2-114

2-114

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 17 MAI 2001 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Questions orales

Question orale de Mme Mia De Schamphelaere à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi sur «la mise au travail de demandeurs d'asile» (n° 2-616)

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). - Er verblijven in België heel wat vluchtelingen die in de komende maanden het land moeten verlaten en die zolang een uitkering van het OCMW ontvangen.

Graag had ik van de minister vernomen waarom die personen, die daar zelf vragende partij voor zijn, niet kunnen worden tewerkgesteld in bijvoorbeeld de aardbeienpluk die volop bezig is.

Er is een groot tekort aan tijdelijke werknemers en bovendien is het voor het psychologisch welzijn van mensen vaak beter om op een nuttige wijze actief te zijn en een inkomen te verwerven in plaats van passief hun situatie te ondergaan.

Is het niet wenselijk om het in de land- en tuinbouw verdiend inkomen als aanvulling bij de OCMW-uitkering te zien, op dezelfde manier als een aanvullend inkomen bij een werkloosheidsuitkering, dat wil zeggen dat per gepresteerde werkdag 1/26ste van de uitkering wordt afgetrokken? Op die manier kunnen de werkwilligen gemotiveerd worden om te werken. Kan een aanpassing die tot doel heeft mensen te motiveren om actief te zijn, worden overwogen?

Sinds begin april mogen de "mensen zonder papieren" tewerkgesteld worden zodra de arbeidsvergunning is aangevraagd bij de VDAB en de werkgever beschikt over een bewijs dat zijn aanvraagdossier volledig is. Dit houdt in dat deze personen vrij vlug aan de slag kunnen. Kan dergelijke procedure niet overwogen worden voor kandidaat-politieke vluchtelingen met een bewijs van ontvankelijkheid en voor ontheemden? Nu moeten die wachten op de definitieve toekenning van de arbeidsvergunning die soms lang uitblijft. Een aanpassing van die regel zal geen nieuwe instroom van vluchtelingen op gang brengen omdat de gevraagde versoepeling zich beperkt tot kandidaat-vluchtelingen met een bewijs van ontvankelijkheid.

Mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eerste minister en minister van Werkgelegenheid. - De bedragen van en de regels voor de berekening van de financiële steun zijn niet bij wet bepaald zoals dat wel het geval is voor het bestaansminimum.

In de rechtspraak van de arbeidshoven en - rechtbanken zien we dat die steun bepaald wordt naar analogie met het bestaansminimum.

Artikel 23bis van het koninklijk besluit van 30 oktober 1974 betreffende het bestaansminimum bepaalt uitdrukkelijk dat, om de sociale en professionele integratie van de aanvrager te bevorderen, de netto-inkomsten verworven door tewerkstelling tot een bedrag van 7314 frank niet worden meegerekend bij de berekening van het bestaansminimum.

De OCMW's dienen bijgevolg op basis van die regel het recht op sociale steun te beoordelen voor de vreemdelingen die geen recht hebben op het bestaansminimum op grond van hun nationaliteit.

En ce qui concerne votre seconde préoccupation, on pourrait imaginer de transposer à d'autres catégories d'étrangers le système institué pour les demandeurs en régularisation par la circulaire du 6 février 2001, modifiant la circulaire du 6 avril 2000, et qui consiste à permettre la mise au travail immédiate des candidats à la régularisation au sujet desquels il est établi qu'ils ont introduit une demande complète.

Il faut toutefois être attentif au fait que la généralisation de ce système pourrait poser problème au regard de la loi spéciale de réformes institutionnelles qui confie aux Régions la compétence de délivrer les permis.

Elle pourrait également poser problème au regard de la loi du 30 avril 1999 relative à l'occupation des travailleurs étrangers et qui consacre le principe que l'employeur qui souhaite occuper un travailleur étranger doit obtenir une autorisation préalable de l'autorité compétente.

Il faut, enfin, être attentif à toutes les conséquences et aux éventuels effets pervers d'une mesure visant à faciliter de manière radicale l'accès des candidats réfugiés au marché de l'emploi. Il faut évidemment veiller à ne pas prendre de mesures qui auraient pour conséquence d'attirer vers la procédure d'asile des personnes qui ne seraient pas réfugiées au sens de la Convention de Genève.

La mesure que j'ai prise en faveur de candidats à la régularisation ne présente aucun risque à cet égard puisque seuls les demandeurs, sur base de la loi du 22 décembre 1999, sont susceptibles d'en bénéficier, à l'exclusion des nouveaux demandeurs de régularisation. Il en irait autrement pour les candidats réfugiés : la mesure profiterait à l'ensemble de ceux-ci, actuels et futurs.

Cela dit, vous avez raison de signaler que le risque est atténué par le fait que, dans le système actuel, seuls les demandeurs d'asile dont la demande est recevable sont en mesure d'avoir accès au marché de l'emploi.

En conclusion, je dirai que je suis évidemment contre le formalisme inutile. Je pense l'avoir démontré en ayant pris cette fameuse circulaire qui a permis à des milliers de demandeurs en régularisation d'avoir un permis de travail et de pouvoir donc travailler immédiatement. Tout le monde a joué le jeu, la collaboration entre les Régions et l'État fédéral a été excellente et a bénéficié aux demandeurs en procédure de régularisation.

Nous sommes en train de travailler à une réforme globale de la réglementation sur le permis de travail qui contient cependant de nombreuses incohérences. Je veillerai donc à ce que l'extension éventuelle de cette mesure soit examinée judicieusement dans le cadre de cette réforme.