2-136

2-136

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 12 JULI 2001 - OCHTENDVERGADERING

(Vervolg)

Wetsontwerp betreffende Belgacom (Stuk 2-825) (Evocatieprocedure)

Algemene bespreking

Mevrouw Mimi Kestelijn-Sierens (VLD). - Ik zal thans het verslag toelichten namens de rapporteur, de heer Ramoudt, die verhinderd is.

De bedoeling van dit wetsontwerp is drieledig: ten eerste, de opheffing van de wettelijke verplichting van meerderheidsaandeelhouderschap van de Belgische staat; ten tweede, de machtiging van de regering om stappen te doen teneinde het juridisch statuut van Belgacom te wijzigen. Op die manier kunnen de onderhandelingen met strategische partners tot een goed einde worden gebracht in de huidige context van de consolideringsbeweging die we momenteel in Europa op het vlak van de telecomsector constateren. Deze bepalingen kunnen tot een fusie of strategisch samenwerkingsverband met een of meer operatoren op de telecommarkt leiden door middel van verkoop, ruil of inbreng in de vennootschap. Ten derde zijn er de bepalingen die de regeling bevatten van de individuele arbeidsverhoudingen tussen Belgacom en haar personeelsleden, waarbij is voorzien in een overgangsregeling op het gebied van collectieve arbeidsverhoudingen tot aan de sociale verkiezingen van 2008.

Het wetsontwerp biedt Belgacom de gelegenheid als volwaardige partner mee te spelen op een verder geliberaliseerde arbeidsmarkt. Zo kan Belgacom zich voort integreren op Europees niveau en haar groeipotentieel in overeenstemming met het gunstige economische klimaat veiligstellen.

Het wetsontwerp beoogt uitsluitend een strategisch samenwerkingsverband, bestemd om de individuele structuur van de onderneming te versterken met uitsluiting van enige verrichting van het financiële type. Bovendien bevat het ontwerp de nodige garanties om de overdracht van aandelen en de verdere evolutie in dit dossier aan de controle van het parlement te onderwerpen. Ik verwijs in dit verband naar artikel 2, 2°, dat bepaalt dat de voorwaarden van overdracht vooraf door de Koning moeten zijn goedgekeurd bij een in Ministerraad overlegd besluit. Artikel 5 bepaalt dat de minister bevoegd voor overheidsbedrijven verslag uitbrengt aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers over de besluiten die krachtens deze wet zijn vastgesteld.

Dit wetsontwerp werd op 3 juli 2001 door de Kamer van Volksvertegenwoordigers overgezonden. Het werd geëvoceerd volgens de spoedprocedure vastgelegd in artikel 80 van de Grondwet. De onderzoekstermijn van 15 dagen liep op 9 juli 2001 af.

De commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden behandelde het wetsontwerp tijdens haar vergadering van 4 juli 2001. De commissie stemde dezelfde dag over het geheel van het wetsontwerp. Het werd zonder amendering aangenomen.

M. René Thissen (PSC). - Je serai très bref puisque le rapporteur l'a été également, ce qui indique bien que la présente évocation est un sujet qui n'a plus tellement d'importance. Les décisions sont prises au niveau de la Chambre alors que le Sénat a une activité plutôt occupationnelle. Nous nous donnons l'impression que les discussions que nous menons peuvent servir à quelque chose. Je retiendrai de cette discussion relative à Belgacom que la procédure mise en place est en réalité une procédure d'urgence. Elle a en effet été soumise à la Chambre à la fin du mois de juin alors qu'il faut absolument régler la question avant les congés. Je comprends qu'il puisse y avoir certains impératifs en matière de délais. On aurait pu toutefois se préoccuper un peu plus tôt de ce dossier. On aurait ainsi pu mener ces débats de manière plus approfondie.

Cela dit, je comprends que toutes les négociations ne doivent pas se tenir sur la place publique et que le gouvernement doive avoir une certaine autonomie.

L'opération projetée est-elle profitable à Belgacom ? On peut concevoir qu'elle y trouve son intérêt puisque la taille de ce type d'entreprises constitue un élément essentiel de leur survie. Nous approuvons dès lors la recherche de partenariats. Nous devons cependant nous demander si nos concitoyens, qui sont les premiers concernés, y trouveront leur profit. Il importe que le choix des partenaires potentiels n'aboutisse pas à une réduction de la concurrence et que le consommateur ne paie pas le prix de la reprise de Belgacom.

Il y a eu de nombreuses discussions concernant le choix du partenaire. Le partenaire privilégié serait KPN-Orange. Or, ce dernier est justement un acteur important en Belgique. Vous nous avez indiqué en réunion de commission que KPN n'est pas un partenaire privilégié. Je suppose que nous pouvons vous croire et que tous les partenaires seront placés sur un pied d'égalité. Parmi les repreneurs potentiels, on constate que KPN n'est pas le seul à être très endetté. Ceci indique la nécessité d'être extrêmement vigilant quant aux intérêts des repreneurs. Aujourd'hui, Belgacom se porte bien et a une capacité d'emprunt relativement importante puisqu'elle s'élèverait à plusieurs milliards d'euros. Faisons donc en sorte que cette reprise ne soit pas utilisée par un repreneur pour essayer d'améliorer sa propre situation financière.

Nous serons attentifs à la suite de l'opération. Nous verrons comment les choses se passeront. Nous vous reposerons certainement des questions. Gardez à l'esprit que ce qui est essentiel, c'est que Belgacom continue à exister en tant que prestataire de services dans notre pays. Ce sont les clients qui doivent être les grands vainqueurs de l'opération. L'État belge doit certes y trouver son compte puisqu'il est actionnaire mais c'est le service à la clientèle qui doit constituer l'objectif final. Il faut en tout cas que la politique des prix qui sera menée fasse l'objet de garanties au moment des discussions de reprise afin que la politique des prix reste acceptable dans les prochaines années. N'oublions pas que les télécommunications deviendront bientôt un service de première nécessité. Celui qui ne pourra pas en bénéficier sera l'analphabète de demain. Les prix qui seront pratiqués en matière de télécommunications doivent donc rester abordables pour tout le monde. C'est l'objectif politique d'un gouvernement et la responsabilité des parlementaires d'y réfléchir.

Nous vous reposerons quelques questions à la rentrée afin de connaître l'évolution du dossier. Je me réjouis que vous vous soyez engagé en commission à revenir donner des indications devant les parlements. J'ai bien noté qu'on ne pouvait entrer dans tous les détails. Je compte bien que vous respecterez cet engagement.

(Voorzitter: de heer Jean-Marie Happart, ondervoorzitter.)

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Vandaag is een heuglijke dag, want we hebben gisteren vernomen dat we opnieuw mogen gaan skiën in Oostenrijk. Dat geeft onze vakantiemogelijkheden meer perspectieven, daarom geen groter vergezicht, maar in ieder geval een hoger zicht. We beginnen dus welgemutst aan onze parlementaire besprekingen.

Voorliggend ontwerp heeft tot doel de mogelijkheid te scheppen om het resultaat van de onderhandelingen van de transacties met het meerderheidsaandeel van Belgacom te laten bevestigen door het Parlement. Het ontwerp voorziet daarin niet rechtstreeks, maar geeft de regering wel enigszins een blanco cheque. De regering krijgt immers de volmacht om te beslissen over alle randvoorwaarden of zelfs alle voorwaarden op zich inzake de overdracht van het meerderheidsaandeel in Belgacom aan een andere rechtspersoon in het raam van een internationale alliantie of fusie. Ons vertrouwen gaat vanzelfsprekend niet zo ver dat we een soortgelijke blanco cheque aanvaarden. Die werkwijze was trouwens het voorrecht van de sjah van Perzië: wanneer hij in een bar was, gaf hij de pianisten een blanco cheque, waarop zij het bedrag zelf mochten invullen. Een soortelijke onvoorzichtigheid zouden wij nooit begaan, ook nu niet. Wij hebben dan ook een aantal amendementen ingediend om het wetsontwerp op dit punt te wijzigen.

We willen artikel 5 vervangen door de tekst die als volgt luidt: "Elk besluit dat krachtens artikel 3 wordt vastgesteld, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen de zes maanden na de datum van zijn inwerkingtreding". Dat is een essentiële bepaling. Sommige meerderheidspartijen hebben daarover in de media vragen gesteld. Zoals op 11 juli is onderlijnd, bestaat er in Vlaanderen geen debatcultuur, maar worden de vragen in de media gesteld. Ook Ecolo heeft in de media vragen gesteld over dit ontwerp en vond dat de regering een te ruime bevoegdheid krijgt.

Ons amendement heeft de bedoeling ervoor te zorgen dat, indien de arbeidsverhoudingen bij Belgacom zouden wijzigen in het raam van een alliantie of fusie als gevolg van het vervreemden van het meerderheidsaandeel, die eventuele wijzigingen door het Parlement worden bevestigd, zoals dat hoort.

Net zoals altijd als ik op de tribune kom, moet ik aanklagen dat dit ontwerp nog maar eens met de grootste spoed door de wetgevende kamers wordt gejaagd. Volgens de berichten in de pers die onder meer verspreid zijn door kandidaat fusiepartner KPN, hebben de onderhandelingen een bepaald stadium bereikt, maar bevinden ze zich nog niet in de eindfase. We zien dan ook niet in waarom deze spoedbehandeling noodzakelijk is. Door meer tijd te nemen, zouden de collega's de gelegenheid krijgen om het dossier-Belgacom en een eventuele samenwerking of fusie met KPN grondig te onderzoeken, vragen te stellen, hoorzittingen te houden, dus een inhoudelijk debat te houden en niet een louter formeel juridisch debat. We vinden dan ook dat de argumenten om nu bij hoogdringendheid over dit ontwerp te stemmen, niet overtuigend zijn.

De uitvoeringsbesluiten moeten nog door de ministerraad worden goedgekeurd en gezien de bonte coalitie kan dat ook nog wel een aantal maanden duren. De zogenaamde nieuwe politieke cultuur houdt namelijk in dat vooral in de media allerlei tegenstellingen worden opgeklopt. Daarenboven is de CVP-fractie niet van plan om zich zo nog langer te laten gebruiken alsof het Parlement en vooral de Senaat niets meer zijn dan een veredeld rood stempelkussen.

We hebben vorige week vrijdag naar aanleiding van de "historische" fiscale hervorming gezien dat de commissie in enkele uren tijd deze hervorming moest behandelen. Niemand kreeg de tijd om dit dossier voor te bereiden. Hoe kunnen de leden dan op een efficiënte wijze aan de discussie deelnemen? De regering heeft blijkbaar geen oren naar het oude spreekwoord "haast en spoed is zelden goed". Helemaal in strijd met de actuele trend van de onthaasting, doet de regering niets anders dan een spoedbehandeling te eisen voor haar ontwerpen, die dan binnen de kortste tijd afgerond moet zijn. Ten aanzien van de publieke opinie houdt men een discours over onthaasting, maar de parlementaire werkelijkheid is wel totaal anders.

Toch wil ik de nodige tijd nemen om dit belangrijke dossier rustig onder ogen te nemen. Ik wil herinneren aan de juiste positie van de telecomsector in België. Halfweg de jaren tachtig werden de basisbeginselen van de organisatie van de telegrafie en de telefonie fundamenteel in vraag gesteld vanuit een drietal belangwekkende evoluties in de sector en in de samenleving in het algemeen.

Een eerste evolutie die de aanleiding vormde tot het in vraag stellen van het monopolie, was de noodzakelijke sanering van de overheidsfinanciën en de noodzaak om extra besparingen en inkomsten te gaan zoeken. Enerzijds wou men via besparingen sleutelen aan en ingrijpen in de kostenstructuur van de Regie, maar anderzijds wou men een minimaal bedrag aan inkomsten bepalen dat vanuit de Regie naar de Staatskas moest vloeien. Dat was een eerste tendens die zich halfweg de jaren tachtig voordeed: de noodzaak om te saneren en extra inkomsten te genereren, in casu binnen een sector die nogal wat geld omzet.

Een tweede belangrijke evolutie in de jaren tachtig was het besef dat vooral de introductie van een aantal technologische vernieuwingen feitelijk werd afgeremd door de afwezigheid van stimulansen van de concurrentie. Nadien bleek dit een heel belangrijk element te zijn.

Een derde evolutie in de jaren tachtig was de zich toen reeds aftekenende horizon van de Europese eenheidsmarkt. Ik verwijs naar het denken daarover binnen de Europese instellingen, het beleidsvoorbereidende werk en vooral de zeer hoge performantiegraad van de Aziatische en Amerikaanse telecombedrijven in vergelijking met de Europese monopolisten. Het samenspel van die drie elementen: het zoeken naar extra inkomsten, de vastelling dat de logge structuur van de Regie de introductie van technologische innovatie afremde en de lage performantiegraad van onze monopolisten versus Aziatische en Amerikaanse telecombedrijven, waren doorslaggevend om het telecomdossier in een zeer belangrijke stroomversnelling te brengen.

In het maatschappelijke en ideologische debat dat om die reden woedde werden termen als goed, staatseigendom en monopolie gebruikt tegenover termen als privé-eigendom, privatisering en concurrentie. Dit debat leidde tot een ideologische tegenstelling tussen de conservatieve benadering met een defensieve strijd voor het behoud van het staatsmonopolie - een strijd die ook door het personeel werd gevoerd - enerzijds en de situatie van de markt waarop na privatisering verschillende aanbieders zullen aanwezig zijn anderzijds.

Dit maatschappelijke, ideologische en politieke debat werd een tijdlang geneutraliseerd door de responsabilisering, een begrip dat in de jaren tachtig ook vanuit christen-democratische hoek naar voren werd geschoven. Het bestond erin enerzijds staatseigendom en anderzijds meer inbreng vanuit de privé-sector met elkaar te verzoenen, vooral met het oog op de concurrentiepositie. Die tegenstelling werd in de jaren tachtig overbrugd door de responsabilisering. Die lag eveneens aan de basis van een gevorderde vorm van beheersautonomie op basis van een financieel enveloppesysteem en later op basis van het systeem van het beheerscontract. Deze begrippen werden in de wet van 1991 opgenomen.

Het debat werd dus vijftien jaar geleden in België ingezet. Er is dan ook geen enkele reden om de uitzonderlijke hoogdringendheid in te roepen. Ook de opeenvolgende Europese richtlijnen, de voorlopers van de open network provision-richtlijnen, waren een bepalende factor. Deze richtlijnen hadden de stelselmatige evolutie naar de totstandkoming van een normale open en transparante markt tot doel. De essentiële doelstellingen van het Europese beleid bestonden er ook in om via de organisatie van meer marktconforme concurrentie meer kostentransparantie, prijsreducties, klantgerichtheid en meer stimulansen voor de ontwikkeling en de introductie van de noodzakelijke technologische innovaties te verkrijgen. Bovendien werd hiermee een antwoord gegeven op de tendensen die ik eerder heb aangehaald: het tekort aan overheidsmiddelen en de noodzaak om te besparen, de vaststelling dat technologische innovaties werden afgeremd en het feit dat de Europese telecommonopolisten minder performant waren dan hun internationale concurrenten.

Vervolgens hebben we een hele ontwikkeling gekend. De minister, en ook mijn fractie, kijkt wellicht met bewondering en verwondering naar de evolutie die de telefoon- en de telegrafiesector de afgelopen vijftien jaar heeft doorgemaakt. Vijftien jaar geleden was het verkrijgen van een telefoonaansluiting een recht dat moest worden afgedwongen. Soms moest zelfs een beroep worden gedaan op het dienstbetoon van een politicus om een telefoonaansluiting te krijgen.

Ondertussen zijn abonnees klanten geworden, die dagelijks worden bestookt met de vraag of ze niet een of andere dienst wensen aan te schaffen. Vroeger schreven de abonnees naar de RTT om een telefoonaansluiting te krijgen en moesten politici worden ingeschakeld voor een snellere afhandeling. Nu bestoken de telecombedrijven, dus ook Belgacom, hun potentiële klanten bijna dagelijks met berichten waarin hun producten worden aangeprezen.

Nu binnenkort het overheidsaandeel in Belgacom tot de helft plus 1 zal worden verlaagd, past het even stil te staan bij de evolutie, eigenlijk de markante revolutie, van de afgelopen vijftien jaar.

Mensen hebben die evolutie mogelijk gemaakt: technici, mensen van het bedrijf zelf, maar ook politici. Mandatarissen hebben immers de keuze gemaakt om de markt op Europees en nationaal vlak vrij te maken. Het proces heeft vijftien jaar in beslag genomen. Die evolutie kan verwondering en bewondering wekken. Cruciaal hierbij waren de wet van 1991 en de wijzigingen ervan in 1994 en 1997, die door de toenmalige liberale oppositie werden bestreden. Aangezien de CVP aan zoveel wordt herinnerd, mag ik ook wel eens herinneringen oproepen.

Het is niet verwonderlijk dat in het kader van de ontwikkeling van een monopolie naar een meer marktgerichte benadering van de telecomsector in ons land vooral de regeringen-Dehaene fundamenteel werk hebben geleverd. Dat werk is naar ons oordeel alleszins fundamenteler dan wat nu gebeurt. De regeringen waarin de CVP verantwoordelijkheid droeg hebben een belangrijke bijdrage geleverd in de modernisering van de overheidsdiensten en - bedrijven. Alleszins werd toen een historische wending gemaakt en wordt vandaag alleen een verdere stap gedaan.

Hoewel het opgeven van het meerderheidsaandeel van de Belgische Staat in de NV Belgacom belangrijk is en een grondig politiek debat verdient, waarin elke fractie haar standpunt transparant moet kunnen toelichten, is de goedkeuring van voorliggend ontwerp slechts de logische voortzetting van een duidelijke keuze, die in het verleden werd gemaakt in een breed Europees kader en met een specifieke Belgische invulling.

De CVP is niet principieel gekant tegen de vervreemding van het overheidsaandeel in de NV Belgacom. Het is immers een logische consequentie van een vroegere beleidskeuze waaraan wij mee vorm hebben gegeven.

Dat de CVP het ontwerp niet zal goedkeuren, heeft dus niets te maken met het beginsel van de verdere vervreemding van het overheidsaandeel in het kapitaal van de NV Belgacom. Onze fractie kan evenwel niet instemmen met de wijze waarop dat zal gebeuren, onder meer via de blanco cheque die de regering vraagt, wat tot bijkomende onzekerheid en complicaties zal leiden.

De sector heeft de voorbije vijftien jaar een bewonderenswaardige evolutie doorgemaakt dankzij een technologische vooruitgang, maar eveneens ingevolge de politieke besluitvorming die in het voordeel van de bevolking en de economie werd genomen. Vergeten we ook de druk niet van de Europese regelgeving, die niet kan worden onderschat.

De analyse van het ontwerp en de daaraan verbonden beslissingen, zoals de fusie van de NV Belgacom met een andere operator, of een alliantie in een ander juridisch kader, leidt tot de vaststelling dat Belgacom zich momenteel in een andere marktsituatie bevindt dan tien jaar geleden, toen het autonoom overheidsbedrijf tot stand werd gebracht. De monopolies zijn in de rechten en de feiten nagenoeg verdwenen. In de residentiële vaste telefonie in Vlaanderen heeft Belgacom ondanks de impact van Telenet nog een quasi-monopolie, maar voor andere activiteiten is het tijdperk van het monopolie voorbij.

Een tweede vaststelling is dat telecombedrijven zoals Belgacom meer dan tien jaar geleden geconfronteerd werden met andere producten die ze op de markt moesten aanbieden: mobilofonie, internet, bewakingsdiensten, kortom een heel gamma producten met een toegevoegde waarde. Alles wijst erop dat de evolutie naar een brede waaier van producten die aan telecomoperatoren wordt aangeboden, niet stil te leggen is. Denk maar aan de convergentie tussen de klassieke communicatie met haar nieuwe toepassingen en de mediasector, meer bepaald de interactieve media, waarbij een bedrijf als Belgacom zich moet positioneren.

De markt wijzigt sterk. De marktomgeving is nu volkomen anders dan tien jaar geleden. De ambities, de doelstellingen en de manier van werken van een bedrijf als Belgacom moeten mee evolueren.

Daarnaast zijn er ontwikkelingen die door ten minste drie zekerheden worden gekenmerkt. De eerste zekerheid is de grote onzekerheid. Wat de markten vandaag zijn en morgen zullen zijn, is onduidelijk. Het is voor een bedrijf dan ook niet evident om de goede keuzes te maken. Denk maar aan de heibel rond de UMTS-licenties, een jaar geleden. Nadat in andere landen zeer fel werd geboden ter verwerving van die licenties, moesten we vaststellen dat de markten niet automatisch even ruim zijn als we veronderstelden. In zekere zin was dat een geluk bij een ongeluk. Die "miskleun" - of althans het feit dat de opbrengst lager uitviel dan was ingeschat - was cijfermatig ongetwijfeld slecht nieuws voor de schatkist en de belastingbetaler, maar had het voordeel dat de kosten van een zware UMTS-licentie niet moeten worden gedragen door de NV Belgacom. Hierdoor weegt de onzekerheid over de omvang van de markt voor UMTS-toepassingen, die nog altijd bestaat, minder op een bedrijf zoals Belgacom. Kortom er worden nieuwe producten ontwikkeld - denk maar aan de spraaktechnologie - maar er is grote onzekerheid over de markten daarvoor.

De tweede zekerheid is dat de investeringen die noodzakelijk zijn om een product te ontwikkelen en op de markt te brengen, veel groter zijn dan vroeger. Daarvoor moeten ruime allianties worden aangegaan.

Een derde zekerheid is dat de markt veel sneller evolueert dan vroeger. Het is dus belangrijk soepel te kunnen omspringen met personeel, infrastructuur en omkadering. Versoepeling, maar wel met respect voor de arbeidsverhoudingen en de verworven rechten van het personeel. Een bedrijf moet soepel kunnen omspringen met het aantal mensen dat het in dienst heeft en met hun kwalificaties.

De drie krachtlijnen van de marktomgeving vormen een grote onzekerheid voor de toekomst bij de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten. Voorts bestaat de noodzaak om op grote schaal te kunnen investeren, omdat nieuwe toepassingen veel opslorpen. Een soepele aanpassing aan nieuwe situaties is eveneens nodig. Er is een enorme concentratiebeweging doorheen de markt gegaan. Van die concentraties hebben we volgens mij in Europa het laatste nog niet gezien, zoniet was de bespreking van het wetsontwerp niet nodig. Begin van de jaren 90 waren er soortgelijke concentratiebewegingen in de Verenigde Staten. Op ons continent hebben groepen als Deutsche Telekom, British Telecom en Vivendi al een belangrijke omvang. De vrije concurrentie maakt het voor een bedrijf als de NV Belgacom noodzakelijk om zich daaraan aan te passen.

Wat is de marktsituatie van de NV Belgacom? Ik zal dit punt iets korter behandelen, om dan de positie van de regering in verband met dit dossier te bespreken en afsluitend enkele concrete vragen te stellen over KPN en de eventuele fusie.

Het is jammer dat in de memorie van toelichting bij het ontwerp over Belgacom geen gegevens zijn vermeld over de actuele toestand van het bedrijf. Zo zou kunnen worden onderstreept dat Belgacom tegenwoordig een erg "performante" onderneming is. Dat is op de eerste plaats de verdienste van het personeel en het management, maar ook de politieke omgevingsfactoren hebben dat mogelijk gemaakt. Daarover zijn we het eens. In het Parlement beraden we ons echter als grootste aandeelhouder over onze positie in het aandeelhouderschap van de NV Belgacom.

We moeten voor ogen houden dat dit bedrijf, en derhalve het overheidsaandeel, het zeer goed stellen. NV Belgacom is een bedrijf met een maatschappelijk kapitaal van 1 miljard euro. De Belgische staat bezit vijftig procent plus een van de aandelen. Het is interessant voor de rijksmiddelenbegroting, want het dividend is in vijf jaar tijd nagenoeg verdubbeld. In 1995 werd 120 frank dividend per aandeel uitgekeerd en in 2000 was dat al 232 frank per aandeel. Er is een aanzienlijke reserve van 66 miljard frank.

Belgacom is één van de snelst groeiende bedrijven in ons land. In 1998 bedroeg de omzet 169 miljard, in 1999 al 185 miljard en in 2000 zelfs 207 miljard. In één jaar tijd is de omzet dus met 11 procent gestegen. Bovendien gaat die omzetgroei niet ten koste van winstgevendheid of rendement. Het rendement blijft boven de 10%, wat zeer hoog is. Als we nagaan in welke deelsector de groei van de omzet te registreren valt, dan is het opvallend dat het vooral om de mobilofonie gaat. Op het moment vertegenwoordigt de mobilofonie een omzet van ongeveer 60 miljard frank of zo'n 30% van de omzet van de NV Belgacom.

Het regeerakkoord vermeldt onder de hoofding "Modernisering van overheidsbedrijven": "Gelet op het belang van de overheidsbedrijven voor de prestaties van onze globale economie zal de regering, rekening houdend met de specifieke situatie van elke onderneming, in samenwerking met elk bedrijf, een strategisch plan opstellen teneinde hun rol en opdrachten op middellange termijn te definiëren."

Kan de minister ons het strategisch plan, dat de regering bij het totstandkomen van het regeerakkoord had beloofd, voorleggen ter motivering en inspiratie voor de beslissing die wij moeten nemen?

Het regeerakkoord zegt verder: "De overheidsbedrijven verdienen onvermijdelijk te worden gemoderniseerd in functie van de technologische ontwikkelingen en van de openstelling van de markten. Deze modernisering is nodig in het belang zelf van de ondernemingen en hun werknemers. In de huidige stand van zaken is het redelijk te veronderstellen dat dit zal uitmonden in een belangrijke valorisatie van overheidsactiva waarvan de opbrengst in mindering van de overheidsschuld zal worden gebracht". Daarin verschilt het regeerakkoord van de interpretatie van de heer Chastel in de bevoegde Kamercommissie. In het verslag van de commissie lees ik dat de heer Chastel zegt dat de vervreemding van het overheidsaandeel onrechtstreeks moet dienen voor de financiering van de fiscale hervorming. Dat is uiteraard nonsens in het licht van het regeerakkoord. Dat is bij deze ook rechtgezet.

Op pagina tien van de beleidsnota van minister Daems schrijft de minister dat er moet worden gezocht naar een alliantie, met name om Belgacom in een ruimer verband onder te brengen om zijn performantie te verhogen. Ik citeer een aantal uitspraken die minister Daems ondertussen heeft gedaan. Onmiddellijk na zijn ambtsaanvaarding waagde de minister zich ver.

Op 11 september 1999 zei hij in een interview in De Standaard: "Belgacom daarentegen, tegenover De Post, zit al veel verder. We zijn nu toe aan principiële keuzes. Ik wil alleen kwijt dat ik voor mezelf heb uitgemaakt dat ik vóór het einde van het jaar exact moet weten waar ik met Belgacom naartoe ga. Ik sluit een operatie beursgang in elk geval niet uit." Dat werd in een aantal interviews herhaald, wat destijds voor heel wat consternatie zorgde. Iedereen zat einde 1999 op die beursgang te wachten. De spaarders waren hun geld aan het oppotten om het eindelijk in een goed performant aandeel te kunnen beleggen. Belgacom stelde een forse stijging van de omzet en van de winst in het vooruitzicht én het moment was goed om op de beurs te gaan. Nu heb ik daar zelf niets bij te winnen of te verliezen en ben ik een leek in beurszaken. Duidelijk is wel dat de talrijke adviezen uit de jaren 1999-2000 om in telecomaandelen te beleggen, fout bleken. De aandelen van Deutsche Telekom en andere telecomaandelen zijn op een jaar soms met meer dan de helft in waarde verminderd.

De minister had toen het geluk dat hij voor één keer erg traag te werk ging. De beursgang kwam er niet, zodat de burger geen Belgacomaandelen kon kopen en hem de onvermijdelijke kater bespaard is gebleven.

In december 1999 dook er een probleem op. De woordvoerster van de minister zei in een interview: "In plaats van snel-snel te willen gaan, heeft de minister nu gekozen om met ADSB, een consortium van privé-aandeelhouders en het management van Belgacom te onderhandelen. Er liggen nog verschillende opties voor het bedrijf open." Met andere woorden, op dat ogenblik werd niet onderhandeld met andere operatoren die eventueel interesse hadden voor Belgacom, maar liepen de gesprekken alleen met de bestaande privé-aandeelhouders die de participaties van de overheid of een deel daarvan zouden overkopen.

"De minister broedt op een plan om de waarde van Belgacom te verhogen", zei zijn woordvoerster. Hij heeft heel lang gebroed, misschien omdat hij daarmee in putje winter was begonnen. "Tot de mogelijkheden van oplossing behoort ook de verzelfstandiging van de internetdochters Skynet of Proximus, met eventueel een afzonderlijke beursnotering." Het interview besloot met volgende woorden: "De minister wil eerst de privatisering van Sabena afronden." De woorden zijn wat ze zijn en klinken in de omstandigheden van vandaag misschien allesbehalve aangenaam, maar ik heb ze niet verzonnen.

Na einde 1999 kreeg dit dossier in het publiek geen grote aandacht meer. Er werd verder naar oplossingen gezocht. Het management en de aandeelhouders zijn de vragende partij voor een nieuwe constructie waarbij het bedrijf wordt ondergebracht in een groter geheel. In de pers wordt beweerd - niet ik beweer dit, maar misschien is het bericht wel verspreid door minister Vande Lanotte - dat minister Daems onder curatele zou staan van het kabinet van minister Vande Lanotte. Hij zou, volgens deze persberichten, de evolutie inzake Belgacom onder controle willen houden en niet hetzelfde willen meemaken als bij Sabena. Dat kunnen natuurlijk roddels zijn.

Minister Vande Lanotte heeft trouwens in samenspraak met minister Reynders in het kader van de fiscale stop de invoering van een Europese belasting voorgesteld. Die belasting werd op schitterende wijze afgekraakt vorig weekend in Rome. De Nederlandse minister van Financiën, de heer Zwalm, vergeleek de heer Reynders met Alva, die de tiende penning invoerde. Ik had de minister reeds vrijdagnamiddag, vóór hij naar Rome vertrok, gewaarschuwd dat het ongeloofwaardig is om te pleiten voor de vermindering van de fiscale druk en terzelfder tijd nieuwe belastingen in te voeren. De Europese ministers van Financiën hebben natuurlijk meer geloof gehecht aan de Alvabelasting die minister Reynders voorstelde. De Nederlandse minister van Financiën zei dat de invoering van de tiende penning tot gevolg had dat gedurende 80 jaar oorlog werd gevoerd in de Nederlanden en dat we dit spoor natuurlijk niet moeten volgen.

Er bestaan dus allerlei onzekerheden. Het dossier zou van richting zijn veranderd. Een verandering van richting in de politiek is natuurlijk niet a priori negatief. Nu staan we voor dit ontwerp.

De discussie - in de mate dat de beperkte tijd een discussie mogelijk maakt - gaat over de potentiële partners en de formule van partnership. Er worden veel partners genoemd: KPN, Deutsche Telekom, Telecom Italia en Vivendi. We moeten in de Senaat geen doorlichting van deze vier groepen geven. De indruk bestaat echter dat de top van Belgacom vooral een partnerschap met KPN overweegt. De Senaat heeft er dus belang bij te weten wat voor een bedrijf KPN is. KPN is voor ongeveer een derde in handen van de Nederlandse Staat en heeft een omzet van 540 miljard frank, dus iets meer dan het dubbele van de omzet van Belgacom. KPN heeft 45.000 werknemers en een schuldpositionering van ongeveer 1000 miljard frank.

Haar situatie verschilt dus aanzienlijk van die van Belgacom. De schuld van KPN bedraagt het dubbele van de omzet. Belgacom is een rendabele, financieel gezonde onderneming. KPN gaat onder zware schulden gebukt.

Als ik mij niet vergis, de minister zal mij in voorkomend geval tegenspreken, is dit gedeeltelijk te wijten aan een dure UMTS-licentie in Duitsland en aan een participatie in een bedrijf voor elektronisch dataverkeer, E-plus. De beurskoers van KPN haalt dan ook regelmatig de eerste bladzijde van de belangrijke kranten en staat sterk onder druk.

Een drietal weken geleden ging op één dag 18% van de beurswaarde van het bedrijf teloor. In 2000 werd er nog winst gemaakt, maar in 2001 kijkt men al aan tegen de rode cijfers.

KPN heeft een 100% dochteronderneming, Orange, die ook actief is in ons land. Dit is belangrijk, want Orange is de houder van een licentie voor de tweede generatie GSM's in België. In de hypothese dat Belgacom met KPN samenwerkt, betekent dit dat er twee mobilofonie-operatoren van dezelfde groep actief zullen zijn in België. Normaal kan dat niet. Wat is dan de optie van de regering? Wordt de licentie van Orange dan teruggekocht en opnieuw geveild? Wat gebeurt er met de licentie? Wat gebeurt er met de activiteiten van de dochteronderneming? Deutsche Telekom is een ander potentiële partner voor Belgacom. Deutsche Telekom biedt het voordeel iets ruimer te zijn dan een louter Europese groep die zich vooral op de regio België- Nederland richt. Deutsche Telekom heeft 200.000 personeelsleden, een omzet van ongeveer 1.600 miljard Belgische frank in de telecommunicatiesector. Het is dus acht keer groter dan Belgacom. Deutsche Telekom heeft 2.800 miljard frank schuld, wat nog te doen is. Het is het grootste Europese telecommunicatiebedrijf, het is sterk actief in de sector en ook op de routes van de Ronde van Frankrijk. De overige genoemde kandidaten voor een partnerschap met Belgacom, Vivendi en Telecom Italia, kan ik snel behandelen. Voor Vivendi zou er een probleem kunnen zijn met het aandeelhouderschap van Proximus. Als ik me niet vergis, is 25% van Proximus in handen van Vodafone, een bedrijf dat trouwens aan bod komt in het aandeelhouderschap van Cegetel, een verwante onderneming van de Vivendi-groep. Telecom Italia heeft een omzet van ongeveer vijf keer groter dan de NV Belgacom. Voorlopig zal ik daar echter niets meer over zeggen.

Blijkbaar komt KPN op dit ogenblik het meest in aanmerking voor een partnerschap. Ik herhaal dat ik met vragen zit over de schuld van het bedrijf.

Gisteren of eergisteren suggereerde de Nederlandse pers dat de cijfers van KPN niet zouden kloppen. In de boeken zou voor 1,9 miljard euro aan activa zijn ingeschreven, terwijl er eigenlijk een passief van 400 miljoen euro zouden moeten zijn ingeschreven. KPN ontkent dat. Die vaststelling moet ons tot behoedzaamheid aanzetten.

Ook de toekomst van Proximus verontrust me. Wat gebeurt er met de licentie van Orange ingeval het tot een alliantie of een fusie met KPN komt? Er is wel enige geografische complementariteit, omdat KPN Nederland bestrijkt, maar is de groep wel groot genoeg om op termijn echt op wereldvlak te gaan concurreren?

Een laatste serie kanttekeningen gaat over de evaluatiecriteria die in zo'n dossier moeten worden gehanteerd. Wij begrijpen dat de minister ons de stand van zaken van de onderhandelingen over de toekomst van Belgacom niet in detail kan meedelen. Deze besprekingen vergen immers discretie. Daarom gaven wij er de voorkeur aan hierover met de minister en met vertegenwoordigers van Belgacom in de commissie te debatteren. Zodoende hadden wij de draagwijdte van de issues beter kunnen inschatten.

De minister zou ons minstens moeten inlichten over de criteria die hij hanteert, zonder daarbij te verwijzen naar het Diamondsmodel dat vaak in zijn nota's ter sprake komt. In de memorie van toelichting spreekt hij over een operatie die niet alleen van louter financiële, maar ook van strategische aard is. Kan hij de inhoud van dat strategische aspect toelichten? Het zou kunnen slaan op het industriële project van de kandidaat-partner. Welk toetsingskader hanteert hij om potentiële kandidaten te evalueren?

Volgens ons zijn er vier invalshoeken. Ten eerste, de Staat als aandeelhouder. Al is het geen louter financiële operatie, de opbrengst van de deal zal, zeker bij gelijkblijvende andere voorwaarden, toch een belangrijke rol spelen in de partnerkeuze. De afweging van de deal ten aanzien van de dividendenstroom en de stroom andere inkomsten voor de Belgische Staat vanuit Belgacom, speelt een belangrijke rol. In dat verband herhaal ik dat de financiële return voor de Belgische Staat over de periode 1999-2000 80 miljard bedroeg. In dat bedrag zijn de BTW, de sociale zekerheid en het bedrag van 73 miljard dat in 1996 door het consortium werd betaald voor de overname van een gedeelte van het aandelenpakket niet vervat. Hoewel deze elementen niet van doorslaggevend belang zijn, moeten ze kunnen meespelen als het gaat over de vervreemding van overheidsaandelen.

Voorts is er het industriële project, meer bepaald het beslissingscentrum. Als KPN als gelijkwaardige partner bij de operatie betrokken is, is het uiteraard van belang te weten waar de beslissingen zullen worden genomen. Zal de verankering van een aantal activiteiten in ons land worden verzekerd?

Het derde belang zijn uiteraard de werknemers. De minister heeft hierover al een aantal voorbereidende besprekingen gevoerd. In zijn wetsontwerp neemt hij heel wat voorzorgen. Wij nemen daar akte van en vinden dit een zeer goede houding, op voorwaarde dat dit alles tot echte akkoorden met het personeel leidt.

Ten vierde zijn er de voorwaarden waaraan de operatie op fiscaalrechtelijk en sociaal vlak moet beantwoorden. Wij horen allerlei verhalen over stichtingen en andere rechtsfiguren. Kan de minister ons uitsluitsel geven over de criteria die hij zal hanteren bij de behandeling van dit dossier?

Ik resumeer. Rekening houdend met zes uitgangspunten - de markt, de evolutie van de telecomsector, het bedrijf, de standpunten van de regering, opties in het regeerakkoord, het gegeven van de potentiële partners - kan er een operatie "afstand van het meerderheidsaandeel" worden ingezet. Alles hangt echter af van de voorwaarden waarin dit gebeurt. Daarover hebben we evenwel geen concrete kennis. Dat is logisch, maar de wettelijke confirmatie moet mogelijk zijn en we moeten hierover vandaag in algemene termen kunnen debatteren. Wij vragen de regering dus nadrukkelijk inzicht te verschaffen in haar algemene benadering van het dossier en van de criteria.

Ik wil mijn uiteenzetting beëindigen met een aantal directe vragen aan de minister.

Ten eerste, de Financial Times van vorige dinsdag, die over dit soort zaken vaak bijzonder goed geïnformeerd is, meldt dat er binnen de coalitie steeds meer weerstand is tegen een deal met KPN. Vooral de schuldpositie van KPN en de problemen bij Sabena zouden voor onrust zorgen. Ook KPN zelf bericht dat de onderhandelingen zich zeker nog niet in een eindfase bevinden. Kan de minister bevestigen dat er binnen de kibbelende meerderheid - dat is natuurlijk een tautologie - geen eensgezindheid bestaat over een mogelijk samengaan met KPN? Misschien kunnen de meerderheidsfracties duidelijkheid scheppen omtrent hun positie.

Ten tweede, wat is er aan van de berichten als zou KPN nog een slechtere schuldpositie hebben dan oorspronkelijk gedacht? Dit zou te wijten zijn aan gewijzigde boekhoudkundige regels in de VS. Wat is de inschatting van de Minister van het gegeven dat de schuldpositie van KPN nog verder kan verslechteren indien Bellsouth zijn belang in KPN-dochter E-plus zou omzetten in aandelen KPN of KPN mobile? Hierdoor zou de schuld met 800 miljoen euro toenemen.

Ten derde, kan de Minister bevestigen dat de Regering vóór 20 juli definitief de knoop zal doorhakken inzake de eventuele fusie met KPN?

Ten vierde, ziet de Minister geen problemen in een operatie van fusie op voet van gelijken, terwijl iedereen weet dat waardering van Belgacom om en bij de 12 miljard euro bedraagt, terwijl de marktkapitalisatie van KPN 8 miljard euro is en KPN uit een fusie een broodnodige bijkomende cashflow kan verkrijgen? Of deelt de Minister misschien de mening van sommigen dat de waardering van KPN door de markten te laag wordt ingeschat?

Ten vijfde, wegen de synergievoordelen voor Belgacom, waar de Minister graag naar verwijst, op tegen de onmiddellijke voordelen die KPN uit de fusie zal halen gelet op de slechte schuldpositie van het bedrijf en de mogelijkheid om via een fusie met Belgacom deze schuldpositie op korte termijn sterk te verbeteren?

Ten zesde, op welke wijze zullen de rechten van het statutair personeel precies worden gegarandeerd? Waarom wil de Regering ons amendement terzake niet aanvaarden?

Ten slotte, klopt het dat er druk is gekomen vanuit SBC, de belangrijkste privé-aandeelhouder van Belgacom, om het dossier te bespoedigen? Kan de Minister garanderen dat de Regering niet voor die druk zal zwichten?

De heer Jacques D'Hooghe (CVP). - Het wetsontwerp betreffende Belgacom is een belangrijk ontwerp. Ik acht het dan ook nuttig enkele bedenkingen te formuleren bij een aantal essentiële punten. Mijn betoog zal kort zijn. Het gaat hier immers om een wet met bijzondere opdrachten: de tekst bevat niet veel elementen, alles moet nog worden geregeld. Toch zal het langer zijn dan alle uiteenzettingen van de meerderheid samen...

Belgacom is een financieel gezonde onderneming, daarop heeft de heer Vandenberghe al gewezen. Wij vrezen echter dat we in eenzelfde scenario zullen terechtkomen als met Sabena. Een fusie aangaan of een samenwerkingsakkoord sluiten is aangenaam, maar de transacties moeten financiële garanties bieden. Wat wij uit de pers over KPN vernemen is echter niet hoopgevend.

De heer Vandenberghe heeft al er al op gewezen dat we uit de ogen moeten kijken wanneer we met de Nederlanders zaken gaan doen.

Vandaar, dat is mijn tweede bedenking, dat we ten minste een overzicht moeten hebben van de financiële toestand van het bedrijf, of de bedrijven, waarmee zal worden samengewerkt.

De minister heeft beloofd dat hij de koninklijke besluiten aan het parlement zal voorleggen vóór zij in de ministerraad worden behandeld. We rekenen erop dat hij zijn woord zal houden en dat hij ons op dat ogenblik ook de financiële analyses van Belgacom en de partner zal meedelen. Voorts interesseert het ons te weten welke synergieën de potentiële partners kunnen teweegbrengen.

Ik heb een derde bedenking. Telecombedrijven zijn op een strategisch belangrijke markt actief. Wanneer een bepaalde partner zich eventueel zou terugtrekken is het in het kader van een geliberaliseerde markt bijna zeker dat andere partners die markt zullen inpikken, maar dat kan enige tijd duren. Daarom hadden wij graag vernomen hoe de universele dienstverlening zal worden verzekerd. Wat gebeurt er indien er na verloop van jaren een kink in de kabel komt - denken we maar aan Sabena - of erger nog, een bepaalde partner laks blijft opereren of, wat nog veel gevaarlijker is, wanneer hij zich terugtrekt.

Er staan hier toch heel wat vitale belangen op het spel, zoals de communicatie tussen bedrijven die voor de ondernemingswereld van kapitaal belang is. Ik raad de minister dan ook aan om samen met het ministerie van Economische Zaken en eventueel met de vertegenwoordigers van de bedrijven, na te gaan welke belangen in dergelijke overeenkomst alleszins moeten worden gevrijwaard.

Inzake vitale belangen denk ik bijvoorbeeld ook aan Landsverdediging. Dit departement neemt inzake telecommunicatie heel wat zaken zelf voor zijn rekening, maar het zou toch nuttig zijn een inventaris op te maken van de verschillende soorten dienstverlening die hier van vitaal belang zijn en bijgevolg veilig moeten worden gesteld.

Bij een fusie overgaan met een andere telecomoperator zou het nuttig zijn dat het personeel zijn sociale verworvenheden kan behouden. Wij hebben dienaangaande in de commissie enkele amendementen ingediend. De minister was echter van mening dat de tekst van het ontwerp voldoende waarborgen inhoudt zodat onze amendementen verworpen werden.

Tot zover mijn bedenkingen. Over de tekst zelf kunnen wij niet lang uitweiden, aangezien er niet veel instaat. Wij zullen oordelen op basis van de koninklijke besluiten en de financiële audits.

M. Rik Daems, ministre des Télécommunications et des Entreprises et Participations publiques. - Je répondrai tout d'abord aux remarques de M. Thissen, même si ce dernier a quitté l'hémicycle. Il est clair qu'on ne négocie jamais sur la place publique, surtout quand il s'agit de compagnies susceptibles d'être cotées en bourse. Toute information de ma part concernant une éventuelle négociation avec un tel partenaire pourrait avoir certaines conséquences. Il n'est donc pas possible de donner des informations en public.

M. Hugo Vandenberghe (CVP). - La bourse ne peut primer sur le parlement, monsieur le ministre.

M. Rik Daems, ministre des Télécommunications et des Entreprises et Participations publiques. - Comme l'a dit M. Thissen, il faut bien entendu éviter toute réduction de la concurrence pour que la clientèle n'ait pas à payer le prix de la reprise de Belgacom. Il a été fait référence à KPN-Orange. « Orange » appartient déjà à France Telecom. En cas de conflit d'intérêts, un opérateur ayant plus d'une licence, soit on vend, soit la licence est retirée.

Je répète mon engagement à venir devant le parlement. Le cas échéant, les arrêtés royaux seront présentés à une commission mixte Chambre-Sénat, avant d'être soumis au Conseil des ministres. En fait, c'est du jamais vu. La transparence est poussée très loin. De plus, puisque les arrêtés royaux comprendront des directives concernant les partenaires potentiels, on pourrait donner à ce moment, dans le cadre de la commission mixte et sous toute confidentialité contractuelle, des informations sur une transaction éventuelle.

Ik wil het engagement om naar het Parlement te komen nogmaals herhalen. Ik weet wel dat dit in de Senaat minder het geval is geweest, maar in de Kamer hebben we die informatie in de commissie voor de Infrastructuur altijd zeer uitgebreid en transparant gegeven en ik wil bij deze dit engagement ook hier in de Senaat bevestigen. Er wordt zeer veel gesproken over slechts één bedrijf, namelijk KPN, en men maakt ook wel de vergelijking met Sabena. Wat mij betreft, is los van de vraag wie de potentiële partner is, de financiële sterkte van de gecombineerde entiteit van primordiale betekenis. Men vergist zich vaak door alleen naar de bruto schuldenlast te kijken. Men kan namelijk een bedrijf hebben met een schuld 100, dat niet in staat is die schuld terug te betalen, wat zeer gevaarlijk is, terwijl een bedrijf van dezelfde omvang met een schuld 200 een grotere capaciteit tot terugbetaling kan hebben. Ik zeg dit niet om deze of gene operatie te verdedigen, want momenteel is er nog geen enkele operatie. De capaciteit tot terugbetaling moet dus in detail bekeken worden in het licht van de operatie die men overweegt. Daarom zal de regering de financiële structuur grondig onderzoeken. Ik vind het normaal dat de regering, die collegiaal beslist, de nodige financiële informatie krijgt, hetzij van externe adviseurs hetzij door de zaken zelf grondig te bekijken. Men zou de vergelijking kunnen maken met de situatie van Sabena in 1995, en zich afvragen of dat toen is gebeurd. Ik denk van niet, maar ik zal daar verder niet op ingaan. Deze regering heeft evenwel gedaan wat ze kon door de contracten te verbeteren die ons vandaag misschien uitzicht bieden op een oplossing. Zonder die contracten zouden we nu in dezelfde situatie verkeren als een aantal andere buitenlandse vestigingen die gewoon "gedropt" worden. Het is niet zinvol deze polemiek aan te gaan omdat ik er altijd van uitga dat een regering op een bepaald ogenblik te goeder trouw een beslissing neemt. Zoniet, zou je inderdaad een enorm probleem van democratisch deficit hebben. Net zoals er redenen geweest zijn voor wat er in het verleden is gebeurd, is het volgens mij onaanvaardbaar om de situatie uit het verleden te projecteren op een verbetering die vandaag tot stand wordt gebracht. Het is evenwel belangrijk de link te leggen omdat dit de nadruk legt op de financiële gezondheid van een eventuele gecombineerde entiteit. Het is dus geen blanco cheque, integendeel. Als men naar het parlement komt, voor men naar de ministerraad gaat, kan men moeilijk spreken van een blanco cheque. In het verleden ging het er vaak heel wat minder democratisch aan toe. Er zijn heel wat operaties gebeurd, waar het parlement niet bij betrokken was. Dat is nu niet het geval.

Ik vraag hier een machtiging om te onderhandelen. Een wetswijziging vergt veel tijd. Eind 1999 is gebleken dat een lange periode van onzekerheid een sterke onderhandelingspositie onmogelijk maakt.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Sabena voor de rechtbank is hetzelfde probleem.

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - Dat is meteen ook de reden waarom ik het amendement over de goedkeuring van het koninklijk besluit door het parlement niet kan aanvaarden: de zakelijke onzekerheid zou immers blijven bestaan. In mijn voorstel blijft de informatie en de transparantie ten aanzien van het parlement evenwel behouden.

Welke garanties zijn er inzake sociale zekerheid en inzake de bescherming van de werknemers? Ze staan letterlijk in de wet en zijn ook in het verslag weergegeven omdat de vakbonden betrokken waren bij de onderhandeling. Zij zullen mee vorm geven aan de koninklijke besluiten die de verworven rechten veilig moeten stellen.

De regering heeft sinds het begin van de regeerperiode heel wat gerealiseerd in het Belgacom-dossier, dat niet openbaar en weinig populair is. Er is de operatie-BEN geweest. Deze operatie in Nederland, waarbij de regering rechtstreeks betrokken was, heeft een netto-opbrengst van 48 miljard opgebracht, waarvan 27 miljard in het pensioenfonds van Belgacom is gestort. De publieke opinie heeft hier weinig aandacht aan besteed; voor de publieke opinie is 100.000 frank veel geld en 48 miljard niet te vatten.

De heer Vandenberghe vroeg zich ook af of er niets kon worden gedaan met de business-units. Blijkbaar weet hij nog altijd niet dat we een reverse merger hebben gedaan tussen Skynet en Infosource, waardoor de internetactiviteiten van Belgacom vandaag in het bedrijf Infosource beursgenoteerd zijn. Een van de vier pijlers van Belgacom is dus een beursgenoteerd bedrijf.

De heer Vandenberghe verwees ook naar de UMTS-licenties. In het begin werden vergelijkingen gemaakt met veilingen in Duitsland en Groot-Brittannië. Analisten met ronkende namen, en waarschijnlijk zeer grote salarissen, voorspelden dan ook dat de veiling in België veel miljarden zou opbrengen. Ik herhaal voor de honderdduizendste maal dat ik er altijd ben van uitgegaan dat de normale marktwaarde voor een dergelijke licentie tien miljard was. Ze heeft zes miljard opgebracht, wat binnen de Europese Unie het vierde hoogste resultaat is, met dien verstande dat in twee landen de licenties nog moeten worden toegekend. Wie zegt dat het Belgische resultaat niet goed is, dwaalt.

We hebben in een jaar tijd een procedure afgerond waarvoor ze in Groot-Brittannië twee jaar nodig hadden. Inzake mobilofonie heeft België het meest transparante en meest competitiebevorderende kader van heel Europa. Wel is er op het einde van vorig jaar een kink in de kabel gekomen toen de Raad van State ons ertoe heeft verplicht enkele zaken bij wet te regelen in plaats van in een koninklijk besluit. Hierdoor hebben we twee maanden verloren. Dit heeft geen invloed gehad op de uitslag van de veiling. We hebben dus snel gehandeld en een goed kader gecreëerd. Bovendien heeft de veiling 60% opgebracht van het bedrag dat ik een jaar eerder had geraamd toen anderen enorme bedragen in het vooruitzicht stelden.

Bovendien hebben we de toewijzing van de licenties op een goede manier aangepakt. Nochtans waren sommigen in het parlement en de regering van mening dat de licenties gratis moesten worden toegewezen omdat de operatoren reeds voor de tweede generatie hadden betaald. Ik heb gepleit voor een ernstige en niet overhaaste toewijzing. De markt moest zich immers stabiliseren. Een beurs reageert altijd excessief: een aandeel dat stijgt, zal in het begin te snel stijgen en nadien een normale koers bereiken. Het omgekeerde geldt voor een dalend aandeel. Bij de toekenning van licenties gaat het er net zo aan toe: er was een onredelijke piek. Er werd toen zelfs gesproken over 280 miljard; ik heb altijd een bedrag van 40 miljard naar voren geschoven.

Wel werden maar drie licenties toegekend, in plaats van de vier die ik had vooropgesteld. Ik ben ervan overtuigd dat de vierde licentie bij een normale ontwikkeling van de markt alsnog zal worden toegekend. Ten tijde van de veiling was er interesse en die is er nu nog.

Een bijkomend aspect is dat Belgacom vandaag onder meer door de normale toekenning van de UMTS-licenties een gezond bedrijf is, in tegenstelling tot veel andere bedrijven die zich door grootheidswaanzin hebben laten leiden en hierdoor in enorme problemen zijn verzeild geraakt.

Vandaag vallen de Europese controle-instellingen uitgerekend bij die bedrijven binnen om te controleren of ze hun excessieve uitgaven, onder meer voor de UMTS-licentie, niet proberen door te rekenen aan de consument.

Niet alleen hebben we het bedrijf gezond gehouden. Bovendien hebben we het doorschuiven van de factuur naar de consument voorkomen. Anders zouden via een omweg belastingen worden geheven.

Sinds 1999 ben ik steeds tegen een beursgang geweest. Ik ging er immers van uit dat de koers dermate hoog genoteerd stond dat de staatskas op dat ogenblik wel middelen zou binnenrijven, maar dat bij een terugval honderdduizenden mensen onrechtstreeks belast zouden worden, waarbij het vertrouwen van de bevolking in de normale marktwerking zou worden geschaad. Dit is het verschil tussen financieel redeneren op korte termijn en het proberen een beleid te voeren, waarbij de burger niet de dupe wordt van kortzichtige doelstellingen van een meerderheid om geld in kas te hebben.

De feiten hebben me trouwens gelijk gegeven, want de koersen zijn tot de helft teruggevallen. Was Belgacom toen op de beurs genoteerd, dan waren een miljoen tot anderhalf miljoen kleine beleggers de helft van hun kapitaal kwijtgespeeld.

Enkele weken geleden werd het BEST-programma goedgekeurd. Dit laat toe om van het totaal van 22.000 werknemers, 3.000 medewerkers te plaatsen in een speciaal opleidingsprogramma en 4.000 in programma's van outsourcing, outplacement en deeltijds werken. Daardoor wordt enerzijds het bedrijf competitiever omdat de kostenstructuur op een normaal Europees vergelijkbaar niveau wordt gebracht, en wordt anderzijds geen enkele werknemer in zijn rechten wordt geschaad.

Sta me toe samen te vatten: de operatie-BEN waarbij het gaat om 48 miljard, waarvan 27 voor het Pensioenfonds, Infosource, een van de vier poten op de beurs, UMTS-licenties op een normale manier waardoor het bedrijf niet geschaad wordt, BEST, waardoor de kostenstructuur op Europees niveau wordt gebracht, ITO geweigerd, waardoor we de markt niet geschaad hebben en geen gedevieerde belastingen werden geïnd en een overeenkomst met ADSB, waarbij Ameritec vervangen werd door een andere partner namelijk SBC, met een totaal andere filosofie van Amerikaanse aard, waarbij men inderdaad wat tijd nodig heeft om de neuzen in dezelfde richting te krijgen, wat we inmiddels hebben bereikt.

Uit die context volgt de logica dat een strategisch partnership voor Belgacom waarschijnlijk de betere keuze is. De trend small is beautiful is weer in opmars. Dit is nu eenmaal de pendule: vroeger gaf men de voorkeur aan grote monsterbedrijven, maar nu opteert men veeleer voor kleinere bedrijven. Nochtans lijkt me dit om twee redenen een verkeerde optie te zijn.

Ten eerste, het klein bedrijf in een consoliderende markt op Europees niveau zal naar mijn oordeel onder de voet worden gelopen. Wil men dat bedrijf gezond houden, moet men het immers competitieve voordelen geven, wat evenwel niet toegelaten is.

Ten tweede, op reglementair vlak is de openstelling van de markt zo goed als beëindigd, waarbij het onafhankelijk maken van het BIPT het sluitstuk vormt. In die markt kan de positie van Belgacom op termijn alleen maar verzwakken. Als men alle klanten heeft op het ogenblik dat concurrentie wordt geïntroduceerd, kan men dat klantenbestand in het beste geval alleen behouden.

Een dergelijk bedrijf kan alleen maar achteruit gaan en moet om zijn relatieve positie te behouden een groter geheel vormen, niet noodzakelijk een monstergeheel, maar wel een groter competitief geheel. Dat is de reden waarom naar een "strategisch partnership" wordt gestreefd, waarbij zoals bepaalde sprekers opmerkten, een aantal criteria spelen. Naast het klassieke criterium van aandeelhouderswaarde spelen ook andere zaken mee, zoals het behoud van de rechten van de huidige personeelsleden, de zekerheid dat de consument niet de dupe wordt van een verminderende competitie, en het feit dat een bepaalde kernactiviteit in België kan worden gehouden, in tegenstelling tot wat de afgelopen jaren zo vaak is gebeurd, namelijk dat alle kernactiviteiten uit België zijn weggekocht of weggelopen. Deze aspecten van strategische aard wil ik persoonlijk naar voor brengen en daarom vraag ik als het ware een "machtiging", die niet geconfirmeerd kan worden, omdat ze dan haar doel niet meer bereikt, namelijk het wegwerken van onzekerheid.

De heer Vandenberghe heeft specifieke vragen gesteld over KPN. Voor dit strategisch partnership is de "machtiging" zeer belangrijk. Ze werd overigens in de commissie met 9 stemmen voor bij 3 onthoudingen goedgekeurd en ik ga er dan ook vanuit dat men conceptueel met onze aanpak geen problemen heeft. In het raam van dit strategisch partnership wordt er op het ogenblik met meerdere partners gepraat. De heer Vandenberghe heeft een aantal namen genoemd, maar zal het me niet kwalijk nemen dat ik dat op het ogenblik niet doe en dat ik niet inga op bepaalde aspecten van een van de potentiële partners, waartoe KPN inderdaad behoort. Dit werd zowel door Belgacom als KPN zelf bevestigd. Er is echter geen exclusiviteit. We zitten niet in een beslissingsfase, maar wel degelijk in een fase van verkennende en meer dan verkennende gesprekken, zonder dat een van de partners de expliciet voorkeur wegdraagt. De financiële gezondheid van een gecombineerde structuur is natuurlijk een van de belangrijkste aspecten die we in het oog houden, in overleg met de hele regering, omdat een dergelijke operatie door iedereen gedragen en financieel gezond moet zijn en de eventuele risico's zoveel mogelijk moet worden beperkt. Deze risico's werden in voorbeelden uit het verleden misschien onvoldoende ingeschat, al is de markt ook niet voorspelbaar. Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat wat we het afgelopen anderhalf jaar met Belgacom hebben gedaan, ons een heel andere uitgangspositie geeft dan de situatie waarin andere dossiers uit het verleden, zoals Sabena, verzeild zijn geraakt.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - De minister heeft uitgebreid geantwoord, maar op bepaalde concrete vragen die ik toch belangrijk vind, heb ik geen enkel antwoord gekregen.

De minister heeft uitvoerig het lot van de UMTS-licenties beschreven. Het is duidelijk dat de biedingen in het begin buitensporig waren en de financiële evenwichten van een aantal telecombedrijven hebben ondergraven. Zoals ik al zei, heeft de verkoop van de licenties wel minder opgebracht voor de schatkist, maar was dit toch een gelukkig uitstel, aangezien Belgacom daardoor niet belast is met financiële uitgaven die anderen wel moeten dragen. Ik heb beide aspecten naar voren gebracht, zonder kritiek te willen leveren op de concrete toewijzing door de minister. Toch wil ik opmerken dat KPN behoort tot de bedrijven die onderuit zijn gegaan door het betalen van de buitensporige licenties. De situatie van KPN is helemaal anders dan die van Belgacom. KPN is aangetast door deze overmatige financiële verbintenissen.

Over de beursgang zei de minister zelf in een gesprek met De Standaard van 11 september 1999: "Ik sluit een operatie beursgang in elk geval niet uit." Hij heeft dat meermaals herhaald tot hij einde 1999 het geweer van schouder veranderde. Hij komt nu met de verklaring dat de beurs te hoog stond, dat het volkskapitalisme louter schijn was, enzovoorts. Ik neem aan dat dit een uitleg na de feiten is.

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - Mijn uitspraken over de beursgang dateren van na september 1999 toen de beurs nog niet op zijn hoogste niveau was gekomen. Een van de redenen waarom ik toen de Senaat meedeelde dat er uitzicht was op een oplossing, was dat er op dat ogenblik mogelijkheden bestonden voor iets wat we vandaag een strategische operatie zouden noemen. Die operatie is niet kunnen doorgaan omdat we niet tot gesprekken konden komen, vermits de habilitatie die ik nu vraag, toen niet mogelijk was. Het zijn dan ook geen politieke, maar louter praktische redenen waarom ik Kamer en Senaat nu verzoek die habilitatie mogelijk te maken.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Mij lijkt het hoe dan ook evident dat we de opportuniteit van een beursoperatie moeten kunnen afwegen. In de Verenigde Staten zijn er tientallen processen op til omdat de overheid, wetende dat de beurs ernstig overgewaardeerd was, de burgers niet publiekelijk heeft gewaarschuwd. De regering kan inderdaad in grote mate aansprakelijk worden gesteld wanneer ze iedereen laat meegaan in wat alle deskundigen beschrijven als een luchtbel. Die luchtbel is in de telecomsector nadien ook effectief uiteengespat. Gelukkig heeft de regering Belgacom niet op de beurs gebracht en heeft ze zodoende veel teleurstellingen vermeden.

Ik kom nu terug op mijn concrete vragen. Ik begrijp best dat de minister geen onderhandelingen kan voeren vanop de tribune van de Senaat. De kwestie in de commissie voor de Financiën en voor de Economische Aangelegenheden behandelen was echter jammer genoeg onmogelijk door de snelheid waarmee dit dossier moest worden afgewerkt. Toch verwacht ik van de minister minstens een antwoord op berichten in de kranten, ernstige zoals Financial Times of NRC Handelsblad, die het hebben over gekibbel in de meerderheid. Of moet ik het feit dat hij mijn vraag hierover negeert begrijpen als qui se tait, consent?

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - De regering is een en ondeelbaar.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Dat is toch pure mystiek of neo-mystiek!

Ook op mijn tweede concrete vraag kreeg ik geen antwoord. Als een van de meest gezaghebbende Nederlandse kranten op de eerste bladzijde beweert dat de rekeningen van KPN niet kloppen en dat er een bijkomend onderzoek zal plaatsvinden om na te gaan of in het bedrijf niet voor tientallen miljarden rekenfouten zijn gemaakt, dan moet de minister me toch kunnen vertellen welke analyse hijzelf maakt van de financiële en economische toestand van KPN!

Bij overname of fusie van bedrijven zijn er allerlei juridische, economische en financiële procedures om de schuldgraad vast te leggen. De minister weet dat er bij een bedrijf als KPN lijken in de kasten liggen. De directie en de raad van bestuur weten niet eens waar die kasten staan, laat staan dat ze weten waar de lijken zich bevinden. Woorden laten niet alles toe, maar cijfers wel.

Hoe wordt KPN precies doorgelicht?

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - Ik kan alleen maar antwoorden in algemene termen. De financiële doorlichting van elke mogelijke partner zal zeer minutieus gebeuren. De financiële stabiliteit van een eventueel nieuwe entiteit moet immers vaststaan. Aan de schuldpositie van de nieuwe en de onafhankelijke entiteiten die nadien zullen samengaan, zal in elk geval veel aandacht worden besteed.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Is KPN het daarmee eens? Zal KPN door onafhankelijke revisoren worden gecontroleerd?

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - U blijft doorgaan op één bedrijf. Ik kan, zoals gezegd, alleen maar antwoorden in algemene termen. Reeds van bij het begin heb ik gezegd dat in deze operatie meerdere mogelijkheden voorhanden zijn. Er is geen exclusieve partner. Het is niet aan mij om nu een waardeoordeel te vellen over één beursgenoteerd bedrijf. Dat zou zeer ongepast zijn en ongetwijfeld een invloed hebben op de beurskoers van dat bedrijf. De Belgische staat zou hiervoor aansprakelijk kunnen worden gesteld.

De vragen zijn niet relevant en niet beantwoordbaar.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Ik kan het daar niet mee eens zijn.

Er worden allerlei vragen beantwoord in interviews op radio en televisie en in de kranten, maar in het Parlement is dat blijkbaar niet mogelijk. Men verschuilt zich dan achter de beurs, maar de beurs heeft toch geen voorrang op het Parlement. Het Parlement is een publieke plaats waar verklaringen mogen worden afgelegd die tot gevolg kunnen hebben dat een beurskoers met vijftig procent stijgt of daalt. Er is geen enkele bepaling in Kamer of Senaat die zegt dat zulke verklaringen niet mogen worden afgelegd.

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - Dat is een vrije keuze.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Het gaat mij niet om de beurskoers, maar wel om een bepaalde financiële arrogantie waarbij de beurs wordt ingeroepen om een publieke discussie te verhinderen. We hebben het recht om alles aan de orde te stellen.

Ik beweer ook niet dat KPN de exclusieve partner is. Ik ga uit van de hypothese dat er onderhandeld wordt met KPN en ik vraag me af hoe de doorlichting van het bedrijf dan gebeurt. Dat is wel een relevante vraag.

Achtenveertig uur geleden stond op de eerste pagina van NRC Handelsblad dat de boekhoudkundige cijfers van KPN niet kloppen, dat er problemen zijn en dat er een aanvullend onderzoek is. Mag ik van de minister dan vernemen of hij de uitslag van dat onderzoek zal afwachten.

De heer Rik Daems, minister van Telecommunicatie en Overheidsbedrijven en Participaties. - Zonder te verwijzen naar een specifiek bedrijf, zeg ik nog eens dat we vanzelfsprekend, welke operatie er ook zou worden voorbereid, ons nauwkeurig zullen informeren.

De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Dat was een helder wiskundig antwoord. Eén plus één is drie.

We zullen zien hoe de saga verder zal verlopen. Misschien zal ook deze keer datgene wat reeds twee maal tot voorzichtigheid aanleiding heeft gegeven of tot al dan niet gewilde vertraging heeft geleid en uiteindelijk in het voordeel van Belgacom heeft gespeeld, de te bewandelen weg kunnen zijn.

-De algemene bespreking is gesloten.