2-92

2-92

Belgische Senaat

Handelingen

DONDERDAG 1 FEBRUARI 2001 - NAMIDDAGVERGADERING

(Vervolg)

Vraag om uitleg van de heer Jan Remans aan de minister van Sociale Zaken en Pensioenen over «het programma rond informatiebeheer, informatieverspreiding en kwaliteitsevaluatie van de medische praktijken» (nr. 2-327)

De heer Jan Remans (VLD). - De ziekenfondsen doen studies in het kader van de responsabilisering van de beheerskosten en de financiële verantwoordelijkheid inzake gezondheidszorg. Om deze studies mogelijk te maken, krijgen de ziekenfondsen subsidies en investeren ze in informatica (datawarehousing, datamining-technieken, dure specialisten, grote computers, nieuwe technologieën, ...). Het lijkt me niet zinvol dat elke verzekeringsinstelling dezelfde investeringen doet. Verzekeringsinstellingen met een klein marktaandeel kunnen nooit grote correcte epidemiologische studies uitvoeren. Elke verzekeringsinstelling legt een andere klemtoon en onderhandelt op zijn eigen manier en met een eigen boodschap met verstrekkers, ziekenhuizen en RIZIV.

Hoeveel bedragen deze subsidies per ziekenfonds? Wie controleert de aanwending van deze subsidies? Waar vinden we de resultaten terug? In welke mate beïnvloeden deze studies beslissingen van de administratie? Waarom worden de projecten niet nationaal gestuurd?

Informatiebeheer, informatieverspreiding en kwaliteitsevaluatie moeten op een transparante en eenduidige wijze worden gestuurd. De voorbije jaren zijn in de begroting telkens nieuwe budgetten vrijgemaakt voor dit soortvan activiteiten binnen de administratie. Hoeveel werd hiervoor gebudgetteerd en hoeveel werd effectief uitgegeven voor deze analytische en ondersteunende activiteiten? Welke beheersmaatregelen vloeiden hieruit voort? Waar vind ik deze maatregelen terug?

Het was de bedoeling van de minister de werkzaamheden te ondersteunen door cellen van experts, die de deskundigheid van het RIZIV en het ministerie van Volksgezondheid samenbrengen. Zijn deze experts al benoemd en actief? Is de minister voor de integratie van het RIZIV in de administratie van het ministerie van Sociale Zaken of dat van Volksgezondheid?

Het voorbije jaar heeft de minister zichzelf onder tijdsdruk gezet bij het bepalen van de agenda om medische gegevens die een inzicht geven in de grote heterogeniteit van de medische praktijken, te verzamelen en beschikbaar te stellen. Omdat daarbij achterstand werd opgelopen, wens ik te vernemen wat de nieuwe tijdsgebonden agenda is voor Farmanet en de gegevensbank die de minimale klinische en financiële gegevens koppelt.

Wat Farmanet betreft, werd de koppeling van de data inzake geneesmiddelenvoorschriften 1998 aan de patiëntengegevens 1998 volgens de geaggregeerde info van de ziekenfondsen, met een feedback naar de voorschrijvende LOK-groepen, in maart 2000 verwacht. In oktober 2000 zou het unieke spoor, namelijk de koppeling geneesmiddelenvoorschriften en patiëntengegevens op individueel niveau zijn gerealiseerd.

Wat is de agenda voor de gegevensbank die de koppeling van de minimale klinische gegevens en de minimale financiële gegevens met betrekking tot de ziekenhuisopnames koppelt? Deze zogenaamde MKG-MFG-databank zou het mogelijk maken per pathologie - de patiënten zijn ingedeeld in een 600 homogene groepen - een overzicht te geven van de omvang en spreiding van de medische consumptie inzake klinische biologie, medische beeldvorming, technische prestaties, verblijfsduur en geneesmiddelen.

In maart 2000 was een voorstel van koninklijk besluit over de informatieverspreiding gepland. In april 2000 moesten de gegevens 1996 beschikbaar zijn. In mei 2000 zou dan de presentatie volgen van de verschillen, met feedback naar de individuele instellingen. Einde 2000 ten slotte zouden de gegevens voor het jaar 1997 operationeel zijn.

Ik waardeer de inspanningen van de minister en de regering om rekening te houden met de echte behoeften inzake de gezondheidszorg en tot kwaliteitsverbetering.

De heer Frank Vandenbroucke, minister van Sociale Zaken en Pensioenen. - Ik dank de heer Remans voor zijn woorden van waardering en zijn zeer precieze vragen waarop ik een uitgebreid antwoord zal geven.

In het raam van de informatie van het geneesherenkorps over de gegevens van hun voorschriften inzake geneesmiddelen werd op basis van de databank farmanet in december 2000 een feedback naar de huisartsen georganiseerd.

Zij werden hierbij geïnformeerd over de gegevens met betrekking tot het jaar 1998 - hier ging het om gecorrigeerde gegevens - en 1999. Deze gegevens werden nog niet aan de patiëntengegevens gekoppeld. De valideringsprocedures van deze laatste gegevens voor de jaren 1996-97-98 en 99 werden in november 2000 beëindigd. Thans wordt gewerkt aan de integratie van de farmanet-gegevens in de patiëntengegevens.

Dit brengt mij bij de gegevensbank. Een eerste punt is het voorstel van koninklijk besluit aan de regering betreffende informatieverspreiding. Dit heeft meer bepaald betrekking op de toepassing van artikel 156 van de wet van 29 april 1996 houdende sociale bepalingen. Dit koninklijk besluit, dat de reglementaire basis geeft voor de verspreiding van de MKG-MFG-gegevens, werd voor advies voorgelegd aan de commissie ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Die bracht op 10 juli 2000 haar advies nr. 23-2000 uit.

Ondertussen werd de juridische basis van het ontwerp van koninklijk besluit evenwel gewijzigd door de wet van 12 augustus 2000, de sociale programmawet, zodat opnieuw het advies van de commissie diende ingewonnen te worden. Op dit ogenblik wordt het advies verwacht.

Een tweede punt is de beschikbaarheid van de MKG-MFG-gegevens 1996, die tegen april 2000 in het vooruitzicht was gesteld. Die gegevens waren tegen de vooropgestelde datum inderdaad beschikbaar voor de technische cel die tot taak had te zorgen voor de implementatie van het concept van feedback naar de ziekenhuizen, zoals dit door de werkgroep ad hoc van de overlegstructuur was goedgekeurd.

Dit brengt mij bij de presentatie van de verschillen in de medische praktijk met een feedback naar de ziekenhuizen die tegen mei 2000 was gepland. De presentatie van het feedback-concept en de presentatie van diverse medische onderwerpen hebben wel degelijk plaatsgevonden. Alle verantwoordelijken van de betrokken ziekenhuizen werden uitgebreid ingelicht op basis van samengevoegde gegevens op een symposium gehouden te Brussel op 15 mei 2000.

De uitvoering van de nationale en de individuele feedbacks heeft wegens technische problemen evenwel heel wat vertraging opgelopen. Oorspronkelijk waren de feedbacks immers ontwikkeld op basis van een reporting-softwareprogramma. Het belangrijkste probleem was dat geen enkele expert erin geslaagd is de percentielen te integreren in de feedbacks die op basis van dat programma waren verwezenlijkt. Aangezien de presentatie van de percentielen essentieel werd geacht, diende dus een oplossing te worden gevonden. Daartoe moest een ander softwareprogramma worden aangeschaft en geïmplementeerd, moesten de feedbacks volledig worden geherprogrammeerd, en moest personeel worden aangeworven en opgeleid.

Thans is men bijna rond met het herprogrammeren en in de loop van februari 2001 zal een eerste draft van de nationale feedback beschikbaar zijn.

Wat de gegevens betreft voor het jaar 1997 die operationeel dienden te zijn tegen het einde van 2000, beschikken wij nu reeds over de gekoppelde MKG-SHA-gegevens 1997. SHA staat voor Séjour Hospitalier Anonyme, wat eigenlijk hetzelfde is als MFG, maar met een andere bron, want het gaat om gegevens die door het RIZIV worden opgesteld. Die gegevens dienen nog aan een laatste reeks controles te worden onderworpen om zeker te zijn van hun betrouwbaarheid. Binnenkort zullen de MKG-SHA-gegevens 1997 kunnen worden geëxploiteerd. De vertraging van twee maanden is te wijten aan het feit dat sommige verzekeringsinstellingen herhaaldelijk gegevens hebben ingestuurd die fout bleken te zijn na de uitvoering van de basiscontroles.

Sommige vragen betroffen de expertise, die we inderdaad absoluut moeten versterken willen we onze beleidsambities verwezenlijken.

In de begrotingen 2000 en 2001 van het RIZIV werd een bedrag ingeschreven van 180 miljoen met betrekking tot uitgaven voor de ondersteuning van de expertise. Voor het jaar 2000 werd dit krediet als volgt geaffecteerd: 74 miljoen voor de geneesmiddelencel, 22 miljoen voor de ziekenhuizen en 25 miljoen voor het RIZIV.

Sta me toe die rubrieken meer in detail toe te lichten.

Voor wat de geneesmiddelencel betreft werd 50 miljoen ter beschikking gesteld van het Belgisch centrum voor farmacotherapeutische informatie, met het oog op het verrichten van wetenschappelijke analyses rond rationeel geneesmiddelengebruik, het opstellen van wetenschappelijke informatie, met het oog op informatiecampagnes, in eerste instantie inzake antibiotica, onderzoek ter ondersteuning van de consensusconferenties en het standaardiseren van informatie aan zorgverstrekkers, wat de identificatie betreft van de specialiteiten op het vlak van de verpakking, enzovoort.

Aan het geneesmiddelenfonds van het ministerie van Volksgezondheid werd 20 miljoen overgemaakt, waarvan 10 miljoen voor objectieve informatie en 10 miljoen voor promotie van generieken.

Voor een opleidingsproject voor moderatoren van LOK-groepen in verband met NSAID werd 0,3 miljoen aangewend.

Voor een overeenkomst betreffende de financiering van het project NSAID-kwaliteitsregistratie, gesloten met het Wetenschappelijk Instituut Louis Pasteur, werd 3,8 miljoen voorzien.

Het bedrag van 22 miljoen voor de ziekenhuizen is als volgt samengesteld: 10 miljoen voor de uitgaven in verband met de aanpassing van het datawarehouse Volksgezondheid, met het oog op de koppeling van de financiële en klinische gegevens; 7 miljoen voor de wetenschappelijke ondersteuning van de kwaliteitsprojecten van de ziekenhuizen voor de aanwerving van 4 geneesheren; 5 miljoen voor de versterking van de technische cel - afdeling volksgezondheid - voor de aanwerving van 2 geneesheren en 4 economisten.

Het bedrag van 25 miljoen voor het RIZIV is als volgt samengesteld: 5 miljoen voor de versterking van de technische cel - afdeling RIZIV - voor de aanwerving van 3 geneesheren, waarvan 2 nog in aanwervingsprocedure zijn; 10 miljoen voor informatica-ontwikkeling gekoppelde gegevens en 10 miljoen voor de uitbouw van informatiecel-accreditering voor de aanwerving van 3 personen.

De overige 59 miljoen waren bestemd voor het onderzoek in verband met de permanente doorlichting van de nomenclatuur en voor de ondersteuning van de LOK's.

Ten slotte kan ik meedelen dat door het RIZIV, naast de reeds vermelde Farmanetcampagne, onlangs volgende informatiecampagnes werden gerealiseerd:
- Voorschrijven door algemeen geneeskundigen van terugbetaalde farmaceutische producten afgeleverd via publieke officina's (november 1998)
- Variabiliteit in het gebruik van de verstrekking aanwezigheid van de pediater bij de risicobevalling (maart 1999)
- Voorgeschreven en verrichte medische beeldvorming gehospitaliseerde patiënten (mei 1999)
- Verbruik anti-microbiële middelen ziekenhuis (november 1999)
- Voorschrijven door algemeen farmaceutische producten afgeleverd via publieke officina's (december 1999). Informatie aan LOK's (januari 2000).
- Algemene informatie aan Verenigingen geneesheren-specialisten. Contactvergaderingen (november 1999 - februari 2000)

- Pre- en peri-operatieve cardiologische onderzoeken (maart 2000).
- Aantal verrichte prestaties door tandheelkundigen (september 2000).
- Daghospitalisaties in algemene ziekenhuizen (in voorbereiding).

Dat zijn toch wel heel wat recente informatiecampagnes van het RIZIV. Ik wil hiervan niet in detail een balans maken, maar dit toont toch aan dat er stilaan een zekere praktijk wordt ontwikkeld.

De heer Remans heeft ook vragen gesteld over de ziekenfondsen. In toepassing van artikel 195, paragraaf 1, van de gecoördineerde wet wordt voor de forfaitaire administratiekosten, toegekend aan de vijf landsbonden, als basis 24,1 miljard frank voor het jaar 1996 genomen. Dit forfait wordt jaarlijks aangepast, rekening houdend met de evolutie van de index, de evolutie van de lonen in de overeenstemmende sectoren en met de wettelijke opdrachten van de verzekeringsinstellingen. De wet bepaalt ook dat een gedeelte van dit forfait maar toegekend wordt in de mate waarin de verzekeringsinstellingen hun wettelijke opdrachten correct uitvoeren. De Raad van de Controledienst voor de ziekenfondsen is belast met de evaluatie van de beheersprestaties van de verzekeringsinstellingen.

In 1999 bedroeg het forfait 26,1 miljard frank, waarvan een variabel gedeelte van 1 miljard. Dat is precies het deel dat samenhangt met de doeltreffendheid van de ziekenfondsen. Van dit variabel gedeelte werd 985,7 miljoen effectief toegekend, zodat het totaal toegekend bedrag 26.108,7 miljoen bedroeg, als volgt onderverdeeld per landsbond: 11.045,6 miljoen voor de christelijke landsbond, 1.176,9 miljoen voor de neutrale landsbond, 7.859,9 miljoen voor de socialistische landsbond, 1.868,3 miljoen voor de liberale landsbond en 4.158 miljoen voor de onafhankelijke landsbond. De wet bepaalt dat alle uitgaven die voortvloeien uit de toepassing van deze wet, met uitsluiting van de prestaties voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, als administratiekosten worden beschouwd.

Voor de evaluatie van het variabel gedeelte van het forfait werden zes criteria vastgelegd in het koninklijk besluit van 29 april 1993. Een van deze criteria houdt verband met het gezondheidsbeleid en "de verwezenlijkte inspanningen met het oog op het bevorderen van de gezondheidsopvoeding en het aanmoedigen van het gebruik van minder dure geneeskundige verzorgingsformules". Voor de beoordeling van dit criterium houdt de Controledienst rekening met een aantal acties van de landsbonden zoals publicaties van forums, cursussen of conferenties, informatiecentra voor de leden.

In 1999 werd 562,2 miljoen frank besteed aan dergelijke acties, als volgt onderverdeeld per landsbond: 273,9 miljoen voor de christelijke landsbond, 20,9 miljoen voor de neutrale landsbond, 147,3 miljoen voor de socialistische landsbond, 37,9 miljoen voor de liberale landsbond en 82,2 miljoen voor de onafhankelijke landsbond. Zonder enige volledigheid te beogen kan ik meedelen dat recent door verschillende ziekenfondsen interessante analyses werden verricht met betrekking tot het gezondheidsbeleid. Het is duidelijk dat deze onderzoeken nuttige informatie kunnen bevatten om het beleid bij te sturen of te hervormen. Zelf heeft de heer Remans verwezen naar de studie over heupprothesen verricht door de Landsbond van Christelijke Mutualiteiten en naar de studie inzake hysterectomie uitgevoerd door het Nationaal Verbond van Socialistische Mutualiteiten. Ook ander verzekeringsinstellingen hebben nuttige analyses verricht. Ik weet wel dat dergelijke zaken ook altijd een beetje controverse en debat meebrengen, maar ik denk onder meer aan sommige publicaties door de Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen in het kader van de Fax medica.

Zoals ik in mijn beleidsnota heb aangegeven, hebben de verzekeringsinstellingen een belangrijke rol op het vlak van de bevordering van de doelmatigheid van de geneeskundige verzorging. Ze dragen een aanzienlijke financiële verantwoordelijkheid in het beheer van de ziekteverzekering. Deze instellingen, die nauw betrokken zijn bij de uitwerking van het gezondheids- en verzekeringsbeleid zowel op het macro- als op het microterrein, moeten initiatieven ontwikkelen die kunnen bijdragen tot een meer doelmatig systeem.

Het is daarbij zeer belangrijk dat de verzekeringsinstellingen zich inschakelen in de systemen van gegevensverzameling en kwaliteitsevaluatie die binnen de ziekteverzekering en door het ministerie van Volksgezondheid worden opgezet. Even belangrijk is de gelijkvormigheid van hun optreden. Tegenover de verstrekkers moeten ze uitgaan van een consensus over medisch handelen die op een collectieve wijze tot stand is gekomen en dus niet door elke verzekeringsinstelling afzonderlijk en anders kan worden ingevuld. Zo kunnen zij bijvoorbeeld studies van bepaalde medische praktijken uitvoeren die - in samenwerking met de verstrekkers - kunnen bijdragen tot aanbevelingen omtrent goede medische praktijk en de controle van de implementatie van de in consensus uitgewerkte richtlijnen. De uitdaging voor de toekomst is de ontwikkeling van spelregels die deze gelijkvormigheid en consensus tot stand brengen en tegelijkertijd toelaten dat doelmatigheidsbevorderende projecten en initiatieven hun plaats kunnen vinden. Dat beantwoordt aan uw zorg, met name een eenvormig kader waarbinnen dergelijke studies zich situeren, zodat de wetenschappelijke objectiviteit is gegarandeerd en dat men niet in om het even welke richting conclusies kan trekken. We gaan ervan uit dat de ziekenfondsen zich ook in deze filosofie inschakelen.

Zoals reeds gezegd werden verschillende expertencellen gecreëerd waarin de deskundigheid van het RIZIV en het ministerie van Volksgezondheid worden gebundeld, met name

de technische cel voor de koppeling van gegevens - daarin zijn 5 specialisten actief - en een informatiecel in het kader van accreditering voor de artsen, waar 4 specialisten actief zijn.

Op dit ogenblik kan geen sprake zijn van de integratie van het RIZIV in het ministerie van Volksgezondheid, gelet op de nauwe verwevenheid van de verzekering geneeskundige verzorging met de sociale zekerheid.

Ook de Copernicushervorming heeft dergelijke integratie niet weerhouden. De bruggen tussen het ministerie van Volksgezondheid, het ministerie van Sociale Zaken en het RIZIV moeten worden versterkt en de coherentie en de samenwerking moeten groter worden. In de loop van dit jaar zal er een debat worden georganiseerd tussen alle betrokkenen, de artsenorganisaties, de ziekenfondsen en het departement over de evolutie van deze verhouding.

De heer Jan Remans (VLD). - Ik dank de minister voor zijn heel gedetailleerd antwoord.

-Het incident is gesloten.

De voorzitter. - De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergaderingen vinden plaats op donderdag 8 februari om 10 uur en om 15 uur.

(De vergadering wordt gesloten om 20.05 uur.)