2-126

2-126

Sénat de Belgique

Annales

MERCREDI 20 JUIN 2001 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de Mme Iris Van Riet à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur «les différences salariales entre les hommes et les femmes et la généralisation du travail à temps partiel dans les fonctions dirigeantes» (n° 2-520)

Mevrouw Iris Van Riet (VLD). - Ik heb daarnet al aangehaald dat het een goede zaak zou zijn deeltijds werken ook mogelijk te maken voor leidinggevende functies. Ik verwijs in dit verband naar artikel 7 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 waarin wordt bepaald dat vanaf rang 13 geen deeltijds werk en geen afwezigheden om onder andere familieredenen worden toegestaan. In de Vlaamse Gemeenschap lopen projecten om voor de leidinggevende functies in de Vlaamse ambtenarij deeltijds werk wel mogelijk te maken. Vindt de minister het geen goede zaak dit koninklijk besluit, uiteraard indien het met het Copernicusplan van kracht blijft, eveneens in die zin aan te passen? Nu voelen vrouwen zich op een bepaald ogenblik in hun carrière geremd. Van alle deeltijdse banen wordt 90% ingevuld door vrouwen, maar deze banen zijn doorgaans gesitueerd op een lager niveau. Deeltijds werken zou ook in hogere functies mogelijk moeten zijn.

In de tweede paragraaf van artikel 7 van het koninklijk besluit is bepaald dat de secretaris-generaal op verzoek en in afwijking van de algemene regel verlof kan toestaan aan vrouwen in leidinggevende functies. Weet de minister of dergelijke verzoeken al werden ingediend, of daarop werd ingegaan en hoe vaak?

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid. - In haar vraag verwijst mevrouw Van Riet naar een koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende verloven en hun impact op de administratieve positie van de ambtenaren. Het heeft dus niet noodzakelijk betrekking op de lonen. Het verband met de lonen is onrechtstreeks. Omdat hoofdzakelijk vrouwen om familieredenen gebruik moeten maken van afwezigheid en prestatievermindering worden ze in het algemeen geconfronteerd met een verlies van inkomen en een vermindering van hun mogelijkheden tot bevordering.

Hierbij komen nog de bepalingen van de wet van 10 april 1995 en van het koninklijk besluit van dezelfde datum betreffende de vierdagenweek. Artikel 15, paragraaf 2 van dit koninklijk besluit bevat dezelfde bepalingen als artikel 7 van het koninklijk besluit van 19 november 1998, namelijk de uitsluiting van de ambtenaren van rang 13 en hoger van verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheden.

Dans son avis numéro 5, le Conseil de l'Égalité des chances entre hommes et femmes avait souligné l'aspect négatif de cette restriction du point de vue de l'égalité et de la conciliation de la vie familiale et professionnelle.

La seule concrétisation du plan Copernic à ce jour est l'arrêté royal du 2 mai 2000 sur les fonctions de management et d'encadrement. L'article 14 renforce en réalité les restrictions de l'article 7 de l'arrêté de 1998.

Enfin, le nombre de demandes de dérogations sur la base de l'article 7, §2, de l'arrêté royal de 1998, qui sont introduites auprès de chaque département, n'est pas encore connu pour le moment.

Voilà, dans un premier temps, ce que je peux répondre en la matière. Je me rends bien compte que ce n'est qu'une première réponse de type administratif et que nous devrons revenir sur le sujet dans le cadre de la mise en oeuvre du plan Copernic.

Mevrouw Iris Van Riet (VLD). - Ik dank de minister voor haar antwoord.

-L'incident est clos.

Mme la présidente. - L'ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

Les prochaines séances auront lieu le jeudi 21 juin 2001 à 10 h et à 15 h.

(La séance est levée à 17 h 20.)