2-507/8 | 2-507/8 |
12 DECEMBER 2000
(Nieuw opschrift)
Het vredesproces dat 7 jaar geleden met de Oslo-akkoorden op gang is gekomen, bewijst de wil om, ondanks de vertragingen, een evenwichtige oplossing te vinden voor de toestand in het Midden-Oosten en alle volkeren in het gebied duurzame garanties te bieden voor vrede, samenwerking, welvaart en welzijn. Het doel van dit proces blijft immers de oprichting van een soevereine, economisch en administratief leefbare Palestijnse Staat, naast de erkende Israëlische Staat met zijn vastgelegde grenzen.
De onderhandelingen die in juli 2000 tijdens de top in Camp David hun beslag hebben gekregen, rechtvaardigden een zekere mate van optimisme, gezien de precaire positie van de Israëlische eerste minister in zijn eigen land en van de leider van de Palestijnse Autoriteit in de gebieden onder zijn bevoegdheid. Er hebben immers voor de eerste keer sedert de oprichting van de Staat Israël constructieve gesprekken plaatsgehad over een aantal netelige kwesties die tot dan toe onbespreekbaar waren : de terugkeer van de vluchtelingen, de nederzettingen, het waterprobleem en Jeruzalem.
De internationale gemeenschap moet alle extremistische ontsporingen veroordelen en verhinderen dat het fundamentalisme de politiek kan overheersen. Deze houding moet niet alleen voor het Midden-Oosten gelden, maar tevens voor elke Staat waar ook ter wereld. Extremistische bewegingen dragen de volledige verantwoordelijkheid voor het hervatten van berekende en misdadige gewelddadigheden. Alleen diplomatieke, op consensus berustende inspanningen zijn in tel.
Het is dan ook noodzakelijk om steun te verlenen aan alle initiatieven die passen in het vredesproces en die de hervatting van een constructieve en serene dialoog kunnen bevorderen.
De Oslo-akkoorden en de akkoorden van Camp David mogen niet tevergeefs blijken, maar door de huidige ontwikkelingen en de verhoogde spanning in het Midden-Oosten moet de internationale gemeenschap ook uiterst nauwlettend toezien op de naleving van de bepalingen van de akkoorden van Sharm-El-Sheikh (oprichting van een internationale onderzoekscommissie) en van de akkoorden van Gaza, waar de heren Peres en Arafat besloten hebben de vijandigheden te staken.
Om de naleving van deze akkoorden te garanderen, moeten alle vertragingsmanoeuvres die de wrevel van de bevolking zouden kunnen opwekken, te allen prijze worden vermeden.
De Europese Unie erkent de politieke, economische en geostrategische dimensie van Palestina. De oprichting van een Palestijnse Staat lijkt immers onafwendbaar. Het betreft een verworven recht, een principe dat sedert geruime tijd vast ligt in internationale teksten. Het gaat inmiddels om de bevestiging van een elementair en internationaal rechtsbeginsel. Deze erkenning mag echter niet worden beschouwd als een doel op zich, maar als een belangrijke stap in het sluiten van een akkoord dat het recht op veiligheid voor het Israëlische volk en zijn Staat waarborgt.
De Senaat,
Overwegende dat een duurzame vrede die een einde moet stellen aan het conflict tussen het Israëlische en het Palestijnse volk slechts tot stand kan komen als er een rechtvaardige oplossing komt voor de Palestijnse vluchtelingen, voor het statuut van Jeruzalem, van de Joodse kolonisten in de huidige en toekomstige Palestijnse Autonome Gebieden en van een Palestijnse staat,
Verwijzende naar de verklaring van de Raad van 25 maart 1999, geformuleerd op de Europese Top te Berlijn, over het vredesproces in het Midden-Oosten,
Herinnerend aan de resoluties van de VN-Veiligheidsraad nrs. 476 (1980), 478 (1980), 672 (1990), 1073 (1996) en 1322 (2000), alsook alle andere resoluties over deze situatie die zijn aangenomen door verschillende internationale instanties,
Herinnerend aan de internationaal erkende beginselen met betrekking tot de Mensenrechten die zijn neergelegd in de verschillende verklaringen en overeenkomsten van de Verenigde Naties en die herhaaldelijk opnieuw zijn bevestigd,
Herinnerend aan de toepassing van het internationaal humanitair recht, inzonderheid het Vierde Verdrag van Genève van 12 augustus 1949 betreffende de bescherming van burgers in oorlogstijd,
Bezorgd om de tragische gebeurtenissen die sinds 28 september 2000 in de Palestijnse gebieden hebben plaatsgevonden en waarbij, door een overdreven machtsontplooiing, talrijke doden en gewonden zijn gevallen, voornamelijk aan Palestijnse zijde,
Opnieuw bevestigend dat een rechtvaardige en duurzame oplossing van het Arabisch-Israëlische conflict gebaseerd moet zijn op resoluties nrs. 242 (1967) en 338 (1973) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en op resolutie nr. 194 (1948) van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, alsook op een actief onderhandelingsproces dat de legitieme rechten van het Palestijnse volk in acht neemt, met inbegrip van zijn recht op zelfbeschikking en op de oprichting van een onafhankelijke staat,
Zijn steun toezeggend aan het vredesproces in het Midden-Oosten en aan de inspanningen die worden geleverd voor een definitieve regeling van het conflict tussen Israëli's en Palestijnen en beide partijen ertoe aanzettend mee te werken aan deze inspanningen,
Rekening houdend met de verklaring die de partijen op 17 oktober in Sharm-el-Sheikh hebben aangenomen, en waarin zij openlijk uiting geven aan hun vastberaden wil om een einde te maken aan het geweld en concrete maatregelen te nemen om te beletten dat de recente gebeurtenissen zich nog zouden herhalen,
Opnieuw bevestigend dat iedereen de heilige plaatsen van het Midden-Oosten moet eerbiedigen en alle daarmee strijdige handelingen afkeurend,
Veroordeelt alle provocaties die het vredesproces bedreigen alsook de internationale inspanningen om een rechtvaardige en algemene vrede tot stand te brengen;
Betreurt ten zeerste de tragische gebeurtenissen in de Palestijnse gebieden die sinds 28 september 2000 tot een dramatische escalatie van het Israëlisch-Palestijnse conflict heben geleid;
Vraagt de Israëlische regering en de Palestijnse nationale Autoriteit om alle gewelddaden voortaan te vookomen;
Roept beide partijen bij het conflict op om opnieuw te gaan onderhandelen en alles in het werk te stellen om een duurzame vrede tot stand te brengen;
Roept eveneens alle vredesmachten op zich over de grenzen heen in te zetten om van deze regio een zone van vrede en gedeelde welvaart te maken;
Roept de Europese Unie op om een vastberaden en duidelijk standpunt in te nemen over de toestand in het Midden-Oosten ten einde een reële politieke en diplomatieke rol te kunnen spelen op het internationale forum en te kunnen wegen op de goede afloop van het Israëlisch-Palestijnse vredesproces.
Verzoekt de Belgische regering om :
1. de bij het conflict betrokken partijen op te roepen tot gematigdheid en tot het intomen van de gewelddadige uitbarstingen van hun bevolking, alsmede tot het hervatten van de onderhandelingen ten gronde en tot het bewerkstelligen van een duurzame vrede;
2. de gewelddaden te veroordelen die in de bezette gebieden gepleegd zijn door een overdreven machtsontplooiing, die geleid heeft tot talrijke doden en gewonden, voornamelijk aan Palestijnse zijde en bijgevolg van de Israelische regering te eisen dat zij haar leger overdreven machtsontplooiing verbiedt, inzonderheid door het gebruik van oorlogswapens, om de Palestijnse opstand te onderdrukken. Die houding is duidelijk in strijd met het 4e Verdrag van Genève betreffende de bescherming van de burgerbevolking in oorlogstijd;
3. alle terreurdaden van beide partijen tegen onschuldige burgers, en meer in het bijzonder tegen kinderen, te veroordelen en op te roepen alles in het werk te stellen om extremistische groepen te neutraliseren;
4. alle provocaties te veroordelen die een bedreiging zijn voor zowel het vredesproces als de internationale inspanningen om een rechtvaardige en algemene vrede tot stand te brengen;
5. de internationale gemeenschap te herinneren aan de plicht van elke Staat om al zijn burgers te beschermen ongeacht hun afkomst of hun religieuze overtuiging;
6. bij de Verenigde Naties alles in het werk te stellen opdat ze onmiddellijk alle maatregelen zouden treffen om een einde te maken aan het geweld en de basis te leggen voor vrede, inbegrepen de mogelijkheden tot het sturen van een internationale macht;
7. bij alle partijen erop aan te dringen een houding aan te nemen die tot een definitieve regeling van het conflict kan leiden, wat inzonderheid behelst : het recht op zelfbeschikking en op een onafhankelijke, leefbare en veilige Staat voor de Palestijnen, enerzijds, en op waarborgen van de veiligheid van de Staat Israël, anderzijds;
8. de werkzaamheden van de internationale onderzoekscommissie te steunen en te bevorderen zoals aangekondigd op de top van 17 oktober 2000 te Sharm-el-Sheikh; de commissie is belast met een objectief en snel onderzoek naar de tragische gebeurtenissen die zich sedert 28 september 2000 hebben voorgedaan teneinde die incidenten in de toekomst te voorkomen;
9. ervoor te zorgen dat de Europese Unie de nodige conclusies trekt met betrekking tot de implementatie van haar economisch partnership met de Staat Israël en de gebieden die onder het gezag staan van de Palestijnse Autoriteit, indien een van beide partijen verantwoordelijk wordt geacht voor nieuwe spanningen, gewelddaden of confrontaties in het Midden-Oosten;
10. onverwijld het nodige te doen om het probleem van de Palestijnse vluchtelingen ter sprake te brengen op de Ministerraad van de Europese Unie en bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.