2-94

2-94

Sénat de Belgique

Annales

JEUDI 8 FÉVRIER 2001 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Questions orales

Question orale de Mme Martine Taelman au vice-premier ministre et ministre des Affaires étrangères et au ministre de la Justice sur «les conditions à remplir en matière d'adoption» (n° 2-453)

Mevrouw Martine Taelman (VLD). - Ik verwijs naar mijn vraag om uitleg van donderdag 7 december 2000 aan de minister van Buitenlandse Zaken over de adoptiematerie. Omdat de bevoegde minister toen in het buitenland was en bijgevolg minister Durant de honneurs voor hem waarnam, bleven enkele vragen onbeantwoord of werden de antwoorden erop mijns inziens te vaag geformuleerd.

Ook uit het antwoord van de minister toen bleek dat uitsluitend de federale overheid attesten kan uitreiken die betrekking hebben op bepalingen van het burgerlijk wetboek, en dus ook op de bekwaamheid tot adopteren. De huidige toestand, waarbij het attest over de bekwaamheid tot adopteren wordt uitgereikt door één parastatale instelling per gemeenschap, is dus in tegenstrijd met de grondwettelijke bevoegdheidsverdeling.

Het antwoord van de minister inzake de bevoegdheid van de Belgische ambassade op het vlak van controle was ook duidelijk: de ambassade moet wel de formele, maar niet de inhoudelijke regelmatigheid van de buitenlandse adoptie nagaan. Ze mag enkel controleren of aan de bepalingen van het Belgische Burgerlijk Wetboek is voldaan.

Ten slotte kom ik terug op het schrijven van 2 februari 1999 van de Belgische ambassade te Hanoi aan het Vietnamese ministerie van Justitie. Hierin staan verklaringen die volledig in tegenspraak zijn met het antwoord van de minister op mijn vraag om uitleg. De brief zegt namelijk dat de Belgische wetgeving het voorleggen van een beginseltoestemming van Kind en Gezin of ACAI verplicht en dat elk attest van een federale overheid van nul en generlei waarde is. Bovendien bevestigde het Vietnamese ministerie van Justitie op 10 januari 2001 dat het recentelijk nog is gecontacteerd door de Belgische ambassade met de melding dat Belgen enkel kunnen adopteren met een attest van de gemeenschappen en dat Vietnam dus alle dossiers waarin dit attest ontbreekt, moet tegenhouden.

Graag mocht ik van de ministers vernemen of er maatregelen zullen worden genomen om het huidige feitelijke verbod op het geven van attesten door de federale overheid op te heffen.

Mag een Belgische ambassade aan buitenlandse diensten zelf bijkomende voorwaarden of eigen interpretaties van de wet doorgeven waarmee die diensten rekening moeten houden vooraleer een adoptie als wettig te verklaren? Met andere woorden, mag een ambassade het vrijwillige systeem van het Vlaamse decreet voorstellen als verplicht voor Belgische onderdanen?

Mag een ambassade een paspoort voor een adoptiekind weigeren wanneer de adoptant niet over een beginseltoestemming van Kind en Gezin of ACAI beschikt, terwijl voor de buitenlandse overheid het adoptiedossier volledig in orde is?

Welke maatregelen zal de minister nemen om de Belgische ambassade te Hanoi, die de in het antwoord van de minister vermelde principes met betrekking tot de controle met voeten treedt, op haar plichten te wijzen?

Zal de minister het Vietnamese Ministerie van Justitie contacteren om de brief van 2 februari 1999 en gelijkaardige telefonische mededelingen van de Belgische ambassade recht te zetten?

De heer Louis Michel, vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken. - Er werd de federale instanties geen feitelijk verbod opgelegd om aan kandidaat-adoptanten attesten te geven met betrekking tot bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Om misbruiken bij adopties in Vietnam te vermijden werd met de gemeenschappen afgesproken dat het door hen ingestelde systeem van beginselverklaring als het enige zou gelden. Sinds de Vlaamse regering terzake echter een andere houding heeft aangenomen, is het systeem niet meer werkbaar is en brengt het voor kandidaat-adoptanten de grootste rechtonzekerheid mee. Vermits het federale wetsontwerp op de interlandelijke adoptie zich nog in de voorbereidende fase begint, moet de afgesproken werkwijze voor Vietnam worden aangepast.

Reeds in het antwoord op de vraag om uitleg van mevrouw Taelman werd bevestigd dat enkel de federale overheid attesten kan uitreiken in verband met bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek. Daarom zal in afwachting van de nieuwe wetgeving worden nagegaan wie de bedoelde attesten zal uitreiken. Die attesten zullen eventueel volgens het principe "ja, tenzij" worden uitgereikt na een summier onderzoek, met name van het strafregister van de betrokkenen, van het medisch attest waaruit blijkt dat ze aan geen terminale ziekte lijden, en na een onderzoek door het gemeentebestuur naar de huisvesting.

Ik vestig er uw aandacht op dat de interpretatie van Belgische wetteksten tot de bevoegdheid van de Belgische hoven en rechtbanken behoort en die van Vietnamese teksten tot de bevoegdheid van de Vietnamese overheden. De Belgische ambassade weigert een paspoort te verstrekken indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 344bis van het Burgerlijk Wetboek en van artikel 9 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit. Pas wanneer aan de gestelde voorwaarden is voldaan, krijgt de geadopteerde de Belgische nationaliteit en heeft hij/zij recht op een Belgisch paspoort. In de andere gevallen moet de adoptant aan mijn collega van Binnenlandse Zaken een visum vragen.

Naar aanleiding van de nieuwe positie van de Vlaamse gemeenschap zullen we met onze diplomatieke posten contact opnemen. Zíj moeten immers nagaan of aan de vereiste voorwaarden is voldaan.

De nota die in februari 1999 aan de Vietnamese overheden werd gestuurd, zal worden toegelicht.