à des personnes qui ne pouvaient normalement pas en bénéficier.
À ce propos, le ministre de la Justice m'a notamment répondu qu'il avait interrogé le juge d'instruction et que celui-ci lui avait affirmé « qu'il n'avait manifestement pas pu compter sur la collaboration optimale de certaines instances », à savoir du ministère des Affaires étrangères. Tel est le deuxième élément sur lequel je voulais insister.
Le troisième élément a été développé longuement par notre collègue monsieur Lozie. En août 2001, il y a donc 3 mois, une disquette contenant des informations relatives à 10.047 cartes périmées (diplomatiques D, consulaires C, spéciales S et I, cartes enfants) a été transmise à la Sûreté de l'État. Dans ce fichier, on peut déceler de nombreuses irrégularités dans l'attribution des cartes : dates de péremptions identiques excluant donc les renouvellements successifs, numéros identiques de cartes attribués à deux personnes différentes alors qu'un numéro ne peut correspondre qu'à une seule personne, intéressés ayant reçu plusieurs cartes personnelles nominatives (4, 5, 6 et même 9 cartes avec la même date de péremption mais avec un numéro chaque fois différent)...
À ce sujet, le ministre pourrait-il nous dire si il y a eu une enquête au sein de son département sur la manière dont ont été encodées et « distribuées » ces cartes ? Les supérieurs de ces fonctionnaires ont-ils été entendus et y a-t-il eu des sanctions prises à l'égard de ceux-ci car on ne peut nier la négligence ou la complicité dans ce dossier ? Le problème de cette disquette a-t-il été évoqué et analysé dans le cadre de la Task Force concernant le trafic d'êtres humains sous la direction du cabinet du premier ministre ?
En France, dans des cas similaires et en application du principe de précaution, le Quai d'Orsay a, sans attendre la fin de l'enquête ni l'établissement des responsabilités - je pense aux problèmes qui se sont produits à l'ambassade de France en Bulgarie - pris des mesures drastiques et appliqué la tolérance zéro.
En conclusion, tous ces éléments, dont beaucoup concernent le département des Affaires étrangères, m'inquiètent. On sait que la fraude de documents est le fil conducteur de la criminalité organisée, du terrorisme et de la traite des êtres humains. Les responsabilités claires méritent d'être dégagées et sanctionnées afin que tous les responsables au sein de votre département prennent des dispositions pour que de telles négligences ne puissent plus se produire.
Tous ces derniers événements n'incitent-ils pas le ministre à revoir sérieusement son refus catégorique d'envisager une commission d'enquête parlementaire sur la problématique des visas, refus qui a éventuellement influencé certains membres de la majorité à refuser la mise sur pied d'une telle commission ?
Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV). - Zeer kort wil ik het woord nemen ter aanvulling van de vorige sprekers. De voorbije twee jaar werd in de administratie gewerkt aan een hervorming van de visumuitreiking in het buitenland. In de commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden vernam ik van de heer Schewebach dat er een onderscheid zou worden gemaakt tussen visa voor korte en visa voor lange duur. Bedoeling is visa voor korte duur ter plaatse uit te reiken met inachtneming van zeer strikte criteria. Hoever staat het met die hervorming? Het laatste wat ik heb gehoord, is dat het voorstel van hervorming klaar was en naar de diensten van de minister was doorgestuurd, maar gezien de recente ontwikkelingen verwacht ik uiteraard wel dat er enige terughoudendheid is om die hervorming ook werkelijk te implementeren.
De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - De heer Lozie verwijst naar een lijst van identiteitskaarten die door het protocol werd afgegeven in de periode voor 1989 tot mei 2001. Er zijn 4.413 vervallen en niet terugbezorgde identiteitskaarten, 4.854 verloren en 1.820 gestolen kaarten. Voor de periode vóór 1989, aanvangsjaar niet eerder bepaald in de gegevens, 1989-1997 en 1998-2001, zijn de cijfers respectievelijk 44.382 en 3.987 vervallen en niet-gerestitueerde kaarten, 81.834 en 3.022 verloren kaarten en 2.645 en 1.173 gestolen kaarten.
Gestolen en verloren kaarten worden aangegeven bij de politie en ze worden sinds een paar jaar slechts vervangen op vertoon van een aangifte.
Er werden dus 4.413 identiteitskaarten niet gerestitueerd door diplomatieke missies en internationale organisaties. Hoewel dit percentage ten opzichte van het jaarlijks totaal afgegeven kaarten, 20.000 per jaar, relatief laag is, spant het protocol zich in om zoveel mogelijk niet gerestitueerde kaarten te recupereren. Er worden sancties genomen in geval van slordigheid of nalatigheid in hoofde van missies of organisaties.
Er is principieel geen enkele persoon die meer dan één geldige identiteitskaart bezit. Het klopt dat de gezinsleden van een titularis een kaart hebben met dezelfde geldigheidsduur.
Nu ik op 26 november 2001 een geconsolideerde lijst heb ontvangen van personen die door de VN Veiligheidsraad vermeld worden als Taliban of Al-Qaeda, laat ik natrekken of deze individuen voorkomen in het gegevensbestand van het Protocol. Er komen 208 individuen op deze lijst voor.
De opdracht die in april 2001 werd gegeven om de lijst waarvan sprake uit te zuiveren leidde tot matige resultaten. Dit had te maken met de overbelasting van het personeel dat zich prioritair moet bezighouden met actuele dossiers, dat wil zeggen van personen die in functie zijn of die functies opnemen. De inspanningen om de lijsten uit te klaren zullen worden voortgezet.
Er zijn geen collectieve identiteitskaarten. Een titularis en zijn familieleden hebben elk afzonderlijke identiteitskaarten. Ik laat alleszins alle namen vooraf verifiëren die op de lijst van de VN-veiligheidsraad voorkomen. De referentie van het document met 208 namen is AFG/169SC/7222 van 26 november 2001.
Il est exact, monsieur Hordies, que les deux auteurs de l'attentat sur la personne du commandant Massoud étaient en possession de passeports belges volés lors de deux cambriolages perpétrés respectivement dans les locaux du Consulat général de Belgique à Strasbourg, en juin 1999, et de l'Ambassade de Belgique à La Haye, en novembre 1999. Les numéros des passeports volés lors de ces cambriolages ont fait immédiatement l'objet d'un signalement aux échelons national et international.
Selon les informations dont je dispose, un ressortissant belge aurait été arrêté à Helsinki le 3 septembre 2001, en possession de 300 faux passeports. L'intéressé était en transit vers Londres et venait de Bangkok. Deux semaines après son arrestation il fut expulsé de Finlande vers la Belgique. L'enquête judiciaire concernant ces faits est en cours.
Les États-Unis réexaminent régulièrement la dispense de l'obligation du visa pour l'accès au territoire américain, accès dont bénéficient actuellement les ressortissants de 29 pays, parmi lesquels la Belgique.
Les passeports délivrés par les représentations diplomatiques et consulaires belges posent effectivement un problème parce qu'ils sont falsifiables. La seule mesure que l'on puisse prendre avec, comme conséquence, l'allongement de la durée d'obtention d'un passeport dans un de nos postes diplomatiques à l'étranger, est d'enregistrer la demande dans le poste à l'étranger, de la transmettre en Belgique, d'y confectionner le passeport et de renvoyer celui-ci par la valise diplomatique.
Je suis persuadé que je recevrai rapidement des interpellations me demandant pour quelles raisons les délais sont aussi longs.
Il y a deux ans au moins, j'ai demandé s'il n'était pas possible d'équiper tous nos postes du matériel nécessaire à la confection de visas infalsifiables. À l'époque, on m'a dit que ce n'était pas possible sur le plan budgétaire. J'ai bonne mémoire, mais je ne me souviens plus du coût avancé par l'administration, par poste. J'ai donc décidé de prendre la mesure que je viens de décrire mais cette décision entraînera des problèmes parce que la procédure sera beaucoup plus longue et compliquée.
En attendant, je ferai rouvrir le dossier que j'avais ouvert voici deux ans, lorsque je suis arrivé au département parce que je m'inquiétais du fait que les passeports étaient falsifiables. À l'époque, on m'a expliqué qu'il était impossible d'équiper les postes en matériel mais le matériel aura peut-être été modernisé depuis lors, rendant la chose possible.
Les passeports délivrés en Belgique présentent un niveau de sécurité très élevé, particulièrement apprécié par les autorités américaines. Il pourrait, par conséquent, être envisagé que la Belgique, à l'instar d'autres pays européens, centralise à Bruxelles la production des passeports destinés aux postes diplomatiques et consulaires afin de les faire bénéficier du même niveau de sécurité.
La liste à laquelle l'orateur se réfère reprend des cartes d'identité périmées et non restituées ainsi que perdues ou volées. Pour une période antérieure à 1989, il y a 44 cartes périmées, huit perdues et deux volées. Pour la période 1989-1996, les chiffres sont respectivement de 3.821, 1.834 et 645 et, pour la période 1998-2001, ils sont de 3.987, 3.022 et 1.173. Ce sont donc des chiffres extrêmement importants. Il faut savoir que les cartes perdues ou volées font obligatoirement l'objet de la part des titulaires d'une déclaration à la police. Une carte d'identité n'est par ailleurs pas remplacée si une telle déclaration n'est pas fournie.
Mevrouw De Schamphelaere wil ik er in de eerste plaats op wijzen dat de VS geregeld een review doen van hun visa-waiverprogramma waardoor onderdanen van bepaalde landen van de visumplicht worden vrijgesteld. Daarom verblijft een VS-delegatie dezer dagen in ons land. In samenspraak en in volledige samenwerking met alle betrokken instanties zal deze delegatie onderzoeken hoe paspoorten bij ons worden uitgereikt. Op basis van dit onderzoek zal de Amerikaanse regering haar standpunt bepalen tegenover het visumbeleid van ons land. Ook in andere Europese landen vindt dergelijk onderzoek plaats.
In het louter hypothetische geval dat de VS zouden beslissen de visumplicht opnieuw in te voeren voor een lidstaat van de Europese Unie, is het nuttig te verwijzen naar het Reglement van de Raad van de Europese Unie betreffende de visumplicht voor derde landen. Artikel 1, punt 4 daarvan bepaalt namelijk dat een lidstaat de Commissie en de Raad schriftelijk kan meedelen dat een derde land de visumplicht voor zijn onderdanen heeft ingevoerd waarna de onderdanen van dat derde land automatisch visumplichtig worden voor alle lidstaten, tenzij de Raad er anders over beslist.
Sinds de lente van dit jaar worden in België uiterst beveiligde paspoorten afgegeven, die onvervalsbaar zijn en voldoen aan de normen van de Internationale Organisatie voor de burgerluchtvaart. Ik onderstreep hierbij ook dat deze nieuwe hoogtechnologische documenten ook internationaal worden beschouwd als zeer sterk beveiligd.
Het onderzoek naar de gestolen Belgische paspoorten is nog niet beëindigd. Resultaten kunnen daardoor nog niet worden voorgelegd.
S'agissant de l'enquête à laquelle Mme Willame se réfère, je dois démentir que la coopération entre le département de la Justice et le mien laisserait à désirer.
Les informations relatives à 10.047 cartes d'identité émises par le Protocole étaient sur support électronique. L'origine de cette liste, établie par le Protocole au printemps 2001, est la suivante : en 1991, le système de délivrance des cartes d'identité émises par le Protocole fut informatisé. On reprit toutefois dans ce fichier informatisé, les cartes d'identité qui furent émises auparavant. Je dois mentionner ici que le Protocole délivre une moyenne de 20.000 cartes par an.
Pour la période avant 1989, il y avait 44 cartes périmées et non restituées, 8 perdues et 2 volées ; pour la période 1989-1996, les chiffres sont de 382, 1.834 et 645. Pour la période de 1997 à mai 2001, le nombre des cartes est respectivement de 3.987, 3.022 et 1.173. Il est à noter que depuis quelques années, le Protocole exige que les cartes perdues ou volées fassent l'objet d'une déclaration à la police. Ces déclarations seront dorénavant systématiquement transmises à la Sûreté de l'État. Le Protocole veille à ce que les missions diplomatiques et organisations internationales restituent des cartes périmées. Au besoin, des sanctions sont prises.
Pour répondre à certaines remarques que vous avez émises, je voudrais souligner qu'il n'est pas anormal qu'une seule personne ait reçu plusieurs cartes d'identité, car il peut s'agir de renouvellements, pour diverses raisons - changement de statut, de fonction, d'adresse, de perte voire de vol - ou de prolongations, certaines catégories de cartes n'étant par exemple émises que pour une durée d'un an.
Je voudrais aussi souligner qu'une carte périmée ne donne plus accès à notre territoire. En outre, depuis le début 2001, les cartes d'identité, qui étaient précédemment émises pour une durée de quatre ans, ne le sont plus que pour trois. Il s'agit de cartes destinées au personnel diplomatique et administratif et technique des missions diplomatiques. Ces cartes ne sont d'ailleurs prolongées que pour un an pour autant que la prolongation soit demandée.
Depuis l'affaire à laquelle vous vous référez, le système de délivrance de cartes d'identité par le Protocole a fait l'objet d'une refonte complète et d'une sécurisation poussée. Non seulement, dès 1998, le système informatique fut revu de façon à établir une étanchéité entre l'encodeur des données informatiques et le contrôleur de ces données, mais en outre, dès novembre 2000, la fabrication des cartes est réalisée à l'extérieur par une firme privée de très haute compétence. Ce fut d'ailleurs l'occasion de changer le modèle des cartes délivrées par le Protocole en veillant à les rendre infalsifiables.
Pour m'assurer que ce nouveau système est sûr et fonctionne dans les meilleures conditions de sécurité, j'ai demandé qu'un audit interne soit réalisé. Il vient d'être effectué et j'attends le rapport final.
La direction du Protocole poursuit ses efforts de clarification et d'assainissement des dossiers repris dans la liste des 10.047 cartes. Il doit cependant donner priorité à la tenue des dossiers du personnel en fonction ou qui a récemment cessé ses activités.
De heer Frans Lozie (AGALEV). - Het is geenszins mijn bedoeling om het imago van België in het buitenland op te poetsen. Immers, alle Schengenlanden die waardevolle papieren afgeven waren een beetje in hetzelfde bedje ziek op het vlak van nauwkeurigheid. Ik herinner me bijvoorbeeld een officiële vraag van België aan het Groothertogdom Luxemburg, ongeveer een jaar geleden, waarom Luxemburg zoveel visa afleverde voor danseressen. Dat toont aan dat in elk Schengenland een grotere zorgvuldigheid bij het afgeven van allerhande documenten nuttig is.
Ik sta toch versteld van de geciteerde cijfers. Ik maak me ook een beetje ongerust over de traagheid waarmee de uitzuivering van de lijst gebeurt. Ik heb wel begrip voor het feit dat voorrang wordt gegeven aan de actuele dossiers van mensen die om beroepsredenen een visum nodig hebben. Ik ben verder blij te vernemen dat de uitzuivering van deze lijst wordt voortgezet.
De minister heeft ook gesproken over sancties tegenover organisaties die slordig omgaan met bepaalde documenten. Ik vermoed dat deze sancties erin zullen bestaan dat het voor deze organisaties moeilijker wordt gemaakt deze documenten te verkrijgen indien zij niet kunnen aantonen dat zij zorgvuldiger zullen omgaan met documenten en ze stipter zullen terugbezorgen.
De minister heeft uitgelegd dat per persoon één identiteitskaart wordt gegeven. De leden van het gezin hebben elk een identiteitskaart die wellicht op hetzelfde ogenblik kan vervallen als die van de titularis van de functie waarvoor de kaart oorspronkelijk werd afgegeven. Het gaat dus wel om verschillende identiteitskaarten voor de verschillende leden van het gezin. Heb ik dat goed begrepen?
Het nieuwe klimaat dat heerst sinds de rampzalige aanslagen in de Verenigde Staten, heeft een grotere waakzaamheid tot stand gebracht. De minister deelt mee dat hij als gevolg daarvan een moeilijkere procedure heeft ontwikkeld voor de aanvraag van allerhande documenten bij diplomatieke vestigingen in het buitenland, ondanks dat dit negatieve gevolgen zal hebben voor de termijn van aflevering van documenten. De omstandigheden rechtvaardigen echter een grotere waakzaamheid.
M. Marc Hordies (ECOLO). - Je remercie le ministre de sa réponse. Le fait que des problèmes peuvent se poser au sujet de documents porte préjudice à des personnes dont les papiers sont parfaitement en règle. Cela entraîne des lenteurs. Ce phénomène n'est pas limité à notre pays. On en trouve des exemples au Canada. Nous avons tous intérêt à trouver les solutions adéquates. À la lecture de ces fameuses listes, il me semble avoir vu les mêmes noms et les mêmes dates de péremption. Il faudrait clarifier les choses.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Ik dank de minister voor zijn concrete antwoord. Het is toch een belangrijk feit dat een Amerikaanse delegatie dezer dagen onderzoekt hoe in ons land paspoorten worden uitgereikt. Daarna zal er immers een evaluerende beslissing vallen. Kan de minister inschatten waneer de beslissing zal worden genomen over de visumplicht voor Belgen die naar de Verenigde Staten reizen?
De minister heeft vermeld dat ook de toestand in andere Europese landen wordt onderzocht. Zijn daar lidstaten bij van de Europese Unie?
De minister heeft ook geciteerd uit een reglement van de Europese Raad. Wat zouden de gevolgen zijn voor de andere lidstaten van de Europese Unie als de Verenigde Staten mochten beslissen de visumplicht voor Belgische onderdanen opnieuw in te voeren? Heeft dat een gevolg voor de inwoners van de andere lidstaten die naar de Verenigde Staten reizen of voor het personenverkeer in de andere richting van de Verenigde Staten naar de Europese Unie?
Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Je vous remercie de votre réponse, monsieur le vice-premier ministre. Deux choses me réjouissent. Comme Mme De Schamphelaere, je me réjouis que le gouvernement américain ait envoyé une mission en Belgique et que vous ayez demandé un audit interne sur la problématique. C'est un signe.
Néanmoins, deux points m'inquiètent. D'abord, vous avez parlé, de manière très générale, d'un certain nombre de sanctions, sans toutefois répondre à ma question. Selon mes informations, certains supérieurs hiérarchiques qui avaient fait preuve de légèreté avaient pourtant obtenu une promotion. Ensuite, il y a eu un malentendu sur la question que j'avais posée au ministre de la Justice concernant certaines lenteurs de procédure et la réponse du juge d'instruction. Il s'agissait du cas bien précis d'un fonctionnaire des Affaires étrangères dont je ne citerai pas le nom, car ce n'est pas l'endroit pour le faire. On nous a affirmé que le ministère des Affaires étrangères n'avait absolument pas coopéré avec le juge. Ce sont là les deux points qui m'inquiètent.
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - Je veux bien répondre positivement à toutes les demandes et à toutes les suggestions. Je vous ai fourni exactement les informations dont je dispose. Mais je prendrai l'exemple de cette soi-disant mauvaise coopération entre la Justice belge et la police américaine, qui a été, à un moment donné, au centre d'une discussion : avec tout le respect que je dois aux autorités des États-Unis, il existe des règles de droit en Belgique. Le malentendu que vous avez lu dans la presse...
Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Moi, je parlais de l'absence de coopération du ministère des Affaires étrangères.
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - Eh bien, c'est faux ! Vous exprimez un argument d'autorité. Je vous réponds qu'il est faux ! Vous savez, les rumeurs, elles vont, elles viennent, elles voyagent au gré des intérêts des uns et des autres. Mais je n'ai rien à faire des rumeurs !
Quant aux sanctions, je les prendrai quand des faits seront établis en droit contre certaines personnes de mon département. Mais je n'agirai pas sur la base d'éléments d'évidence. Vous réclamez des sanctions ; encore faudrait-il savoir contre qui. Vous affirmez, par exemple, que des personnes qui auraient agi à la légère auraient été promues. Pas par moi, en tout cas ! Peut-être cela s'est-il produit dans le passé, mais je ne le pense même pas. Je ne sais pas à quoi vous faites allusion. Si vous disposez d'informations précises, vous pouvez m'interroger à huis clos en commission ou me confier le dossier. Mais il n'est pas très agréable d'entendre toujours parler d'articles et de rumeurs. Qu'on les vérifie !
Quel avantage aurais-je à ne pas faire la clarté la plus totale sur ce qui se passe dans mon département ? Je suis prêt à le faire. Vous avez parlé tout à l'heure de l'image. Vous devez aussi comprendre que je ne peux pas laisser l'image de mon département se détériorer sur la base de faits qui ne sont pas démontrés !
Vous savez qu'il y a eu un cas précis. À son sujet, je reste sur mes positions parce qu'il existe beaucoup plus d'éléments qui plaident en faveur de la personne accusée que d'éléments en sa défaveur. Je reste donc sur mes positions ! C'est une question d'honnêteté et d'intégrité ! Il me serait plus facile de suivre le courant « néopopuliste » qui consiste à aller dans le sens que d'aucuns aimeraient vous voir suivre. Je ne suis même pas opposé à la constitution d'une commission d'enquête si j'estime qu'il existe des éléments fondés. Mais pas des bruits, des rumeurs, des questions d'image de marque, des histoires de Belgique qui ne s'entend plus avec les États-Unis !
Je sais que vous êtes certainement aussi préoccupée que moi par l'image de marque du pays. Mais ne nous laissons pas aller à suivre des rumeurs ou des affirmations vagues. J'espère que l'on pourra mettre la main sur les gens qui volent des passeports.
Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - La rumeur concernant un autre fait précis et une autre personne émane du ministre de la Justice. Si celui-ci colporte des rumeurs, je n'y puis rien. Mais je ne les prends pas pour des rumeurs. En outre, en France, au Quai d'Orsay, dès qu'existe un soupçon, on applique le principe de précaution et on sanctionne les personnes soupçonnées.
M. le président. - Le principe de précaution n'implique pas une sanction.
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - Nos conceptions démocratiques ou de l'État de droit, madame, sont divergentes. Le principe de précaution ne peut s'exercer qu'à partir du moment où l'on dispose de preuves fondées sur une conviction forte. Si l'on agit autrement, cela me dérange et me choque. Que l'on trouve d'abord des preuves. Chacun a encore le droit d'être jugé sur la base d'éléments qui existent réellement et pas sur la base d'une impression. Même une évidence forte ne suffit pas.
Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Je ne crois pas qu'il s'agissait simplement d'une impression.
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - C'est quand même un élément de principe ! Non, il n'y a pas plus que des impressions !
M. le président. - S'il existe plus que des impressions, madame, soumettez, comme le propose le ministre, le dossier à huis clos en commission.
Mme Magdeleine Willame-Boonen (PSC). - Nous en reparlerons donc.
Mevrouw Mia De Schamphelaere (CD&V). - Mijnheer de voorzitter, ik had een verduidelijking gevraagd over het reglement van de Europese Raad waaruit de minister heeft geciteerd? Wat betekent dat precies?
M. Louis Michel, vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères. - Je vous renvoie à cet égard au texte que je vous ai remis, car je n'ai pas en mémoire ces renseignements techniques.
-L'incident est clos.