2-127 | 2-127 |
De heer Johan Malcorps (AGALEV), rapporteur. - Het wetsontwerp, dat valt onder de optioneel bicamerale procedure, werd op 29 maart 2001 door de Kamer van volksvertegenwoordigers aangenomen en nog dezelfde dag naar de Senaat overgezonden. Het werd op 2 mei 2001 geëvoceerd op verzoek van 15 senatoren. De onderzoekstermijn van het ontwerp verstrijkt op 2 juli 2001. Daarom heeft de commissie voor de Sociale Aangelegenheden het ontwerp in haar vergadering van 6 juni 2001 besproken in aanwezigheid van de bevoegde minister.
Het ontwerp breidt het toepassingsveld van de controleopdrachten van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen uit en brengt in de bestaande tekst enkele materiële verbeteringen aan. Bovendien is het de bedoeling om, als gevolg van het debat in de Kamer van volksvertegenwoordigers, de informatieplicht van de gedelegeerd bestuurder ondubbelzinnig te bevestigen zonder afbreuk te doen aan de vrijheid van het Wetenschappelijk Comité om zich op eigen initiatief, dus ongevraagd, uit te spreken over alle aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van het Agentschap. Het is ook de bedoeling de opdracht van het Wetenschappelijk Comité te beperken tot de kerntaken, zonder evenwel aan de adviesbevoegdheden te raken. De wet van 4 februari 2000 over het Federaal Agentschap bepaalt dat het Wetenschappelijk Comité over alle aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van het Agentschap, inclusief bijvoorbeeld de financiering van het Agentschap, advies dient uit te brengen. Dit was ingegeven door de bekommernis om bij de uitbouw van het Agentschap voor een voldoende wetenschappelijke onderbouw te zorgen. Dit is een terechte zorg, maar in de praktijk bleek deze bepaling tot een onwerkbare situatie te leiden. Vandaar de aanpassing.
Tijdens de commissievergadering merkten verscheidene leden op dat de huidige wetswijzigingen aangeven dat de basiswet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen snel en volgens sommigen ondoordacht werd goedgekeurd.
Een lid was bijzonder verheugd over de voorgestelde samenvoeging van de verschillende controlediensten om de coherentie en doeltreffendheid van de controletaken te bewaren. Ze merkte op dat bij de parlementaire bespreking van de wet van 4 februari 2000 deze werkwijze reeds door een aantal parlementsleden werd aanbevolen, maar niet werd gevolgd.
Er werd ook enige discussie gewijd aan het jaarverslag van het Agentschap dat pas bekend was geworden en waarin werd verklaard dat "het operationeel maken van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen niet zo vlot verloopt als verwacht en verhoopt werd".
Uiteraard antwoordde de minister op de opmerkingen over het jaarverslag en over het ontwerp zelf. Zij merkte op dat het Wetenschappelijk Comité en het Raadgevend Comité momenteel functioneren en dat het Wetenschappelijk Comité reeds een aantal onderzoeken heeft uitgevoerd. Bovendien kondigde ze aan dat deze onderzoeken aan het Parlement zouden worden voorgelegd.
In verband met het personeel werden op 28 februari twee koninklijke besluiten gepubliceerd, namelijk het koninklijk besluit van 22 februari 2001 betreffende de financiering van het Agentschap en het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Agentschap en tot wijziging van diverse bepalingen. Momenteel is er een ploeg van een vijftiental personeelsleden actief.
Bovendien is er een koninklijk besluit in voorbereiding waardoor op 1 juli 2001 het personeel van de Eetwareninspectie, het IVK, DG4 en DG5 ter beschikking van het Agentschap worden gesteld. Dit houdt in dat het personeel onder het hiërarchisch gezag van de afgevaardigd beheerder van het Agentschap wordt geplaatst, waardoor een echte integratie en een veel directere sturing van de verschillende diensten mogelijk worden.
De minister bevestigde eveneens dat de communicatie van het Agentschap met de bevolking zeer belangrijk is. De aankondiging van een aanwerving van een communicatieverantwoordelijke is daarom reeds in het Belgisch Staatsblad verschenen en de aanwervingsprocedure loopt.
Tot slot verklaarde de minister dat het jaarrapport van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen een goed voorbeeld is van een volledige transparantie en zeer goed de problemen van een dergelijke opstartoperatie illustreert.
Er werden enkele amendementen op het ontwerp besproken. De heer Barbeaux diende amendement nummer 2 in dat ertoe strekt de voorgestelde uitbreiding van het takenpakket van het Agentschap te herformuleren. De huidige tekst die de Koning machtigt aan het Agentschap bijkomende opdrachten toe te vertrouwen betreffende de in artikel 5 opgesomde wetten, drukt volgens de heer Barbeaux door het gebruik van het woord "kan" veel te sterk een mogelijkheid uit en is bovendien onvoldoende duidelijk geformuleerd. De minister verklaarde daarop dat, ingevolge de regionalisering van de landbouw, de huidige situatie duidelijk verschilt van die van vorig jaar, aangezien er door de regionalisering nieuwe taken aan het Agentschap worden toevertrouwd. De minister is ook van mening dat de door de heer Barbeaux voorgestelde tekst de taken van het Agentschap enkel met het oog op de voedselveiligheid vastlegt en beperkt, terwijl er in de praktijk nog andere taken zullen worden opgenomen. Het amendement werd verworpen.
Mevrouw van Kessel diende een amendement in dat ertoe strekt de adviesbevoegdheid van het Wetenschappelijk Comité verder te beperken tot adviezen in verband met de uitwerking, toepassing en controle van maatregelen die betrekking hebben op de analyse en de beheersing van de gezondheidsrisico's voor de consument. De minister antwoordde daarop dat over de inhoud van het amendement reeds uitvoerige ruggespraak werd gehouden onder andere met de verantwoordelijke van het Agentschap. Men vond het niet adequaat de bevoegdheden van het Wetenschappelijk Comité verder in te perken en dit amendement werd ook verworpen.
Het wetsontwerp in zijn geheel werd aangenomen met 10 stemmen voor bij 1 onthouding.
Mevrouw Ingrid van Kessel (CVP). - Ik wens vooral de trage gang van zaken aan te kaarten. Ik heb toch een aantal bedenkingen als ik zie hoe bij de promotie van de kwaliteit van het rundvlees vooral de aandacht wordt gevestigd op de controle door het Federaal Voedselagentschap. De realiteit is anders.
In de regeringsverklaring van juli 1999 lezen we: "Er is een duidelijke noodzaak aan een Federaal Agentschap dat instaat voor én de inspectie én de controle van de volledige voedselketen, waarbij de verantwoordelijkheid berust bij de minister van Volksgezondheid. De oprichting van dit Agentschap zal afgerond zijn tegen het einde van 1999". De nood aan een dergelijke instelling was reëel. De vorige regering nam reeds op 26 juni 1998 de principiële beslissing voor de oprichting van een voedselketenbewaking. De bevoegdheid over de voedselveiligheid was toen over meerdere ministeries en diensten verdeeld. Alle controlediensten dienden te worden geïntegreerd in één globale structuur.
Helaas blijkt niet alles te verlopen zoals vooropgesteld. Eind 1999 ligt al een heel eind achter ons en het Federaal Agentschap is nog steeds niet operationeel. De timing moest steeds opnieuw worden aangepast.
Wat is er gedurende die twee jaar gebeurd? Op 5 november 1999 legde de regering het wetsontwerp houdende de oprichting van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen voor. Pas op 19 februari 2001, zeven maanden nadat ze haar goedkeuring had gegeven en vier maanden nadat de Raad van State een advies had geformuleerd, werd het ontwerp tot wijziging van de wet van 4 februari 2000 in het Parlement ingediend.
In de commissievergadering van 6 juni 2001 zei de minister dat op 1 juli 2001 het personeel van de eetwareninspectie, het IVK, DG4 en DG5 ter beschikking zal worden gesteld van het Agentschap. Dit houdt in dat het personeel onder het hiërarchisch gezag wordt geplaatst van de afgevaardigde beheerder van het voedselagentschap. Hierdoor wordt de echte integratie en een veel directere sturing van de verschillende diensten mogelijk. De vraag is wanneer het personeel daadwerkelijk aan de slag zal kunnen en onder welk statuut het zal werken?
Momenteel zijn er bij het Agentschap slechts een vijftiental personen werkzaam die moeten waken over de veiligheid van het voedsel van meer dan 10 miljoen Belgen.
Het operationeel maken van het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen verloopt duidelijk niet zo vlot als verwacht. Uit zijn jaarverslag 2000 blijkt eens te meer dat er van alles mis is gelopen.
Het vermeldt daarvoor een aantal redenen: de complexiteit van de materie, de benoeming van de leden van het Wetenschappelijk en Raadgevend Comité, het laattijdig indienen van kandidaturen, de vakantieperiode, de examenperiode bij de universiteitsprofessoren, de verhuis naar een nieuwe locatie, de installatie van nieuwe lokalen, het informatienetwerk, de informaticasystemen, de complexiteit van de procedures om tot bepaalde uitvoeringsbesluiten te komen, de laattijdige, uitblijvende of onduidelijke respons van sommige partners, langdurige vakantieperioden bij de ambtenaren wegens in 1999 niet opgenomen verlof.
M. le président. - Je voudrais saluer la présence parmi nous de M. Edmund Hau Wah Ho, vice-premier ministre, et Mme Susana Chou, présidente de l'assemblée législative de Macao, et la délégation qui les accompagne.
Je souhaite à la délégation un séjour fructueux dans notre pays. (Applaudissements sur tous les bancs)