2-136

2-136

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 12 JULI 2001 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Ontwerp van programmawet (Stuk 2-800) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

De heer Jacques D'Hooghe (CVP), rapporteur. - De programmawet werd voor de behandeling in de commissies verdeeld. Ik breng hierbij verslag uit over de artikelen die werden besproken in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. Die commissie heeft de haar toegewezen artikelen onderzocht op de vergaderingen van 26 en 27 juni en van 4 juli 2001. Het betreft de artikelen 17, 18, 24 tot 27, 30 tot 40, 51, 56 en 57.

De artikelen 17 en 18 handelen over het Participatiefonds. Ze strekken ertoe startleningen mogelijk te maken voor niet-werkende werkzoekenden die zich als zelfstandige vestigen of een onderneming wensen op te richten. Tevens wordt in financieringsmogelijkheden voorzien voor de opleiding en de begeleiding van die personen. Artikel 18 regelt de collectieve arbeidsverhoudingen zoals voorzien in de privé-sector.

De artikelen 24 en 25 hebben tot doel bij fusies en splitsingen van ondernemingen de fiscale voordelen verbonden aan dividenden van aandelen genoteerd op de beurs voor roerende waarden, te laten voortbestaan in de nieuwe juridische entiteiten. Het betreft een loutere correctie van de bestaande wetgeving terzake in het Wetboek van Inkomstenbelasting.

Artikel 26 strekt ertoe de samenstelling van de commissie die toezicht houdt op de verrichtingen van de Amortisatiekas te wijzigen. De ingreep is het gevolg van de privatisering van de ASLK. Het commissielid dat voorheen de ASLK vertegenwoordigde, wordt thans aangewezen door de Nationale Bank van België.

Artikel 27 bepaalt dat de Staat vanaf 1 juli 2001 de leningen overneemt die door de n.v. BELFIN onder staatswaarborg zijn gesloten ter financiering van de kapitaalparticipatie van de Staat in Sabena. Het is een louter begrotingsartikel, waarbij een gedebudgetteerde schuld wordt overgedragen naar de rijksschuld. Een lid wees erop dat artikel 27 een monocamerale bevoegdheid regelt als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. Naast het feit dat dienaangaande het advies van de Inspectie van Financiën niet is ingewonnen, wordt erop gewezen dat de Raad van State aangeeft dat het artikel niet tot de bevoegdheid van de Senaat behoort. Bijgevolg is artikel 27 incoherent met artikel 1 van voorliggend wetsontwerp en strijdig met de bepalingen van de Grondwet. Ook de juridische dienst van de Senaat is die mening toegedaan en meldt: "Mede in het licht van de verklaring van de gemachtigde van de minister die, als antwoord op de vraag tot verduidelijking van de Raad van State, afdeling Wetgeving, te kennen gaf dat het in voorliggend artikel gaat om een transfer tussen begrotingsartikelen, lijkt men te moeten besluiten tot de toepassing van de monocamerale wetgevingsprocedure".

Inzake telecommunicatie en post handelt een reeks artikelen over de bijzondere tarieven ten gunste van de politieke en de algemeen informatieve dagbladen, bepaalde informatieve weekbladen en bepaalde persagentschappen. Die dag- en weekbladen, alsook de journalisten, krijgen een prijsvermindering van 50% op hun telefoonabonnement. De Europese regelgeving acht die bepaling strijdig met de richtlijnen inzake de liberalisering van de telecommunicatiemarkt. Die reeks artikelen schaft thans het bijzonder tarief van de universele dienstverlening af en vervangt het door een nieuw specifiek tarief. Aldus wordt tegemoetgekomen aan de Europese regelgeving en worden de maatregelen die destijds getroffen zijn om een pluralistische berichtgeving in ons land te waarborgen, toch grotendeels bewaard.

Artikelen 32 en 33 betreffen de nummeroverdraagbaarheid voor gebruikers die veranderen van mobiele telecommunicatieoperator. De bedoeling van de twee artikelen is de basisregels voor de toepassing van deze faciliteit voor de eindgebruikers vast te leggen en de verdeling van de kosten te laten bepalen. Deze mogelijkheid bestaat overigens als sinds einde 1999 voor de operatoren die vaste netwerken exploiteren en/of spraaktelefoniediensten aanbieden. Het is dus de uitbreiding van een bestaande werkwijze naar de mobiele operatoren.

Artikel 39 voegt een artikel toe in de wet van 7 december 1998 inzake de politiehervorming en voorziet in een aantal financiële regelingen inzake overdracht van gebouwen van het federale niveau naar de lokale politiezones. Het betreft zowel de regelingen inzake lopende huurcontracten als bepalingen inzake de overdracht van gemengde gebouwen, waarbij een gedeelte van het gebouw wordt afgestaan aan de politiezone en het overblijvende gedeelte federaal eigendom blijft. In dit laatste geval wordt in een correctiemechanisme voorzien. Een commissielid uit zijn bezorgdheid dat dit artikel wellicht tot doel heeft een zware financiële last van het federale niveau naar het lokale niveau te verschuiven.

Artikel 40 betreft een louter technische bepaling inzake toegewezen ontvangsten en gemachtigde uitgaven voor het Landbouwfonds.

Artikel 51 betreft de oprichting van een staatsdienst binnen de federale overheidsdienst Kanselarij en Algemene diensten, bedoeld voor de exploitatie van het Internationaal Perscentrum. Het wordt een staatsdienst met afzonderlijk beheer, zoals bepaald in artikel 140 van de wetten op de rijkscomptabiliteit. Verschillende commissieleden vroegen wat de exacte bedoeling van de regering is met het Internationaal Perscentrum. Wordt het opgericht met het oog op het Europees voorzitterschap, zoals op sommige plaatsen al werd meegedeeld, of blijft het na het Europees voorzitterschap nog bestaan? Hierop werd geantwoord dat het Internationaal Perscentrum geen tijdelijk centrum is. Het start zijn activiteiten naar aanleiding van het Belgisch EU-voorzitterschap, maar zal daarna blijven functioneren. Een commissielid betreurt dat het probleem van de voorstelling van ons land en ons beleid bij wijze van een artikel in de programmawet aan de orde moet komen.

Hij wijst erop dat het in de programmawet werd ingevoegd bij wijze van regeringsamendement en dit zonder enige verantwoording. Er is ongetwijfeld, aldus het lid, een verband met de recente gebeurtenissen bij de Federale Voorlichtingsdienst en de wijze waarop het hoofd van deze dienst aan de deur is gezet. Er werd geen antwoord verstrekt op de vraag wat de opzegging van het hoofd van de Federale Voorlichtingsdienst aan de Belgische belastingbetaler heeft gekost.

Artikel 55 bevat een organieke regeling voor het Fonds voor de Financiering en de Verbetering van de Controle-, Inspectie- en Onderzoeksmiddelen en van de Preventieprogramma's van de luchtvaart. Die regeling is juridisch noodzakelijk geworden en vindt een oplossing in het op elkaar afstemmen van twee wettelijke regelgevingen. Door de aanzienlijke groei en de liberalisering van de luchtvaart, die gepaard gaan met meer verplichtingen inzake controle en inspectie, zijn de opdrachten van dit fonds bovendien verruimd.

In artikel 56 wordt een begrotingsfonds opgericht ten behoeve van de investeringen in het gewestelijk expresnet. De middelen, ten belope van 62,5 miljard, zullen hoofdzakelijk aangewend worden voor investeringen in de spoorweginfrastructuur die noodzakelijk zijn voor de uitbouw van het GEN in en rond Brussel.

Tot daar het verslag namens de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden. Persoonlijk wens ik nog één bedenking te formuleren met betrekking tot artikel 27, dat een louter begrotingsartikel is.

Sommige senatoren vestigden de aandacht erop dat ingevolge artikel 74 van de Grondwet alleen de Kamer terzake bevoegd is. Het advies van de Raad van State bevestigt deze stelling. We hebben ook een bijkomend advies aan de juridische dienst van de Senaat gevraagd. Alle meningen zijn gelijklopend. Ondanks de geformuleerde bedenkingen is de regering tot vandaag niet zinnens dit artikel uit het ontwerp te halen, ofschoon dit nog mogelijk is. De gevolgen hiervan zijn vandaag wellicht louter procedureel, maar in de toekomst kan dit gebruikt worden als precedent om bij belangrijkere aangelegenheden opnieuw te beweren dat een loopje kan worden genomen met de Grondwet.

De voorzitter. - De heren Remans, Geens en de Clippele verwijzen naar hun schriftelijk verslag.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). - Ik zou een korte opmerking willen maken over het verslag van de commissie voor de Binnenlandse Zaken. In zekere zin hebben we in die commissie een zekere deskundigheid opgebouwd op het vlak van asielbeleid en migratie. Vanuit die commissie worden inderdaad zeer interessante rapporten en belangwekkende aanbevelingen naar voor gebracht. Of de regering van die aanbevelingen ook werk maakt hangt natuurlijk af van de kracht van de senatoriale controle. Het is evenwel zeer merkwaardig dat ofschoon we in de commissie voor de Binnenlandse Zaken toch wel de helft van de tijd besteden aan migratie en asielbeleid en de minister van Binnenlandse zaken het vuur aan de schenen gelegd hebben om snel werk te maken van de asielwet, van een meer coherente procedure enz., nu in de programmawet belangrijke bepalingen kunnen aangenomen worden zonder bespreking.

De minister van Binnenlandse Zaken was niet aanwezig. Zijn vertegenwoordigster en de vertegenwoordigster van de minister van Maatschappelijke Integratie beloofden dat de Senaat in oktober een debat zal kunnen houden over de punten die nu zullen worden goedgekeurd. Ik denk hierbij aan de oprichting van het federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers, waarover in de commissie, die over zoveel expertise beschikt, vijf minuten is gedebatteerd. Dit is toch wel zeer merkwaardig. Mede gelet op het feit dat ook nu niemand in de zaal aanwezig is, heb ik vragen bij de beroepsernst van de senatoren.

In navolging van het advies van de Raad van State en de juridische dienst van de Senaat dient de CVP-fractie bij elk artikel een amendement in dat ertoe strekt het artikel te doen vervallen. Deze programmawet bevat immers een begrotingsartikel, waarvoor de Senaat grondwettelijk onbevoegd is. Dit kan ernstige gevolgen hebben op wetgevend vlak, maar bovendien kan het problemen veroorzaken inzake de rechtsgeldigheid en het bindend karakter van deze bepalingen. Het kan aanleiding geven tot betwistingen voor de rechtbank over de toepasbaarheid van de bepalingen van deze programmawet. Als alle artikelen worden geschrapt, kan de Kamer zich opnieuw over de tekst buigen waarbij het bewuste artikel 27 uit de tekst kan worden gehaald. De Senaat kan het ontwerp dan later opnieuw evoceren.