2-141 | 2-141 |
(De tekst aangenomen door commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 50-1269/6.)
(De tekst van de artikelen en van de amendementen wordt uitzonderlijk in de bijlage gepubliceerd.)
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Amendement 2 op het opschrift heb ik reeds toegelicht in mijn algemene uiteenzetting.
Amendement 3 op artikel 2 beoogt een verruiming van het toepassingsgebied van de wet. Het is aangewezen om de categorieën van pensioengerechtigden die een pensioenstelsel genieten dat niet ten laste van de algemene uitgavenbegroting valt, op te nemen in het toepassingsgebied van het ontwerp.
Amendement 14 op artikel 3 heb ik niet in de commissie ingediend. Het systeem dat wordt uitgewerkt in artikel 3 is volledig vrijblijvend. Het verplicht de regering tot niets. Het niet opstellen van een zilvernota door de regering heeft geen enkel gevolg. Met dit amendement wensen we dat te verhelpen. Als de regering geen nota zou voorleggen, wordt het verslag van de studiecommissie voor de vergrijzing beschouwd als zijnde de zilvernota. Dit maakt het mogelijk toch het mechanisme van de wet in gang te zetten, als de regering zou stilzitten.
Ons amendement 4 op artikel 4 strekt ertoe dit artikel te schrappen. Volgens de Raad van State hoort deze bepaling niet thuis in de wet. Het gaat immers om een niet-normatieve bepaling.
Amendement 15 op artikel 5 hebben we niet in de commissie naar voor gebracht. Het beoogt een deadline in te voeren voor het opstellen van de zilvernota. De gekozen termijn is afgestemd op de jaarlijkse opmaak van de begroting. Het amendement heeft tot doel meer kracht te geven aan de verbintenissen van de regering.
Amendement 5 strekt ertoe artikel 6 te schrappen, zoals werd voorgesteld in het advies van de Raad van State. Dit artikel past niet in deze wet. Volgens de Raad van State wordt deze materie geregeld in het koninklijk besluit van 20 juni 1989.
Amendement 16 op artikel 6 houdt verband met de hoorzittingen die de studiecommissie kan organiseren, indien zij dit wenst. Het verdient aanbeveling een weergave van deze hoorzittingen verplicht in het jaarlijks verslag op te nemen, zodat de regering, met maximale kennis van alle informatie, kan beslissen over de jaarlijkse stortingen in het fonds.
Amendement 6 strekt ertoe artikel 7 te schrappen om dezelfde reden als opgegeven voor amendement 5.
Amendement 17 op artikel 7 werd ingegeven door onze recente ervaringen met deze regering die ons leren dat in de wet de grootste omzichtigheid moet worden ingebouwd teneinde de schuldafbouw effectief en in voldoende mate te kunnen realiseren. We stellen vast dat de regering constant omringd is door aasgieren die haar de nog beschikbare activa willen ontfutselen. Denken we maar aan Sabena. Begin dit jaar zou er aan Sabena geen frank meer worden gegeven, maar inmiddels zijn er, al dan niet terecht, al miljarden voor uitgetrokken.
We willen de regering tegen zichzelf beschermen. Een voorzichtige raming is te ruim; de meest ongunstige raming is beter. Alleen zo kan worden voorkomen dat de regering, zoals vóór de gemeenteraadsverkiezingen wanneer ze voor 500 miljard frank maatregelen in het vooruitzicht stelde, te lichtzinnig is in het formuleren van allerlei beloften die nadien toch niet kunnen worden gerealiseerd.
Amendement 7 strekt ertoe artikel 8 te schrappen om dezelfde reden als voor amendement 5, dus met verwijzing naar het advies van de Raad van State.
Amendement 18 op artikel 8 wil dit artikel aanvullen met de woorden: "4° de federale wetgevende Kamers".
Wij begrijpen niet waarom de wetgever niet vóór 30 april over het verslag van de studiecommissie zou mogen beschikken, terwijl dat bijvoorbeeld voor de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven wel het geval zou zijn. Er wordt voortdurend gehamerd op de herwaardering van het parlement, maar de verslagen van de studiecommissie zouden eerst naar andere organen worden gestuurd en pas nadien naar het parlement dat terzake bevoegd is! Ik veronderstel echter dat dit een vergetelheid is en dat de regering van de tweede lezing gebruik zal maken om een en ander recht te zetten.
De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - Het gaat hier om openbare documenten die het parlement op elk ogenblik kan opvragen.
We omschrijven in het wetsontwerp de minimale vereisten om een logische opbouw in het debat te bekomen. De studiecommissie brengt een verslag uit waarop de regering zich baseert om een zilvernota te laten opmaken. Die zilvernota wordt gevoegd bij de algemene toelichting van de begroting. Ze maakt deel uit van het begrotingsdebat dat in het parlement wordt gevoerd. In die logische opbouw was het een minimumvereiste dat de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven in een vroeg stadium kennis kan krijgen van de tekst van de studiecommissie. Het parlement kan natuurlijk op elk ogenblik alle nota's opvragen. De uiteindelijke beslissing over de opbouw van het zilverfonds wordt door het parlement genomen.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Amendement 8 op artikel 9 strekt ertoe het artikel te schrappen eens te meer omwille van het advies van de Raad van State zoals vermeld bij amendement 5.
Dezelfde argumentatie geldt voor amendement 9 op artikel 10 strekt dat ertoe dit artikel te schrappen.
Het spijt mij dat ik telkens weer naar de Raad van State moet verwijzen terwijl ik moet vaststellen dat de Raad niet het gezag heeft van de studiecommissie die zal worden opgericht.
De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - Er zijn nog andere gevallen op te sommen waarbij de wetgever bepalingen in een wettekst opneemt die de werkwijze of de bevoegdheden betreffen van organen die bij koninklijk besluit zijn opgericht.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Gezien het gebrek aan tijd zal ik de discussie over deze belangrijke principiële kwestie niet aanvatten. Er zijn wel degelijk redenen waarom de bevoegdheid voor het regelen van bepaalde materies aan de wetgever en andere aan de Koning worden toevertrouwd.
Ik geef een voorbeeld. Vele materies die in feite bij koninklijk besluit moeten worden geregeld, zijn opgenomen in de wet. Het gevolg daarvan is dat wij ons zeer vaak over programmawetten moeten uitspreken.
De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - Mijnheer Vandenberghe, u ontwijkt de kwestie. Ik zal zelf een voorbeeld geven. De Hoge Raad voor de Financiën, waarin de studiecommissie wordt opgericht, maakte zelf het voorwerp uit van dergelijke vorm van legistiek werk aangezien hij bij koninklijk besluit werd gecreëerd. De bijzondere wetten op de staatshervormingen, goedgekeurd in de Kamer en de Senaat, verlenen de Hoge Raad voor de Financiën bepaalde functies en bevoegdheden. Ook u hebt die bijzondere wetten mee goedgekeurd.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Daarover gaat het niet. Mijn amendementen zijn niet uit de lucht gegrepen. De Raad van State adviseert de artikelen 6 tot 12 te schrappen omdat de hoofdzaak bij wet wordt geregeld en de bijkomende elementen bij koninklijk besluit. Volgens mij is dat een overtuigende redenering.
Amendement 19 op artikel 10 stelt voor in het laatste lid van artikel 10 tussen de woorden "afzetting" en "van" de woorden "om dringende reden" in te voegen.
De regering kan onmogelijk de bedoeling hebben dat leden van de studiecommissie ad nutum afzetbaar zouden zijn. Dit amendement neemt hieromtrent elke twijfel weg door te verduidelijken dat de afzetting enkel om dringende reden mogelijk is. Voor het begrip "dringende reden" verwijs ik naar de gangbare interpretatie van dit begrip in het sociaal recht.
Amendement 10 op artikel 11 stelt voor het artikel te schrappen. Ik verwijs naar het advies van de Raad van State.
Amendement 20 op artikel 11 is gebaseerd op de redenering dat bijkomend extern studiewerk noodzakelijk kan zijn, gelet op de complexiteit en het belang van deze materie.
Amendement 21 op artikel 12 wil een betere omschrijving geven van de inhoud van de beoogde regeling.
Hetzelfde geldt voor amendement 22 op artikel 14.
Amendement 23 op artikel 16 stelt voor het eerste lid te wijzigen. Er is immers geen enkele reden waarom de raad van bestuur tien leden moet tellen. De opdrachten van het fonds zijn vrij beperkt en de marges waarbinnen de opdrachten kunnen worden vervuld, zijn eveneens gering. Ik heb in de commissie overigens opgemerkt dat er helemaal geen nieuwe instellingen hoefden te worden opgericht en dat de bestaande instellingen hadden kunnen worden aangepast. Het is niet omdat de coalitie zoveel partijen telt, dat elke partij een bestuursmandaat in het fonds moet hebben. De regering kan jaarlijks de inkomsten en de uitgaven van het fonds bepalen. De beleggingen van het fonds zijn aan welbepaalde regels onderworpen, vervat in de artikelen 31 en 32. De aanwezigheid van bestuursleden die door de verschillende ministers zijn aangewezen, is volledig overbodig en strookt trouwens niet met de Copernicusplannen van de regering.
Amendement 24 op artikel 17 werd om dezelfde reden ingediend als amendement 19 op artikel 10.
Mijn amendement 25 op artikel 18 wil het tweede lid van dit artikel doen vervallen omdat het in strijd is met artikel 31 waarin sprake is van algemene richtlijnen inzake de beleggingen van het fonds die worden vastgelegd door de minister van Financiën op voorstel van de Raad van Bestuur. Volgens artikel 18, tweede lid legt de Raad van Bestuur de richtlijnen voor het beleggen van de reserves vast. Wat is nu juist? Er is een belangrijk onderscheid dat aanleiding zal geven tot verwarring en bevoegdheidsconflicten tussen de minister en de Raad van Bestuur, zodat goede beleggingen zouden kunnen worden geblokkeerd.
Amendement 26 op artikel 21 wil in dit artikel het woord "geregeld" vervangen door "iedere maand". Het woord "geregeld" is niet duidelijk. Alles hangt dan af van de mentaliteit van de bestuurder. Ik wens dus meer precisie.
Amendement 27 op artikel 22 wil dit artikel aanvullen met de woorden "zonder dat deze samen de beginwedde van een staatsraad te boven gaan". Het verdient aanbeveling een maximumvergoeding vast te leggen.
M. René Thissen (PSC). - Notre amendement n° 1 à l'article 24 vise à fixer un montant minimum de 600 millions d'euros et à lisser les versements, sur une période de dix années, de manière à garantir une alimentation normale du fonds de vieillissement.
Pour le reste, je m'en réfère à la justification de l'amendement que j'avais déposé en commission.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Amendement 28 op artikel 28 strekt ertoe tussen de woorden "financiën" en "te sluiten" de woorden "en de minister van Begroting" in te voegen. Aangezien artikel 13 vermeldt dat het Zilverfonds onder het gezamenlijk toezicht staat van de ministers van Financiën en van Begroting, is het noodzakelijk dat ook de overeenkomst, die de modaliteiten regelt van de stortingen aan het Zilverfonds, tussen beide ministers en het Zilverfonds wordt geregeld.
In verband met amendement 12 op artikel 29 verwijs ik naar de verantwoording die ik in de commissie heb gegeven.
Amendement 13 op artikel 32 preciseert het begrip "Maastrichtschuld" door het te vervangen door de woorden "overheidsschuld zoals bedoeld in artikel 1, vijfde lid, van verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad van 22 november 1993 betreffende de toepassing van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten, gewijzigd bij verordening (EG) nr. 475/2000 van 28 februari 2000".
De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - Ik zou met dit amendement kunnen doen wat de heer Vandenberghe gisteren in de commissie gedaan heeft bij de bespreking van de gezondheidswet. Hij heeft toen een volslagen onbegrijpelijke tekst voorgelezen en eraan toegevoegd dat het toch verschrikkelijk is dat we zulke wetten maken.
De term "Maastrichtschuld" wordt omschreven in de memorie van toelichting.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Amendement 29 op artikel 38 strekt ertoe in het voorgestelde 5° de woorden "vergrijzing" te vervangen door de woorden "de financiering van de extra-uitgaven op het vlak van de diverse wettelijke pensioenstelsels en het stelsel van de inkomensgarantie voor ouderen ten gevolge van de vergrijzing van de bevolking".
-De stemming over de amendementen wordt aangehouden.
-De aangehouden stemmingen en de stemming over het wetsontwerp in zijn geheel hebben later plaats.