2-110

2-110

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 3 MAI 2001 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Question orale de Mme Mia De Schamphelaere à la vice-première ministre et ministre de la Mobilité et des Transports sur «les dommages et intérêts que la SNCB réclame aux proches parents des personnes qui se suicident sur l'emprise ferroviaire» (n° 2-595)

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). - In het regeringsplan voor de NMBS, voorgesteld op 30 maart 2001, is ook een schadevergoeding voor de reizigers bij treinvertraging opgenomen.

Wat zal de implicatie zijn van deze regeling op de schadevergoeding die vandaag door de NMBS geëist wordt van de nabestaanden van personen die zelfdoding plegen door zich voor een trein te werpen? Zullen zij een nog hogere schadevergoeding moeten betalen; met andere woorden zal de NMBS ook de vertraging van de reizigers doorrekenen aan deze families?

Op welke juridische grond vraagt de NMBS schadevergoeding aan de familie van een zelfdodingslachtoffer? Is zelfdoding niet veeleer te beschouwen als een zaak van overmacht dan als een zaak van persoonlijke aansprakelijkheid? Bij de persoon zelf gaat aan de zelfdoding immers meestal diepe wanhoop en psychologische instabiliteit vooraf, waardoor de persoonlijke toerekening van de daad juridisch moeilijk vol te houden is.

Bij de familie komt de geëiste schadevergoeding, naast de pijn en het verdriet om het verlies, als bijzonder onmenselijk over.

Kan de vice-eerste minister akkoord gaan met de stopzetting van vorderingen van schadevergoeding bij familieleden van zelfdodingslachtoffers? Wat zal ze hiervoor ondernemen?

Mevrouw Isabelle Durant, vice-eerste minister en minister van Mobiliteit en Vervoer. - De problematiek die mevrouw De Schamphelaere aanhaalt, is heel belangrijk. Over deze gevoelige materie is reeds veel te doen geweest in de media. Om te beginnen is er het enorme leed dat een zelfmoord bij de nabestaanden met zich brengt. Daarbovenop veroorzaakt het overlijden soms nog problemen van financiële aard.

Ik wil eerst het algemene kader schetsen en uitleggen houding de NMBS in zulke tragische omstandigheden aanneemt. Daarna zal ik dieper ingaan op de precieze vraag.

Als zich zo'n gebeurtenis voordoet, is er in 90% van de gevallen een verzekering die het nadeel voor de NMBS vergoedt. In de meeste gevallen gaat het om een familiale verzekering. In het verleden is er heel wat onduidelijkheid gerezen over de stappen die de NMBS deed. Vaak wordt de vraag gesteld waarom de NMBS de kosten verhaalt op de familie van de overledene. Het antwoord op die vraag bevat een belangrijke nuance. De NMBS verhaalt immers de kosten op het patrimonium van de overledene, wat niet hetzelfde is. De verzekeringsrechten maken immers ook deel uit van het vermogen van de overledene en wanneer de NMBS vaststelt dat er een familiale verzekering is, neemt ze contact op met die verzekeraar en enkel met die verzekeraar. Er is evenwel een, soms pijnlijk, probleem: er bestaat geen centraal register waarin de NMBS kan nagaan of er een familiale verzekering is. Ze moet dan contact opnemen met de familie om de eventuele verzekeraar te kennen.

De NMBS verzekert mij dat het niet de bedoeling is om de erfgenamen te doen betalen voor de financiële gevolgen van een wanhoopsdaad. In 10% van de gevallen is er, zoals gezegd, geen verzekering en dan wordt de erfenis onderzocht. Dit gebeurt geval per geval.

Een ander aspect is de aard van de schade. Een belangrijke vorm van schade is de vertraging die de trein oploopt. In de meeste gevallen is er ook schade aan het rollend materieel. We mogen ook niet vergeten dat de psychologische schok voor de treinbestuurder soms tot een tijdelijke arbeidsongeschiktheid leidt.

De regering heeft inderdaad beslist om een systeem van schadeloosstelling van reizigers in geval van vertraging uit te werken. De bijzonderheden van deze regeling worden momenteel in samenwerking met de NMBS vastgelegd.

Il tombe évidemment sous le sens qu'il y aura lieu de tenir compte des cas de force majeure non imputables à la SNCB, celle-ci ne pouvant, par définition, être tenue pour responsable de choses qui ne relèvent pas de sa responsabilité. Toutefois, une réelle question se pose quant à l'indemnisation des usagers en cas de force majeure. À ce propos, deux thèses sont en présence : soit la SNCB est exemptée d'indemnisation, soit, au contraire, elle doit indemniser, auquel cas elle a le droit de se retourner contre le tiers responsable. Le suicide d'une tierce personne est clairement un cas de force majeure. Il est vrai qu'en cas de suicide, la SNCB s'efforce de récupérer auprès des assurances ou, à défaut, des successions, les frais qu'elle encourt. Il ne s'agit cependant que de ses frais à elle, qui ne couvrent pas les frais encourus par les usagers victimes, par exemple, d'un retard, frais qui forment le fond même d'une indemnisation en cas de retard. Si nous continuons le raisonnement, l'application de la deuxième thèse conduirait à faire assumer la couverture de ce risque par l'assurance ou par la succession de la famille de la personne suicidée. Je partage tout à fait votre avis selon lequel les suicides sont des actes de désespoir, particulièrement pénibles pour les ayants droit des victimes qui sont, d'une certaine façon, eux-mêmes victimes. Donc, il me paraîtrait assez malvenu de réclamer aux ayants droit des personnes suicidées, fût-ce, comme actuellement, par le biais de la succession, des dommages complémentaires à ceux qui existent déjà aujourd'hui. Cette option, qui est la mienne, est en cohérence avec la philosophie de l'initiative de remboursement des usagers qui consiste non pas à enrichir ceux-ci mais simplement, je dis bien simplement, à faire assumer à la SNCB ses responsabilités et rien d'autre.

Mevrouw Mia De Schamphelaere (CVP). - Ik heb er begrip voor dat de vice-eerste minister bij de uitwerking van een nieuwe regeling voor de schadevergoeding bij treinvertragingen niet zo ver wil gaan om op basis van juridische vaststellingen de nabestaanden aansprakelijk te stellen. Zeker in gevallen van zelfdoding is dit niet wenselijk.

Misschien is het een goed idee om in de commissie voor de Justitie eens te debatteren over de juridische aansprakelijkheid bij zelfdoding. Is het niet beter om te stellen dat het gaat om overmacht in plaats van, in de logica van verzekeringen, om persoonlijke aansprakelijkheid?