2-5com

2-5com

Commissie voor de Sociale Aangelegenheden

Handelingen

DINSDAG 12 JUNI 2001 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van mevrouw Mia De Schamphelaere aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «de begeleiding bij de terbeschikkingstelling van de noodpil» (nr. 2-499)

Vraag om uitleg van de heer Patrik Vankrunkelsven aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «de noodpil» (nr. 2-502)

Vraag om uitleg van de heer Jacques Devolder aan de minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu over «de noodpil» (nr. 2-503)

De voorzitter. - Ik stel voor deze vragen om uitleg samen te voegen. (Instemming)

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). - Het stemt me tevreden dat we over dit onderwerp ook in het Parlement kunnen discussiëren. Het debat wordt op maatschappelijk vlak immers al enkele maanden gevoerd, ook in andere Europese landen, maar pas nu, na het verschijnen van het koninklijk besluit, kunnen we de minister ondervragen en controlerend optreden.

Sta me toe eerst enkele algemene beschouwingen naar voren te brengen, daarna de minister te ondervragen over de motivatie en binnen welke aspecten van het gezondheids- en preventiebeleid zij de noodpil kadert, om ten slotte een voorstel van onze fractie te formuleren.

Ik hoop dat het debat over commerciële verdenkingen kan worden overstegen. Enerzijds kunnen huisartsen die pleiten voor begeleiding via een raadpleging er gemakkelijk van worden verdacht alleen aan hun geldbeugel te denken. Anderzijds is er de aanvraag van bijna een jaar geleden door de farmaceutische industrie, meer bepaald door het laboratorium Piette, om de noodpil te verstrekken zonder medisch voorschrift.

Het commerciële debat kunnen we dus achter ons laten en ons toespitsen op het gegeven dat de noodpil een noodpil moet blijven en op de vraag hoe noodsituaties zoveel mogelijk kunnen worden vermeden.

Wij menen niet dat de noodpil een absolute topper zal worden en dat de nieuwe farmaceutische uitvinding na enkele jaren commercieel sterk zal staan. Evenmin menen wij dat elke jonge vrouw zo'n pil op zak moet hebben. Wij willen er daarentegen voor zorgen dat noodsituaties zoveel mogelijk worden vermeden.

Welke zijn onze bezorgdheden?

In de eerste plaats is er de puur medische bezorgdheid. De minister heeft het koninklijk besluit moeten uitvaardigen als een uitzondering op de algemene reglementering dat voor het verkrijgen van hormonale producten steeds een voorschrift vereist is. Weliswaar is de noodpil een lichtere versie van de vroegere heel zware morning-afterpil, maar nog steeds gaat het om de inname van hormonen. Het is een medische plicht overbodige inname van hormonen te voorkomen. Een medische raadpleging kan dus nuttig zijn, onder meer om meer uitleg te bekomen en de vruchtbaarheidscyclus beter te kunnen inschatten.

Aan het gebruik van de noodpil is ook een psychologisch aspect verbonden. Moet iemand die in paniek is of bang een toonbankbehandeling krijgen? Vormt een gesprek in een discrete ruimte geen betere opvang? Wij weten dat we meestal niet de enige aanwezige klant zijn in de apotheek.

Er is ook het aspect van de preventieve bezorgdheid. Als we ervan uitgaan dat de noodpil geen normale anticonceptie is, moeten de partijen beter worden voorbereid en moet er op worden gewezen dat het om een gezamenlijke verantwoordelijkheid gaat, dus niet alleen van vrouwen of meisjes, maar ook van mannen of jongens.

Uiteraard houdt dit onderwerp ook verband met de aidspreventie. Wij moeten bijgevolg tot een beter preventief gedrag komen.

Ten slotte is er het pedagogisch aspect. We moeten de ontwikkeling van de jongeren respecteren en ze aanspreken volgens hun leefwereld. Vaak denken volwassenen dat jongeren in het aards paradijs leven, dat het gaat over "wriemeltje piemeltje", zoals ik in een krant las, en dat hun seksualiteit romantisch en vol tederheid verloopt. Dat is niet zo. Uit het diepgaand enquêteverslag van Chi Kwadraat van de maand maart blijkt immers dat 10% van de seksueel actieve jongeren vinden dat ze tot seks gedwongen worden. Wij mogen dan ook niet blind zijn voor de brutaliteit, de sociale druk, het gebrek aan zelfvertrouwen en het negatief zelfbeeld. Wij moeten de jongeren steunen in een positieve relatievorming en ons bij seksuele voorlichting niet beperken tot technische uitleg en veilige vrijtechnieken omdat dit over hun hoofden heen gaat. Wij moeten hun gevoelens aanspreken en durven spreken over genegenheid en respect voor elkaar.

Hoe kadert de minister de uitzonderingsmaatregel in het gezondheids- en preventiebeleid? Hoe is de besluitvorming tot stand gekomen? Wie was erbij betrokken? Werden de huisartsen uitdrukkelijk geraadpleegd?

Sta me toe ook te wijzen op een ongerijmdheid in de bijsluiter van Norvelo. Deze vermeldt dat het ten zeerste aangewezen is een arts te raadplegen en waarschuwt voor een aantal bijwerkingen.

Het verband met het aidspreventiebeleid is zonder meer duidelijk.

De apothekersverenigingen hebben zich geëngageerd tot het verstrekken van alle nodige medische toelichting, maar welke garanties werden ingebouwd dat een echt gesprek plaatsvindt en dat een overbodige inname van de pil wordt vermeden? We vrezen dat het bij het discreet pakket met schriftelijke informatie en enkele woorden over de toonbank zal blijven.

Het is niet consequent dat een raadpleging niet nodig zou zijn omdat het om een noodsituatie gaat waarbij het tijdsaspect van belang is of omdat de drempel om bij de huisarts langs te gaan bij jongeren te hoog ligt, maar dat een raadpleging wel nodig blijft om een eenvoudig anticonceptiemiddel te kunnen krijgen.

Er moet dan ook werk worden gemaakt van een betere toegankelijkheid van de huisarts voor jongeren, niet alleen als ze zich in een crisissituatie bevinden, maar ook bij mishandeling of misbruik. In een aantal steden is dat het geval, onder meer via de JAC's en de studentenartsen, maar waarom is een gratis raadpleging van de huisarts niet mogelijk voor alle jongeren? Een minderjarige die een huisarts wil raadplegen mag niet worden geconfronteerd met een financiële drempel noch met gebroken vertrouwen omdat de terugbetaling alleen langs de mutualiteit van de ouders kan plaatsvinden.

We stellen voor de raadpleging voor jongeren gratis te maken via een systeem van derde betaler en willen ervoor zorgen dat de noodpil, alleen verstrekt in noodsituaties, volledig gratis bij de huisarts kan worden verkregen, zoals nu reeds het geval is bij jongerenadviescentra.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Ook ik wil mijn bekommernissen uiten over het vrij ter beschikking stellen van de noodpil. Op deze beslissing zijn heel wat reacties gekomen, onder meer van artsen en huisartsen. Over hen werd in de pers soms nogal denigrerend gedaan, hoewel hun uitspraken vaak zijn ingegeven door een grote bezorgdheid.

Ik kan voor een stuk akkoord gaan met het initiatief van de minister, waarbij zij een zekere logica volgt. In bepaalde noodsituaties is het inderdaad belangrijk dat de noodpil zeer gemakkelijk beschikbaar is en we moeten ootmoedig toegeven dat een ommetje langs de huisarts een bijkomende drempel betekent voor mensen die al in een moeilijke situatie zitten. In dat opzicht steun ik dan ook de vrije beschikbaarheid van de noodpil. De voornaamste doelstelling van de maatregel is het aantal tienerzwangerschappen en abortussen te reduceren. Dit is een eerbaar motief, maar we moeten oppassen dat de maatregel niet een aantal andere problemen veroorzaakt. Daarom begrijp ik het verzet van de artsen. Ze wijzen erop dat zo'n noodsituatie moet worden aangegrepen om het probleem van de anticonceptie bespreekbaar te maken. Niemand zal dat tegenspreken. Het gevaar bestaat dat, wanneer de noodpil vrij en goedkoop beschikbaar is, jongeren het gebruik ervan als een evidentie gaan beschouwen. De pil is gemakkelijk te krijgen en ook de ouders moeten niet noodzakelijk op de hoogte worden gebracht. Het gevaar is reëel dat door gewenning de noodpil uiteindelijk als een gewone vorm van anticonceptie wordt gezien. Artsen zijn er ook over bezorgd dat ze vaak zal worden gebruikt zonder dat het eigenlijk nodig is zoals dat het geval is met de morning-afterpil. De apothekers kregen wel een overzicht van alle situaties waarin de noodpil wel en niet moet worden gebruikt, maar het is een illusie te denken dat zij het hele tijdschema van het gebruik met de betrokkene zullen overlopen. Dat vraagt zeker een kwartier en ik verzeker u dat geen enkele apotheker in de praktijk die tijd zal vrijmaken.

De heer Jacques Devolder (VLD). - Ik heb hier een betere versie van wat u ons toont.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Ik heb dezelfde versie, alleen zonder kleurtjes. Ik daag de heer Devolder uit om aan zijn toonbank dit hele verhaal met een patiënt te overlopen.

De heer Jacques Devolder (VLD). - Ik zou dat niet aan mijn toonbank doen, maar in mijn bureau.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Oké, maar een apotheker is daarvoor niet opgeleid. Ik wil niets afdoen aan de kwaliteiten van mijn collega's paramedici, maar het is niet eerlijk de illusie te wekken dat dit soort gesprekken in een apotheek zal worden gevoerd. Ook het juiste gebruik van de noodpil is niet altijd evident. In bepaalde situaties zijn er risico's aan verbonden, al wil ik deze hier zeker niet overdrijven. Een apotheker kan onmogelijk volledige informatie geven over het gebruik van de noodpil zodat de inbreng van een arts noodzakelijk is. Het is een illusie te denken dat de complexiteit van het seksueel handelen op enkele minuten tijd in een publieke ruimte kan worden besproken. Tenzij het de bedoeling is van de minister de apothekers plots ook een aantal medische opdrachten te geven, waarvoor ze de facto niet zijn opgeleid. Als dat het geval is, moet dat worden gezegd en moet de apothekers in hun opleiding en bijscholing bepaalde diagnostische en therapeutische interventies worden bijgebracht.

De fundamentele vraag is of de volgende opties verenigbaar zijn: moet de noodpil enerzijds laagdrempelig ter beschikking worden gesteld en moet er anderzijds een medische begeleiding worden geboden? In verband met het eerste aspect is de maatregel te begrijpen, in verband met het tweede aspect biedt de maatregel onvoldoende garanties. Daarom doe ik enkele suggesties.

De apotheker wordt nu op geen enkele manier verplicht informatie over de noodpil mee te geven. Er is de bijsluiter zoals die bestaat voor elk geneesmiddel en er is een informatiepakket in een mooi plastic mapje dat de apotheker apart moet aanvragen, al weet ik niet bij welke instantie.

Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Bij de grossier waar hij de noodpil bestelt.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Ik vraag mij af of hij over enkele jaren nog al die moeite zal doen. De apotheker kan de noodpil ook zonder informatiepakket bestellen. Ik dring er dan ook op aan hem ten minste te verplichten het informatiepakket mee te geven wanneer de noodpil wordt afgeleverd zonder voorschrift.

Ik heb het informatiepakket opgevraagd en bij het openmaken van het plastic mapje vielen er vier boekjes uit. Een klein boekje van de firma zelf, een iets groter boekje met informatie over de pil en nog twee andere over aids en anticonceptie in het algemeen. Op zichzelf is de informatie in deze verschillende brochures nuttig en meestal ook correct. Denken dat dit in een noodsituatie zal worden gelezen, is echter een illusie. Denken dat patiënten, die vaak al minder goed geïnformeerd of opgeleid zijn, zich de moeite zullen getroosten de vier boekjes te lezen, waarvan de logica en het onderling verband eigenlijk totaal zoek is, is pas een illusie van formaat. Wie dat denkt, wiegt zichzelf in slaap. Wie de extreme communicatie van minister Vogels, "blabla boemboem" en wat weet ik nog allemaal, vergelijkt met de ontoegankelijkheid van deze informatie, kan alleen maar besluiten dat de eenvormigheid in ons preventiebeleid ver zoek is. Het gaat om twee uitersten. Ik dring aan op één toegankelijke, begrijpelijke brochure die verplicht door de apotheker wordt afgeleverd en die ten minste op het titelblad de noodzakelijke informatie geeft, zodat de patiënten niet door tientallen bladzijden op zoek moeten gaan naar de essentiële informatie bij het gebruik van de noodpil. Op dit punt is de maatregel een gemiste kans.

Ik stel ook voor meer positieve stimuli te geven om na het bezoek aan de apotheker toch nog een arts te raadplegen. Wie de moed heeft alle brochures te lezen, vindt ergens wel de raad een arts te raadplegen, maar dit mag duidelijker worden meegedeeld en er moeten op dit vlak bijkomende initiatieven worden genomen. Ik heb twee concrete voorstellen.

Aangezien het gaat om jongeren die in een noodsituatie verkeren moet het bezoek aan een huisarts volledig gratis zijn en moet ervoor worden gezorgd dat ze geen beroep moeten doen op de mutualiteit van hun ouders. Soms gebeurt het dat twee jonge mensen op consultatie komen en vragen om geen attest voor de mutualiteit te schrijven. Ik meen dat de meeste artsen dan wel sociaal genoeg zijn om een voor die jonge patiënten een goede regeling te treffen. Het moeten terugvorderen van het remgeld is vaak een drempel, want dan zijn de ouders op de hoogte van wat er gebeurd. Een gratis consultatie moet in ons systeem perfect mogelijk zijn, vooral omdat er een goede samenwerking is tussen de ministers van Volksgezondheid en Sociale Zaken.

Een mogelijkheid is ook dat de noodpil a posteriori wordt terugbetaald na een bezoek aan de huisarts. Dat is evenwel een minder goede oplossing omdat de gewone anticonceptiemiddelen beperkt of helemaal niet worden terugbetaald.

Tot daar een aantal suggesties om de maatregel te verbeteren, om te voorkomen dat het gebruik van de noodpil een gewoonte wordt en vooral om ervoor te zorgen dat de medische begeleiding en de informatie au sérieux worden genomen.

De heer Jacques Devolder (VLD). - Er is niets nieuws onder de zon. Begin van de jaren zeventig al stuurde toenmalig minister De Saeger - ere wie ere toekomt - een vulgariserende nota, die hem door zijn partij overigens niet in dank werd afgenomen, naar alle dokters, maar ook naar de apothekers, het verplegend personeel en de sociale werkers.

De invoering van de noodpil terugbrengen tot lobbying van farmaceutische firma's is verkeerd. Al dertig jaar bestaat er een morning-afterpil. Voor wie het zou interesseren, heb ik niet alleen recent informatiemateriaal bij mij, maar ook de brochure die dertig jaar geleden door minister De Saeger werd uitgegeven, en die zich bewust was van het maatschappelijk probleem. Dankzij de wetenschappelijke vooruitgang is de dosering van de noodpil vandaag veel lichter dan die van de morning-afterpil destijds. Voor alle duidelijkheid de noodpil is geen anticonceptiemiddel. Ze wordt gebruikt wanneer het voorbehoedsmiddel heeft gefaald of wanneer geen anticonceptiemethode werd toegepast.

Blijkbaar doet de noodpil veel vragen rijzen. Dat is niet zo verwonderlijk aangezien ze betrekking heeft op een maatschappelijk probleem. Ik was wel verwonderd over de manier waarop de vraag om uitleg was geformuleerd. Het klonk alsof de apothekers niet in staat zouden zijn informatie te verstrekken.

De CGSO's bestaan al vele jaren. Hoewel er altijd een arts aan zo een centrum verbonden is, wordt er dikwijls informatie verstrekt door een sociaal werker op basis van een informatiepakket dat soms te uitgebreid is, zodat het misschien niet wordt gelezen. In al die jaren dat ik apotheker was, heb ik noodsituaties meegemaakt waarbij ook maar minimale informatie werd verstrekt. Zo heb ik situaties meegemaakt waarin ik een patiënt in het weekend naar een onbekende dokter of spoeddienst moest sturen die ook niet te veel toelichting verschafte. Dat maar om te zeggen dat seksuele voorlichting niet alleen een zaak van artsen is. Ook paramedici kunnen die geven. Ik heb daarnet al het voorbeeld gegeven van de CGSO's.

Zonder de arts te willen uitsluiten, is het toch in deze problematiek de patiënt die bepaalt of hij in een noodsituatie verkeert. Ook de arts kan maar voortgaan op de informatie die de patiënt hem verstrekt en zelfs bij een bezoek aan de arts zal er niet altijd tijd zijn voor een labotest om te zien of het inderdaad om een noodsituatie gaat.

Ik vind wel dat als een vrouw de noodpil haalt bij de apotheker zij daarna een arts moet kunnen raadplegen, zodat het medicament kan worden terugbetaald.

Hoewel ik de maatregel steun, had ik toch graag van de minister vernomen waarop ze zich heeft gebaseerd om tot die conclusie te komen. Blijkt uit statistieken dat er problemen waren van beschikbaarheid, meer bepaald in het weekend? Is er een verschil tussen de steden en het platteland?

M. Philippe Monfils (PRL-FDF-MCC). - La position de Mme la ministre est évidemment digne d'intérêt. Nous la soutenons, sur le plan du principe et celui de la démarche.

La décision ministérielle présente un certain nombre d'avantages.

Tout d'abord, la pilule du lendemain constitue un moyen important de prévenir les grossesses non désirées et de faire face, notamment, à la croissance du nombre d'avortements chez les femmes de moins de vingt ans.

Même si la pilule est un moyen contraceptif largement utilisé en Belgique, il faut savoir que le taux d'avortements n'est pas pour autant plus faible que dans les pays voisins. Je rappelle, notamment, qu'en Finlande, la mise sur le marché de la pilule du lendemain a fait diminuer de près de moitié le nombre d'interruptions volontaires de grossesse.

Je voudrais, ensuite, signaler que dans notre pays, 2_ des filles de quatorze ans, 18_ des filles de seize ans et 34_ des filles de dix-sept ans utilisent la pilule contraceptive. C'est peu, quand on connaît l'âge des premières relations sexuelles... Ce matin encore, la RTBF évoquait le problème des viols collectifs, qui concernent des personnes de plus en plus jeunes ; c'est d'ailleurs également le cas de certaines unions prématurées.

Toujours sur le plan des statistiques, il faut également savoir que 41,8_ des femmes déclarent n'employer aucun moyen de contraception. En 1999, 13.937 avortements ont été pratiqués en Belgique, ce qui représente une moyenne de trente-huit par jour, dont près de 16_ sur des jeunes de moins de vingt ans.

Ces chiffres font réfléchir. Ils montrent que quelle que soit la banalisation - dans le bon sens du terme - de moyens de contraception, par exemple la pilule, ceux-ci ne touchent pas une certaine catégorie de la population. Je pense, notamment, aux jeunes qui ont, pour la première fois, une relation sexuelle, sans avoir jamais songé à prendre la pilule et qui se trouvent dès lors tout à fait démunis lorsque les choses tournent mal.

Cette solution est donc intéressante, en cas d'urgence, par rapport à une problématique que je viens d'exposer en quelques chiffres, par ailleurs vérifiables chez tous les bons auteurs, selon la formule consacrée.

Par ailleurs, la vente du produit en pharmacie - et pas uniquement chez le médecin - me semble une bonne initiative. Elle évite, en effet, aux jeunes concernés de devoir se procurer une ordonnance et d'affronter le médecin en craignant une réaction négative possible. D'une part, le recours à cette pilule du lendemain traduit évidemment une situation de crise. D'autre part, se pose le problème du délai. Si je ne m'abuse, les deux premières pilules doivent être prises dans un délai de septante-deux heures, et les deux suivantes, douze heures plus tard. Le fait de devoir, le lendemain de l'acte sexuel, se lancer désespérément à la recherche d'un médecin risque de faire perdre un temps précieux au jeune concerné et d'avoir un effet négatif sur l'efficacité du produit.

De plus, aucune femme n'est à l'abri d'un accident : oubli d'une ou de plusieurs pilules contraceptives, plaquette commencée en retard, etc. Des accidents peuvent donc survenir, même lorsqu'on a décidé de se protéger.

La pilule d'urgence présente un autre avantage : elle constitue une solution, dans les situations de détresse, pour un certain nombre de personnes qui n'ont, ni psychologiquement, ni financièrement, de facilités d'accès aux soins de santé. Nous savons que, quelles que soient les décisions prises en matière de sécurité sociale, de facilités, de maisons médicales, etc., une partie de la population se montre quelque peu rétive à une consultation régulière des acteurs de la santé.

Enfin, la pilule du lendemain représente, dans les situations d'urgence ou de détresse, une voie moyenne entre la grossesse non désirée et l'avortement. Je suis quelque peu surpris de constater que certaines personnes qui se sont déclarées opposées à l'avortement dans le passé se montrent maintenant hésitantes face à cette problématique.

J'en ai ainsi terminé avec les avantages de la pilule du lendemain.

Je me pose néanmoins des questions. La première d'entre elles, abordée par MM. Vankrunkelsven et Devolder, concerne la collaboration des pharmaciens. Il est important que ces derniers puissent délivrer cette pilule et que la délivrance de celle-ci soit, ainsi que le prévoit l'arrêté, l'occasion d'informer les femmes sur la contraception en général. La ministre a demandé à l'APB ou Association pharmaceutique belge, de rédiger l'information nécessaire et de la distribuer. Il y a toutefois un problème, madame la ministre : le système ne fonctionne pas encore. Je me suis livré, en la matière, à un petit sondage dans les pharmacies, à Bruxelles et dans plusieurs villes du Brabant wallon, bref, là où toutes mes collaboratrices se fournissent.

J'ai été fort surpris de constater que les pharmaciens n'ont, en général, encore rien reçu des documents dont nous venons de parler. De plus, le kit à commander pour les client(e)s doit l'être auprès de l'APB. Si les pharmaciens ne prennent pas l'initiative de téléphoner pour commander le nombre de kits qu'ils souhaitent avoir à leur disposition, rien n'est distribué. Ce qui est gênant, c'est que le produit est, depuis hier, en vente libre à la pharmacie et que la majorité des pharmaciens que nous avons contactés, hier en fin d'après-midi, ne disposent d'aucun matériel. Un pharmacien nous a dit avoir un kit, mais a ajouté qu'il préférait le garder plutôt que de nous le communiquer, au cas où un(e) client(e) le lui demanderait ! Je rejoins donc M. Vankrunkelsven sur ce point. D'une part, l'information devrait être globalisée, et non répartie en plusieurs petits documents ressemblant plus à de la publicité qu'à autre chose, ce qui incite le jeune à les jeter à la poubelle. D'autre part, il faudrait qu'à partir du moment où la vente libre est bien autorisée, tous les documents soient à la disposition des pharmaciens, sur le comptoir, de manière à ce qu'ils puissent être distribués de façon adéquate. Or, une carence est manifestement à déplorer à cet égard, puisque rien n'a été fait.

Pour revenir aux propos de M. Vankrunkelsven, les pharmaciens sont-ils formés pour ce faire ? Imaginez une jeune fille de 16 ans, affolée, demander la pilule du lendemain au milieu d'autres clients et le pharmacien l'informer sur les autres moyens disponibles ? C'est pratiquement impossible. Malgré leur bonne volonté, les pharmaciens ne pourront fournir que des informations limitées, pour des raisons commerciales. De toute façon, je ne pense pas que les jeunes femmes qui devront acheter ce produit le feront avec désinvolture.

Il est nécessaire de mener des campagnes d'information auprès des jeunes, mais en évitant le « syndrome de la cigarette ». En effet, plus on fait de campagnes contre les cigarettes, plus les jeunes fument. Il faut tenter de trouver un système pour expliquer aux jeunes l'existence d'autres possibilités et le danger d'utiliser la pilule du lendemain comme un contraceptif permanent, d'autant que certains problèmes se posent.

J'en viens d'ailleurs à la question relative à la non-toxicité. Je ne suis ni médecin ni pharmacien, mais je m'occupe depuis longtemps des problèmes bioéthiques. J'ai lu récemment dans la revue Le Généraliste du 30 mai 2001, un article d'un gynécologue et biologiste, professeur à la faculté de médecine de Tours qui estimait que ce produit n'était pas anodin. Ce genre de pilule est fortement dosée, près de 50 fois la dose d'une pilule contraceptive ordinaire, soit l'équivalent de deux tablettes mensuelles avalées en une fois.

Voilà pour la première fois. Mais si certains jeunes, ou moins jeunes, en viennent à considérer qu'ils peuvent parfaitement recourir à ce type de pilule tous les huit jours, que se passera-t-il ? A-t-on la certitude que ces hormones, à fortes doses, n'entraîneront pas de difficultés considérables ? Pour l'instant, on l'ignore. L'arrêté pris à ce sujet parle d'une « innocuité complète ». Tout dépend de la manière dont la pilule sera utilisée. J'y reviendrai dans mes conclusions, mais je voudrais que l'on soit attentif aux risques éventuels.

J'en viens à la question de savoir si cette pilule doit être délivrée en pharmacie uniquement ou plus largement. Pour l'instant, je ne suis pas favorable - pas plus que vous, madame la ministre - à une distribution automatique dans les écoles : il est trop tôt. En France, par exemple, il était tout récemment question d'une distribution gratuite dans les écoles, par le biais de l'infirmière sociale. Cependant, en l'occurrence, il s'agit de textes d'un protocole national sur l'organisation des soins et des urgences dans les écoles, etc. Je me réfère à une lettre de Ségolène Royal destinée aux proviseurs des lycées et principaux des collèges, lettre selon laquelle l'infirmière ou le médecin du collège ou lycée peut délivrer le Norvelo dans les cas d'extrême urgence et de détresse caractérisée. Il y est notamment précisé : « qu'il est également rappelé que ce moyen contraceptif ne saurait en aucun cas être un substitut à une contraception régulière et responsable. » Suivent toute une série de considérations relatives à la publicité. Je crois en effet que nous ne sommes pas actuellement en mesure de déterminer ce qui va se passer en ce qui concerne l'utilisation du Norvelo. Le distribuer dans les écoles ne me paraît pas indiqué. Par contre, il serait utile de réfléchir dès maintenant à la possibilité de dépasser le stade du pharmacien et d'élargir la distribution à une série d'intervenants sociaux et de santé IMS, infirmières sociales, centres de planning familial, entre autres. Une pharmacie est facilement accessible, mais recourir à un intervenant social implique une démarche. Ne pourrait-on faciliter les choses aux jeunes à ce niveau ? Les centres en question sont mieux armés au niveau psychosocial pour répondre à de telles demandes ; ils peuvent proposer un entretien psychologique. Je ne veux absolument pas empêcher que l'on en discute en pharmacie. Cependant, je me demande si on ne pourrait élargir la distribution de ce moyen de contraception, sans aller jusqu'à l'offrir dans les écoles, comme en France, où des conditions extrêmement restrictives sont néanmoins prévues.

Faut-il envisager la gratuité du produit ? Dans l'état actuel des choses, je pense que non. J'ai bien compris notre excellent collègue M. Vankrunkelsven. Selon moi, ce serait envoyer un message qui conduirait à banaliser le recours à ce produit, dont le prix n'est pas dissuasif, et pourrait avoir pour conséquence de diriger les gens vers une autre solution, avortement par exemple. Cependant, même peu onéreuse, le coût de la pilule devrait éviter un certain nombre de réactions opposées selon moi, à l'objectif visé. Je pense au stockage d'une certaine quantité de ce type de contraceptifs, lequel serait désastreux et irait à l'encontre du concept de départ, à savoir un remède de détresse et d'urgence et non un mode général de contraception. La gratuité totale ou le remboursement de ce produit par la sécurité sociale pourrait donner lieu à des mécomptes. Il convient dès lors de se montrer extrêmement prudent.

En conclusion, je suis favorable à la vente libre de la pilule du lendemain et à une délivrance plus large de ce produit via les intervenants sociaux et de santé que j'ai indiqués.

Je crois également qu'il faut engager une campagne efficace en la matière. Je ne reviendrai pas sur ce qu'a dit M. Vankrunkelsven, notamment en ce qui concerne les documents : il a tout à fait raison. Cependant, il faut que les intervenants, ainsi que ceux qui délivrent la pilule, disposent de documents sérieux et en nombre suffisant. Or, d'après les sondages que nous avons effectués, à Liège, à Bruxelles, à Tournai, dans le Brabant wallon et au Luxembourg, il est clair, pour l'instant, que tel n'est pas le cas. C'est une erreur. Si l'on estime qu'une information est nécessaire, il faut que celle-ci soit donnée au moment de la délivrance du Norvelo dans les pharmacies, voire préalablement.

Par ailleurs, il conviendrait de procéder régulièrement à une évaluation sérieuse et scientifique de l'évolution des choses, de façon à s'assurer, notamment, de l'innocuité du produit, même en cas d'usage répété, et à apprécier la manière dont ce produit est utilisé. Si d'ici un an, un an et demi, on constate que l'usage reste exceptionnel, que ce produit est pris pour ce qu'il est, à savoir non pas un moyen de contraception généralisé mais bien un remède utilisé dans les situations de détresse et d'urgence, on pourrait aller plus loin et envisager une distribution aux écoles, avec des restrictions, voire le remboursement de tout ou partie de ce produit. Pour l'instant, je n'y suis pas favorable. Attendons, par exemple, un an. Mme la ministre nous fera alors un rapport de la situation et nous aviserons. Si nous allions plus loin dès à présent, madame la ministre, ce serait donner un signal qui irait à l'encontre de votre souci et du nôtre.

Voilà les questions et remarques que je souhaitais formuler à ce sujet. Pour le reste, il est évident, Mme la ministre, que nous partageons le point de vue que vous avez exprimé et traduit dans votre arrêté.

M. Paul Galand (ECOLO). - Globalement, je partage les différents arguments et perspectives développés par M. Monfils.

Je voudrais insister sur le rôle du pharmacien. Je me réjouis que l'on essaie de revaloriser, dans une perspective de santé publique, la place de l'officine. Il est temps que l'on dégage le travail des pharmacien d'aspects plus commerciaux. Les pharmaciens ont suivi de longues études et ils ont une mission de santé publique qui gagnerait à être revalorisée.

Dans la foulée, je me pose des questions sur l'aménagement des locaux de la pharmacie : si des femmes doivent venir exposer un problème, demander des explications, elles doivent pouvoir le faire en toute confidentialité. À cet effet, il conviendrait d'envisager de toute urgence, par voie de concertation avec les pharmaciens ou dans le cadre de circulaires, l'aménagement d'une partie de la surface publique des locaux.

On pourrait également prévoir de développer davantage les aspects « prévention » et « information » au cours de la formation des pharmaciens et des assistants en pharmacie.

J'en viens à l'élargissement des lieux d'accessibilité. Les centres de planning me paraissent l'endroit le plus indiqué pour faciliter l'accès à cette pilule. Cela relève d'ailleurs de leurs missions. Pour l'instant, je n'irais certainement pas plus loin.

En ce qui concerne la conception des messages d'information au public, je regrette que l'on ne fasse pas plus souvent appel aux sociétés scientifiques de médecine générale.

C'est là que se trouvent les médecins de première ligne capables de transmettre leurs compétences sur la façon d'élaborer et de transmettre des messages adaptés. Il faut demander aux sociétés scientifiques de médecine générale et aux associations de pharmaciens de réaliser un projet de message et de formulation adapté.

Cela permettrait de rester dans la logique du premier échelon que vous développez en matière de santé publique, madame la ministre. On inclut et on revalorise la pharmacie et l'on veille à assurer une bonne communication. Le message est un renvoi vers ce premier échelon qu'est le médecin généraliste.

Un dernier mot sur le suivi scientifique. Il est important que nous soyons informés, après un certain temps, de l'évolution de la situation au point de vue épidémiologique. L'institution dont la mission est d'assurer ce suivi est l'Institut supérieur de Santé publique. Il ne faut pas multiplier les organes chaque fois qu'une nouvelle problématique apparaît ou faire appel à d'autres intervenants. L'Institut supérieur de Santé publique devrait, dans un certain délai, être capable de transmettre les données du suivi de la situation, notamment aux différentes commissions parlementaires concernées.

Mme Magda Aelvoet, ministre de la Protection de la consommation, de la Santé publique et de l'Environnement. - Je voudrais, tout d'abord, m'attarder quelque peu sur les questions posées quant au danger éventuel pour la santé que pourrait représenter cette pilule.

Je tiens à attirer l'attention de l'ensemble des commissaires sur le fait que je n'ai évidemment pas pris cette décision à la légère. J'ai, comme il se doit lorsqu'il s'agit de mettre un nouveau médicament sur le marché, adressé une demande à la commission des médicaments, composée de médecins, de professeurs d'université, de spécialistes, etc. Cette commission a rendu, voici déjà plusieurs mois, un avis tout à fait clair en la matière. Compte tenu des changements intervenus quant à la composition de cette pilule et de l'évolution constatée dans plusieurs États européens, la commission ne juge pas nécessaire de soumettre l'achat de ce médicament à une prescription médicale.

Force est donc, par ailleurs, de constater que plusieurs États européens - la France, la Finlande, la Suède, la Grande-Bretagne, etc. - ont déjà pris la décision de ne plus rendre la prescription médicale obligatoire.

Comme l'indique le petit livret d'accompagnement, par ailleurs fort bien conçu, hormis certains effets secondaires possibles, le produit ne présente aucun danger. Cette pratique, déjà en cours depuis trois ans en Angleterre, est un peu plus récente en France. Or, en dépit du suivi sérieux dont le dossier fait l'objet, aucun problème consécutif à la prise de ce médicament n'a, à ce jour, été signalé.

J'en viens au deuxième point.

Zoals de heer Vankrunkelsven opmerkt, gaat het om een keuze. De noodpil is een medicament dat een zwangerschap verhindert op een daarvoor nog geschikt moment. De noodpil is er voor de noodsituatie die het gevolg kan zijn van een onbeschermde vrijpartij, maar ook van een ongelukje, zoals het scheuren van een condoom. Het is geen abortieve pil.

Het element tijd speelt in die noodsituatie een belangrijke rol. Binnen de 72 uur moet de pil worden ingenomen. Binnen die tijdspanne een arts vinden kan een complicatie vormen. In al de landen waar de noodpil al beschikbaar wordt gesteld, is het uitgangspunt dat alles op alles moet worden gezet om het doel te bereiken, namelijk het aantal ongewenste zwangerschappen reduceren. De consequentie van die keuze is dat voordelen van andere werkwijzen, zoals een raadpleging van een dokter of een rustig gesprek, moeten wijken. Die voordelen wegen echter niet op tegen het enorme voordeel van een snelle beschikbaarheid, dat ongewenste zwangerschappen voorkomt.

Dat neemt niet weg dat we tegelijk voor de best mogelijke begeleidingsmaatregelen moeten zorgen, ook al zullen die nooit even goed zijn als in rustige omstandigheden mogelijk is. Dat is een van de redenen waarom we zolang met het koninklijk besluit hebben gewacht. Zoals bekend, is het advies van de geneesmiddelencommissie maanden geleden al verstrekt. Ook dat lokte toen in de media tal van reacties uit. Mevrouw De Schamphelaere vergist zich trouwens als ze beweert dat ik toen vragen van senatoren niet heb willen beantwoorden. Het is niet mijn stijl om me achter formele zaken weg te steken en om uitleg over een aangelegenheid te weigeren omdat ze nog niet aan uitvoering toe is. Zo gedraag ik mij niet ten aanzien van parlementsleden.

Wat hebben we al die maanden dan gedaan? Aan de ene kant kwamen er signalen van mensen op het terrein die vonden dat de noodpil er zo snel mogelijk moest komen. Een grote campagne konden we toen onmogelijk opstarten. We hadden daarvoor geen middelen uitgetrokken en bovendien had een andere campagne pas veel aandacht gekregen, nota bene de campagne van Vlaams minister Vogels die precies de nadruk wilde leggen op `Eerst praten, dan seks hebben'. In de gegeven omstandigheden hebben we de zaak in de eerste plaats ter sprake gebracht op de interministeriële conferentie van de ministers van Volksgezondheid, zodat de diverse gemeenschappen tijdig geïnformeerd werden over de campagne die zou volgen. Minister Vogels en minister Maréchal hebben daar gezegd dat ze een nieuwe campagne ter voorkoming van ongewenste zwangerschappen bij jongeren op het oog hadden.

In die context vonden wij het aangewezen om een campagne op te zetten waarin de apothekers een cruciale rol zouden toegewezen krijgen. Uiteraard vooral omdat ze permanent bereikbaar zijn. Bij een apotheek kan je altijd terecht, dag en nacht, zeven dagen op zeven, zowel in de steden als op het platteland. Tijdens de weekends zijn vele andere centra niet open, maar is er altijd een apotheker van wacht. Vele apothekers zeggen me dat ze de vraag naar dat soort pil vooral op zaterdag- en zondagochtend krijgen. Zeker op zondag staan de apotheken niet bomvol mensen, zodat het probleem van de informatieverstrekking er dan heel anders uitziet dan in de week. Bovendien telefoneert de patiënt meestal op voorhand en deelt hij dan al mee wanneer hij de medicatie komt halen. Als er toch al eens twee patiënten tegelijk in de apotheek staan is het voor de tweede een kleine moeite om te wachten tot de eerste weer buiten is. Ik heb in enkele apotheken, waaronder degene die ik normaal bezoek, bovendien kunnen vaststellen dat er wel degelijk een aparte zitruimte is waar je even rustig kan praten. Om al die redenen hebben we gekozen voor de apotheek als spilfiguur in de campagne.

Inzake het informatiematerieel ben ik het helemaal niet eens met de appreciatie die de heer Vankrunkelsven daarover geeft. Ik vind de beslissingsboog in de folder zeer duidelijk en uiteraard zal een ietwat ernstige apotheker de hele bundel niet beginnen lezen als hij de eerste keer om een noodpil wordt gevraagd. Dat doet hij lang op voorhand, zodat hij als het zover is, vlot zijn weg vindt in de informatie. Ik kan me niet inbeelden dat dit een belangrijk probleem is. Maar aangezien zoveel mensen me vertellen dat de informatie niet bij de apothekers is aangekomen, zal ik zeker nagaan wat daar het probleem is. De informatie is evenwel ook op de website van mijn departement te vinden, zodat alvast de veertig procent geïnformatiseerde apotheken die daar kan inzien.

Voorts is over het informatiemateriaal nog afgesproken dat er een grote voorraad aanwezig moet zijn bij elke grossier. Elke apotheker die daar het product bestelt, moet daar ook het informatiemateriaal kunnen krijgen. Ik bevestig nogmaals dat ik de apothekersbond zal meedelen dat ik uit diverse hoeken de opmerking heb gekregen dat de informatie op het ogenblik niet aanwezig is.

De heer Vankrunkelsven heeft wel gelijk dat het informatiezakje niet minder dan drie brochures bevat. Alleen til ik daar minder zwaar aan. Je moet geen psycholoog zijn om te weten dat wie voor dit probleem staat, eerst de brochure met de titel "De noodpil, wat, hoe en waarom?" zal doornemen. Daar kan je gif op innemen. Die brochure is bijzonder helder en toegankelijk opgemaakt. Op vier, vijf plaatsen verwijst die trouwens naar de huisarts. Bijvoorbeeld bij het punt "Waar is de noodpil te verkrijgen?" staat er: "De apotheker zal je zeker aanraden om in de loop van de week contact op te nemen met een (huis)arts om een gesprek te hebben over welk voorbehoedmiddel je in de toekomst wenst te gebruiken." Onder de hoofding "Kan ik de noodpil meer dan een keer gebruiken?", wordt eveneens naar de arts verwezen. Daar staat te lezen: "We raden je aan om meteen een afspraak te maken met een huisarts". Bij een ander punt lees ik: "Je moet kiezen voor een betrouwbaar voorbehoedmiddel. Als je niet zwanger wil worden, moet je een voorbehoedmiddel gebruiken. En om te weten welk middel bij jou past, kan je best een afspraak maken met een arts of met een centrum voor algemeen welzijnswerk, want niet alle voorbehoedmiddelen zijn even geschikt."

In de brochure wordt dus verschillende keren duidelijk vermeld dat een bezoek aan de arts is aangewezen en dat de noodpil geen routineanticonceptie mag zijn.

Sommigen vinden de brochure over de seksueel overdraagbare aandoeningen en het veilig-vrijenzakboekje te veel van het goede. Het was de bedoeling een informatiepakket samen te stellen dat inhoudelijk kwalitatief is. Er werd aan meegewerkt door artsen van wie sommigen werkzaam zijn in centra voor seksuele voorlichting.

Sommigen zeggen dat een apotheker niet gewoon is een gesprek te voeren over anticonceptie. Er zijn tachtig vormingsavonden voor apothekers gepland, waarvan er ondertussen een tiental hebben plaatsgevonden. Ik heb vernomen dat die avonden in een open en constructieve sfeer verlopen zijn. Het blijkt geenszins dat de apothekers een gesprek over anticonceptie een onoverkomelijk probleem vinden. De apothekers worden ertoe aangezet.

Uit informatie die ik heb gekregen over de praktijk in Groot-Brittannië, waar de langste ervaring bestaat met de noodpil, blijkt het volgende. Van de vrouwen die een noodpil komen halen, neemt slechts één op tien reguliere anticonceptie. Van de vrouwen die de noodpil hebben genomen is er één op twee overgestapt naar reguliere anticonceptie. Die informatie is voor mij een heel belangrijk element in mijn beleid in verband met de noodpil. Het is niet juist zomaar te beweren dat er gewenning kan optreden. Er zullen altijd mensen zijn die gekke kuren uithalen, maar de algemene tendens is dat gebruikers van de noodpil overstappen naar reguliere anticonceptie.

Ik zal er in ieder geval voor zorgen dat we goed geïnformeerd worden over hoe het systeem in de praktijk draait en over de eventuele problemen zodat we kunnen ingrijpen.

De noodpil terugbetalen zou een verkeerd signaal zijn. Driehonderd vijftig frank is geen onoverkomelijk bedrag, zelfs niet voor jongeren. De terugbetaling zou een aanmoediging zijn om de noodpil te nemen, aangezien de gewone pil nauwelijks wordt terugbetaald.

Om de voordelen van de noodpil te combineren met zo weinig mogelijk nadelen - en die zijn er ook - moet er een zekere beheersing van deze materie tot stand komen. Alle begin is moeilijk. De voordelen van de noodpil wegen ruimschoots op tegen de nadelen van het niet tijdig innemen ervan.

Volgens berekeningen blijkt dat op 1000 gevallen van inname van de noodpil, er 35 ongewenste zwangerschappen worden voorkomen. Dat vind ik een heel belangrijk gegeven. Ook het cijfer dat de heer Monfils heeft aangehaald in verband met de halvering van de jeugdzwangerschappen in Finland, is overtuigend.

Ik wil mijn beleid in verband met de noodpil een kans geven. Ik zal er zeker voor zorgen dat ik een zicht krijg op de praktijk en als er aanpassingen nodig blijken, dan zal ik daar zeker open voor staan.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Ik heb geen antwoord gekregen op mijn opmerking dat het informatiepakket, al dan niet vereenvoudigd, verplicht zou moeten worden meegegeven door de apotheker.

De minister heeft me ook niet kunnen overtuigen dat de apotheker in staat zal zijn om het ingewikkelde schema uit de brochure toe te passen, maar daarover zal ik niet verder discussiëren.

Ik heb een motie opgesteld over de verplichting om het informatiepakket af te leveren. Dat mag niet vrijblijvend gebeuren. Bij alle medicatie is de aanwezigheid van een bijsluiter verplicht. Het is onbegrijpelijk dat het geven van informatie niet verplicht zou zijn wanneer het gaat om een precaire situatie. In mijn motie stel ik voor dat deze verplichting zou worden opgenomen in het koninklijk besluit over de noodpil of dat in de ministeriële besluiten er een restrictievere informatieverplichting wordt bepaald.

Ik begrijp de opmerking van de minister dat de terugbetaling van de noodpil een omgekeerd effect kan teweegbrengen. Ik stel wel voor om het bezoek aan de huisarts te bevorderen door een positieve stimulans te geven. Het bezoek van jongeren aan de huisarts voor een gesprek over anticonceptie nadat ze een noodpil bij de apotheker hebben gevraagd, moet worden terugbetaald.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). - De minister beklemtoont dat het tijdsaspect bij het gebruik van de noodpil het belangrijkste element is in haar beslissing. We kunnen ons gezondheidssysteem echter niet zomaar vergelijken met dat van andere Europese landen en zeker niet met dat van Groot-Brittannië. Ons land beschikt over een zeer dicht netwerk van huisartsen, die dag en nacht en in het weekend ter beschikking staan. Op het vlak van bereikbaarheid is er helemaal geen verschil tussen een apotheker en een huisarts. Voor de jongeren is er wel een financiële drempel en bestaat de vrees voor een niet-discrete behandeling indien de terugbetaling via de mutualiteit van hun ouders verloopt.

Het is inconsequent dat men aan jongeren het beeld wil meegeven dat de noodpil bestaat voor noodsituaties en geen gewone vorm van anticonceptie is terwijl ze vrij via de apotheek kan worden verkregen en voor het bekomen van de gewone anticonceptiemiddelen een doktersbezoek vereist is. Is het niet aangewezen te werken aan een betere toegankelijkheid van een medische consultatie voor de jongeren? Dat is niet alleen belangrijk in een crisissituatie in verband met anticonceptie. Er bestaat ook een crisissituatie wanneer jongeren worden mishandeld op seksueel, fysiek of psychologisch vlak en daarbij een arts willen raadplegen. Dat is nu moeilijk voor hen.

Gratis raadplegingen mogen niet alleen mogelijk zijn in studentensteden of steden met jongerenadviescentra.

De minister antwoordt dat al veel werd geïnvesteerd in de vaardigheid van de apotheker en dat opvolgingscursussen zullen worden ingericht. Uit de vaststelling dat hierin moet worden geïnvesteerd, blijkt dat het niet de gewone aanpak van de apotheker is om op een dergelijke manier met patiënten om te gaan.

Als toch een mooi informatiepakket wordt opgesteld, waarom geldt dan niet meteen de verplichting het aan de patiënt te bezorgen?

De heer Jacques Devolder (VLD). - Steeds weer hebben we het over communicatie. Minister De Saeger had het destijds zeer moeilijk met zijn achterban toen hij een publicatie wilde maken ten behoeve van dokters, apothekers, vroedvrouwen, maatschappelijk werkers en verpleegkundigen, omdat hij vond dat ze ruim de mogelijkheden van anticonceptie moesten kennen.

Laten we deze zaak niet overdrijven. Ik heb het in mijn eigen apotheek - in Sint-Kruis, een kleine deelgemeente van Brugge - eens laten nagaan door mijn medewerker: als we een keer per week zo een noodgeval hebben, dan is het veel.

Er wordt gezegd dat er onvoldoende informatie is. Ik heb alle informatie op dat vlak eens verzameld, ook de meest recente. De VUB en de CGSO's hebben er publicaties over en zelfs vanuit de regionale kringen van de beroepsorganisaties krijgen we geregeld informatie.

De dosering van de nieuwe pil die nu in België op de markt komt, is gebaseerd op een aanbeveling van de Wereldgezondheidsorganisatie. Het verwijt dat we lobbywerk doen voor de farmaceutische industrie is onterecht. Er is zelfs een nog veel goedkopere oplossing. Anticonceptiepillen zoals Microgynon, Neogynon en Stederil kunnen perfect als noodpil worden gebruikt, maar misschien zijn we op dat vlak niet communicatief genoeg geweest. De noodpil kost 350 frank, maar een magistrale bereiding ervan is voor de patiënt nog veel goedkoper. Collega Vankrunkelsven pleit voor de terugbetaling van het desbetreffende doktersbezoek. Terugbetaling is altijd mogelijk als de dokter maar een nomenclatuur vermeldt. Maak daar dus geen problemen rond.

Ik heb echter een suggestie voor de toekomst. Alle apotheken zijn uitgerust met informatica. Voor de noodpil is geen voorschrift meer vereist en normaal moet ze dus niet meer in het systeem worden ingevoerd. Ik stel voor dit wel te doen, maar dan anoniem, zodat er statistieken kunnen worden opgesteld en het gebruik van de noodpil over bijvoorbeeld een jaar kan worden geëvalueerd. Het is belangrijk de evolutie ervan te volgen met het oog op verdere communicatie. Communicatie kent immers een hoogtepunt, maar verzwakt na een tijdje, wanneer andere punten de aandacht vragen.

Laten we van dit alles dus geen drama maken en niet gaan zeggen dat het allemaal onbetaalbaar wordt. Zowel gehuwde koppels als jongeren hebben zo'n noodpil meestal tijdens het weekend nodig en waarschijnlijk hebben ze dan al veel meer dan 350 frank uitgegeven. Maar zoals ik al zei, het kan wellicht nog goedkoper. Misschien is op dat vlak de communicatie te kort geschoten

Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Over dat laatste punt had ik iets willen zeggen, maar ik ben het gewoon vergeten. Het gesprek met de apotheker moet wel degelijk plaatsvinden en daarbij aansluitend de verwijzing naar een arts.

Wat de informatiebrochure betreft, moeten we toch ook blijk geven van gezond verstand. Er is toch een verschil tussen een minderjarige en een vrouw van vijfendertig die een probleem heeft gehad met een gescheurd condoom. Die weet meestal wel wat ze moet doen. Als zo een vrouw een noodpil komt vragen bij de apotheker, willen we hem niet verplichten een informatiebrochure mee te geven. Vandaar dat we hebben afgezien van een algemene regel van verplichte informatieverstrekking.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - En de bijsluiter?

Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - Die zit toch bij elk medicament.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - De minister haalt hier een uitzondering als voorbeeld aan. In 95 procent van de gevallen is de informatiebrochure nodig. Het is toch niet erg dat het informatiepakket een keer te veel wordt meegegeven. De informatiebrochure niet verplicht maken omdat een vrouw van vijfendertig ze niet nodig heeft, is een absurde redenering. Waarom dan niet de bijsluiters halen uit de verpakkingen. Vele mensen kopen een geneesmiddel voor de zoveelste keer.

Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - De bijsluiter zit in de verpakking.

De heer Jacques Devolder (VLD). - Aangezien er bij elke noodpil een bijsluiter zit, kan het soms volstaan de informatiebrochure even te overhandigen of een fotokopie te laten nemen. We moeten ook niet denken dat de mensen al die informatie gaan lezen.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Als het informatiepakket belangrijk geacht wordt, dan moet het overhandigd worden. In 95 procent van de gevallen is het nodig. Het is dus niet fair een geval aan te halen waarvoor het informatiepakket overbodig is. Door geen verplichting op te leggen, riskeren we dat over een paar jaar het pakket maar in 50 procent van de gevallen wordt meegegeven.

Mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu. - We zullen zien.

M. Jacques Devolder (VLD). - We moeten toch ook wat relativeren. Het is niet omdat de mensen een informatiepakket krijgen dat ze dat ook gaan lezen. De bijsluiter is informatief genoeg en ik ben ervan overtuigd dat een apotheker in een vertrouwelijk gesprek de mensen alle informatie kan geven die ze nodig hebben. Zoals in elk beroep uitzonderingen zijn, zullen er ook apothekers zijn die op dat gebied te kort schieten.

De heer Patrik Vankrunkelsven (VU-ID). - Eigenlijk geeft de heer Devolder mij gelijk. Als er geen verplichting is om het informatiepakket mee te geven, riskeren we dat het steeds minder wordt meegegeven.

De voorzitter. - Mevrouw De Schamphelaere en de heer Vankrunkelsven hebben een motie ingediend die luidt:

"De Senaat,

Gehoord de vragen om uitleg van mevrouw De Schamphelaere en van de heren Vankrunkelsven en Devolder over "de noodpil",

Gehoord het antwoord van mevrouw Magda Aelvoet, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu,

Vraagt de minister het koninklijk besluit aan te passen en de toepassing ervan te verfijnen met het oog op een betere voorlichting en medische begeleiding.

Daartoe moet:

Mevrouw Pehlivan en de heren Devolder, Galand en Remans hebben een gewone motie ingediend.

-Over deze moties wordt later in de plenaire vergadering gestemd.

-Het incident is gesloten.

(De openbare vergadering wordt gesloten om 15.45 uur.)