2-860/2

2-860/2

Belgische Senaat

ZITTING 2000-2001

17 JULI 2001


Wetsontwerp houdende maatregelen inzake gezondheidszorg


Evocatieprocedure


AMENDEMENTEN


Nr. 1 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 8

Het voorgestelde artikel 29bis aanvullen met een vijfde lid, luidende :

« Onder door de Koning vast te stellen voorwaarden, kan de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen vergaderen zonder de leden die de farmaceutische industrie vertegenwoordigen. »

Verantwoording

Al gaat het bijgestuurde geneesmiddelenbeleid uit van de bedoeling de farmaceutische industrie op haar verantwoordelijkheid te wijzen en haar volledig transparante deelname aan de werkzaamheden van de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen, lijkt het belangrijk dat deze commissie de mogelijkheid behoudt te vergaderen zonder de vertegenwoordigers van de industrie. De doelstellingen van de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen komen niet helemaal overeen met die van de farmaceutische industrie, die een maximale winst beoogt. Daarom moet aan de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen de mogelijkheid geboden worden onafhankelijk te vergaderen, rekening houdend met haar doelstellingen inzake de volksgezondheid en de beheersing van het budget voor de gezondheidszorg.

Nr. 2 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 10

In de aanhef van het voorgestelde artikel 35bis, § 6, vierde lid, de woorden « Hij bepaalt » vervangen door de woorden « De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad ... ».

Verantwoording

Het bijgestuurde geneesmiddelenbeleid gaat uit van het evenwicht dat er moet zijn tussen de farmaceutische industrie, de overheid, de vertegenwoordigers van de ziekteverzekering en de deskundigen. Dat evenwicht moet echt worden gegarandeerd; om die reden moet worden voorzien in alle mogelijke garanties dat de deskundigen in de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen in hun optreden onafhankelijk zijn.

Nr. 3 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 10

Het voorgestelde artikel 35bis wijzigen als volgt :

A. In § 9, de woorden « zijnde geneesmiddelen ... diergeneeskundig gebruik. » vervangen door de woorden « en parallel ingevoerde farmaceutische specialiteiten. »

B. Een § 9bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Onder weesgeneesmiddelen worden verstaan geneesmiddelen die overeenkomstig de voorwaarden van de verordening nr. 141/2000/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1999 inzake weesgeneesmiddelen aangewezen zijn als weesgeneesmiddelen.

Onder parallel ingevoerde farmaceutische specialiteiten worden verstaan farmaceutische specialiteiten die parallel worden ingevoerd overeenkomstig het koninklijk besluit van 19 april 2001 betreffende de parallelinvoer van geneesmiddelen voor menselijk gebruik en de parallelle distributie van geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik. »

Verantwoording

De Raad van State adviseert « ter wille van de duidelijkheid » dat de tekst van het wetsontwerp een definitie zou geven van de begrippen « weesgeneesmiddelen » en « parallel ingevoerde farmaceutische specialiteiten », maar de nieuwe formulering van artikel 10, § 9, maakt de tekst nog onduidelijker. Om die reden stellen wij voor beide begrippen te definiëren in een nieuwe paragraaf.

Nr. 4 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 10bis (nieuw)

Een artikel 10bis invoegen, luidende :

« Art. 10bis. ­ In artikel 197 van dezelfde wet, ingevoegd bij koninklijk besluit van 12 augustus 1994, wordt een § 3ter toegevoegd, luidende :

« § 3ter. De uitgaven voor geneesmiddelen die door de minister werden opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 35bis, waarover de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen een negatief advies heeft geformuleerd inzake de terugbetaling overeenkomstig artikel 35bis, § 3, worden nog steeds beschouwd als uitgaven ten gevolge van uitzonderlijke gebeurtenissen, en worden geneutraliseerd voor de vaststelling van de financiële verantwoordelijkheid van de verzekeringsinstellingen. »

Verantwoording

De Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen heeft een belangrijke bevoegdheid in het nieuwe beleid inzake geneesmiddelen. De beslissingsbevoegdheid inzake de terugbetaling en de indicaties van het geneesmiddel blijft echter in handen van de minister als bepaald in artikel 10, § 3, vierde lid, van het wetsontwerp, dat een artikel 35bis invoegt in de gecoördineerde wet betreffende de geneeskundige verzorging en de uitkeringen. De voorstellen van de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen worden gedaan rekening houdend met de budgettaire gevolgen van de beslissingen. De verzekeringsinstellingen binnen de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen kunnen de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de voorstellen tot terugbetaling die zij doen voor zover zij vooraf de budgettaire gevolgen bepaald hebben. Indien zij echter een negatief advies uitbrengen over een voorstel tot terugbetaling en de minister desondanks beslist om de terugbetaling toe te staan, zal deze uitgave beschouwd moeten worden als een exogene factor waarvoor de verzekeringsinstellingen niet financieel verantwoordelijk kunnen worden gesteld.

Nr. 5 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 15

In het 5º van § 1 van het voorgestelde artikel 72bis tussen de woorden « van een unieke » en het woord « streepjescode » het woord « sequentiële » invoegen.

Verantwoording

Om de terhandstelling van geneesmiddelen te controleren dient op iedere verpakking van ieder geneesmiddel een verschillend controleerbaar rangnummer te worden aangebracht.

Een en ander is van belang om de traceerbaarheid te kunnen vaststellen van het geneesmiddel en die kan niet alleen voor de volksgezondheid interessant zijn maar ook op het vlak van sociale zaken en belastingen.

Met een unieke sequentiële streepjescode kan men op ieder moment nagaan welk geneesmiddel aan welke patiënt werd uitgereikt. Zoiets kan belangrijk zijn uit het oogpunt van de volksgezondheid, bijvoorbeeld wanneer een hele reeks terhandgestelde geneesmiddelen gebreken vertoont. Nog een ander voordeel van dat soort streepjescode is dat men ermee kan nagaan of de geneesmiddelen correct worden terugbetaald.

Nr. 6 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 19

In het voorgestelde 1º van dit artikel « 3 % » vervangen door « 4 % ».

Verantwoording

Tijdens de onderhandelingen tussen de regering en de farmaceutische industrie, die tot doel hadden deze bedrijfstak verantwoordelijk te maken voor de overschrijding van het budget voor de terugbetaling van geneesmiddelen, heeft de farmaceutische industrie een aantal voordelen in de wacht gesleept : een overlegprocedure vóór het budget wordt vastgesteld, een ruimer budget dat nauwer aansluit bij de reële uitgaven, kortere termijnen voor de beslissingen inzake de terugbetaling van geneesmiddelen (van gemiddeld 540 dagen naar maximum 180 dagen) in overeenstemming met de Europese aanbevelingen en aanwezigheid in de Commissie terugbetaling geneesmiddelen.

Gezien al deze nieuwe voordelen, lijkt het niet raadzaam om de bijdrage op de omzet die deze bedrijfstak al jaren betaalt, nog eens met 1 % te verminderen (4 % tijdens de laatste 4 jaar). Het systeem van de responsabilisering en van het percent voorschot moet worden ingevoerd in de bestaande regelgeving betreffende de bijdragen.

Nr. 7 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 45bis (nieuw)

Een artikel 45bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 45bis. ­ In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 21octies decies ingevoegd, luidende :

« Art. 21octies decies. ­ De minister die bevoegd is voor Volksgezondheid stelt de nodige aanpassingen voor van de wet- en regelgeving opdat een zorgkundige, als bedoeld in artikel 21sexies decies, in geen geval kan worden geworven in de plaats van een beoefenaar van de verpleegkunde, als bedoeld in artikel 21quinquies van hetzelfde koninklijk besluit. »

Verantwoording

De zorgkundige kan een aantal handelingen uitvoeren, die door de verpleegkundige worden gecoördineerd, en zo een bijkomende hulp voor hem betekenen. Er moet echter worden voorkomen dat de beheerders van de verzorgingsinstellingen opgeleide verpleegkundigen gaan vervangen door minder goed opgeleide, maar minder dure zorgkundigen. De professionele verplegers vrezen dat de schaarste die momenteel heerst in de gezondheidszorg een voorwendsel zal zijn om bepaalde specifieke verpleegfuncties over te dragen aan andere beroepscategorieën uit de gezondheidszorg met andere kwalificaties.

Dit amendement verplicht de minister ertoe om aanpassingen van de wetteksten voor te stellen die de specifieke aard van de functie van verpleegkundige vrijwaren.

Nr. 8 VAN DE HEER BARBEAUX

(Subsidiair amendement op amendement nr. 7 van de heer Barbeaux)

Art. 35

Dit artikel vervangen als volgt :

« Artikel 21quinquies van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt :

« Art. 21quinquies. ­ § 1. Onder verpleegkunde wordt verstaan het uitoefenen door de in artikel 21quater bedoelde personen van de klinische, onderzoeks-, onderwijs- en beheersactiviteiten die de « verpleegkundige zorg » vormen.

§ 2. De verpleegkundige zorg kan preventief, curatief en/of palliatief zijn. Ze is van technische, relationele en/of educatieve aard.

Ze richt zich tot individuele personen, families, groepen en collectiviteiten en is gebaseerd op een gepersonaliseerde aanpak waarbij onder meer de psychologische, sociale, economische, culturele en spirituele aspecten in aanmerking worden genomen. Ze houdt ook rekening met de wetenschappelijke en technologische verworvenheden en met de kwaliteitsnormen.

Ze wordt zowel intramuraal als extramuraal verstrekt.

§ 3. De verpleegkundige zorg heeft onder meer de volgende doelstellingen :

­ het beschermen, het in stand houden, het herstellen en het bevorderen van de gezondheid van de individuele persoon, het gezin, de groep of de collectiviteit;

­ het aanpakken van gezondheidsproblemen die in een voorafgaande fase van diagnostische analyse aan het licht zijn gekomen;

­ het in stand houden van de vitale functies, het voorkomen van verslaving en het bevorderen van de zelfstandigheid;

­ het bijdragen tot de methodes voor medische diagnose en tot de door de arts voorgeschreven behandeling;

­ het meewerken aan de klinische bewaking van de gezondheidstoestand, het beoordelen van de evolutie van die gezondheidstoestand en het deelnemen, als lid van het multidisciplinair team van gezondheidswerkers, aan de uitvoering van de voorgeschreven behandelingen;

­ het coördineren van de gezondheidsinterventies van de diverses gezondheidswerkers;

­ het voorkomen en beoordelen van pijn, lijden en ontreddering en het meehelpen aan het verlichten ervan en aan het rouwproces;

­ het begeleiden van mensen, onder meer in hun laatste levensmomenten.

§ 4. De zorgverstrekking omvat :

a) Beroepsgebonden activiteiten, onder meer :

­ het plannen, uitvoeren en beoordelen van de verpleegkundige zorgprogramma's voor individuele personen, gezinnen, groepen of collectiviteiten;

­ het plannen, uitvoeren en beoordelen van de verpleegkundige zorgprogramma's voor de bevordering en beoordeling van de gezondheid zowel op het plaatselijke als op het nationale en internationale vlak;

­ het uitvoeren van activiteiten op het vlak van de voorlichting en de opvoeding van de individuele persoon, het gezin, de groep of de collectiviteit met het oog op de instandhouding, het herstel of de bevordering van de gezondheid of het voorkomen van de verslechtering van de gezondheidstoestand;

­ het uitvoeren van activiteiten op het vlak van de begeleiding, de opleiding en het onderwijs;

­ het uitvoeren van activiteiten op het vlak van het beheer van het verpleegkundig team, de verbetering van de kwaliteit van de verpleegkundige zorg;

­ het uitvoeren van activiteiten op het vlak van het verpleegkundig onderzoek.

b) De technisch-verpleegkundige verstrekkingen waarvoor geen medisch voorschrift nodig is, alsook de technisch-verpleegkundige verstrekkingen waarvoor wel een medisch voorschrift nodig is. Die verstrekkingen kunnen verband houden met de diagnosestelling door de arts, de uitvoering van een door de arts voorgeschreven behandeling of met maatregelen inzake preventieve geneeskunde.

c) De handelingen die door een arts kunnen worden toevertrouwd overeenkomstig artikel 5, § 1, tweede en derde lid.

§ 5. De verpleegkundige verstrekkingen bedoeld in § 4, a), b), c), worden opgetekend in een « verpleegkundig dossier » en worden systematisch meegedeeld aan de betrokken gezondheidswerkers.

§ 6. De Koning kan overeenkomstig de bepalingen van artikel 46bis, de lijst vaststellen van de in § 4, b), van dit artikel bedoelde verstrekkingen alsook de regelen voor de uitvoering ervan en de desbetreffende bekwaamheidsvereisten. »

Verantwoording

Dit amendement neemt de tekst over die werd voorgesteld door de Nationale Raad voor verpleegkunde en strekt ertoe een precieze inhoud te geven aan de functie van verpleegkundige.

De functie van verpleegkundige is een centraal gegeven in het verzorgingsbeleid. De moeilijkheden waarmee het beroep thans te kampen heeft en de daaruit voortvloeiende krapte zijn niet alleen te wijten aan een gebrek aan personeel, maar zijn veeleer het gevolg van overbelasting en van een slechte organisatie van het werk van de verpleegkundigen.

Een nauwkeurige omschrijving van de functie van verpleegkundige in het kader van een wettekst zal de verpleeg- en verzorgingsinstellingen ertoe verplichten het werk zo te organiseren dat de verpleegkundigen zich meer richten op de essentie van hun beroep. Dat zou een gunstige invloed moeten hebben op de organisatie en de voldoening van de verpleegkundigen en dus zorgen voor een stabielere aanwezigheid van beroepspersoneel in de verzorgingsinstellingen.

Nr. 9 VAN DE HEER BARBEAUX

(Subsidiair amendement op amendement nr. 7)

Art. 42

Dit artikel vervangen als volgt :

« In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 21quinquies decies ingevoegd, luidende :

« Art. 21quinquies decies. ­ § 1. Niemand mag het beroep van hulp van de verpleegkundige uitoefenen die niet in het bezit is van een erkenning uitgereikt door de federale minister tot wiens bevoegd de Volksgezondheid behoort.

§ 2. De erkenning wordt toegekend door de federale minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort of door de door hem gemachtigde ambtenaar, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure en voor zover is voldaan aan de erkenningscriteria die door de Koning zijn vastgesteld na eensluitend advies van de Nationale Raad voor verpleegkunde. Die erkenning kan alleen worden toegekend aan de houder van een getuigschrift, diploma of brevet van de vierde graad van het secundair onderwijs met volledig leerplan of het equivalent daarvan in het onderwijs voor sociale promotie, uitgereikt ter afsluiting van een opleiding tot hulp van de verpleegkundige.

§ 3. Niemand mag de beroepstitel van hulp van de verpleegkundige voeren als hij niet in het bezit is van de in § 1 bedoelde erkenning. »

Verantwoording

Net zoals het vorige amendement neemt ook dit amendement het voorstel over van de Nationale Raad voor verpleegkunde. Het strekt ertoe een specifieke erkenning te verlenen aan het beroep van hulp van de verpleegkundige. In combinatie met het volgende amendement, dat tot doel heeft de inhoud van het beroep van zorgkundige te definiëren, beogen de voorgestelde wijzigingen een nauwkeurige omschrijving en afbakening van de respectieve functies van verpleegkundige en hulp van de verpleegkundige.

Nr. 10 VAN DE HEER BARBEAUX

(Subsidiair op amendement nr. 7 van de heer Barbeaux)

Art. 43

Dit artikel vervangen als volgt :

« In hetzelfde besluit wordt een artikel 21sexies decies ingevoegd, luidende :

« Art. 21sexies decies. ­ § 1. Onder hulp van de verpleegkundige wordt verstaan de persoon die specifiek is opgeleid om in het kader van de door de verpleegkundige gecoördineerde activiteiten als hulp op te treden inzake communicatie, zorgverstrekking, gezondheidsopvoeding en logistiek.

§ 2. In het kader van de in § 1 bedoelde activiteiten helpt de hulp van de verpleegkundige de verpleegkundige :

­ bij het adequaat opvangen van de behoeften van de patiënt op het vlak van de zorgverstrekking, de logistiek en de gezondheidsopvoeding;

­ door met de zorgontvanger over diens geval communicatie tot stand te brengen die is aangepast aan de persoon, volgens diens leeftijd en zijn fysiek en mentaal vermogen.

§ 3. De Koning kan, na advies van de Nationale Raad voor verpleegkunde en de Technische Commissie voor verpleegkunde, de handelingen bepalen die verband houden met de functie van hulp van de verpleegkundige en die deze laatste mag uitvoeren. »

Verantwoording

Net als beide vorige amendementen, is dit amendement opgesteld op grond van de voorstellen van de Nationale Raad voor verpleegkunde. Het strekt ertoe het onderscheid te maken tussen de functie van verpleegkundige en van hulp van de verpleegkundige. De Koning wordt gemachtigd de lijst te bepalen van de handelingen die de hulp van de verpleegkundige ten deel vallen.

De voorgestelde wijzigingen hebben tot doel een precieze definitie en afbakening van de respectieve functies van verpleegkundige en hulp van de verpleegkundige mogelijk te maken.

Bij de beroepsverpleegkundigen leeft de vrees dat de krapte die momenteel in de sector van de geneeskundige verzorging bestaat, wordt aangewend om sommige specifieke functies van de verpleegkundige over te hevelen naar andere categorieën van gezondheidswerkers, met andere kwalificaties.

De precisering in de wettekst dat de functies van verpleegkundige en hulp van de verpleegkundige complementair zijn, is erop gericht een evenwicht in de verzorgingsinstellingen te waarborgen.

Een betere bepaling van de functies van verpleegkundige zal het ook mogelijk maken de kwaliteit van de verzorging te waarborgen. Op een ogenblik dat de patiëntenrechten subjectieve rechten zullen worden, is die kwaliteitseis essentieel.

Nr. 11 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 53

In het 2º van § 2 van het voorgestelde artikel 37, na de woorden « paramedische beroepen », de woorden « en de bestuurlijke verantwoordelijken van de betrokken instellingen » invoegen.

Verantwoording

Bij crisissen inzake volksgezondheid moeten de verantwoordelijken van instellingen als ziekenhuizen of scholen betrokken worden bij het beheer van de crisis, zoals noodzakelijk gebleken is tijdens de CIDEX- en Coca-Cola-crisissen.

Nr. 12 VAN DE HEER BARBEAUX

Art. 55

In het tweede lid van het 1º van het voorgestelde artikel 38ter, de woorden « de zorgkundigen » doen vervallen.

Verantwoording

De specificiteit van de functie van zorgkundige dient te worden gevrijwaard. Zorgkundigen, verpleegkundigen en beoefenaars van andere paramedische beroepen gelijkelijk behandelen is niet bevorderlijk voor een kwalitatieve verbetering van de aan de patiënten verstrekte verzorging en dienstverlening.

De beoefenaar van de verpleegkundige is de enige gezondheidswerker die ingevolge zijn bevoorrechte positie ten opzichte van de patiënt en zijn permanente aanwezigheid in de verzorgingsstructuren een alomvattende benadering kan hebben, dus zowel curatief, preventief als opvoedkundig.

De uitoefening van de verpleegkunde dient in de wettekst duidelijk te worden beschermd en afgebakend. De instelling van steeds meer categorieën van zorgverstrekkers, met een vage taakomschrijving, leidt tot onzekerheid bij de patiënt en verwarring bij de gezondheidswerkers; een en ander vormt een bedreiging voor de kwaliteit van de zorgverlening en uiteindelijk ook voor de rechten van de patiënt.

Michel BARBEAUX.

Nr. 13 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 28

In het 2º het laatste lid doen vervallen.

Verantwoording

Hoe de erkenning op papier wordt verleend, vormt een overbodige vermelding in (en dus een onnodige verzwaring van) een basiswet. Een dergelijke vermelding vinden we trouwens nergens anders terug in de wet.

Nr. 14 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 28

In het voorgestelde artikel 37, § 13, tussen de woorden « De Koning kan » en « op voorstel » de woorden « bij een in Ministerraad overlegd besluit, » invoegen.

Verantwoording

Het ontwerp wijzigt de in artikel 37, § 13, voorziene procedure zonder motivatie. Dit amendement herstelt de oorspronkelijke procedure.

Nr. 15 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 31

Dit artikel vervangen door de volgende bepaling :

« Art. 31. ­ In het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, wordt een artikel 9bis ingevoegd luidend als volgt :

« Art. 9bis. ­ De minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, stelt de voorwaarden en de nadere regels vast voor de erkenning van de in artikel 9, § 1, bedoelde verenigingen en groeperingen.

De Koning kan hen verdere opdrachten toevertrouwen in verband met de lokale organisatie, de bijscholing en de vertegenwoordiging van de betrokken beroepsbeoefenaars en in verband met de samenwerking met andere beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg. »

Verantwoording

Artikel 9 heeft volledig betrekking op de wachtdiensten. De wettelijke basis voor de erkenning kan beter in een nieuw artikel worden ingeschreven in plaats van de structuur van artikel 9 te doorbreken.

Nr. 16 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 32

Het voorgestelde nieuwe lid vervangen als volgt :

« De Koning kan de nadere regels met betrekking tot het voorschrift bepalen. »

Verantwoording

Huidig artikel 21 bepaalt reeds dat de arts het voorschrift moet ondertekenen. Dus het extra toevoegen van een verbod van delegatie is een onnodige verzwaring van de tekst. Het komt niet toe aan de Koning om de inhoud van het voorschrijven te bepalen; een dergelijke beperking is in strijd met de therapeutische vrijheid.

Nr. 17 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 34

In het voorgestelde artikel 21quater, § 2, het laatste lid weglaten.

Verantwoording

Hoe de erkenning op papier wordt verleend, vormt een overbodige vermelding (en dus een onnodige verzwaring) van een basiswet. Een dergelijke vermelding vinden we trouwens nergens anders terug in de wet.

Nr. 18 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 34

In het voorgestelde artikel 21quater, § 4, tweede lid, tussen de woorden « verloskunde » en de woorden « de fertiliteitsbehandeling » de woorden « de gynaecologie » invoegen.

Verantwoording

Deze tekstaanpassing is uitdrukkelijk gevraagd door de Nationale Raad voor vroedvrouwen en beantwoordt aan het beroepsprofiel van de vroedvrouw zoals goedgekeurd door de Vlaamse Onderwijsraad.

Nr. 19 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 35

In het voorgestelde artikel 21quinquies, § 1, a) en b) als volgt wijzigen :

« a) het verzorgen van gezonde en zieke personen met het oog op preventie, het behoud, de verbetering en het herstel van de gezondheid, alsook de stervensbegeleiding. De verpleegkunde is er op gericht de zorg af te stemmen op de noden. Het plannen, coördineren, uitoefenen, registreren en evalueren van de nodige activiteiten en taken vormen een wezenlijk onderdeel van de verpleegkunde.

Deze opdracht veronderstelt :

­ het observeren, het herkennen en het vastleggen van de gezondheidsstatus zowel op fysisch, psychisch als sociaal vlak teneinde verpleegproblemen te situeren en te omschrijven;

­ bij te dragen tot het stellen van de medische diagnose door de arts en de noodzakelijke verpleegkundige zorg en voorgeschreven behandelingen uit te voeren en;

­ doorheen dit proces staat de verpleegkundige in voor het informeren, adviseren en bijstaan van de patiënt en zijn familie;

b) de technisch-verpleegkundige verstrekkingen. »

Verantwoording

De voorgestelde definitie is veel te ruim en zal tot heel wat gevallen van onwettige uitoefening van de verpleegkunde leiden. Bovendien is het verband tussen de opsommingen in a) onduidelijk. Het is belangrijk om vooreerst de leidende en coördinerende rol van de verpleegkundige te benadrukken indien men de definitie aan de huidige evoluties wil aanpassen.

Het is overbodig om in b) te speciferen dat het om technisch-verpleegkundige verstrekkingen gaat waarvoor geen medisch voorschrift is vereist en ook waarvoor wel een medisch voorschrift nodig is. Het volstaat te spreken over « de technisch-verpleegkundige verstrekkingen », met andere woorden alle technisch-verpleegkundige handelingen, zowel degene die ze autonoom kunnen stellen als de handelingen in het kader van een medische diagnose of behandeling.

Nr. 20 VAN DE HEER VANDENBERGHE C.S.

Art. 37

In het voorgestelde artikel 21septies, § 1, de woorden « voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 21quater, § 1 » vervangen door de woorden « erkend is overeenkomstig artikel 21quater ».

Verantwoording

Er wordt gesteld dat het verboden is een beroepstitel te dragen indien men niet aan de voorwaarden in artikel 21quater, § 1, beantwoordt. Paragraaf 1 van dit artikel, zoals gewijzigd bij artikel 34, somt echter geen voorwaarden op. Men stelt beter dat men een beroepstitel niet mag dragen tenzij men erkend is. Anders zou dit betekenen dat het volstaat aan de voorwaarden te voldoen om de beroepstitel te dragen en dat men niet noodzakelijk over een erkenning hoeft te beschikken. Dit kan niet de bedoeling zijn.

Nr. 21 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 37bis (nieuw)

Een artikel 37bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 37bis. ­ In artikel 21octies van hetzelfde koninklijke besluit de de worden volgende wijzigingen aangebracht :

1º het eerste lid wordt § 1;

2º het artikel wordt aangevuld met een § 2, luidend als volgt :

« § 2. In afwijking van § 1 kan de Koning de voorwaarden bepalen waaronder de beoefenaars van de verpleegkunde de krachtens artikel 21quinquies decies erkende zorgkundigen kunnen belasten met het verrichten van door Hem aangeduide verpleegkundige activiteiten zoals bedoeld in artikel 21quinquies § 1, a) en b).

De planning, coördinatie, supervisie en evaluatie van de toevertrouwde verpleegkundige activiteiten worden waargenomen door de beoefenaar van de verpleegkunde. De zorgkundige staat in voor de correcte uitvoering ervan.

De lijst van de in vorig lid bedoelde handelingen en de uitvoeringsmodaliteiten worden door de Koning vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 46bis. »

Verantwoording

Het delegatieverbod in artikel 21octies moet worden genuanceerd ten gevolge van de invoering van de zorgkundige. De verantwoordelijkheid van de verpleegkundige over de zorgkundige wordt op genuanceerde wijze ingeschreven, zonder dat een permanente fysieke aanwezigheid van de verpleegkundige is vereist. De lijst van de handelingen die de verpleegkundige aan de zorgkundige kan toevertrouwen en de voorwaarden waaronder dit kan gebeuren, worden op advies van de Technische Commissie voor verpleegkunde door de Koning vastgelegd.

Nr. 22 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 38

In het voorgestelde artikel 21novies, de woorden « voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 21quater, § 1 » vervangen door de woorden « erkend zijn overeenkomstig artikel 21quater ».

Verantwoording

Er wordt gesteld dat het verboden is een beroepstitel toe te kennen aan personen die niet aan de voorwaarden in artikel 21quater, § 1, beantwoorden. Paragraaf 1 van dit artikel somt echter geen voorwaarden op. Men stelt beter dat men een beroepstitel niet kan toekennen tenzij de betrokken persoon erkend is. Anders zou dit betekenen dat het volstaat aan de voorwaarden te voldoen om de beroepstitel toe te kennen en dat de betrokkene niet noodzakelijk over een erkenning hoeft te beschikken. Dit kan niet de bedoeling zijn.

Nr. 24 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 42

Het voorgestelde artikel 21quinquies decies vervangen als volgt :

« Art. 21quinquies decies. ­ § 1. Niemand mag de krachtens artikel 21octies, § 2, tot de zorgkunde behorende handelingen uitoefenen die niet houder is van een erkenning van zorgkundige afgegeven door de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.

§ 2. De erkenning bedoeld in § 1 wordt toegekend overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure en voor zover is voldaan aan de door de Koning bepaalde erkenningscriteria, na advies van de Nationale Raad voor verpleegkunde.

Deze erkenning mag enkel toegekend worden aan de houder van een diploma uitgereikt na een opleiding in het kader van het onderwijs met volledig leerplan van minstens twee studiejaren of van het equivalent ervan in het onderwijs van sociale promotie, georganiseerd in een door de bevoegde overheid erkende onderwijsinstelling.

§ 3. Niemand mag de beroepstitel van zorgkundige dragen die niet houder is van de in § 1 bedoelde erkenning. »

Verantwoording

Volgens de huidige tekst volstaat het voor de uitoefening van de functie van « zorgkundige » « geregistreerd » te worden ­ er worden geen duidelijke kwalificaties gesteld. De Koning bepaalt de modaliteiten voor de registratie ­ dit is een te verregaande delegatie. Bovendien hebben « modaliteiten » niet noodzakelijk betrekking op een diploma of « kunde » ­ de essentiële eisen die aan een zorgkundige moeten gesteld, dienen in de wet zelf te worden opgenomen. Een verlaging van de werkdruk voor verpleegkundigen kan immers enkel worden gerealiseerd indien de zorgkundige voldoende hoog is opgeleid.

Voor een erkenning op het federale niveau kan de federale overheid alleen bevoegd zijn in de mate dat de zorgkundige inderdaad ook verpleegkundige handelingen zal stellen waardoor de bevoegdheid met betrekking tot de wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 in het geding is. De regeling van het statuut van de zorgkundige die geen verpleegkundige handelingen stelt maar zich tot verzorgende handelingen beperkt, behoort niet tot de bevoegdheid van de federale overheid. De erkenning kan dan ook alleen worden vereist indien de zorgkundige handelingen stelt die behoren tot de verpleegkunde.

Nr. 25 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 43

Het voorgestelde artikel 21sexies decies vervangen als volgt :

« Art. 21sexies decies. ­ § 1. De Koning bepaalt, na advies van de Nationale Raad voor verpleegkunde en de technische commissie voor verpleegkunde, de activiteiten, bedoeld in artikel 21quinquies, § 1a en b, die de zorgkundige kan uitvoeren, evenals de voorwaarden waaronder de zorgkundige die handelingen kan stellen.

§ 2. Alleen aan de persoon die een verpleegkundige, onder zijn/haar toezicht bijstaat inzake zorgverstrekking in het kader van een gestructureerde equipe die instaat voor verpleging en verzorging in een verzorgingsinstelling of in de thuiszorg en waarvan de leiding berust bij een verpleegkundige en voor zover de betrokken persoon hiervoor een opleiding heeft genoten, kan de Koning toelaten om de krachtens § 1 bepaalde handelingen te stellen. »

Verantwoording

Het lijkt fundamenteel onmogelijk de functie van zorgkundige in de thuiszorg een wettelijke basis te geven. Uiteraard is het alleen relevant om dit in het koninklijk besluit nr. 78 te regelen (zowel voor de functie van zorgkundige in de instelling als in de thuiszorg) in de mate dat deze zorgkundige ook een aantal aan verpleegkundigen voorbehouden verpleegkundige handelingen zal uitoefenen. De Koning kan echter de toelating om deze verpleegkundige handelingen te stellen, alleen geven aan diegenen die een specifieke opleiding genoten hebben en voor zover de betrokken personen zich binnen de context bevinden van een gestructureerd team binnen een instelling enerzijds of binnen een gestructureerd team in de thuiszorg anderzijds.

Nr. 26 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

(Subsidiair amendement op amendement nr. 25)

Art. 43

Het voorgestelde artikel 21sexies decies vervangen als volgt :

« Art. 21 sexies decies. ­ Onder zorgkundige wordt verstaan de persoon die, in toepassing van artikel 21octies, § 2, de verpleegkundige bijstaat op het vlak van de zorgverstrekking in het kader van een gestructureerde equipe die instaat voor verpleging en verzorging en waarvan de leiding berust bij een verpleegkundige, evenals de persoon die in de thuiszorg onder toezicht van een verpleegkundige zorgen verstrekt binnen een gestructureerd team dat instaat voor verpleging en verzorging van de patiënt. »

Verantwoording

De voor de erkenning vereiste opleiding tot zorgkundige is opgenomen in gewijzigd artikel 42 en de wettelijke basis voor de handelingen die de zorgkundige mag stellen is ingeschreven in gewijzigd artikel 21octies. Zodoende dient in dit artikel alleen nog te worden gespecificeerd binnen welke context de zorgkundige handelt. Gezien de onduidelijkheid die de minister hierover liet bestaan, wordt de context van de thuiszorg expliciet opgenomen.

Nr. 27 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 44

In het voorgestelde artikel 21septies decies, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) in § 1 de woorden « 21quindecies » vervangen door de woorden « 21quinquies decies »;

B) in § 2 de woorden « de modaliteiten voor de registratie » vervangen door de woorden « de criteria voor de erkenning ».

Verantwoording

A. Verkeerde verwijzing;

B. Cf. amendement op artikel 42.

Nr. 28 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 52

In het voorgestelde artikel 35novies, § 1, het 2º doen vervallen.

Verantwoording

Het is niet duidelijk op welke beroepsbeoefenaars dit lid betrekking heeft. Volgens de minister zou het gaan om de paramedische beroepen, waaronder de diëtisten, podologen en technisch laboranten. Voor de uitoefening van deze beroepen is echter geen erkenning vereist. Uit de koninklijke besluiten van 2 juni 1993 en van 19 februari 1997 leiden we af dat de technisch laboranten en de diëtisten aan bepaalde diplomavoorwaarden moeten voldoen, niet dat ze erkend moeten zijn. Voor de podologen bestaat er niet eens een reglementering ­ die is nog steeds in voorbereiding ...

Koninklijk besluit nr. 78 zoals het gewijzigd zal worden bij dit ontwerp vereist een erkenningvoor de uitoefening van volgende beroepen.

1. de kinesitherapeuten;

2. (in geval van goedkeuring van het ontwerp) de verpleegkundigen;

3. (n geval van goedkeuring van het ontwerp) de vroedvrouwen.

Vermits de mogelijkheid van contingentering voor de kinesitherapeuten al voorzien is in 1º, zou 2º een wettelijke basis invoeren voor de eventuele contingentering van verpleegkundigen en vroedvrouwen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn ?

Nr. 29 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 53

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De oprichting van deze Cel hoort niet thuis in het koninklijk besluit nr. 78 dat handelt over de beroepsuitoefening.

Nr. 30 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 55bis (nieuw)

Een artikel 55bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 55bis. ­ In artikel 38quater van hetzelfde koninklijk besluit in 1º na de woorden « 21septies » de woorden « of 21quinquies decies, § 3 » invoegen. »

Verantwoording

Deze wijziging voorziet in een strafsanctie voor degenen die zich onrechtmatig de titel van zorgkundige toe-eigenen.

Nr. 31 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 56

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 56. ­ In artikel 46bis, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit, ingevoegd bij de wet van 19 december 1990 en gewijzigd bij de wet van 6 april 1995, worden de woorden « 21quinquies, § 2, en 50, § 1, vijfde lid, en » vervangen door de woorden « 21quinquies, § 3, 50, § 1, vijfde lid, en 21octies, § 2. »

Verantwoording

Cf. amendement tot aanpassing van artikel 21octies.

Nr. 32 VAN DE HEER VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 20bis (nieuw)

Een artikel 20bis invoegen, luidende als volgt :

« Art. 20bis. ­ Artikel 197, § 3, van dezelfde wet wordt aangevuld met de volgende zin :

« De uitgaven voor geneesmiddelen die door de minister werden opgenomen in de lijst bedoeld in artikel 35bis, waarover de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen een negatief voorstel heeft geformuleerd inzake het aannemen van een geneesmiddel voor terugbetaling, ter uitvoering van artikel 35bis, § 3, worden steeds beschouwd als uitgaven ten gevolge van uitzonderlijke gebeurtenissen die worden geneutraliseerd voor de vaststelling van de financiële verantwoordelijkheid. »

Verantwoording

De Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen krijgt een belangrijke rol maar geen beslissingsbevoegdheid inzake de terugbetalingsbasis en -indicaties. Uiteindelijk blijft het beslissingsrecht bij de minister. De voorstellen van de CTG inzake de aanneming voor terugbetaling van geneesmiddelen worden gedaan rekening houdend met de budgettaire implicaties hiervan. De verzekeringsinstellingen binnen de CTG kennen een systeem van financiële verantwoordelijkheid voor uitgaven binnen de ziekteverzekering. Zij mogen echter slechts financieel verantwoordelijk worden gesteld voor uitgaven waarop zij een impact kunnen hebben. Die impact verliezen ze wanneer de minister van het voorstel afwijkt. De uitgaven die het gevolg zijn van deze afwijkende beslissing moeten dan ook worden gezien als exogene factoren, waarvoor de ziekenfondsen niet financieel verantwoordelijk kunnen worden gesteld.

Nr. 33 VAN DE HEER VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 25bis (nieuw)

Een artikel 25bis (nieuw) invoegen, luidende :

« Art. 25bis. ­ Artikel 53 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :

« Voor het innen van een verzekeringstegenmoetkoming kan de rechthebbende zich niet laten vertegenwoordigen door de zorgverlener die de betrokken verstrekking verleende, of door een derde die hiertoe door de zorgverlener werd aangesteld. »

Verantwoording

Om een aantal misbruiken die in het verleden op het vlak van de derdebetalersregeling werden vastgesteld te vermijden, moet de mogelijkheid worden uitgesloten dat de zorgverlener een procuratie laat opmaken op naam van zijn echtgenoot of andere familieleden, of op naam van de persoon die instaat voor de tarificatie en de facturatie van de verleende zorg.

Nr. 34 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 18

Dit artikel 18 doen vervallen.

Verantwoording

Artikel 6, § 1, van het Europees Verdrag van de rechten van de mens heeft tot gevolg dat een straf ­ uiteindelijk ­ maar kan opgelegd worden door een rechter die de in artikel 6, § 1, EVRM omschreven garanties biedt.

Het is niet omdat de wetgever de woorden « administratieve geldboete » gebruikt dat het niet om een straf zou gaan in de zin van artikel 6, § 1, EVRM.

In de zaak Ozturk versus Duitsland van 1984 heeft het Europees Hof van de rechten van de mens gemeend dat artikel 6 van toepassing was op de administratieve boeten waarvan sprake was en die zowel een preventieve als een repressieve functie hadden. De aard van de straf, de aard van de sanctie en vooral de grootte van de boete diende te worden onderzocht om uit te maken of de administratieve boete beschouwd diende te worden als een straf in de zin van artikel 6 van het verdrag. Het is dus niet de benaming die de boete krijgt in het nationaal recht die bepaalt of ze een straf is maar wel een toetsing aan drie door het hof bepaalde criteria.

Gelet op de hoogte van de administratieve boeten waarin het wetsontwerp voorziet, is de indiener van het amendement van mening dat artikel 18 moet beschouwd worden als straffen in de zin van artikel 6 van het verdrag.

Volgens een vaste rechtspraak moet bij de rechter een beroep worden ingesteld dat een schorsende werking heeft wanneer een straf kan worden opgelegd door iemand die niet de garanties biedt van een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie (zie in het bijzonder advies van EG, nr. 24.479 over het voorontwerp van Waals decreet van 16 januari 1997 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval).

Bovendien heeft het Arbitragehof in een arrest nr. 128/99 van 7 december 1999 verklaard dat de rechter die zich uitspreekt over het beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie nagenoeg dezelfde beoordelingsbevoegdheid moet kunnen uitoefenen als de administratie teneinde elke verschillende behandeling te voorkomen van personen die een straf wordt opgelegd en personen die een administratieve sanctie oplopen.

Wat is de conclusie van deze redenening ? Het wetsontwerp bevat bepalingen die het opleggen van administratieve boetes regelt. Die administratieve boetes zijn straffen in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag. Bijgevolg moeten die straffen worden uitgesproken door een onafhankelijk en onpartijdig rechter en indien het om een administratieve overheid gaat, moet het beroep dat bij de rechter wordt ingesteld schorsende werking hebben. De essentiële bestanddelen van die procedure moeten tenslotte in het bijzonder wat de rechten van de verdediging betreft wettelijk worden vastgelegd. In artikel 18 van het wetsontwerp werd met geen van deze opmerkingen rekening gehouden.

Nr. 35 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 18

Het voorgestelde artikel 168bis aanvullen met het volgende lid :

« Een beroep tegen de opgelegde boete, met schorsende werking, kan worden ingesteld binnen de termijn van één maand na betekening van de beslissing bij de bevoegde arbeidsrechtbank. »

Verantwoording

Artikel 6, § 1, van het Europees Verdrag van de rechten van de mens heeft tot gevolg dat een straf ­ uiteindelijk ­ maar kan opgelegd worden door een rechter die de in artikel 6, § 1, EVRM, omschreven garanties biedt.

Het is niet omdat de wetgever de woorden « administratieve geldboete » gebruikt dat het niet om een straf zou gaan in de zin van artikel 6, § 1, EVRM.

In de zaak Ozturk versus Duitsland van 1984 heeft het Europees Hof van de rechten van de mens gemeend dat artikel 6 van toepassing was op de administratieve boeten waarvan sprake was en die zowel een preventieve als een repressieve functie hadden. De aard van de straf, de aard van de sanctie en vooral de grootte van de boete diende te worden onderzocht om uit te maken of de administratieve boete beschouwd diende te worden als een straf in de zin van artikel 6 van het verdrag. Het is dus niet de benaming die de boete krijgt in het nationaal recht die bepaalt of ze een straf is maar wel een toetsing aan drie door het hof bepaalde criteria.

Gelet op de hoogte van de administratieve boeten waarin het wetsontwerp voorziet, is de indiener van het amendement van mening dat artikel 8 moet beschouwd worden als straffen in de zin van artikel 6 van het verdrag.

Volgens een vaste rechtspraak moet bij de rechter een beroep worden ingesteld dat een schorsende werking heeft wanneer een straf kan worden opgelegd door iemand die niet de garanties biedt van een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie (zie in het bijzonder advies van EG, nr. 24.479 over het voorontwerp van Waals decreet van 16 januari 1997 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord betreffende de preventie een het beheer van verpakkignsafval).

Bovendien heeft het Arbitragehof in een arrest nr. 128/99 van 7 december 1999 verklaard dat de rechter die zich uitspreekt over het beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie nagenoeg dezelfde beoordelingsbevoegdheid moet kunnen uitoefenen als de administratie teneinde elke verschillende behandeling te vookomen van personen die een straf wordt opgelegd en personen die een administratieve sanctie oplopen.

Wat is de conclusie van deze redenering ? Het wetsontwerp bevat bepalingen die het opleggen van administratieve boetes regelt. Die administratieve boetes zijn straffen in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag. Bijgevolg moeten die straffen worden uitgesproken door een onafhankelijk en onpartjdig rechter en indien het om een administratieve overheid gaat moet het beroep dat bij de rechter wordt ingesteld schorsende werking hebben. De essentiële bestanddelen van die procedure moeten tenslotte in het bijzonder wat de rechten van de verdediging betreft wettelijk worden vastgelegd. In artikel 18 van het wetsontwerp werd met geen van deze opmerkingen rekening gehouden.

Nr. 36 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 28

Het laatste lid van het voorgestelde 2º doen vervallen.

Verantwoording

Waarom de erkenning van de beroepstitel van vroedvrouw op papier dient te worden vermeld, is niet duidelijk en overbodig. In artikel 21bis inzake erkenning van kinesitherapeuten wordt daarvan nergens melding gemaakt.

Nr. 37 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 31

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 31. ­ In het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies wordt een nieuw artikel 9bis ingevoegd luidend als volgt :

« Art. 9bis. ­ De minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, legt de voorwaarden en modaliteiten vast voor de erkenning van de in artikel 9, § 1, bedoelde verenigingen en groeperingen.

De Koning kan hun verdere opdrachten toevertrouwen in verband met de lokale organisatie en de vertegenwoordiging met de betrokken beroepsbeoefenaars en in verband met de samenwerking met andere beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg. »

Verantwoording

De bedoeling van dit artikel is een wettelijke basis te voorzien voor de erkenning van de huisartsenkringen.

De intentie is goed, maar de uitvoering niet.

Momenteel is de voorgestelde formulering van de Raad van State overgenomen. Dit heeft echter tot gevolg dat inzake de erkenning van de huisartsenkringen alleen de door de Koning bepaalde opdrachten inzake lokale organisatie, samenwerking en vertegenwoordiging gevat worden.

Wat met de organisatie betreffende de wachtdiensten ? Vallen zij hieronder ?

Nr. 38 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 32

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Het doel van dit artikel is de mogelijkheid tot sanctionering van de artsen creëren bij niet-naleving van de regels inzake het voorschrift.

Dit is overbodig, gezien huidig artikel 21 reeds bepaalt dat de arts het voorschrift moet ondertekenen. Dus een verbod van delegatie voorzien is niet nodig.

Nr. 39 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 32

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 32. ­ In artikel 21 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd dat luidt als volgt :

« De Koning kan de inhoud en de modaliteiten van het voorschrift nader bepalen. »

Verantwoording

Het doel van dit artikel is de mogelijkheid tot sanctionering van de artsen creëren bij niet-naleving van de regels inzake het voorschrift.

Dit is overbodig, gezien huidig artikel 21 reeds bepaalt dat de arts het voorschrift moet ondertekenen. Dus een verbod van delegatie voorzien is niet nodig.

Een andere reglementering van het voorschrift kan aldus beter via artikel 21 gerealiseerd worden.

Nr. 40 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 34

Het laatste lid van het voorgestelde artikel 21quater, § 2, doen vervallen.

Verantwoording

De schriftelijke erkenning is totaal overbodig.

Nr. 41 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 35

In het voorgestelde artikel 21quinquies, § 1, littera a) en b) vervangen als volgt :

« a) het verzorgen van gezonde en zieke personen met het oog op preventie, het behoud, de verbetering en het herstel van de gezondheid, alsook de stervensbegeleiding. De verpleegkunde is er op gericht de zorg af te stemmen op de noden. Het plannen, coördineren, uitoefenen, registreren en evalueren van de nodige activiteiten en taken vormen een wezenlijk onderdeel van de verpleegkunde.

Deze opdracht veronderstelt het observeren, het herkennen en het vastleggen van de gezondheidsstatus zowel op fysisch, psychisch als sociaal vlak teneinde verpleegproblemen te situeren en te omschrijven, bij te dragen tot het stellen van de medische diagnose door de arts en de noodzakelijke verpleegkundige zorg en voorgeschreven behandelingen uit te voeren. Doorheen dit proces staat de verpleegkundige in voor het informeren, adviseren en bijstaan van de patiënt en zijn familie;

b) de technisch-verpleegkundige verstrekkingen. »

Verantwoording

De voorgestelde definitie is veel te ruim en zal tot heel wat gevallen van onwettige uitoefening van de verpleegkunde leiden. Bovendien is het verband tussen de opsommingen in a) onduidelijk. Het is belangrijk om vooreerst de leidende en coördinerende rol van de verpleegkundige te benadrukken indien men de definitie aan de huidige evoluties wil aanpassen.

Het is overbodig om in b) te specificeren dat het om technisch-verpleegkundige verstrekkingen gaat waarvoor geen medisch voorschrift is vereist en ook waarvoor wel een medisch voorschrift nodig is. Het volstaat te spreken over « de technisch-verpleegkundige verstrekkingen », met andere woorden alle technisch-verpleegkundige handelingen, zowel degene die ze autonoom kunnen stellen als de handelingen in het kader van een medische diagnose of behandeling.

Nr. 42 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 36

In § 1 van het voorgestelde artikel 21sexies de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In het eerste lid, de woorden « en 21quindecies » doen vervallen.

B. In het tweede lid, de woorden « of aan de criteria voor de registratie als zorgkundige, bedoeld in artikel 21quindecies, § 1 » doen vervallen.

Verantwoording

In het koninklijk besluit nr. 78 horen personen die instaan voor de « bijstand aan verpleegkundigen » niet thuis.

Artikel 147/148 spreekt alleen over de criteria voor registratie, het legt geen diploma- of certificaatvereisten op, daar waar het gewijzigde artikel verwijst naar het viseren van certificaten, brevetten of diploma's voor de « zorgkundige ».

Nr. 43 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 37

In § 1 van het voorgestelde artikel 21septies de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In het eerste lid, de woorden « en 21quindecies » doen vervallen.

B. In het tweede lid, de woorden « of aan de criteria voor de registratie van zorgkundige, bedoeld in artikel 21quindecies, § 1 » doen vervallen.

Verantwoording

Personen die instaan voor de « bijstand aan verpleegkundige » horen niet thuis in koninklijk besluit nr. 78. Het gewijzigde artikel verwijst bovendien naar het viseren van de certificaten, brevetten of diploma's van de « zorgkundige » maar artikel 147/148 spreekt alleen over criteria voor registratie; het legt geen diploma- of certificaatvereiste op.

Nr. 44 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 37

In § 1 van het voorgestelde artikel 21septies de woorden « voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 21quater, § 1, » vervangen door de woorden « erkend is overeenkomstig artikel 21quater, § 2 ».

Verantwoording

Er wordt gesteld dat het verboden is een beroepstitel te dragen indien men niet aan de voorwaarden in artikel 21quater, § 1, beantwoordt.

Paragraaf 1 van dit artikel, zoals gewijzigd bij artikel 146, somt echter geen voorwaarden op.

Het is beter te stellen dat een beroepstitel niet mag gedragen worden tenzij men erkend is.

Nr. 45 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 38

In het voorgestelde artikel 21novies de woorden « voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 21quater, § 1, » vervangen door de woorden « erkend is overeenkomstig artikel 21quater, § 2 ».

Verantwoording

Er wordt gesteld dat het verboden is een beroepstitel toe te kennen aan personen die niet aan de voorwaarden van artikel 21quater, § 2, beantwoorden.

Paragraaf 1 van dit artikel, somt echter geen voorwaarden op.

Het is beter te stellen dat een beroepstitel niet wordt toegekend zolang de betrokken persoon niet erkend is.

Nr. 46 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 42

In het voorgestelde artikel 21quinquies decies de volgende wijzigingen aanbrengen :

A) In het enig lid, dat § 1 wordt, de woorden « niet geregistreerd is binnen de diensten van de regering, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de Koning », vervangen door de woorden « niet houder is van een erkenning afgegeven door de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort ».

B) Een § 2 toevoegen, luidend als volgt :

« § 2. De erkenning bedoeld in § 1 wordt toegekend overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure en voor zover is voldaan aan de door de Koning bepaalde erkenningscriteria, na advies van de Nationale Raad voor verpleegkunde.

Deze erkenning mag enkel toegekend worden aan de houder van een diploma uitgereikt na een opleiding in het kader van het onderwijs met volledig leerplan van minstens twee studiejaren of van het equivalent ervan in het onderwijs van sociale promotie, georganiseerd in een door de bevoegde overheid erkend onderwijsinstelling. »

Verantwoording

Als « zorgkundige » volstaat het geregistreerd te zijn. Verder zijn er geen duidelijke kwalificaties vereist.

De Koning bepaalt de modaliteiten inzake registratie, wat een verregaande delegatie is. « Modaliteiten » hebben niet noodzakelijk betrekking op een diploma of « kunde ». De essentiële eisen die aan een « zorgkundige » kunnen gesteld worden, moeten in de wet worden opgenomen.

De werkdrukverlaging voor verpleegkundigen kan maar gerealiseerd worden door « de zorgkundige » indien deze voldoende is opgeleid. Een opleiding van minimaal twee jaar dringt zich op.

Nr. 47 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 43

Paragraaf 2 van het voorgestelde artikel 21sexies decies doen vervallen.

Verantwoording

Paragraaf 2 is een volledige herhaling van de functie beschreven in § 1.

Nr. 48 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 45

Het voorgestelde 6º van dit artikel vervangen als volgt :

« 6º twee ambtenaren die de minister vertegenwoordigen tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort en die het secretariaat zullen waarnemen. »

Verantwoording

In het kader van het streven naar administratieve vereenvoudiging wordt dezelfde terminologie en structuur van artikel 21undecies voorgesteld.

Inhoudelijk houdt het geen wijziging in.

Nr. 49 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 49

Dit artikel vervangen als volgt :

« Art. 35quinquies. ­ Niemand mag één van de in artikel 35ter bepaalde titels of bekwaamheden toekennen aan personen die hij, zelfs kosteloos, tewerkstelt indien die personen niet werden erkend overeenkomstig artikel 35sexies. »

Verantwoording

Streven naar grotere eenvormigheid met artikel 150. Geen inhoudelijke wijziging.

Nr. 50 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 51

De voorgestelde § 2bis van artikel 35octies vervangen als volgt :

« § 2bis. Met het oog op het vervullen van de in § 2 en krachtens § 4 gestelde opdrachten is de Commissie gemachtigd om persoonsgegevens met betrekking tot de in de artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater en 22 bepaalde beoefenaars te registreren en te verwerken. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overleg besluit, de voorwaarden voor de verwerking. »

Verantwoording

Dit amendement brengt geen wijziging aan de inhoud aan maar stelt de formulering op punt.

De termen « beoefenaars van gezondheidszorgberoepen en zorgverleners » worden niet gebruikt in deze wet. Het is duidelijker de verschillende beoefenaars op te sommen met verwijzing naar de artikels. Volgens het ontwerp moet de verwerking gebeuren « overeenkomstig de in dit artikel voorziene voorwaarden » maar deze zijn niet bepaald.

Nr. 51 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 51

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De oprichting van deze Cel hoort niet thuis in koninklijk besluit nr. 78 dat handelt over de beroepsuitoefening.

Nr. 52 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 53

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

De oprichting van een « Cel medische bewaking » hoort niet thuis in het koninklijk besluit nr. 78 dat handelt over de beroepsuitoefening.

Nr. 53 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 55

In het voorgestelde artikel 38ter de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In 1º, eerste lid, de woorden « 21quater, § 1 » vervangen door de woorden « 21sexies ».

B. In 1º, derde lid, de woorden « of artikel 21quinquies decies, bedoelde erkenning » vervangen door de woorden « bedoelde erkenning of in artikel 21quinquies decies bedoelde registratie ».

C. In 2º wordt het woord « inschrijving » vervangen door het woord « registratie ».

Verantwoording

Rechtzetting van verkeerde verwijzingen.

Artikel 21quindecies, § 1, bestaat niet.

Nr. 54 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 6

In het 1º, de woorden « een Technische Raad voor de betrekkingen met de farmaceutische industrie » doen vervallen.

Verantwoording

De Technische Raad voor de betrekkingen met de farmaceutische industrie kan beter behouden blijven zodat het overleg ter voorbereiding van het globaal budget zoals voorzien in artikel 13 van dit ontwerp op een « formele » wijze kan plaatsvinden. Het is niet omdat deze raad tot op heden enkel op papier bestond, dat deze niet alsnog kan samengesteld worden teneinde het overleg met de farmaceutische industrie te « institutionaliseren ».

Nr. 55 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 8

In het tweede lid van het voorgestelde artikel 29bis, tussen de woorden « geneesmiddelenindustrie » en de woorden « , en uit vertegenwoordigers » de woorden « waaronder minstens één vertegenwoordiger van de generische geneesmiddelenindustrie » invoegen.

Verantwoording

Ook de generische geneesmiddelenindustrie moet een stem gegarandeerd worden in de CTG.

Nr. 56 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 9

In de onder het 2º voorgestelde de § 1, tweede lid, van artikel 35, tussen de woorden « therapeutische en sociale » en het woord « elementen » en tussen de woorden « therapeutische en sociale » en het woord « aard » telkens de woorden « zoals omschreven in het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal van van Dale » invoegen.

Verantwoording

De minister verwees in de commissie naar van Dale voor de verklaring van het begrip « sociaal » ­ ter verduidelijking kan dit best in de wettekst zelf worden opgenomen.

Nr. 57 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 10

In het voorgestelde van artikel 35bis, § 3, de volgende wijzigingen aanbrengen :

1º het vijfde lid vervangen als volgt :

« Binnen de in vorig lid bedoelde termijn van 20 dagen kan de minister om dringende sociale redenen afwijken van het voorstel van de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels en de nadere invulling van de voorwaarden. »

2º in het zesde lid de woorden « volledig is bevonden » vervangen door « ontvangen is ».

Verantwoording

1º De Koning krijgt een al te grote delegatie namelijk het bepalen van de afwijkingsvoorwaarden die de minister kan hanteren. De wet zelf zou de minimale voorwaarden vereist tot het afwijken door de minister van het voorstel van de CTG moeten opnemen.

2º In het tweede lid dient te worden verwezen naar « de datum waarop het dossier ontvangen is » en niet naar « de datum waarop het volledig is ».

Nr. 58 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 10

Het laatste lid van § 2 van het voorgestelde artikel 35bis aanvullen als volgt :

« De publicatie in het Belgisch Staatsblad gebeurt ten laaste 30 dagen na de notificatie van de beslissing aan de aanvrager. »

Verantwoording

Eens een beslissing genomen en meegedeeld moeten de nodige maatregelen worden genomen om de beslissing in werking te laten treden. Deze inwerkingtreding mag niet meer tijd in beslag nemen dan nodig in het kader van een behoorlijk bestuur, zoniet heeft het geen zin om een strikte termijn op te leggen voor de terugbetalingsprocedure. De inwerkingtreding van de beslissing hangt af van de publicatie maar voor de publicatie zelf is er geen termijn voorzien. Dit amendement strekt ertoe om ook voor de publicatie een maximale termijn op te leggen. Een dergelijke termijn is niet voorzien in de Europese richtlijn waarnaar de minister in zijn antwoord verwees maar dit sluit niet uit dat België dit engagement kan aangaan ten aanzien van de aanvrager en de Belgische patiënt.

Nr. 59 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 10

In het eerste lid van § 4 en in § 8 van het voorgestelde artikel 35bis, het woord « inschrijving » telkens vervangen door het woord « opname ».

Verantwoording

Het gebruik van twee verschillende termen voor dezelfde handeling maakt de wettekst nodeloos ingewikkeld.

Nr. 60 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 10

Het vijfde lid van § 3 van het voorgestelde artikel 35bis vervangen als volgt :

« Binnen de in vorig lid bedoelde termijn van 20 dagen kan de minister om dringende sociale redenen afwijken van het voorstel van de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels en de nadere invulling van de voorwaarden. »

Verantwoording

Het aan de Koning overlaten om de voorwaarden voor de afwijking door de minister vast te stellen is een al te grote delegatie ­ de minimale voorwaarden die aanwezig moeten zijn opdat de minister van het voorstel van de CTG kan afwijken moeten in de wet zelf worden opgenomen.

Nr. 61 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 10

In § 7 van het voorgestelde artikel 35bis na het eerste lid een nieuw lid invoegen, luidende :

« Indien de Commissie tegemoetkoming geneesmiddelen verder onderzoek noodzakelijk acht van de door de aanvrager voorgestelde basis van tegemoetkoming, de vergoedbare indicaties, de toelatingsvoorwaarden of de vergoedingscategorie, kan zij het Verzekeringscomité voorstellen om hiertoe een overeenkomst te sluiten voor verder onderzoek, met het oog op een eventuele herziening zoals bedoeld in § 6 van dit artikel. »

Verantwoording

Door dit amendement wordt de mogelijkheid van een tijdelijke aanneming van nieuwe geneesmiddelen en van de voorwaarden voor tegemoetkoming in afwachting en op voorwaarde van verder onderzoek gecreëerd.

Zo er op basis van het aannemingsdossier twijfels zouden blijken over de wetenschappelijke gegrondheid van de vergoedingsbasis, de vergoedingsvoorwaarden en -indicaties, kan het CTG het Verzekeringscomité voorstellen een onderzoeksovereenkomst af te sluiten.

Op basis van dit verder onderzoek kan dan eventueel een herziening worden gevraagd volgens de procedure voorzien in § 4 van artikel 35bis.

Nr. 62 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 13

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Artikel 13 « deïnstitutionaliseert » het overleg met de farmaceutische industrie, terwijl dit overleg op een meer transparante wijze had kunnen verlopen binnen een geherwaardeerde technische raad voor de betrekkingen met de farmaceutische industrie. (Deze laatste wordt echter afgeschaft bij artikel 6.)

Nr. 63 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 13

De voorgestelde aanvulling van § 5 van artikel 69 vervangen als volgt :

« Een voorstel van globaal budget van de voornoemde verstrekkingen wordt uitgewerkt in overleg met de representatieve vertegenwoordigers van de farmaceutische firma's bedoeld in artikel 191, 15ºquater. »

Verantwoording

Zo het de bedoeling is een overleg met de vertegenwoordigers van de farmaceutische bedrijven voorafgaand aan het advies van de Algemene Raad en het Verzekeringscomité te plannen, zou men beter spreken van een « voorstel van globaal budget ».

Het huidig taalgebruik is iets te absoluut.

Nr. 64 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 15

In § 1, 5º, van het voorgestelde artikel 72bis, tussen de woorden « unieke » en « streepjescode » het woord « sequentiële » invoegen.

Verantwoording

Indien men controle wil uitoefenen op het afleveren van de geneesmiddelen moet elke verpakking van elk geneesmiddel een apart rangnummer hebben en moet dit rangnummer telkens kunnen worden gecontroleerd. Dit is van belang met het oog op de traceerbaarheid van het geneesmiddel, met implicaties op vlak van volksgezondheid, sociale zaken en de fiscaliteit. Door een unieke en sequentiële code kan op elk moment worden nagegaan aan welke patiënten een bepaalde verpakking van een bepaald geneesmiddel werd afgeleverd. Inzake volksgezondheid kan dit bijvoorbeeld van belang zijn indien een bepaald probleem wordt gemeld met betrekking tot een geneesmiddel. Bovendien kan met het oog op een correct terugbetalingsbeleid alleen zo worden vermeden dat een bepaald geneesmiddel dat niet werd afgeleverd toch wordt doorgerekend aan de ziekteverzekering en of bijvoorbeeld de correcte verpakking werd aangerekend. Met behulp van Farmanet kan deze controle worden uitgevoerd.

Nr. 65 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 15

In het voorgestelde artikel 72bis, de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. In § 1, 5º, tussen de woorden « unieke » en « streepjescode », het woord « sequentiële » invoegen.

B. In § 1, een 7º toevoegen, luidende :

« 7º voor 31 januari van ieder jaar aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het instituut de reclame-uitgaven meedelen die voor elk van de vergoedbare farmaceutische specialiteiten het jaar tevoren zijn gedaan ».

C. In het eerste, het tweede, het derde en het vierde lid van § 2, het woord « onderneming » telkens vervangen door het woord « aanvrager ».

D. In het eerste lid van § 2, het woord « terugbetaalbare » vervangen door het woord « vergoedbare ».

E. In het vierde lid van § 2, het woord « vergoedbaarheid » vervangen door het woord « lijst ».

Verantwoording

Indien men controle wil uitoefenen op het afleveren van de geneesmiddelen moet elke verpakking van elk geneesmiddel een apart rangnummer hebben en moet dit rangnummer telkens kunnen worden gecontroleerd. Dit is van belang met het oog op de traceerbaarheid van het geneesmiddel, met implicaties op vlak van volksgezondheid, sociale zaken en de fiscaliteit. Door een unieke en sequentiële code kan op elk moment worden nagegaan aan welke patiënten een bepaalde verpakking van een bepaald geneesmiddel werd afgeleverd.

Inzake volksgezondheid kan dit bijvoorbeeld van belang zijn indien een bepaald probleem wordt gemeld met betrekking tot een geneesmiddel. Bovendien kan met het oog op een correct terugbetalingsbeleid alleen zo worden vermeden dat een bepaald geneesmiddel dat niet werd afgeleverd toch wordt doorgerekend aan de ziekteverzekering en of bijvoorbeeld de correcte verpakking werd aangerekend. Met behulp van Farmanet kan deze controle worden uitgevoerd.

Om een beter beeld te hebben van de uitgaven die de farmaceutische firma's doen voor de reclame van hun producten ten aanzien van de beroepsbeoefenaars (de enige categorie ten aanzien van wie reclame voor vergoedbare geneesmiddelen toegelaten is) dient de aangifte ervan in de lijst van verplichtingen te worden opgenomen.

In § 1 wordt gesproken over de « aanvrager », niet over de « onderneming ». Men kan in § 2 er dan ook niet naar verwijzen.

De twee andere wijzigingen zijn ingegeven door het streven naar eenvormigheid in de terminologie, zoals aanbevolen door de Raad van State.

Nr. 66 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 15

In § 2 van het voorgestelde artikel 72bis de woorden « commercialiseert op de Belgische markt » vervangen door de woorden « op de Belgische markt brengt ».

Verantwoording

De Raad van State stelde in haar advies (blz. 156 van stuk nr. 1322/1) dat men in het ontwerp de woorden « op de Belgische markt commercialiseren » dient te vervangen door « op de Belgische markt brengen ». Bij de amendering heeft de regering geen rekening gehouden met dit advies.

Nr. 67 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 16

In het voorgestelde artikel 77bis de woorden « artikel 35bis, § 9, tweede lid » vervangen door de woorden « artikel 35bis, § 10, tweede lid ».

Verantwoording

De verwijzing is verkeerd.

Nr. 68 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 17

In het onder het 2º voorgestelde negende lid van artikel 165 de volgende wijzigingen aanbrengen :

A. in de eerste zin worden tussen de woorden « anderzijds » en « de evaluatie » de woorden « beleidsinformatie ten behoeve van de bevoegde overheid ter beschikking stellen, onder meer om » toevoegen;

B. na de eerste zin een zin invoegen die luidt als volgt :

« Onder toezicht op voorgeschreven en gefactureerde verstrekkingen wordt onder meer verstaan : de controle bedoeld in artikel 35bis, § 9, tweede lid. Hiertoe kunnen de gegevens worden meegedeeld aan de dienst voor geneeskundige controle met het oog op het uitvoeren van haar opdrachten bedoeld in artikel 146, vierde lid. »

Verantwoording

De doelstellingen van Farmanet moeten duidelijker gesteld worden. De huidige omschrijving van de doelstellingen is te eng om toe te laten dat de informatie die Farmanet zal opleveren ook gebruikt kan worden om een doelmatig beleid te voeren.

Een verduidelijking van wat onder « toezicht op voorgeschreven en gefactureerde verstrekkingen » moet worden verstaan, is vereist. Artikel 146, vierde lid, bepaalt dat de verzekeringsinstellingen de dienst voor geneeskundige controle kunnen vragen om vaststellingen over overtreding van wetgeving en reglementen te onderzoeken. Artikel 156, lid 2, bepaalt dat de beperkte kamers uitgaven kunnen terugvorderen van de zorgverleners voor verstrekkingen die niet overeenkomen met de wettelijke en reglementaire bepalingen. Voor bovengenoemde controles kan gebruik worden gemaakt van de gegevens opgenomen in Farmanet.

Nr. 69 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 16

In het voorgestelde artikel 77bis de woorden « artikel 35bis, § 9, tweede lid » vervangen door « artikel 35bis, § 10, tweede lid ».

Verantwoording

De verwijzing is verkeerd.

Nr. 70 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 17

In het onder het 2º voorgestelde negende lid van artikel 165, worden volgende wijzigingen aangebracht :

A. in de eerste zin worden tussen de woorden « anderzijds » en « de evaluatie » de woorden « beleidsinformatie ten behoeve van de bevoegde overheid ter beschikking stellen, onder meer om » toevoegen;

B. na de eerste zin wordt volgende bepaling ingevoegd :

« Onder toezicht op voorgeschreven en gefactureerde verstrekkingen wordt onder meer verstaan : de controle bedoeld in artikel 35bis, § 9, tweede lid. Hiertoe kunnen de gegevens worden meegedeeld aan de dienst voor geneeskundige controle met het oog op het uitvoeren van haar opdrachten bedoeld in artikel 146, vierde lid. »

Verantwoording

De omschrijving van de doelstellingen van Farmanet is te eng om toe te laten dat de informatie die Farmanet zal opleveren ook kan worden gebruikt om een doelmatig beleid te voeren. De evaluatie van de medische praktijk is slechts een voorbeeld van een mogelijk gebruik van Farmanetgegevens voor beleidsdoeleinden maar mag niet de enige mogelijke toepassing zijn op dit vlak. Een ander voorbeeld dat momenteel niet past binnen de omschrijving van de doelstellingen zou kunnen zijn : het gebruik van de gegevens om de criteria vast te stellen inzake financiële verantwoordelijkheid voor de toepassing van de ziekteverzekering.

Een tweede wijziging moet verduidelijken wat onder « toezicht op voorgeschreven en gefactureerde verstrekkingen » moet verstaan worden. Artikel 146, vierde lid, bepaalt dat de verzekeringsinstellingen de dienst voor geneeskundige controle kunnen verzoeken om vaststellingen inzake overtreding van de wetgeving en reglementen te onderzoeken. Artikel 156, tweede lid, bepaalt dat de beperkte kamers uitgaven kunnen terugvorderen van de zorgverleners voor verstrekkingen die niet conform de wettelijke en reglementaire bepalingen zijn bevonden. De wijziging strekt ertoe geen twijfel te laten bestaan over het feit dat voor bovengenoemde controles gebruik kan worden gemaakt van de gegevens opgenomen in Farmanet. Wanneer het respecteren van de vergoedingsvoorwaarden voor bepaalde geneesmiddelen niet meer a priori maar a posteriori zal worden gecontroleerd, zullen de gegevens van Farmanet de enige basis zijn om onregelmatigheden op dit vlak vast te stellen.

Nr. 71 VAN DE HEREN VANDENBERGHE EN D'HOOGHE

Art. 20

Dit artikel doen vervallen.

Verantwoording

Deze aanvullende heffing vanaf 2002 ingeval van overschrijding van het globale budget is reeds voorzien bij de vorige programmawet van januari. De bevoegdheid daartoe werd door artikel 69, § 5, aan de Koning toegekend. Dit nieuwe artikel voegt hier niets aan toe ­ het percentage van de heffing kan nog niet worden bepaald. Bovendien doet het voorschot van 1 % de vermindering van 4 % naar 3 %, zoals voorzien in artikel 19 teniet.

Hugo VANDENBERGHE
Jacques D'HOOGHE.