(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans
Artikel 23, punt 3, f), (i), van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting gesloten tussen de Verenigde Staten van Amerika en België luidt als volgt :
« Indien een natuurlijke persoon die verblijfhouder is van België en staatsburger van de Verenigde Staten, inkomsten uit bronnen in de Verenigde Staten ontvangt, die noch van Belgische belasting zijn vrijgesteld ingevolge subparagraaf a), noch vallen onder subparagraaf c), mag het bedrag van de Belgische belasting dat evenredig op de inkomsten betrekking heeft, niet te boven gaan :
i) met betrekking tot dividenden, interesten en royalty's, een bedrag dat, in voorkomend geval na de verrekening van het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting, overeenstemt met 20 % van die inkomsten; »
Wij vernemen evenwel dat de fiscus systematisch een andere aanslagvoet toepast, namelijk 25 % in plaats van de bepaalde 20 %. De betrokken belastingplichtigen zien zich dan ook genoodzaakt telkens opnieuw een bezwaarschuft in te dienen tegen het aaanslagbiljet dat ze ontvangen.
Uit de inlichtingen die we bij de plaatselijke taxatiediensten ingewonnen hebben, blijkt dat deze fout voortspruit uit een probleem met de rekenmachines dat de administratie belet om meteen de in het dubbelbelastingverdrag bepaalde aanslagvoet toe te passen.
Graag vernam ik dan ook welke maatregelen de geachte minister denkt te nemen om zo snel mogelijk een oplossing te vinden voor deze toestand die op zijn minst hinderlijk is voor de betrokken belastingplichtigen.
Antwoord : Ik kan het geachte lid bevestigen dat, overeenkomstig artikel 23, (3), f), (i), van de Belgisch-Amerikaanse Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting gesloten op 9 juli 1970, de Belgische belasting die betrekking heeft op roerende inkomsten uit bronnen in de Verenigde Staten die een natuurlijk persoon die verblijfhouder is van België en staatsburger van de Verenigde Staten ontvangt, een bedrag, na een eventuele verrekening van het forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting, van 20 % van die inkomsten niet te boven mag gaan.
Daar deze beperking slechts bij de regeling van de fiscale toestand van de betrokkenen kan toegepast worden, en mits de betrokkenen met bewijsstukken aantonen dat de voormelde inkomsten uit bronnen in de Verenigde Staten daadwerkelijk begrepen zijn in hun totale inkomen dat aan de geldende Amerikaanse inkomstenbelasting werd onderworpen, dienen deze aanslagen in de personenbelasting door de taxatiedienst zelf te worden berekend en ingekohierd.
Teneinde een sluitende oplossing te bekomen, dienen de betrokkenen zich te wenden tot hun taxatiedienst.