2-89 | 2-89 |
Mevrouw Martine Taelman (VLD), rapporteur. - De wetsontwerpen tot wijziging van verscheidene wetsbepalingen inzake de voogdij over minderjarigen, een bicameraal en een optioneel bicameraal, liggen vandaag ter stemming voor. Deze ontwerpen zijn het resultaat van een lange evolutie. Het is het bewijs dat in ons land op hoogstaand niveau kan worden nagedacht over een wetgeving die ook vanuit technisch oogpunt goed is.
In 1990 richtte de toenmalige minister van Justitie een werkgroep op met het oog op de modernisering van de wetgeving betreffende de voogdij over minderjarigen. De werkgroep was samengesteld uit theoretici en practici en was actief van 1990 tot 1993. Die werkgroep deed een voorstel om de voogdij, zoals geregeld in de artikelen 389 tot 477 van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 1232 tot 1237 van het Gerechtelijk Wetboek, te hervormen. Het bestaande voogdijrecht is immers te ingewikkeld en te formalistisch. De meeste bepalingen van het Burgerlijk Wetboek zijn niet meer gewijzigd sedert de Code Napoléon en zijn niet meer aangepast aan de huidige sociaal-economische realiteit.
Aan de hervorming van de voogdij liggen acht krachtlijnen ten grondslag. De eerste is het behoud van het ouderlijk gezag bij het overlijden van één van de ouders. Deze bepaling zal het aantal voogdijen aanzienlijk doen dalen en de gevallen waarin het ouderlijk blijft bestaan, doen toenemen.
De tweede krachtlijn is de afschaffing van de familieraad. Dit instituut zorgde voor meer problemen dan oplossingen en was in de praktijk volkomen achterhaald.
Ten derde wordt de taak van de vrederechter uitgebreid. Door de afschaffing van de familieraad wint de rol van de vrederechter aan belang, daar hij de meeste bevoegdheden van de familieraad zal overnemen Hij heeft de bevoegdheid voor het geven van bijzondere machtigingen en voor de aanwijzing van de voogd. Deze hervorming ligt in de lijn van de fundamentele optie om de vrederechter op termijn naar een echte gezinsrechter te laten evolueren.
Hier kan ook worden verwezen naar de "heroïsche" discussie die in de commissie werd gevoerd over de bevoegdheidsverdeling tussen de vrederechter en de rechtbank van eerste aanleg inzake erfenissen, meer bepaald over de artikelen 1186 en 1187 van het Gerechtelijk Wetboek. Artikel 1186, dat betrekking heeft op de hypothese van een vrijwillige verkoping, werd logischer gemaakt door de verwijzing naar de rechtbank van eerste aanleg bij betwisting - wat normaal niet kan in geval van vrijwillige verkoping - te schrappen.
De vierde krachtlijn is de benoeming van de voogd door de vrederechter. Er is geen wettelijke voogdij meer. De vrederechter benoemt voortaan de voogd, op grond van de persoonlijke en vermogensbelangen van het kind. Ook kan hij in geval van belangentegenstelling een voogd ad hoc aanwijzen, zowel op verzoek van enige belanghebbende als ambtshalve.
De vijfde krachtlijn is het recht voor de aangeduide voogd om de voogdij te weigeren, wat logisch lijkt omdat de verplichte voogdij uiteraard ingaat tegen de belangen van de minderjarige.
De zesde krachtlijn is de modernisering van het bestuur. De aanpassing van de regels van het bestuur aan de huidige sociaal-economische realiteit was dringend noodzakelijk. De vereiste van het kunnen nemen van soepele en snelle beslissingen diende te worden verzoend met de noodzaak van een passende controle. Zo kan een zaak voortaan op zeer eenvoudige wijze bij de vrederechter aanhangig worden gemaakt, zelfs bij gewone brief. De vrederechter kan de dringende maatregelen nemen die noodzakelijk zijn. Voorts moet bij het begin van de voogdij een staat van de onroerende goederen en een boedelbeschrijving van de roerende goederen worden opgemaakt. Wanneer de activa evenwel weinig belangrijk zijn, kan de vrederechter beslissen dit te vervangen door een verklaring onder eed van de voogd. De voogd worden gesanctioneerd wanneer hij in gebreke blijft en hij kan ertoe worden verplicht bepaalde waarborgen te bieden. Voor een aantal limitatief opgesomde handelingen dient de vrederechter nog machtiging te verlenen, wat de duidelijkheid ten goede komt. Ten slotte dient de voogd tevens rekenschap te geven van het uitoefenen van zijn verplichting, daar kom ik straks uitgebreider op terug.
Een zevende krachtlijn is de herwaardering van de opdracht als toeziend voogd. Bij elke voogdij wordt een toeziend voogd aangewezen.
De laatste en belangrijkste krachtlijn is dat er meer aandacht komt voor de persoon van de minderjarige. Bij de totstandkoming van de Code Napoléon ging de meeste aandacht in het voogdijrecht naar het bewaren van de patrimoniale vermogens. De huidige hervorming gaat daarentegen uit van een volkomen verschillende optiek, namelijk het belang van de minderjarige. Het bewaren van het patrimonium van de minderjarige is maar een van de aspecten die in acht moeten worden genomen.
Het wetsontwerp besteedt veel meer aandacht aan de persoon van de minderjarige dan tot op heden het geval was. Indien vereist, kunnen zelfs twee voogden worden aangesteld: één voor de persoon en één voor zijn vermogen. Daarnaast wordt de minderjarige nauw betrokken bij de inrichting en de werking van de voogdij. Hij zal immers van de leeftijd van twaalf jaar af worden gehoord over procedures betreffende zijn persoon en van de leeftijd van vijftien jaar af over procedures betreffende zijn vermogen. Vanaf dezelfde leeftijden kan de minderjarige zelf zich wenden tot de procureur des Konings in geval van een ernstige betwisting met de voogd of de toeziende voogd.
Het nieuwe artikel 420 van het Burgerlijk Wetboek verplicht de voogd jaarlijks verslag uit te brengen over de vervulling van zijn zorgverplichtingen ten aanzien van de minderjarige, en dit aansluitend bij de verplichting tot verslaggeving met betrekking tot het beheer van de goederen. Een minderjarige die twaalf jaar oud is, moet door de vrederechter worden gehoord voordat een voogd wordt benoemd. Als hij vijftien jaar oud is, wordt hem kennis gegeven van de jaarrekening inzake het beheer door de voogd. Hiernaast blijft voor de vrederechter de mogelijkheid bestaan om de minderjarige vanaf een jongere leeftijd te horen op basis van de gemeenrechtelijke regeling van artikel 931 van het Gerechtelijk Wetboek. Op het einde van de voogdij wordt een definitieve voogdijrekening voorgelegd aan de meerderjarig geworden minderjarige.
Voortaan kan de vrederechter zich naar analogie met het jeugdbeschermingsrecht bijvoorbeeld via een maatschappelijk onderzoek informeren over de familiale situatie en de leefomstandigheden van de minderjarige. Ik wijs in dit verband naar het nieuwe artikel 410, §1, 13, van het Burgerlijk Wetboek dat expliciet bepaalt dat de voogd een machtiging moet vragen aan de vrederechter voor het vervreemden van souvenirs en andere persoonlijke voorwerpen, zelfs als het gaat om voorwerpen met een geringe waarde. Omdat het om zaken met een belangrijke emotionele waarde kan gaan, wordt de minderjarige de kans geboden hierover te worden gehoord.
De voogdijen, die vroeger tot de bevoegdheid van de consulaten en de consulaire rechtbank behoorden, worden thans aan de vrederechter van het eerste kanton te Brussel toegewezen.
Ten slotte werd na stemming en lezing van het verslag vastgesteld dat in artikel 2 van het ontwerp, of artikel 50 van het Burgerlijk Wetboek, de Franse en Nederlandse tekst niet overeenstemden. Twee paragrafen, die in de Franse tekst correct stonden, waren per vergissing niet in de Nederlandse tekst opgenomen. De commissie voor de Justitie heeft vanmiddag vergaderd en heeft een technisch amendement van de regering goedgekeurd dat dit euvel rechtzet.
Sprekend namens de VLD-fractie meen ik dat mijn verslag duidelijk heeft aangetoond dat het hier niet alleen om een broodnodige, maar ook om een moderne hervorming gaat. Deze fundamentele herziening van de voogdij zal voor vele jaren aangepast zijn aan onze moderne maatschappij. Bij het begin van het derde millennium juicht de VLD dat toe. (Applaus)
Mme Marie-José Laloy (PS). - Nous sommes heureux de voir aboutir le dossier relatif à la tutelle des mineurs, qui était en cours depuis très longtemps.
La législation sur la tutelle, dont un certain nombre de dispositions datent encore du Code Napoléon, n'était plus adaptée à la réalité socioéconomique actuelle.
Il fallait absolument tenir compte de l'évolution de la vie familiale. Le concept de la famille est moins large qu'au 19e siècle, les grands-parents, par exemple, sont généralement moins présents et les grands-mères en particulier, que ce soit dû à des raisons de distance ou à plus d'indépendance. La famille se conçoit davantage de façon nucléaire, c'est-à-dire dans une relation directe parents-enfants, et de surcroît, on constate aujourd'hui un nombre croissant de familles monoparentales - et c'est un peu un euphémisme quand on sait que la grande majorité des familles monoparentales sont des femmes seules avec enfants.
Le patrimoine familial a également changé. De nos jours, ce patrimoine se constitue moins d'un héritage familial et est souvent remplacé par des revenus qui sont obtenus en dehors de tout lien familial. L'esprit de loi qui tend à assurer la conservation des biens dans la famille n'a donc plus beaucoup de sens.
Enfin et surtout, notre regard sur l'enfant a particulièrement évolué. L'enfant n'est plus un simple objet de droit mais un véritable sujet de droit.
L'enfant a pris une place au sein de notre société à côté de celle de l'adulte, ce qui explique d'ailleurs que le droit de la jeunesse en général soit en pleine évolution : nous avons suivi, pour la plupart, la réforme sur la protection pénale des mineurs et des travaux sont actuellement en cours sur l'avocat des mineurs et sur l'audition des mineurs devant les tribunaux.
Aujourd'hui, on reconnaît à l'enfant le droit de s'exprimer, qu'il soit victime ou non, et il est de notre devoir de l'écouter avant de prendre des décisions qui peuvent bouleverser sa vie.
En raison de toutes ces évolutions, il convenait de réformer la législation sur la tutelle.
Il est ainsi appréciable de constater que la réforme de la tutelle maintient l'autorité parentale en cas de décès d'un des deux parents, ce qui, d'une part, permet de réduire de façon importante le nombre des tutelles et, d'autre part, respecte le concept actuel de la famille.
Le conseil de famille est dorénavant supprimé. Son organisation était trop lourde et ne reflétait plus la réalité sociologique actuelle des pouvoirs attribués aux membres d'une famille. Par contre, le juge de paix bénéficie d'une mission accrue, ce qui s'inscrit parfaitement dans notre souhait de voir des juges de proximité.
Si le rôle du juge de paix devient très important puisqu'il pourra, le cas échéant, nommer un tuteur, le juge ne pourra pas agir sans entendre l'enfant âgé au minimum de douze ans.
Ce juge devra également convoquer toute une série de membres de la famille de l'enfant et même toute personne qui lui semblerait utile avant de prendre une décision.
Cette procédure se justifie par le désir du législateur de respecter avant tout l'intérêt personnel de l'enfant.
C'est toujours dans le cadre de l'attention portée à l'enfant et afin de renforcer sa protection et celle de ses biens que le juge doit associer le plus possible l'enfant aux décisions qui le concernent.
Nous avons été particulièrement sensibles au fait que le patrimoine affectif du mineur devait être protégé. Ainsi, par exemple, des objets qui, pour nous, sont sans valeur économique mais auxquels le mineur attache une valeur sentimentale, ne pourront pas être aliénés. On peut, en effet, parfois préserver l'équilibre d'un enfant en permettant qu'il conserve des objets qui le rassurent ou qui constituent une partie de sa mémoire.
Sans entrer davantage dans les détails de la réforme de la tutelle, nous nous réjouissons qu'après un long travail parlementaire, qui a vu le Sénat intervenir sur des points concrets, la modernisation de la tutelle ait pu être réalisée. En conséquence, le groupe socialiste votera ce projet de loi.
Mevrouw Meryem Kaçar (AGALEV). - We mogen trots zijn op het door de commissie voor de Justitie geleverde werk, dat werkelijk bakenverzettend kan worden genoemd. Deze vernieuwing verheugt ook onze fractie, vooral omdat het respect voor de minderjarige centraal staat. Dat komt in het bijzonder tot uiting in de bepalingen met betrekking tot de persoon en de goederen van de minderjarige.
Bovendien wordt in het wetsontwerp rekening gehouden met de maatschappelijke realiteit. De familieraad wordt afgeschaft en vervangen door de vrederechter. Dit verlaagt de drempel van de procedure. In de commissie hebben wij er ook op gewezen dat de toegang tot het parket te hoogdrempelig is voor de minderjarige. Het was misschien beter geweest dat de minderjarige zijn opmerkingen en bezwaren tegen de voogd rechtstreeks kon uitspreken bij de vrederechter, eerder dan bij het parket. Ik betreur het dat het amendement terzake niet werd goedgekeurd, maar voor het overige staan we voor honderd percent achter het wetsontwerp.
De heer Marc Verwilghen, minister van Justitie. - Ik zal bondig zijn, omdat ik kan bogen op een uitstekend verslag.
Je me réfère également aux interventions des membres de la commission de la Justice qui ont souligné, à juste titre, l'intérêt qu'il fallait accorder à ce projet.
De wet met betrekking tot de voogdij was inderdaad hoognodig aan vernieuwing en modernisering toe. Die wet dateert uit de Napoleontische periode en heeft de evolutie van de tijd niet gevolgd. Als er al een wet is die diende te worden geëvalueerd, dan is het wel deze.
Daarenboven werd gewerkt met de meest moderne instelling. We hebben gekozen voor het afschaffen van een aftands orgaan, de familieraad, en hebben van de vrederechter meer een familierechter gemaakt, een rechter die gemakkelijk aanspreekbaar is en die bij uitstek waakt over de familiale belangen, niet het minst over deze van de minderjarige.
Over de belangen van de minderjarige hebben we uitvoerig gediscussieerd, vooral over de wijze waarop we een minderjarige, al is hij handelingsonbekwaam, toch de mogelijkheid kunnen bieden zich uit te drukken en zijn wil kenbaar te maken, zowel met betrekking tot zijn persoon als tot zijn goederen?
Op dat vlak hebben we een belangrijke stap voorwaarts gedaan. De werkzaamheden in de Senaat zijn niet vruchteloos geweest, want een groot aantal van de 90 ingediende amendementen hebben een concordantie in de wetgeving tot stand gebracht en werden bijgevolg zonder meer als echte verbeteringen aangezien.
Trois points ont été sensiblement modifiés. Premièrement, l'inventaire, pour lequel une plus grande souplesse est possible en début de tutelle. L'obligation de dresser un inventaire est maintenue mais le juge de paix peut décider qu'il n'y a plus lieu de faire une description détaillée et chiffrée, objet par objet, et que l'inventaire peut être global. Par ailleurs, le juge de paix a la possibilité de décider que l'inventaire aura lieu par acte sous seing privé et non par acte authentique.
Deuxièmement, l'article 392. La désignation d'un tuteur par déclaration conjointe de père et mère peut désormais être faite également devant un notaire, et plus seulement devant le juge de paix. De plus, la possibilité de révocation a été étendue. Celle-ci est possible en toute circonstance.
Troisièmement, l'article 407, paragraphe 3, relatif à la gestion par un établissement bancaire. Le Sénat a introduit la possibilité pour le juge de paix de confier la gestion de certains bien meubles - actions, obligations, etc. - à des banques, selon des conditions déterminées, et donc la possibilité de s'adjoindre les services d'un spécialiste, toujours dans l'intérêt du mineur.
Als we dus één conclusie kunnen trekken, dan is het wel dat het belang van de minderjarige werd vooropgesteld. We hebben met het ontwerp dan ook een instrument gecreëerd dat waarschijnlijk niet alleen op het terrein zal worden toegejuicht, maar bovendien de werkzaamheden zal vergemakkelijken.
De heer Hugo Vandenberghe (CVP). - Ik dank de voorzitter omdat hij mij alsnog het woord verleent en vraag u mij te willen verontschuldigen dat ik hier zo laat toekom. Ik moest nog bij een ander debat aanwezig zijn.
Zoals de minister heeft aangegeven, wordt met dit belangrijk wetsontwerp de wet op de voogdij, die door de Code Napoléon van 1805 werd ingevoerd, fundamenteel gewijzigd. Het ontwerp is niet spectaculair, maar dat is meestal een eigenschap van belangrijke zaken.
Het ontwerp houdt rekening met de verschillende opvattingen over het gezinsleven en de voogdij. Ik zal niet in detail ingaan op de krachtlijnen van het ontwerp. Ze zijn bekend en de minister heeft ze zojuist nog eens naar voren gebracht. Ik wil er enkel op wijzen dat de besprekingen in de commissie voor de Justitie heel vruchtbaar zijn geweest. We hebben over meer dan veertig amendementen gestemd en hebben onze taak als bezinningskamer ongetwijfeld goed volbracht. Belangrijke amendementen werden aangenomen. Daardoor wordt de minderjarige effectief beschermd. Het ging daarbij onder meer over de verplichting bij het overlijden van een ouder, een staat en inventaris op te stellen. Wanneer dat niet gebeurt, moet de vrederechter een notaris aanwijzen die deze taak op zich neemt. Er werden ook belangrijke inhoudelijke wijzigingen en aanvullingen aangebracht. Het verslag is klaar en duidelijk. Ik veroorloof me dan ook daarnaar te verwijzen en naar de vele amendementen die ik heb ingediend en die werden aangenomen.
De CVP-fractie zal dit ontwerp dan ook met veel overtuiging goedkeuren.
-De algemene bespreking is gesloten.